Johannes Bogerman Willem Baudartius Gerson Bucerus Jacobus Rolandus Hermannus Faukelius Petrus Cornelisz Festus Hommius Antonius Walaeus
Statenvertaling - 1
Statenvertaling - 1 - 03
Total number of words is 3004
Total number of unique words is 667
56.0 of words are in the 2000 most common words
70.4 of words are in the 5000 most common words
76.6 of words are in the 8000 most common words
31. Deze zijn zonen van Sem, naar hun huisgezinnen, naar hun
spraken, in hun landschappen, naar hun volken.
32. Deze zijn de huisgezinnen der zonen van Noach, naar hun
geboorten, in hun volken; en van dezen zijn de volken op de
aarde verdeeld na den vloed.
31
Genesis
Hoofdstuk 11
1. En de ganse aarde was van enerlei spraak en enerlei woorden.
2. Maar het geschiedde, als zij tegen het oosten togen, dat zij een
laagte vonden in het land Sinear; en zij woonden aldaar.
3. En zij zeiden een ieder tot zijn naaste: Kom aan, laat ons
tichelen strijken, en wel doorbranden! En de tichel was hun voor
steen, en het lijm was hun voor leem.
4. En zij zeiden: Kom aan, laat ons voor ons een stad bouwen, en
een toren, welks opperste in den hemel zij, en laat ons een naam
voor ons maken, opdat wij niet misschien over de ganse aarde
verstrooid worden!
5. Toen kwam de HEERE neder, om te bezien de stad en den toren,
die de kinderen der mensen bouwden.
6. En de HEERE zeide: Ziet, zij zijn enerlei volk, en hebben allen
enerlei spraak; en dit is het, dat zij beginnen te maken; maar nu,
zoude hun niet afgesneden worden al wat zij bedacht hebben te
maken?
7. Kom aan, laat Ons nedervaren, en laat Ons hun spraak aldaar
verwarren, opdat iegelijk de spraak zijns naasten niet hore.
8. Alzo verstrooide hen de HEERE van daar over de ganse aarde;
en zij hielden op de stad te bouwen.
9. Daarom noemde men haar naam Babel; want aldaar verwarde de
HEERE de spraak der ganse aarde, en van daar verstrooide hen
de HEERE over de ganse aarde.
32
10. Deze zijn de geboorten van Sem: Sem was honderd jaren oud, en
gewon Arfachsad, twee jaren na den vloed.
11. En Sem leefde, nadat hij Arfachsad gewonnen had, vijfhonderd
jaren; en hij gewon zonen en dochteren.
12. En Arfachsad leefde vijf en dertig jaren, en hij gewon Selah.
13. En Arfachsad leefde, nadat hij Selah gewonnen had, vierhonderd
en drie jaren; en hij gewon zonen en dochteren.
14. En Selah leefde dertig jaren, en hij gewon Heber.
15. En Selah leefde, nadat hij Heber gewonnen had, vierhonderd en
drie jaren, en hij gewon zonen en dochteren.
16. En Heber leefde vier en dertig jaren, en gewon Peleg.
17. En Heber leefde, nadat hij Peleg gewonnen had, vierhonderd en
dertig jaren; en hij gewon zonen en dochteren.
18. En Peleg leefde dertig jaren, en hij gewon Rehu.
19. En Peleg leefde, nadat hij Rehu gewonnen had, tweehonderd en
negen jaren; en hij gewon zonen en dochteren.
20. En Rehu leefde twee en dertig jaren, en hij gewon Serug.
21. En Rehu leefde, nadat hij Serug gewonnen had, tweehonderd en
zeven jaren; en hij gewon zonen en dochteren.
22. En Serug leefde dertig jaren, en gewon Nahor.
23. En Serug leefde, nadat hij Nahor gewonnen had, tweehonderd
jaren; en hij gewon zonen en dochteren.
24. En Nahor leefde negen en twintig jaren, en gewon Terah.
25. En Nahor leefde, nadat hij Terah gewonnen had, honderd en
negentien jaren; en hij gewon zonen en dochteren.
26. En Terah leefde zeventig jaren, en gewon Abram, Nahor en
Haran.
27. En deze zijn de geboorten van Terah: Terah gewon Abram,
33
Nahor en Haran; en Haran gewon Lot.
28. En Haran stierf voor het aangezicht zijns vaders Terah, in het
land zijner geboorte, in Ur der Chaldeen.
29. En Abram en Nahor namen zich vrouwen; de naam van Abrams
huisvrouw was Sarai, en de naam van Nahors huisvrouw was
Milka, een dochter van Haran, vader van Milka, en vader van
Jiska.
30. En Sarai was onvruchtbaar; zij had geen kind.
31. En Terah nam Abram, zijn zoon, en Lot, Harans zoon, zijns
zoons zoon, en Sarai, zijn schoondochter, de huisvrouw van zijn
zoon Abram, en zij togen met hen uit Ur der Chaldeen, om te
gaan naar het land Kanaan; en zij kwamen tot Haran, en
woonden aldaar.
32. En de dagen van Terah waren tweehonderd en vijf jaren, en
Terah stierf te Haran.
34
Genesis
Hoofdstuk 12
1. De HEERE nu had tot Abram gezegd: Ga gij uit uw land, en uit
uw maagschap, en uit uws vaders huis, naar het land, dat Ik u
wijzen zal.
2. En Ik zal u tot een groot volk maken, en u zegenen, en uw naam
groot maken; en wees een zegen!
3. En Ik zal zegenen, die u zegenen, en vervloeken, die u vloekt; en
in u zullen alle geslachten des aardrijks gezegend worden.
4. En Abram toog heen, gelijk de HEERE tot hem gesproken had;
en Lot toog met hem; en Abram was vijf en zeventig jaren oud,
toen hij uit Haran ging.
5. En Abram nam Sarai, zijn huisvrouw, en Lot, zijns broeders
zoon, en al hun have, die zij verworven hadden, en de zielen, die
zij verkregen hadden in Haran; en zij togen uit, om te gaan naar
het land Kanaan, en zij kwamen in het land Kanaan.
6. En Abram is doorgetogen in dat land, tot aan de plaats Sichem,
tot aan het eikenbos More; en de Kanaanieten waren toen ter tijd
in dat land.
7. Zo verscheen de HEERE aan Abram, en zeide: Aan uw zaad zal
Ik dit land geven. Toen bouwde hij aldaar een altaar den
HEERE, Die hem verschenen was.
8. En hij brak op van daar naar het gebergte, tegen het oosten van
Beth-el, en hij sloeg zijn tent op, zijnde Beth-el tegen het
westen, en Ai tegen het oosten; en hij bouwde daar den HEERE
35
een altaar, en riep den Naam des HEEREN aan.
9. Daarna vertrok Abram, gaande en trekkende naar het zuiden.
10. En er was honger in dat land; zo toog Abram af naar Egypte, om
daar als een vreemdeling te verkeren, dewijl de honger zwaar
was in dat land.
11. En het geschiedde, als hij naderde, om in Egypte te komen, dat
hij zeide tot Sarai, zijn huisvrouw: Zie toch, ik weet, dat gij een
vrouw zijt, schoon van aangezicht.
12. En het zal geschieden, als u de Egyptenaars zullen zien, zo
zullen zij zeggen: Dat is zijn huisvrouw; en zij zullen mij doden,
en u in het leven behouden.
13. Zeg toch: Gij zijt mijn zuster; opdat het mij wel ga om u, en
mijn ziel om uwentwil leve.
14. En het geschiedde, als Abram in Egypte kwam, dat de
Egyptenaars deze vrouw zagen, dat zij zeer schoon was.
15. Ook zagen haar de vorsten van Farao, en prezen haar bij Farao;
en die vrouw werd weggenomen naar het huis van Farao.
16. En hij deed Abram goed, om harentwil; zodat hij had schapen,
en runderen, en ezelen, en knechten, en maagden, en ezelinnen,
en kemelen.
17. Maar de HEERE plaagde Farao met grote plagen, ook zijn huis,
ter oorzake van Sarai, Abrams huisvrouw.
18. Toen riep Farao Abram, en zeide: Wat is dit, [dat] gij mij gedaan
hebt? waarom hebt gij mij niet te kennen gegeven, dat zij uw
huisvrouw is?
19. Waarom hebt gij gezegd: Zij is mijn zuster; zodat ik haar mij tot
een vrouw zoude genomen hebben? en nu, zie, daar is uw
huisvrouw; neem [haar] en ga henen!
36
20. En Farao gebood [zijn] mannen vanwege hem, en zij geleidden
hem, en zijn huisvrouw, en alles wat hij had.
37
Genesis
Hoofdstuk 13
1. Alzo toog Abram op uit Egypte naar het zuiden, hij en zijn
huisvrouw, en al wat hij had, en Lot met hem.
2. En Abram was zeer rijk, in vee, in zilver, en in goud.
3. En hij ging, volgens zijn reizen, van het zuiden tot Beth-el toe,
tot aan de plaats, waar zijn tent in het begin geweest was, tussen
Beth-el, en tussen Ai;
4. Tot de plaats des altaars, dat hij in het eerst daar gemaakt had; en
Abram heeft aldaar den Naam des HEEREN aangeroepen.
5. En Lot, die met Abram toog, had ook schapen, en runderen, en
tenten.
6. En dat land droeg hen niet, om samen te wonen; want hun have
was vele, zodat zij samen niet konden wonen.
7. En er was twist tussen de herders van Abrams vee, en tussen de
herders van Lots vee. Ook woonden toen de Kanaanieten en
Ferezieten in dat land.
8. En Abram zeide tot Lot: Laat toch geen twisting zijn tussen mij
en tussen u, en tussen mijn herders en tussen uw herders; want
wij zijn mannen broeders.
9. Is niet het ganse land voor uw aangezicht? Scheid u toch van
mij; zo gij de linkerhand [kiest], zo zal ik ter rechterhand gaan;
en zo gij de rechterhand, zo zal ik ter linkerhand gaan.
10. En Lot hief zijn ogen op, en hij zag de ganse vlakte der Jordaan,
dat zij die geheel bevochtigde; eer de HEERE Sodom en
38
Gomorra verdorven had, was zij als de hof des HEEREN, als
Egypteland, als gij komt te Zoar.
11. Zo koos Lot voor zich de ganse vlakte der Jordaan, en Lot trok
tegen het oosten; en zij werden gescheiden, de een van den
ander.
12. Abram [dan] woonde in het land Kanaan; en Lot woonde in de
steden der vlakte, en sloeg tenten tot aan Sodom toe.
13. En de mannen van Sodom waren boos, en grote zondaars tegen
den HEERE.
14. En de HEERE zeide tot Abram, nadat Lot van hem gescheiden
was: Hef uw ogen op, en zie van de plaats, waar gij zijt
noordwaarts en zuidwaarts, en oostwaarts en westwaarts.
15. Want al dit land, dat gij ziet, zal Ik u geven, en aan uw zaad, tot
in eeuwigheid.
16. En Ik zal uw zaad stellen als het stof der aarde, zodat, indien
iemand het stof der aarde zal kunnen tellen, zal ook uw zaad
geteld worden.
17. Maak u op, wandel door dit land, in zijn lengte en in zijn
breedte; want Ik zal het u geven.
18. En Abram sloeg tenten op, en kwam en woonde aan de
eikenbossen van Mamre, die bij Hebron zijn; en hij bouwde
aldaar den HEERE een altaar.
39
Genesis
Hoofdstuk 14
1. En het geschiedde in de dagen van Amrafel, den koning van
Sinear, van Arioch, den koning van Ellasar, van Kedor-laomer,
den koning van Elam, en van Tideal, den koning der volken;
2. Dat zij krijg voerden met Bera, koning van Sodom, en met Birsa,
koning van Gomorra, Sinab, koning van Adama, en Semeber,
koning van Zeboim, en den koning van Bela, dat is Zoar.
3. Deze allen voegden zich samen in het dal Siddim, dat is de
Zoutzee.
4. Twaalf jaren hadden zij Kedor-laomer gediend; maar in het
dertiende jaar vielen zij af.
5. Zo kwam Kedor-laomer in het veertiende jaar, en de koningen,
die met hem waren, en sloegen de Refaieten in Asteroth-
karnaim, en de Zuzieten in Ham, en de Emieten in Schave-
kiriathaim;
6. En de Horieten op hun gebergte Seir, tot aan het effen veld van
Paran, hetwelk aan de woestijn is.
7. Daarna keerden zij wederom, en kwamen tot En-mispat, dat is
Kades, en sloegen al het land der Amalekieten, en ook den
Amoriet, die te Hazezon-thamar woonde.
8. Toen toog de koning van Sodom uit, en de koning van Gomorra,
en de koning van Adama, en de koning van Zeboim, en de
koning van Bela, dat is Zoar; en zij stelden tegen hen slagorden
in het dal Siddim,
40
9. Tegen Kedor-laomer, den koning van Elam, en Tideal, den
koning der volken, en Amrafel, den koning van Sinear, en
Arioch, den koning van Ellasar; vier koningen tegen vijf.
10. Het dal nu van Siddim was vol lijmputten; en de koningen van
Sodom en Gomorra vluchtten, en vielen aldaar; en de
overgeblevenen vluchtten naar het gebergte.
11. En zij namen al de have van Sodom en Gomorra, en al hun
spijze, en trokken weg.
12. Ook namen zij Lot, den zoon van Abrams broeder, en zijn have,
en trokken weg; want hij woonde in Sodom.
13. Toen kwam er een, die ontkomen was, en boodschapte het aan
Abram, den Hebreer, die woonachtig was aan de eikenbossen
van Mamre, den Amoriet, broeder van Eskol, en broeder van
Aner, welke Abrams bondgenoten waren.
14. Als Abram hoorde, dat zijn broeder gevangen was, zo wapende
hij zijn onderwezenen, de ingeborenen van zijn huis,
driehonderd en achttien, en hij jaagde hen na tot Dan toe.
15. En hij verdeelde zich tegen hen des nachts, hij en zijn knechten,
en sloeg ze; en hij jaagde hen na tot Hoba toe, hetwelk is ter
linkerhand van Damaskus.
16. En hij bracht alle have weder, en ook Lot zijn broeder en
deszelfs have bracht hij weder, als ook de vrouwen, en het volk.
17. En de koning van Sodom toog uit, hem tegemoet (nadat hij
wedergekeerd was van het slaan van Kedor-laomer, en van de
koningen, die met hem waren), tot het dal Schave, dat is, het dal
des konings.
18. En Melchizedek, koning van Salem, bracht voort brood en wijn;
en hij was een priester des allerhoogsten Gods.
41
19. En hij zegende hem, en zeide: Gezegend zij Abram Gode, de
Allerhoogste, Die hemel en aarde bezit!
20. En gezegend zij de allerhoogste God, Die uw vijanden in uw
hand geleverd heeft! En hij gaf hem de tiende van alles.
21. En de koning van Sodom zeide tot Abram: Geef mij de zielen;
maar neem de have voor u.
22. Doch Abram zeide tot den koning van Sodom: Ik heb mijn hand
opgeheven tot den HEERE, den allerhoogsten God, Die hemel
en aarde bezit;
23. Zo ik van een draad aan tot een schoenriem toe, ja, zo ik van
alles, dat het uwe is, [iets] neme! opdat gij niet zegt: Ik heb
Abram rijk gemaakt!
24. [Het] [zij] buiten mij; alleen wat de jongelingen verteerd hebben,
en het deel dezer mannen, die met mij getogen zijn, Aner, Eskol
en Mamre, laat die hun deel nemen!
42
Genesis
Hoofdstuk 15
1. Na deze dingen geschiedde het woord des HEEREN tot Abram
in een gezicht, zeggende: Vrees niet, Abram! Ik ben u een
Schild, uw Loon zeer groot.
2. Toen zeide Abram: Heere, HEERE! wat zult Gij mij geven, daar
ik zonder kinderen heenga en de bezorger van mijn huis is deze
Damaskener Eliezer?
3. Voorts zeide Abram: Zie, mij hebt Gij geen zaad gegeven, en
zie, de zoon van mijn huis zal mijn erfgenaam zijn!
4. En ziet, het woord des HEEREN was tot hem, zeggende: Deze
zal uw erfgenaam niet zijn; maar die uit uw lijf voortkomen zal,
die zal uw erfgenaam zijn.
5. Toen leidde Hij hem uit naar buiten, en zeide: Zie nu op naar
den hemel, en tel de sterren, indien gij ze tellen kunt; en Hij
zeide tot hem: Zo zal uw zaad zijn!
6. En hij geloofde in den HEERE; en Hij rekende het hem [tot]
gerechtigheid.
7. Voorts zeide Hij tot hem: Ik ben de HEERE, Die u uitgeleid heb
uit Ur der Chaldeen, om u dit land te geven, om dat erfelijk te
bezitten.
8. En hij zeide: Heere, HEERE! waarbij zal ik weten, dat ik het
erfelijk bezitten zal?
9. En Hij zeide tot hem: Neem Mij een driejarige vaars, en een
driejarige geit, en een driejarigen ram, en een tortelduif, en een
43
jonge duif.
10. En hij bracht Hem deze alle, en hij deelde ze middendoor, en hij
leide elks deel tegen het andere over; maar het gevogelte deelde
hij niet.
11. En het wild gevogelte kwam neder op het aas; maar Abram joeg
het weg.
12. En het geschiedde, als de zon was aan het ondergaan, zo viel een
diepe slaap op Abram; en ziet, een schrik, [en] grote duisternis
viel op hem.
13. Toen zeide Hij tot Abram: Weet voorzeker, dat uw zaad vreemd
zal zijn in een land, dat het hunne niet is, en zij zullen hen
dienen, en zij zullen hen verdrukken vierhonderd jaren.
14. Doch Ik zal het volk ook rechten, hetwelk zij zullen dienen; en
daarna zullen zij uittrekken met grote have.
15. En gij zult tot uw vaderen gaan met vrede; gij zult in goeden
ouderdom begraven worden.
16. En het vierde geslacht zal herwaarts wederkeren; want de
ongerechtigheid der Amorieten is tot nog toe niet volkomen.
17. En het geschiedde, dat de zon onderging en het duister werd, en
ziet, daar was een rokende oven en vurige fakkel, die tussen die
stukken doorging.
18. Ten zelfden dage maakte de HEERE een verbond met Abram,
zeggende: Aan uw zaad heb Ik dit land gegeven, van de rivier
van Egypte af, tot aan die grote rivier, de rivier Frath:
19. Den Keniet, en den Keniziet, en den Kadmoniet,
20. En den Hethiet, en den Fereziet, en de Refaieten,
21. En den Amoriet, en den Kanaaniet, en den Girgaziet, en den
Jebusiet.
44
Genesis
Hoofdstuk 16
1. Doch Sarai, Abrams huisvrouw, baarde hem niet; en zij had een
Egyptische dienstmaagd, welker naam was Hagar.
2. Zo zeide Sarai tot Abram: Zie toch, de HEERE heeft mij
toegesloten, dat ik niet bare; ga toch in tot mijn dienstmaagd,
misschien zal ik uit haar gebouwd worden. En Abram hoorde
naar de stem van Sarai.
3. Zo nam Sarai, Abrams huisvrouw, de Egyptische Hagar, haar
dienstmaagd, ten einde van tien jaren, welke Abram in het land
Kanaan gewoond had, en zij gaf haar aan Abram, haar man, hem
tot een vrouw.
4. En hij ging in tot Hagar, en zij ontving. Als zij nu zag, dat zij
ontvangen had, zo werd haar vrouw veracht in haar ogen.
5. Toen zeide Sarai tot Abram: Mijn ongelijk is op u; ik heb mijn
dienstmaagd in uw schoot gegeven; nu zij ziet, dat zij ontvangen
heeft, zo ben ik veracht in haar ogen; de HEERE rechte tussen
mij en tussen u!
6. En Abram zeide tot Sarai: Zie uw dienstmaagd is in uw hand;
doe haar, wat goed is in uw ogen. En Sarai vernederde haar, en
zij vluchtte van haar aangezicht.
7. En de Engel des HEEREN vond haar aan een waterfontein in de
woestijn, aan de fontein op den weg van Sur.
8. En hij zeide: Hagar, gij, dienstmaagd van Sarai! van waar komt
gij, en waar zult gij heengaan? En zij zeide: Ik ben vluchtende
45
van het aangezicht mijner vrouw Sarai!
9. Toen zeide de Engel des HEEREN tot haar: Keer weder tot uw
vrouw, en verneder u onder haar handen.
10. Voorts zeide de Engel des HEEREN tot haar: Ik zal uw zaad
grotelijks vermenigvuldigen, zodat het vanwege de menigte niet
zal geteld worden.
11. Ook zeide des HEEREN Engel tot haar: Zie, gij zijt zwanger, en
zult een zoon baren, en gij zult zijn naam Ismael noemen, omdat
de HEERE uw verdrukking aangehoord heeft.
12. En hij zal een woudezel [van] [een] mens zijn; zijn hand zal
tegen allen zijn, en de hand van allen tegen hem; en hij zal
spraken, in hun landschappen, naar hun volken.
32. Deze zijn de huisgezinnen der zonen van Noach, naar hun
geboorten, in hun volken; en van dezen zijn de volken op de
aarde verdeeld na den vloed.
31
Genesis
Hoofdstuk 11
1. En de ganse aarde was van enerlei spraak en enerlei woorden.
2. Maar het geschiedde, als zij tegen het oosten togen, dat zij een
laagte vonden in het land Sinear; en zij woonden aldaar.
3. En zij zeiden een ieder tot zijn naaste: Kom aan, laat ons
tichelen strijken, en wel doorbranden! En de tichel was hun voor
steen, en het lijm was hun voor leem.
4. En zij zeiden: Kom aan, laat ons voor ons een stad bouwen, en
een toren, welks opperste in den hemel zij, en laat ons een naam
voor ons maken, opdat wij niet misschien over de ganse aarde
verstrooid worden!
5. Toen kwam de HEERE neder, om te bezien de stad en den toren,
die de kinderen der mensen bouwden.
6. En de HEERE zeide: Ziet, zij zijn enerlei volk, en hebben allen
enerlei spraak; en dit is het, dat zij beginnen te maken; maar nu,
zoude hun niet afgesneden worden al wat zij bedacht hebben te
maken?
7. Kom aan, laat Ons nedervaren, en laat Ons hun spraak aldaar
verwarren, opdat iegelijk de spraak zijns naasten niet hore.
8. Alzo verstrooide hen de HEERE van daar over de ganse aarde;
en zij hielden op de stad te bouwen.
9. Daarom noemde men haar naam Babel; want aldaar verwarde de
HEERE de spraak der ganse aarde, en van daar verstrooide hen
de HEERE over de ganse aarde.
32
10. Deze zijn de geboorten van Sem: Sem was honderd jaren oud, en
gewon Arfachsad, twee jaren na den vloed.
11. En Sem leefde, nadat hij Arfachsad gewonnen had, vijfhonderd
jaren; en hij gewon zonen en dochteren.
12. En Arfachsad leefde vijf en dertig jaren, en hij gewon Selah.
13. En Arfachsad leefde, nadat hij Selah gewonnen had, vierhonderd
en drie jaren; en hij gewon zonen en dochteren.
14. En Selah leefde dertig jaren, en hij gewon Heber.
15. En Selah leefde, nadat hij Heber gewonnen had, vierhonderd en
drie jaren, en hij gewon zonen en dochteren.
16. En Heber leefde vier en dertig jaren, en gewon Peleg.
17. En Heber leefde, nadat hij Peleg gewonnen had, vierhonderd en
dertig jaren; en hij gewon zonen en dochteren.
18. En Peleg leefde dertig jaren, en hij gewon Rehu.
19. En Peleg leefde, nadat hij Rehu gewonnen had, tweehonderd en
negen jaren; en hij gewon zonen en dochteren.
20. En Rehu leefde twee en dertig jaren, en hij gewon Serug.
21. En Rehu leefde, nadat hij Serug gewonnen had, tweehonderd en
zeven jaren; en hij gewon zonen en dochteren.
22. En Serug leefde dertig jaren, en gewon Nahor.
23. En Serug leefde, nadat hij Nahor gewonnen had, tweehonderd
jaren; en hij gewon zonen en dochteren.
24. En Nahor leefde negen en twintig jaren, en gewon Terah.
25. En Nahor leefde, nadat hij Terah gewonnen had, honderd en
negentien jaren; en hij gewon zonen en dochteren.
26. En Terah leefde zeventig jaren, en gewon Abram, Nahor en
Haran.
27. En deze zijn de geboorten van Terah: Terah gewon Abram,
33
Nahor en Haran; en Haran gewon Lot.
28. En Haran stierf voor het aangezicht zijns vaders Terah, in het
land zijner geboorte, in Ur der Chaldeen.
29. En Abram en Nahor namen zich vrouwen; de naam van Abrams
huisvrouw was Sarai, en de naam van Nahors huisvrouw was
Milka, een dochter van Haran, vader van Milka, en vader van
Jiska.
30. En Sarai was onvruchtbaar; zij had geen kind.
31. En Terah nam Abram, zijn zoon, en Lot, Harans zoon, zijns
zoons zoon, en Sarai, zijn schoondochter, de huisvrouw van zijn
zoon Abram, en zij togen met hen uit Ur der Chaldeen, om te
gaan naar het land Kanaan; en zij kwamen tot Haran, en
woonden aldaar.
32. En de dagen van Terah waren tweehonderd en vijf jaren, en
Terah stierf te Haran.
34
Genesis
Hoofdstuk 12
1. De HEERE nu had tot Abram gezegd: Ga gij uit uw land, en uit
uw maagschap, en uit uws vaders huis, naar het land, dat Ik u
wijzen zal.
2. En Ik zal u tot een groot volk maken, en u zegenen, en uw naam
groot maken; en wees een zegen!
3. En Ik zal zegenen, die u zegenen, en vervloeken, die u vloekt; en
in u zullen alle geslachten des aardrijks gezegend worden.
4. En Abram toog heen, gelijk de HEERE tot hem gesproken had;
en Lot toog met hem; en Abram was vijf en zeventig jaren oud,
toen hij uit Haran ging.
5. En Abram nam Sarai, zijn huisvrouw, en Lot, zijns broeders
zoon, en al hun have, die zij verworven hadden, en de zielen, die
zij verkregen hadden in Haran; en zij togen uit, om te gaan naar
het land Kanaan, en zij kwamen in het land Kanaan.
6. En Abram is doorgetogen in dat land, tot aan de plaats Sichem,
tot aan het eikenbos More; en de Kanaanieten waren toen ter tijd
in dat land.
7. Zo verscheen de HEERE aan Abram, en zeide: Aan uw zaad zal
Ik dit land geven. Toen bouwde hij aldaar een altaar den
HEERE, Die hem verschenen was.
8. En hij brak op van daar naar het gebergte, tegen het oosten van
Beth-el, en hij sloeg zijn tent op, zijnde Beth-el tegen het
westen, en Ai tegen het oosten; en hij bouwde daar den HEERE
35
een altaar, en riep den Naam des HEEREN aan.
9. Daarna vertrok Abram, gaande en trekkende naar het zuiden.
10. En er was honger in dat land; zo toog Abram af naar Egypte, om
daar als een vreemdeling te verkeren, dewijl de honger zwaar
was in dat land.
11. En het geschiedde, als hij naderde, om in Egypte te komen, dat
hij zeide tot Sarai, zijn huisvrouw: Zie toch, ik weet, dat gij een
vrouw zijt, schoon van aangezicht.
12. En het zal geschieden, als u de Egyptenaars zullen zien, zo
zullen zij zeggen: Dat is zijn huisvrouw; en zij zullen mij doden,
en u in het leven behouden.
13. Zeg toch: Gij zijt mijn zuster; opdat het mij wel ga om u, en
mijn ziel om uwentwil leve.
14. En het geschiedde, als Abram in Egypte kwam, dat de
Egyptenaars deze vrouw zagen, dat zij zeer schoon was.
15. Ook zagen haar de vorsten van Farao, en prezen haar bij Farao;
en die vrouw werd weggenomen naar het huis van Farao.
16. En hij deed Abram goed, om harentwil; zodat hij had schapen,
en runderen, en ezelen, en knechten, en maagden, en ezelinnen,
en kemelen.
17. Maar de HEERE plaagde Farao met grote plagen, ook zijn huis,
ter oorzake van Sarai, Abrams huisvrouw.
18. Toen riep Farao Abram, en zeide: Wat is dit, [dat] gij mij gedaan
hebt? waarom hebt gij mij niet te kennen gegeven, dat zij uw
huisvrouw is?
19. Waarom hebt gij gezegd: Zij is mijn zuster; zodat ik haar mij tot
een vrouw zoude genomen hebben? en nu, zie, daar is uw
huisvrouw; neem [haar] en ga henen!
36
20. En Farao gebood [zijn] mannen vanwege hem, en zij geleidden
hem, en zijn huisvrouw, en alles wat hij had.
37
Genesis
Hoofdstuk 13
1. Alzo toog Abram op uit Egypte naar het zuiden, hij en zijn
huisvrouw, en al wat hij had, en Lot met hem.
2. En Abram was zeer rijk, in vee, in zilver, en in goud.
3. En hij ging, volgens zijn reizen, van het zuiden tot Beth-el toe,
tot aan de plaats, waar zijn tent in het begin geweest was, tussen
Beth-el, en tussen Ai;
4. Tot de plaats des altaars, dat hij in het eerst daar gemaakt had; en
Abram heeft aldaar den Naam des HEEREN aangeroepen.
5. En Lot, die met Abram toog, had ook schapen, en runderen, en
tenten.
6. En dat land droeg hen niet, om samen te wonen; want hun have
was vele, zodat zij samen niet konden wonen.
7. En er was twist tussen de herders van Abrams vee, en tussen de
herders van Lots vee. Ook woonden toen de Kanaanieten en
Ferezieten in dat land.
8. En Abram zeide tot Lot: Laat toch geen twisting zijn tussen mij
en tussen u, en tussen mijn herders en tussen uw herders; want
wij zijn mannen broeders.
9. Is niet het ganse land voor uw aangezicht? Scheid u toch van
mij; zo gij de linkerhand [kiest], zo zal ik ter rechterhand gaan;
en zo gij de rechterhand, zo zal ik ter linkerhand gaan.
10. En Lot hief zijn ogen op, en hij zag de ganse vlakte der Jordaan,
dat zij die geheel bevochtigde; eer de HEERE Sodom en
38
Gomorra verdorven had, was zij als de hof des HEEREN, als
Egypteland, als gij komt te Zoar.
11. Zo koos Lot voor zich de ganse vlakte der Jordaan, en Lot trok
tegen het oosten; en zij werden gescheiden, de een van den
ander.
12. Abram [dan] woonde in het land Kanaan; en Lot woonde in de
steden der vlakte, en sloeg tenten tot aan Sodom toe.
13. En de mannen van Sodom waren boos, en grote zondaars tegen
den HEERE.
14. En de HEERE zeide tot Abram, nadat Lot van hem gescheiden
was: Hef uw ogen op, en zie van de plaats, waar gij zijt
noordwaarts en zuidwaarts, en oostwaarts en westwaarts.
15. Want al dit land, dat gij ziet, zal Ik u geven, en aan uw zaad, tot
in eeuwigheid.
16. En Ik zal uw zaad stellen als het stof der aarde, zodat, indien
iemand het stof der aarde zal kunnen tellen, zal ook uw zaad
geteld worden.
17. Maak u op, wandel door dit land, in zijn lengte en in zijn
breedte; want Ik zal het u geven.
18. En Abram sloeg tenten op, en kwam en woonde aan de
eikenbossen van Mamre, die bij Hebron zijn; en hij bouwde
aldaar den HEERE een altaar.
39
Genesis
Hoofdstuk 14
1. En het geschiedde in de dagen van Amrafel, den koning van
Sinear, van Arioch, den koning van Ellasar, van Kedor-laomer,
den koning van Elam, en van Tideal, den koning der volken;
2. Dat zij krijg voerden met Bera, koning van Sodom, en met Birsa,
koning van Gomorra, Sinab, koning van Adama, en Semeber,
koning van Zeboim, en den koning van Bela, dat is Zoar.
3. Deze allen voegden zich samen in het dal Siddim, dat is de
Zoutzee.
4. Twaalf jaren hadden zij Kedor-laomer gediend; maar in het
dertiende jaar vielen zij af.
5. Zo kwam Kedor-laomer in het veertiende jaar, en de koningen,
die met hem waren, en sloegen de Refaieten in Asteroth-
karnaim, en de Zuzieten in Ham, en de Emieten in Schave-
kiriathaim;
6. En de Horieten op hun gebergte Seir, tot aan het effen veld van
Paran, hetwelk aan de woestijn is.
7. Daarna keerden zij wederom, en kwamen tot En-mispat, dat is
Kades, en sloegen al het land der Amalekieten, en ook den
Amoriet, die te Hazezon-thamar woonde.
8. Toen toog de koning van Sodom uit, en de koning van Gomorra,
en de koning van Adama, en de koning van Zeboim, en de
koning van Bela, dat is Zoar; en zij stelden tegen hen slagorden
in het dal Siddim,
40
9. Tegen Kedor-laomer, den koning van Elam, en Tideal, den
koning der volken, en Amrafel, den koning van Sinear, en
Arioch, den koning van Ellasar; vier koningen tegen vijf.
10. Het dal nu van Siddim was vol lijmputten; en de koningen van
Sodom en Gomorra vluchtten, en vielen aldaar; en de
overgeblevenen vluchtten naar het gebergte.
11. En zij namen al de have van Sodom en Gomorra, en al hun
spijze, en trokken weg.
12. Ook namen zij Lot, den zoon van Abrams broeder, en zijn have,
en trokken weg; want hij woonde in Sodom.
13. Toen kwam er een, die ontkomen was, en boodschapte het aan
Abram, den Hebreer, die woonachtig was aan de eikenbossen
van Mamre, den Amoriet, broeder van Eskol, en broeder van
Aner, welke Abrams bondgenoten waren.
14. Als Abram hoorde, dat zijn broeder gevangen was, zo wapende
hij zijn onderwezenen, de ingeborenen van zijn huis,
driehonderd en achttien, en hij jaagde hen na tot Dan toe.
15. En hij verdeelde zich tegen hen des nachts, hij en zijn knechten,
en sloeg ze; en hij jaagde hen na tot Hoba toe, hetwelk is ter
linkerhand van Damaskus.
16. En hij bracht alle have weder, en ook Lot zijn broeder en
deszelfs have bracht hij weder, als ook de vrouwen, en het volk.
17. En de koning van Sodom toog uit, hem tegemoet (nadat hij
wedergekeerd was van het slaan van Kedor-laomer, en van de
koningen, die met hem waren), tot het dal Schave, dat is, het dal
des konings.
18. En Melchizedek, koning van Salem, bracht voort brood en wijn;
en hij was een priester des allerhoogsten Gods.
41
19. En hij zegende hem, en zeide: Gezegend zij Abram Gode, de
Allerhoogste, Die hemel en aarde bezit!
20. En gezegend zij de allerhoogste God, Die uw vijanden in uw
hand geleverd heeft! En hij gaf hem de tiende van alles.
21. En de koning van Sodom zeide tot Abram: Geef mij de zielen;
maar neem de have voor u.
22. Doch Abram zeide tot den koning van Sodom: Ik heb mijn hand
opgeheven tot den HEERE, den allerhoogsten God, Die hemel
en aarde bezit;
23. Zo ik van een draad aan tot een schoenriem toe, ja, zo ik van
alles, dat het uwe is, [iets] neme! opdat gij niet zegt: Ik heb
Abram rijk gemaakt!
24. [Het] [zij] buiten mij; alleen wat de jongelingen verteerd hebben,
en het deel dezer mannen, die met mij getogen zijn, Aner, Eskol
en Mamre, laat die hun deel nemen!
42
Genesis
Hoofdstuk 15
1. Na deze dingen geschiedde het woord des HEEREN tot Abram
in een gezicht, zeggende: Vrees niet, Abram! Ik ben u een
Schild, uw Loon zeer groot.
2. Toen zeide Abram: Heere, HEERE! wat zult Gij mij geven, daar
ik zonder kinderen heenga en de bezorger van mijn huis is deze
Damaskener Eliezer?
3. Voorts zeide Abram: Zie, mij hebt Gij geen zaad gegeven, en
zie, de zoon van mijn huis zal mijn erfgenaam zijn!
4. En ziet, het woord des HEEREN was tot hem, zeggende: Deze
zal uw erfgenaam niet zijn; maar die uit uw lijf voortkomen zal,
die zal uw erfgenaam zijn.
5. Toen leidde Hij hem uit naar buiten, en zeide: Zie nu op naar
den hemel, en tel de sterren, indien gij ze tellen kunt; en Hij
zeide tot hem: Zo zal uw zaad zijn!
6. En hij geloofde in den HEERE; en Hij rekende het hem [tot]
gerechtigheid.
7. Voorts zeide Hij tot hem: Ik ben de HEERE, Die u uitgeleid heb
uit Ur der Chaldeen, om u dit land te geven, om dat erfelijk te
bezitten.
8. En hij zeide: Heere, HEERE! waarbij zal ik weten, dat ik het
erfelijk bezitten zal?
9. En Hij zeide tot hem: Neem Mij een driejarige vaars, en een
driejarige geit, en een driejarigen ram, en een tortelduif, en een
43
jonge duif.
10. En hij bracht Hem deze alle, en hij deelde ze middendoor, en hij
leide elks deel tegen het andere over; maar het gevogelte deelde
hij niet.
11. En het wild gevogelte kwam neder op het aas; maar Abram joeg
het weg.
12. En het geschiedde, als de zon was aan het ondergaan, zo viel een
diepe slaap op Abram; en ziet, een schrik, [en] grote duisternis
viel op hem.
13. Toen zeide Hij tot Abram: Weet voorzeker, dat uw zaad vreemd
zal zijn in een land, dat het hunne niet is, en zij zullen hen
dienen, en zij zullen hen verdrukken vierhonderd jaren.
14. Doch Ik zal het volk ook rechten, hetwelk zij zullen dienen; en
daarna zullen zij uittrekken met grote have.
15. En gij zult tot uw vaderen gaan met vrede; gij zult in goeden
ouderdom begraven worden.
16. En het vierde geslacht zal herwaarts wederkeren; want de
ongerechtigheid der Amorieten is tot nog toe niet volkomen.
17. En het geschiedde, dat de zon onderging en het duister werd, en
ziet, daar was een rokende oven en vurige fakkel, die tussen die
stukken doorging.
18. Ten zelfden dage maakte de HEERE een verbond met Abram,
zeggende: Aan uw zaad heb Ik dit land gegeven, van de rivier
van Egypte af, tot aan die grote rivier, de rivier Frath:
19. Den Keniet, en den Keniziet, en den Kadmoniet,
20. En den Hethiet, en den Fereziet, en de Refaieten,
21. En den Amoriet, en den Kanaaniet, en den Girgaziet, en den
Jebusiet.
44
Genesis
Hoofdstuk 16
1. Doch Sarai, Abrams huisvrouw, baarde hem niet; en zij had een
Egyptische dienstmaagd, welker naam was Hagar.
2. Zo zeide Sarai tot Abram: Zie toch, de HEERE heeft mij
toegesloten, dat ik niet bare; ga toch in tot mijn dienstmaagd,
misschien zal ik uit haar gebouwd worden. En Abram hoorde
naar de stem van Sarai.
3. Zo nam Sarai, Abrams huisvrouw, de Egyptische Hagar, haar
dienstmaagd, ten einde van tien jaren, welke Abram in het land
Kanaan gewoond had, en zij gaf haar aan Abram, haar man, hem
tot een vrouw.
4. En hij ging in tot Hagar, en zij ontving. Als zij nu zag, dat zij
ontvangen had, zo werd haar vrouw veracht in haar ogen.
5. Toen zeide Sarai tot Abram: Mijn ongelijk is op u; ik heb mijn
dienstmaagd in uw schoot gegeven; nu zij ziet, dat zij ontvangen
heeft, zo ben ik veracht in haar ogen; de HEERE rechte tussen
mij en tussen u!
6. En Abram zeide tot Sarai: Zie uw dienstmaagd is in uw hand;
doe haar, wat goed is in uw ogen. En Sarai vernederde haar, en
zij vluchtte van haar aangezicht.
7. En de Engel des HEEREN vond haar aan een waterfontein in de
woestijn, aan de fontein op den weg van Sur.
8. En hij zeide: Hagar, gij, dienstmaagd van Sarai! van waar komt
gij, en waar zult gij heengaan? En zij zeide: Ik ben vluchtende
45
van het aangezicht mijner vrouw Sarai!
9. Toen zeide de Engel des HEEREN tot haar: Keer weder tot uw
vrouw, en verneder u onder haar handen.
10. Voorts zeide de Engel des HEEREN tot haar: Ik zal uw zaad
grotelijks vermenigvuldigen, zodat het vanwege de menigte niet
zal geteld worden.
11. Ook zeide des HEEREN Engel tot haar: Zie, gij zijt zwanger, en
zult een zoon baren, en gij zult zijn naam Ismael noemen, omdat
de HEERE uw verdrukking aangehoord heeft.
12. En hij zal een woudezel [van] [een] mens zijn; zijn hand zal
tegen allen zijn, en de hand van allen tegen hem; en hij zal
You have read 1 text from Dutch literature.
Next - Statenvertaling - 1 - 04
- Parts
- Statenvertaling - 1 - 01Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3032Total number of unique words is 57858.0 of words are in the 2000 most common words73.0 of words are in the 5000 most common words78.6 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 02Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3009Total number of unique words is 62652.7 of words are in the 2000 most common words68.0 of words are in the 5000 most common words73.8 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 03Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3004Total number of unique words is 66756.0 of words are in the 2000 most common words70.4 of words are in the 5000 most common words76.6 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 04Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3063Total number of unique words is 63365.3 of words are in the 2000 most common words79.6 of words are in the 5000 most common words85.9 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 05Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3003Total number of unique words is 61860.9 of words are in the 2000 most common words75.8 of words are in the 5000 most common words81.2 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 06Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3068Total number of unique words is 69159.7 of words are in the 2000 most common words73.6 of words are in the 5000 most common words79.2 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 07Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3040Total number of unique words is 64058.5 of words are in the 2000 most common words73.4 of words are in the 5000 most common words80.5 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 08Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3035Total number of unique words is 66960.1 of words are in the 2000 most common words74.3 of words are in the 5000 most common words81.1 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 09Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3006Total number of unique words is 66950.6 of words are in the 2000 most common words65.7 of words are in the 5000 most common words72.8 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 10Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3076Total number of unique words is 61258.6 of words are in the 2000 most common words75.5 of words are in the 5000 most common words81.8 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 11Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3040Total number of unique words is 62063.1 of words are in the 2000 most common words79.0 of words are in the 5000 most common words85.8 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 12Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3064Total number of unique words is 64559.5 of words are in the 2000 most common words74.9 of words are in the 5000 most common words80.5 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 13Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2931Total number of unique words is 77356.3 of words are in the 2000 most common words72.2 of words are in the 5000 most common words78.8 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 14Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3021Total number of unique words is 58860.7 of words are in the 2000 most common words74.7 of words are in the 5000 most common words79.7 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 15Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3060Total number of unique words is 54466.4 of words are in the 2000 most common words79.1 of words are in the 5000 most common words84.7 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 16Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2953Total number of unique words is 62760.4 of words are in the 2000 most common words74.4 of words are in the 5000 most common words81.0 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 17Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2970Total number of unique words is 70159.9 of words are in the 2000 most common words73.8 of words are in the 5000 most common words81.6 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 18Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2986Total number of unique words is 69956.3 of words are in the 2000 most common words74.9 of words are in the 5000 most common words82.3 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 19Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2904Total number of unique words is 61155.5 of words are in the 2000 most common words70.9 of words are in the 5000 most common words77.6 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 20Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2971Total number of unique words is 52848.8 of words are in the 2000 most common words64.2 of words are in the 5000 most common words71.5 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 21Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2982Total number of unique words is 65860.1 of words are in the 2000 most common words74.9 of words are in the 5000 most common words81.5 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 22Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2848Total number of unique words is 64857.7 of words are in the 2000 most common words72.5 of words are in the 5000 most common words78.4 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 23Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2829Total number of unique words is 48948.1 of words are in the 2000 most common words63.5 of words are in the 5000 most common words71.1 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 24Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2964Total number of unique words is 40656.8 of words are in the 2000 most common words73.4 of words are in the 5000 most common words81.0 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 25Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2922Total number of unique words is 49950.5 of words are in the 2000 most common words67.9 of words are in the 5000 most common words78.5 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 26Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2977Total number of unique words is 54958.0 of words are in the 2000 most common words71.9 of words are in the 5000 most common words78.2 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 27Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3034Total number of unique words is 39356.7 of words are in the 2000 most common words72.8 of words are in the 5000 most common words79.0 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 28Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2963Total number of unique words is 48357.9 of words are in the 2000 most common words73.7 of words are in the 5000 most common words83.7 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 29Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2889Total number of unique words is 53953.9 of words are in the 2000 most common words71.7 of words are in the 5000 most common words77.5 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 30Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2891Total number of unique words is 54752.9 of words are in the 2000 most common words70.3 of words are in the 5000 most common words78.0 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 31Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3023Total number of unique words is 54556.0 of words are in the 2000 most common words75.3 of words are in the 5000 most common words83.6 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 32Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2837Total number of unique words is 40156.3 of words are in the 2000 most common words72.6 of words are in the 5000 most common words79.9 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 33Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2873Total number of unique words is 53053.7 of words are in the 2000 most common words69.9 of words are in the 5000 most common words76.1 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 34Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2707Total number of unique words is 41255.7 of words are in the 2000 most common words71.0 of words are in the 5000 most common words78.4 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 35Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3013Total number of unique words is 65656.1 of words are in the 2000 most common words69.8 of words are in the 5000 most common words78.4 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 36Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2927Total number of unique words is 62256.0 of words are in the 2000 most common words75.0 of words are in the 5000 most common words82.2 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 37Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2965Total number of unique words is 58058.7 of words are in the 2000 most common words75.1 of words are in the 5000 most common words84.5 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 38Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3019Total number of unique words is 64459.6 of words are in the 2000 most common words73.3 of words are in the 5000 most common words81.2 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 39Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2895Total number of unique words is 70248.3 of words are in the 2000 most common words62.3 of words are in the 5000 most common words68.7 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 40Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2763Total number of unique words is 47060.1 of words are in the 2000 most common words76.3 of words are in the 5000 most common words81.6 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 41Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2874Total number of unique words is 60452.6 of words are in the 2000 most common words67.4 of words are in the 5000 most common words74.7 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 42Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2908Total number of unique words is 59057.5 of words are in the 2000 most common words69.9 of words are in the 5000 most common words77.0 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 43Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3045Total number of unique words is 64355.8 of words are in the 2000 most common words70.9 of words are in the 5000 most common words76.0 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 44Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3075Total number of unique words is 63259.0 of words are in the 2000 most common words77.0 of words are in the 5000 most common words83.2 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 45Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3037Total number of unique words is 65757.6 of words are in the 2000 most common words74.8 of words are in the 5000 most common words80.4 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 46Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3093Total number of unique words is 57655.4 of words are in the 2000 most common words71.2 of words are in the 5000 most common words77.1 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 47Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3061Total number of unique words is 61458.7 of words are in the 2000 most common words76.0 of words are in the 5000 most common words82.5 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 48Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3027Total number of unique words is 62654.3 of words are in the 2000 most common words70.8 of words are in the 5000 most common words77.4 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 49Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3017Total number of unique words is 63956.5 of words are in the 2000 most common words74.7 of words are in the 5000 most common words82.9 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 50Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3082Total number of unique words is 66258.5 of words are in the 2000 most common words77.2 of words are in the 5000 most common words82.8 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 51Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2621Total number of unique words is 76753.9 of words are in the 2000 most common words73.0 of words are in the 5000 most common words81.7 of words are in the 8000 most common words