Johannes Bogerman Willem Baudartius Gerson Bucerus Jacobus Rolandus Hermannus Faukelius Petrus Cornelisz Festus Hommius Antonius Walaeus
Statenvertaling - 1
Statenvertaling - 1 - 14
Total number of words is 3021
Total number of unique words is 588
60.7 of words are in the 2000 most common words
74.7 of words are in the 5000 most common words
79.7 of words are in the 8000 most common words
Israels, en zeg tot hen: De God uwer vaderen heeft mij tot
ulieden gezonden; en zij mij zeggen: Hoe is Zijn naam? wat zal
ik tot hen zeggen?
14. En God zeide tot Mozes: IK ZAL ZIJN,, Die IK ZIJN ZAL! Ook
zeide Hij: Alzo zult gij tot de kinderen Israels zeggen: IK ZAL
ZIJN heeft mij tot ulieden gezonden!
15. Toen zeide God verder tot Mozes: Aldus zult gij tot de kinderen
Israels zeggen: De HEERE, de God uwer vaderen, de God van
Abraham, de God van Izak, en de God van Jakob, heeft mij tot
ulieden gezonden; dat is Mijn Naam eeuwiglijk, en dat is Mijn
gedachtenis van geslacht tot geslacht.
16. Ga heen, en verzamel de oudsten van Israel, en zeg tot hen: De
HEERE, de God uwer vaderen, is mij verschenen, de God van
Abraham, Izak en Jakob, zeggende: Ik heb ulieden getrouwelijk
bezocht, en hetgeen ulieden in Egypte is aangedaan;
17. Daarom heb Ik gezegd: Ik zal ulieden uit de verdrukking van
187
Egypte opvoeren, tot het land der Kanaanieten, en der Hethieten,
en der Amorieten, en der Ferezieten, en der Hevieten, en der
Jebusieten; tot het land, vloeiende van melk en honig.
18. En zij zullen uw stem horen; en gij zult gaan, gij en de oudsten
van Israel, tot den koning van Egypte, en gijlieden zult tot hem
zeggen: De HEERE, de God der Hebreen, is ons ontmoet; zo
laat ons nu toch gaan den weg van drie dagen in de woestijn,
opdat wij den HEERE, onzen God, offeren!
19. Doch Ik weet, dat de koning van Egypte ulieden niet zal laten
gaan, ook niet door een sterke hand.
20. Want Ik zal Mijn hand uitstrekken, en Egypte slaan met al Mijn
wonderen, die Ik in het midden van hetzelve doen zal; daarna
zal hij ulieden laten vertrekken.
21. En Ik zal dit volk genade geven in de ogen der Egyptenaren; en
het zal geschieden, wanneer gijlieden uitgaan zult, zo zult gij
niet ledig uitgaan.
22. Maar [elke] vrouw zal van haar naburin, en van de waardin haars
huizes, eisen zilveren vaten, en gouden vaten, en klederen; die
zult gijlieden op uw zonen, en op uw dochteren leggen, en gij
zult Egypte beroven.
188
Exodus
Hoofdstuk 4
1. Toen antwoordde Mozes, en zeide: Maar zie, zij zullen mij niet
geloven, noch mijn stem horen; want zij zullen zeggen: De
HEERE is u niet verschenen!
2. En de HEERE zeide tot hem: Wat is er in uw hand? En hij zeide:
Een staf.
3. En Hij zeide: Werp hem ter aarde. En hij wierp hem ter aarde!
Toen werd hij tot een slang; en Mozes vlood van haar.
4. Toen zeide de HEERE tot Mozes: Strek uw hand uit, en grijp
haar bij haar staart! Toen strekte hij zijn hand uit, en vatte haar,
en zij werd tot een staf in zijn hand.
5. Opdat zij geloven, dat u verschenen is de HEERE, de God
hunner vaderen, de God van Abraham, de God van Izak, en de
God van Jakob.
6. En de HEERE zeide verder tot hem: Steek nu uw hand in uw
boezem. En hij stak zijn hand in zijn boezem; daarna trok hij ze
uit, en ziet, zijn hand was melaats, [wit] als sneeuw.
7. En Hij zeide: Steek uw hand wederom in uw boezem. En hij stak
zijn hand wederom in zijn boezem; daarna trok hij ze uit zijn
boezem, en ziet, zij was weder als zijn [ander] vlees.
8. En het zal geschieden, zo zij u niet geloven, noch naar de stem
van het eerste teken horen, zo zullen zij de stem van het laatste
teken geloven.
9. En het zal geschieden, zo zij ook deze twee tekenen niet
189
geloven, noch naar uw stem horen, zo neem van de wateren der
rivier, en giet ze op het droge; zo zullen de wateren, die gij uit
de rivier zult nemen, diezelve zullen tot bloed worden op het
droge.
10. Toen zeide Mozes tot den HEERE: Och Heere! ik ben geen man
wel ter tale, noch van gisteren, noch van eergisteren, noch van
toen af, toen Gij tot Uw knecht gesproken hebt; want ik ben
zwaar van mond, en zwaar van tong.
11. En de HEERE zeide tot hem: Wie heeft den mens den mond
gemaakt, of wie heeft den stomme, of dove, of ziende, of blinde
gemaakt? Ben Ik het niet, de HEERE?
12. En nu ga henen, en Ik zal met uw mond zijn, en zal u leren, wat
gij spreken zult.
13. Doch hij zeide: Och, Heere! zend toch door de hand [desgenen],
[dien] Gij zoudt zenden.
14. Toen ontstak de toorn des HEEREN over Mozes, en Hij zeide: is
niet Aaron, de Leviet, uw broeder? Ik weet, dat hij zeer wel
spreken zal, en ook, zie, hij zal uitgaan u tegemoet; wanneer hij
u ziet, zo zal hij in zijn hart verblijd zijn.
15. Gij dan zult tot hem spreken, en de woorden in zijn mond
leggen; en Ik zal met uw mond, en met zijn mond zijn; en Ik zal
ulieden leren, wat gij doen zult.
16. En hij zal voor u tot het volk spreken; en het zal geschieden, dat
hij u tot een mond zal zijn, en gij zult hem tot een god zijn.
17. Neem dan dezen staf in uw hand, waarmede gij die tekenen doen
zult.
18. Toen ging Mozes heen, en keerde weder tot Jethro, zijn
schoonvader, en zeide tot hem: Laat mij toch gaan, dat ik
190
wederkere tot mijn broederen, die in Egypte zijn, en zie, of zij
nog leven. Jethro dan zeide tot Mozes: Ga in vrede!
19. Ook zeide de HEERE tot Mozes in Midian: Ga heen, keer weder
in Egypte, want al de mannen zijn dood, die uw ziel zochten.
20. Mozes dan nam zijn vrouw, en zijn zonen, en voerde hen op een
ezel, en keerde weder in Egypteland; en Mozes nam den staf
Gods in zijn hand.
21. En de HEERE zeide tot Mozes: Terwijl gij heentrekt, om weder
in Egypte te keren, zie toe, dat gij al de wonderen doet voor
Farao, die Ik in uw hand gesteld heb; doch Ik zal zijn hart
verstokken, dat hij het volk niet zal laten gaan.
22. Dan zult gij tot Farao zeggen: Alzo zegt de HEERE: Mijn zoon,
Mijn eerstgeborene, is Israel.
23. En Ik heb tot u gezegd: Laat Mijn zoon trekken, dat hij Mij
diene! maar gij hebt geweigerd hem te laten trekken; zie, Ik zal
uw zoon, uw eerstgeborene doden!
24. En het geschiedde op den weg, in de herberg, dat de HEERE
hem tegenkwam, en zocht hem te doden.
25. Toen nam Zippora een stenen [mes] en besneed de voorhuid
haars zoons, en wierp die voor zijn voeten, en zeide: Voorwaar,
gij zijt mij een bloedbruidegom!
26. En Hij liet van hem af. Toen zeide zij: Bloedbruidegom!
vanwege de besnijdenis.
27. De HEERE zeide ook tot Aaron: Ga Mozes tegemoet in de
woestijn. En hij ging, en ontmoette hem aan den berg Gods, en
hij kuste hem.
28. En Mozes gaf Aaron te kennen al de woorden des HEEREN, Die
hem gezonden had, en al de tekenen, die Hij hem bevolen had.
191
29. Toen ging Mozes en Aaron, en zij verzamelden al de oudsten der
kinderen Israels.
30. En Aaron sprak al de woorden, die de HEERE tot Mozes
gesproken had; en hij deed de tekenen voor de ogen des volks.
31. En het volk geloofde, en zij hoorden, dat de HEERE de kinderen
Israels bezocht, en dat Hij hun verdrukking zag, en zij neigden
hun hoofden, en aanbaden.
192
Exodus
Hoofdstuk 5
1. En daarna gingen Mozes en Aaron heen, en zeiden tot Farao:
Alzo zegt de HEERE, de God van Israel: Laat Mijn volk
trekken, dat het Mij een feest houde in de woestijn!
2. Maar Farao zeide: Wie is de HEERE, Wiens stem ik
gehoorzamen zou, om Israel te laten trekken? Ik ken den
HEERE niet, en ik zal ook Israel niet laten trekken.
3. Zij dan zeiden: De God der Hebreen is ons ontmoet; zo laat ons
toch heentrekken, den weg van drie dagen in de woestijn, en den
HEERE, onzen God, offeren, dat Hij ons niet overkome met
pestilentie, of met het zwaard.
4. Toen zeide de koning van Egypte tot hen: Gij, Mozes en Aaron!
waarom trekt gij het volk af van hun werken? Gaat heen tot uw
lasten.
5. Verder zeide Farao: Ziet, het volk des lands is alreeds [te] veel;
en zoudt gijlieden hen doen rusten van hun lasten?
6. Daarom beval Farao, ten zelfden dage, aan de aandrijvers onder
het volk, en deszelfs ambtlieden, zeggende:
7. Gij zult voortaan aan deze lieden geen stro meer geven, tot het
maken der tichelstenen, als gisteren [en] eergisteren; laat hen
zelven heengaan, en stro voor zichzelven verzamelen.
8. En het getal der tichelstenen, die zij gisteren [en] eergisteren
gemaakt hebben, zult gij hun opleggen; gij zult daarvan niet
verminderen; want zij gaan ledig; daarom roepen zij, zeggende:
193
Laat ons gaan, laat ons onzen God offeren!
9. Men verzware den dienst over deze mannen, dat zij daaraan te
doen hebben, en zich niet vergapen aan leugenachtige woorden.
10. Toen gingen de aandrijvers des volks uit, en deszelfs
ambtlieden, en spraken tot het volk, zeggende: Zo zegt Farao: Ik
zal ulieden geen stro geven.
11. Gaat gij [zelve] heen, haalt u stro, waar gij het vindt; doch van
uw dienst zal niet verminderd worden.
12. Toen verstrooide zich het volk in het ganse land van Egypte, dat
het stoppelen verzamelde, voor stro.
13. En de aandrijvers drongen aan, zeggende: Voleindigt uw
werken, [elk] dagwerk op zijn dag, gelijk toen er stro was.
14. En de ambtlieden der kinderen Israels, die Farao's aandrijvers
over hen gesteld hadden, werden geslagen, [en] men zeide:
Waarom hebt gijlieden uw gezette werk niet voleindigd, in het
maken der tichelstenen, gelijk te voren, alzo ook gisteren en
heden?
15. Derhalve gingen de ambtlieden der kinderen Israels, en
schreeuwden tot Farao, zeggende: Waarom doet gij uw knechten
alzo?
16. Aan uw knechten wordt geen stro gegeven, en zij zeggen tot ons:
Maakt de tichelstenen; en ziet, uw knechten worden geslagen,
doch de schuld is uws volks!
17. Hij dan zeide: Gijlieden gaat ledig, ledig gaat gij; daarom zegt
gij: Laat ons gaan, laat ons den HEERE offeren!
18. Zo gaat nu heen, arbeidt; doch stro zal u niet gegeven worden;
evenwel zult gij het getal der tichelstenen leveren.
19. Toen zagen de ambtlieden der kinderen Israels, dat het kwalijk
194
met hen stond, dewijl men zeide: Gij zult niet minderen van uw
tichelstenen, [van] het dagwerk op zijn dag.
20. En zij ontmoetten Mozes en Aaron, die tegen hen over stonden,
toen zij van Farao uitgingen.
21. En zeiden tot hen: De HEERE zie op u, en richte [het], dewijl
dat gij onzen reuk hebt stinkende gemaakt voor Farao, en voor
zijn knechten, gevende een zwaard in hun handen, om ons te
doden.
22. Toen keerde Mozes weder tot den HEERE, en zeide: Heere!
waarom hebt Gij dit volk kwaad gedaan, waarom hebt Gij mij
nu gezonden?
23. Want van toen af, dat ik tot Farao ben ingegaan, om in Uw naam
te spreken, heeft hij dit volk kwaad gedaan; en Gij hebt Uw volk
geenszins verlost.
24. Toen zeide de HEERE tot Mozes: Nu zult gij zien, wat Ik aan
Farao doen zal; want door een machtige hand zal hij hen laten
trekken, ja, door een machtige hand zal hij hen uit zijn land
drijven.
195
Exodus
Hoofdstuk 6
1. Verder sprak God tot Mozes, en zeide tot hem: Ik ben de
HEERE,
2. En Ik ben aan Abraham, Izak, en Jakob verschenen, als God de
Almachtige; doch met Mijn Naam HEERE ben Ik hun niet
bekend geweest.
3. En ook heb Ik Mijn verbond met hen opgericht, dat Ik hun geven
zou het land Kanaan, het land hunner vreemdelingschappen,
waarin zij vreemdelingen geweest zijn.
4. En ook heb Ik gehoord het gekerm der kinderen Israels, die de
Egyptenaars in dienstbaarheid houden, en Ik heb aan Mijn
verbond gedacht.
5. Derhalve zeg tot de kinderen Israels: Ik ben de HEERE! en Ik
zal ulieden uitleiden van onder de lasten der Egyptenaren, en Ik
zal u redden uit hun dienstbaarheid, en zal u verlossen door een
uitgestrekten arm, en door grote gerichten;
6. En Ik zal ulieden tot Mijn volk aannemen, en Ik zal u tot een
God zijn; en gijlieden zult bekennen, dat Ik de HEERE uw God
ben, Die u uitleide van onder de lasten der Egyptenaren.
7. En Ik zal ulieden brengen in dat land, waarover Ik Mijn hand
opgeheven heb, dat Ik het aan Abraham, Izak, en Jakob geven
zou; en Ik zal het ulieden geven tot een erfdeel, Ik, de HEERE!
8. En Mozes sprak alzo tot de kinderen Israels; doch zij hoorden
naar Mozes niet, vanwege de benauwdheid des geestes, en
196
vanwege de harde dienstbaarheid.
9. Verder sprak de HEERE tot Mozes, zeggende:
10. Ga heen, spreek tot Farao, den koning van Egypte, dat hij de
kinderen Israels uit zijn land trekken late.
11. Doch Mozes sprak voor den HEERE, zeggende: Zie, de
kinderen Israels hebben naar mij niet gehoord; hoe zou mij dan
Farao horen? daartoe ben ik onbesneden van lippen.
12. Evenwel sprak de HEERE tot Mozes en tot Aaron, en gaf hun
bevel aan de kinderen Israels, en aan Farao, den koning van
Egypte, om de kinderen Israels uit Egypteland te leiden.
13. Dit zijn de hoofden van [ieder] huis hunner vaderen: de zonen
van Ruben, den eerstgeborene van Israel, zijn Hanoch en Pallu,
Hezron en Charmi; dit zijn de huisgezinnen van Ruben.
14. En de zonen van Simeon: Jemuel, en Jamin, en Ohad, en Jachin,
en Zohar, en Saul, de zoon ener Kanaanietische; dit zijn de
huisgezinnen van Simeon.
15. Dit nu zijn de namen der zonen van Levi, naar hun geboorten:
Gerson, en Kehath, en Merari. En de jaren des levens van Levi
waren honderd zeven en dertig jaren.
16. De zonen van Gerson: Libni en Simei, naar hun huisgezinnen.
17. En de zonen van Kehath: Amram, en Jizhar, en Hebron, en
Uzziel, en de jaren des levens van Kehath waren honderd drie en
dertig jaren.
18. En de zonen van Merari: Machli en Musi; dit zijn de
huisgezinnen van Levi, naar hun geboorten.
19. En Amram nam Jochebed, zijn moei, zich tot een huisvrouw, en
zij baarde hem Aaron en Mozes; en de jaren des levens van
Amram waren honderd zeven en dertig jaren.
197
20. En de zonen van Jizhar: Korah, en Nefeg, en Zichri.
21. En de zonen van Uzziel: Misael, en Elzafan, en Sithri.
22. En Aaron nam zich tot een vrouw Eliseba, dochter van
Amminadab, zuster van Nahesson; en zij baarde hem Nadab en
Abihu, Eleazar en Ithamar.
23. En de zonen van Korah waren: Assir, en Elkana, en Abiasaf; dat
zijn de huisgezinnen der Korachieten.
24. En Eleazar, de zoon van Aaron, nam voor zich een van de
dochteren van Putiel tot een vrouw; en zij baarde hem Pinehas.
Dit zijn de hoofden van de vaderen der Levieten, naar hun
huisgezinnen.
25. Dit is Aaron en Mozes, tot welke de HEERE zeide: Leidt de
kinderen Israels uit Egypteland, naar hun heiren.
26. Dezen zijn het, die tot Farao, den koning van Egypte, spraken,
opdat zij de kinderen Israels uit Egypte leidden; dit is Mozes en
Aaron.
27. En het geschiedde te dien dage, als de HEERE tot Mozes sprak
in Egypteland;
28. Zo sprak de HEERE tot Mozes, zeggende: Ik ben de HEERE!
spreek tot Farao, den koning van Egypte, alles, wat Ik tot u
spreek.
29. Toen zeide Mozes voor het aangezicht des HEEREN: Zie, ik ben
onbesneden van lippen; hoe zal dan Farao naar mij horen?
198
Exodus
Hoofdstuk 7
1. Toen zeide de HEERE tot Mozes: Zie, Ik heb u [tot] een God
gezet over Farao; en Aaron, uw broeder, zal uw profeet zijn.
2. Gij zult spreken alles, wat Ik u gebieden zal; en Aaron, uw
broeder, zal tot Farao spreken, dat hij de kinderen Israels uit zijn
land trekken laat.
3. Doch Ik zal Farao's hart verharden; en Ik zal Mijn tekenen en
Mijn wonderheden in Egypteland vermenigvuldigen.
4. Farao nu zal naar ulieden niet horen, en Ik zal Mijn hand aan
Egypte leggen, en voeren Mijn heiren, Mijn volk, de kinderen
Israels, uit Egypteland, door grote gerichten.
5. Dan zullen de Egyptenaars weten, dat Ik de HEERE ben,
wanneer Ik Mijn hand over Egypte uitstrekke, en de kinderen
Israels uit het midden van hen uitleide.
6. Toen deed Mozes en Aaron, als hun de HEERE geboden had,
alzo deden zij.
7. En Mozes was tachtig jaar oud, en Aaron was drie en tachtig jaar
oud, toen zij tot Farao spraken.
8. En de HEERE sprak tot Mozes en tot Aaron, zeggende:
9. Wanneer Farao tot ulieden spreken zal, zeggende: Doet een
wonderteken voor ulieden; zo zult gij tot Aaron zeggen: Neem
uw staf, en werp [hem] voor Farao's aangezicht neder; hij zal tot
een draak worden.
10. Toen ging Mozes en Aaron tot Farao henen in, en deden alzo,
199
gelijk de HEERE geboden had; en Aaron wierp zijn staf neder
voor Farao's aangezicht, en voor het aangezicht zijner knechten;
en hij werd tot een draak.
11. Farao nu riep ook de wijzen en de guichelaars; en de Egyptische
tovenaars deden ook alzo met hun bezweringen.
12. Want een iegelijk wierp zijn staf neder, en zij werden tot draken;
maar Aarons staf verslond hun staven.
13. Doch Farao's hart verstokte, zodat hij naar hen niet hoorde,
gelijk de HEERE gesproken had.
14. Toen zeide de HEERE tot Mozes: Farao's hart is zwaar; hij
weigert het volk te laten trekken.
15. Ga heen tot Farao in den morgenstond; zie, hij zal uitgaan naar
het water toe, zo stel u tegen hem over aan den oever der rivier,
en den staf, die in een slang is veranderd geweest, zult gij in uw
hand nemen.
16. En gij zult tot hem zeggen: de HEERE, de God der Hebreen,
heeft mij tot u gezonden, zeggende: Laat Mijn volk trekken, dat
het Mij diene in de woestijn; doch zie, gij hebt tot nu toe niet
gehoord.
17. Zo zegt de HEERE: Daaraan zult gij weten, dat Ik de HEERE
ben; zie, ik zal met dezen staf, die in mijn hand is, op het water,
dat in deze rivier is, slaan, en het zal in bloed veranderd worden.
18. En de vis in de rivier zal sterven, zodat de rivier zal stinken; en
de Egyptenaars zullen vermoeid worden, dat zij het water uit de
rivier drinken mogen.
19. Verder zeide de HEERE tot Mozes: zeg tot Aaron: Neem uw
staf, en steek uw hand uit over de wateren der Egyptenaren, over
hun stromen, over hun rivieren, en over hun poelen, en over alle
200
ulieden gezonden; en zij mij zeggen: Hoe is Zijn naam? wat zal
ik tot hen zeggen?
14. En God zeide tot Mozes: IK ZAL ZIJN,, Die IK ZIJN ZAL! Ook
zeide Hij: Alzo zult gij tot de kinderen Israels zeggen: IK ZAL
ZIJN heeft mij tot ulieden gezonden!
15. Toen zeide God verder tot Mozes: Aldus zult gij tot de kinderen
Israels zeggen: De HEERE, de God uwer vaderen, de God van
Abraham, de God van Izak, en de God van Jakob, heeft mij tot
ulieden gezonden; dat is Mijn Naam eeuwiglijk, en dat is Mijn
gedachtenis van geslacht tot geslacht.
16. Ga heen, en verzamel de oudsten van Israel, en zeg tot hen: De
HEERE, de God uwer vaderen, is mij verschenen, de God van
Abraham, Izak en Jakob, zeggende: Ik heb ulieden getrouwelijk
bezocht, en hetgeen ulieden in Egypte is aangedaan;
17. Daarom heb Ik gezegd: Ik zal ulieden uit de verdrukking van
187
Egypte opvoeren, tot het land der Kanaanieten, en der Hethieten,
en der Amorieten, en der Ferezieten, en der Hevieten, en der
Jebusieten; tot het land, vloeiende van melk en honig.
18. En zij zullen uw stem horen; en gij zult gaan, gij en de oudsten
van Israel, tot den koning van Egypte, en gijlieden zult tot hem
zeggen: De HEERE, de God der Hebreen, is ons ontmoet; zo
laat ons nu toch gaan den weg van drie dagen in de woestijn,
opdat wij den HEERE, onzen God, offeren!
19. Doch Ik weet, dat de koning van Egypte ulieden niet zal laten
gaan, ook niet door een sterke hand.
20. Want Ik zal Mijn hand uitstrekken, en Egypte slaan met al Mijn
wonderen, die Ik in het midden van hetzelve doen zal; daarna
zal hij ulieden laten vertrekken.
21. En Ik zal dit volk genade geven in de ogen der Egyptenaren; en
het zal geschieden, wanneer gijlieden uitgaan zult, zo zult gij
niet ledig uitgaan.
22. Maar [elke] vrouw zal van haar naburin, en van de waardin haars
huizes, eisen zilveren vaten, en gouden vaten, en klederen; die
zult gijlieden op uw zonen, en op uw dochteren leggen, en gij
zult Egypte beroven.
188
Exodus
Hoofdstuk 4
1. Toen antwoordde Mozes, en zeide: Maar zie, zij zullen mij niet
geloven, noch mijn stem horen; want zij zullen zeggen: De
HEERE is u niet verschenen!
2. En de HEERE zeide tot hem: Wat is er in uw hand? En hij zeide:
Een staf.
3. En Hij zeide: Werp hem ter aarde. En hij wierp hem ter aarde!
Toen werd hij tot een slang; en Mozes vlood van haar.
4. Toen zeide de HEERE tot Mozes: Strek uw hand uit, en grijp
haar bij haar staart! Toen strekte hij zijn hand uit, en vatte haar,
en zij werd tot een staf in zijn hand.
5. Opdat zij geloven, dat u verschenen is de HEERE, de God
hunner vaderen, de God van Abraham, de God van Izak, en de
God van Jakob.
6. En de HEERE zeide verder tot hem: Steek nu uw hand in uw
boezem. En hij stak zijn hand in zijn boezem; daarna trok hij ze
uit, en ziet, zijn hand was melaats, [wit] als sneeuw.
7. En Hij zeide: Steek uw hand wederom in uw boezem. En hij stak
zijn hand wederom in zijn boezem; daarna trok hij ze uit zijn
boezem, en ziet, zij was weder als zijn [ander] vlees.
8. En het zal geschieden, zo zij u niet geloven, noch naar de stem
van het eerste teken horen, zo zullen zij de stem van het laatste
teken geloven.
9. En het zal geschieden, zo zij ook deze twee tekenen niet
189
geloven, noch naar uw stem horen, zo neem van de wateren der
rivier, en giet ze op het droge; zo zullen de wateren, die gij uit
de rivier zult nemen, diezelve zullen tot bloed worden op het
droge.
10. Toen zeide Mozes tot den HEERE: Och Heere! ik ben geen man
wel ter tale, noch van gisteren, noch van eergisteren, noch van
toen af, toen Gij tot Uw knecht gesproken hebt; want ik ben
zwaar van mond, en zwaar van tong.
11. En de HEERE zeide tot hem: Wie heeft den mens den mond
gemaakt, of wie heeft den stomme, of dove, of ziende, of blinde
gemaakt? Ben Ik het niet, de HEERE?
12. En nu ga henen, en Ik zal met uw mond zijn, en zal u leren, wat
gij spreken zult.
13. Doch hij zeide: Och, Heere! zend toch door de hand [desgenen],
[dien] Gij zoudt zenden.
14. Toen ontstak de toorn des HEEREN over Mozes, en Hij zeide: is
niet Aaron, de Leviet, uw broeder? Ik weet, dat hij zeer wel
spreken zal, en ook, zie, hij zal uitgaan u tegemoet; wanneer hij
u ziet, zo zal hij in zijn hart verblijd zijn.
15. Gij dan zult tot hem spreken, en de woorden in zijn mond
leggen; en Ik zal met uw mond, en met zijn mond zijn; en Ik zal
ulieden leren, wat gij doen zult.
16. En hij zal voor u tot het volk spreken; en het zal geschieden, dat
hij u tot een mond zal zijn, en gij zult hem tot een god zijn.
17. Neem dan dezen staf in uw hand, waarmede gij die tekenen doen
zult.
18. Toen ging Mozes heen, en keerde weder tot Jethro, zijn
schoonvader, en zeide tot hem: Laat mij toch gaan, dat ik
190
wederkere tot mijn broederen, die in Egypte zijn, en zie, of zij
nog leven. Jethro dan zeide tot Mozes: Ga in vrede!
19. Ook zeide de HEERE tot Mozes in Midian: Ga heen, keer weder
in Egypte, want al de mannen zijn dood, die uw ziel zochten.
20. Mozes dan nam zijn vrouw, en zijn zonen, en voerde hen op een
ezel, en keerde weder in Egypteland; en Mozes nam den staf
Gods in zijn hand.
21. En de HEERE zeide tot Mozes: Terwijl gij heentrekt, om weder
in Egypte te keren, zie toe, dat gij al de wonderen doet voor
Farao, die Ik in uw hand gesteld heb; doch Ik zal zijn hart
verstokken, dat hij het volk niet zal laten gaan.
22. Dan zult gij tot Farao zeggen: Alzo zegt de HEERE: Mijn zoon,
Mijn eerstgeborene, is Israel.
23. En Ik heb tot u gezegd: Laat Mijn zoon trekken, dat hij Mij
diene! maar gij hebt geweigerd hem te laten trekken; zie, Ik zal
uw zoon, uw eerstgeborene doden!
24. En het geschiedde op den weg, in de herberg, dat de HEERE
hem tegenkwam, en zocht hem te doden.
25. Toen nam Zippora een stenen [mes] en besneed de voorhuid
haars zoons, en wierp die voor zijn voeten, en zeide: Voorwaar,
gij zijt mij een bloedbruidegom!
26. En Hij liet van hem af. Toen zeide zij: Bloedbruidegom!
vanwege de besnijdenis.
27. De HEERE zeide ook tot Aaron: Ga Mozes tegemoet in de
woestijn. En hij ging, en ontmoette hem aan den berg Gods, en
hij kuste hem.
28. En Mozes gaf Aaron te kennen al de woorden des HEEREN, Die
hem gezonden had, en al de tekenen, die Hij hem bevolen had.
191
29. Toen ging Mozes en Aaron, en zij verzamelden al de oudsten der
kinderen Israels.
30. En Aaron sprak al de woorden, die de HEERE tot Mozes
gesproken had; en hij deed de tekenen voor de ogen des volks.
31. En het volk geloofde, en zij hoorden, dat de HEERE de kinderen
Israels bezocht, en dat Hij hun verdrukking zag, en zij neigden
hun hoofden, en aanbaden.
192
Exodus
Hoofdstuk 5
1. En daarna gingen Mozes en Aaron heen, en zeiden tot Farao:
Alzo zegt de HEERE, de God van Israel: Laat Mijn volk
trekken, dat het Mij een feest houde in de woestijn!
2. Maar Farao zeide: Wie is de HEERE, Wiens stem ik
gehoorzamen zou, om Israel te laten trekken? Ik ken den
HEERE niet, en ik zal ook Israel niet laten trekken.
3. Zij dan zeiden: De God der Hebreen is ons ontmoet; zo laat ons
toch heentrekken, den weg van drie dagen in de woestijn, en den
HEERE, onzen God, offeren, dat Hij ons niet overkome met
pestilentie, of met het zwaard.
4. Toen zeide de koning van Egypte tot hen: Gij, Mozes en Aaron!
waarom trekt gij het volk af van hun werken? Gaat heen tot uw
lasten.
5. Verder zeide Farao: Ziet, het volk des lands is alreeds [te] veel;
en zoudt gijlieden hen doen rusten van hun lasten?
6. Daarom beval Farao, ten zelfden dage, aan de aandrijvers onder
het volk, en deszelfs ambtlieden, zeggende:
7. Gij zult voortaan aan deze lieden geen stro meer geven, tot het
maken der tichelstenen, als gisteren [en] eergisteren; laat hen
zelven heengaan, en stro voor zichzelven verzamelen.
8. En het getal der tichelstenen, die zij gisteren [en] eergisteren
gemaakt hebben, zult gij hun opleggen; gij zult daarvan niet
verminderen; want zij gaan ledig; daarom roepen zij, zeggende:
193
Laat ons gaan, laat ons onzen God offeren!
9. Men verzware den dienst over deze mannen, dat zij daaraan te
doen hebben, en zich niet vergapen aan leugenachtige woorden.
10. Toen gingen de aandrijvers des volks uit, en deszelfs
ambtlieden, en spraken tot het volk, zeggende: Zo zegt Farao: Ik
zal ulieden geen stro geven.
11. Gaat gij [zelve] heen, haalt u stro, waar gij het vindt; doch van
uw dienst zal niet verminderd worden.
12. Toen verstrooide zich het volk in het ganse land van Egypte, dat
het stoppelen verzamelde, voor stro.
13. En de aandrijvers drongen aan, zeggende: Voleindigt uw
werken, [elk] dagwerk op zijn dag, gelijk toen er stro was.
14. En de ambtlieden der kinderen Israels, die Farao's aandrijvers
over hen gesteld hadden, werden geslagen, [en] men zeide:
Waarom hebt gijlieden uw gezette werk niet voleindigd, in het
maken der tichelstenen, gelijk te voren, alzo ook gisteren en
heden?
15. Derhalve gingen de ambtlieden der kinderen Israels, en
schreeuwden tot Farao, zeggende: Waarom doet gij uw knechten
alzo?
16. Aan uw knechten wordt geen stro gegeven, en zij zeggen tot ons:
Maakt de tichelstenen; en ziet, uw knechten worden geslagen,
doch de schuld is uws volks!
17. Hij dan zeide: Gijlieden gaat ledig, ledig gaat gij; daarom zegt
gij: Laat ons gaan, laat ons den HEERE offeren!
18. Zo gaat nu heen, arbeidt; doch stro zal u niet gegeven worden;
evenwel zult gij het getal der tichelstenen leveren.
19. Toen zagen de ambtlieden der kinderen Israels, dat het kwalijk
194
met hen stond, dewijl men zeide: Gij zult niet minderen van uw
tichelstenen, [van] het dagwerk op zijn dag.
20. En zij ontmoetten Mozes en Aaron, die tegen hen over stonden,
toen zij van Farao uitgingen.
21. En zeiden tot hen: De HEERE zie op u, en richte [het], dewijl
dat gij onzen reuk hebt stinkende gemaakt voor Farao, en voor
zijn knechten, gevende een zwaard in hun handen, om ons te
doden.
22. Toen keerde Mozes weder tot den HEERE, en zeide: Heere!
waarom hebt Gij dit volk kwaad gedaan, waarom hebt Gij mij
nu gezonden?
23. Want van toen af, dat ik tot Farao ben ingegaan, om in Uw naam
te spreken, heeft hij dit volk kwaad gedaan; en Gij hebt Uw volk
geenszins verlost.
24. Toen zeide de HEERE tot Mozes: Nu zult gij zien, wat Ik aan
Farao doen zal; want door een machtige hand zal hij hen laten
trekken, ja, door een machtige hand zal hij hen uit zijn land
drijven.
195
Exodus
Hoofdstuk 6
1. Verder sprak God tot Mozes, en zeide tot hem: Ik ben de
HEERE,
2. En Ik ben aan Abraham, Izak, en Jakob verschenen, als God de
Almachtige; doch met Mijn Naam HEERE ben Ik hun niet
bekend geweest.
3. En ook heb Ik Mijn verbond met hen opgericht, dat Ik hun geven
zou het land Kanaan, het land hunner vreemdelingschappen,
waarin zij vreemdelingen geweest zijn.
4. En ook heb Ik gehoord het gekerm der kinderen Israels, die de
Egyptenaars in dienstbaarheid houden, en Ik heb aan Mijn
verbond gedacht.
5. Derhalve zeg tot de kinderen Israels: Ik ben de HEERE! en Ik
zal ulieden uitleiden van onder de lasten der Egyptenaren, en Ik
zal u redden uit hun dienstbaarheid, en zal u verlossen door een
uitgestrekten arm, en door grote gerichten;
6. En Ik zal ulieden tot Mijn volk aannemen, en Ik zal u tot een
God zijn; en gijlieden zult bekennen, dat Ik de HEERE uw God
ben, Die u uitleide van onder de lasten der Egyptenaren.
7. En Ik zal ulieden brengen in dat land, waarover Ik Mijn hand
opgeheven heb, dat Ik het aan Abraham, Izak, en Jakob geven
zou; en Ik zal het ulieden geven tot een erfdeel, Ik, de HEERE!
8. En Mozes sprak alzo tot de kinderen Israels; doch zij hoorden
naar Mozes niet, vanwege de benauwdheid des geestes, en
196
vanwege de harde dienstbaarheid.
9. Verder sprak de HEERE tot Mozes, zeggende:
10. Ga heen, spreek tot Farao, den koning van Egypte, dat hij de
kinderen Israels uit zijn land trekken late.
11. Doch Mozes sprak voor den HEERE, zeggende: Zie, de
kinderen Israels hebben naar mij niet gehoord; hoe zou mij dan
Farao horen? daartoe ben ik onbesneden van lippen.
12. Evenwel sprak de HEERE tot Mozes en tot Aaron, en gaf hun
bevel aan de kinderen Israels, en aan Farao, den koning van
Egypte, om de kinderen Israels uit Egypteland te leiden.
13. Dit zijn de hoofden van [ieder] huis hunner vaderen: de zonen
van Ruben, den eerstgeborene van Israel, zijn Hanoch en Pallu,
Hezron en Charmi; dit zijn de huisgezinnen van Ruben.
14. En de zonen van Simeon: Jemuel, en Jamin, en Ohad, en Jachin,
en Zohar, en Saul, de zoon ener Kanaanietische; dit zijn de
huisgezinnen van Simeon.
15. Dit nu zijn de namen der zonen van Levi, naar hun geboorten:
Gerson, en Kehath, en Merari. En de jaren des levens van Levi
waren honderd zeven en dertig jaren.
16. De zonen van Gerson: Libni en Simei, naar hun huisgezinnen.
17. En de zonen van Kehath: Amram, en Jizhar, en Hebron, en
Uzziel, en de jaren des levens van Kehath waren honderd drie en
dertig jaren.
18. En de zonen van Merari: Machli en Musi; dit zijn de
huisgezinnen van Levi, naar hun geboorten.
19. En Amram nam Jochebed, zijn moei, zich tot een huisvrouw, en
zij baarde hem Aaron en Mozes; en de jaren des levens van
Amram waren honderd zeven en dertig jaren.
197
20. En de zonen van Jizhar: Korah, en Nefeg, en Zichri.
21. En de zonen van Uzziel: Misael, en Elzafan, en Sithri.
22. En Aaron nam zich tot een vrouw Eliseba, dochter van
Amminadab, zuster van Nahesson; en zij baarde hem Nadab en
Abihu, Eleazar en Ithamar.
23. En de zonen van Korah waren: Assir, en Elkana, en Abiasaf; dat
zijn de huisgezinnen der Korachieten.
24. En Eleazar, de zoon van Aaron, nam voor zich een van de
dochteren van Putiel tot een vrouw; en zij baarde hem Pinehas.
Dit zijn de hoofden van de vaderen der Levieten, naar hun
huisgezinnen.
25. Dit is Aaron en Mozes, tot welke de HEERE zeide: Leidt de
kinderen Israels uit Egypteland, naar hun heiren.
26. Dezen zijn het, die tot Farao, den koning van Egypte, spraken,
opdat zij de kinderen Israels uit Egypte leidden; dit is Mozes en
Aaron.
27. En het geschiedde te dien dage, als de HEERE tot Mozes sprak
in Egypteland;
28. Zo sprak de HEERE tot Mozes, zeggende: Ik ben de HEERE!
spreek tot Farao, den koning van Egypte, alles, wat Ik tot u
spreek.
29. Toen zeide Mozes voor het aangezicht des HEEREN: Zie, ik ben
onbesneden van lippen; hoe zal dan Farao naar mij horen?
198
Exodus
Hoofdstuk 7
1. Toen zeide de HEERE tot Mozes: Zie, Ik heb u [tot] een God
gezet over Farao; en Aaron, uw broeder, zal uw profeet zijn.
2. Gij zult spreken alles, wat Ik u gebieden zal; en Aaron, uw
broeder, zal tot Farao spreken, dat hij de kinderen Israels uit zijn
land trekken laat.
3. Doch Ik zal Farao's hart verharden; en Ik zal Mijn tekenen en
Mijn wonderheden in Egypteland vermenigvuldigen.
4. Farao nu zal naar ulieden niet horen, en Ik zal Mijn hand aan
Egypte leggen, en voeren Mijn heiren, Mijn volk, de kinderen
Israels, uit Egypteland, door grote gerichten.
5. Dan zullen de Egyptenaars weten, dat Ik de HEERE ben,
wanneer Ik Mijn hand over Egypte uitstrekke, en de kinderen
Israels uit het midden van hen uitleide.
6. Toen deed Mozes en Aaron, als hun de HEERE geboden had,
alzo deden zij.
7. En Mozes was tachtig jaar oud, en Aaron was drie en tachtig jaar
oud, toen zij tot Farao spraken.
8. En de HEERE sprak tot Mozes en tot Aaron, zeggende:
9. Wanneer Farao tot ulieden spreken zal, zeggende: Doet een
wonderteken voor ulieden; zo zult gij tot Aaron zeggen: Neem
uw staf, en werp [hem] voor Farao's aangezicht neder; hij zal tot
een draak worden.
10. Toen ging Mozes en Aaron tot Farao henen in, en deden alzo,
199
gelijk de HEERE geboden had; en Aaron wierp zijn staf neder
voor Farao's aangezicht, en voor het aangezicht zijner knechten;
en hij werd tot een draak.
11. Farao nu riep ook de wijzen en de guichelaars; en de Egyptische
tovenaars deden ook alzo met hun bezweringen.
12. Want een iegelijk wierp zijn staf neder, en zij werden tot draken;
maar Aarons staf verslond hun staven.
13. Doch Farao's hart verstokte, zodat hij naar hen niet hoorde,
gelijk de HEERE gesproken had.
14. Toen zeide de HEERE tot Mozes: Farao's hart is zwaar; hij
weigert het volk te laten trekken.
15. Ga heen tot Farao in den morgenstond; zie, hij zal uitgaan naar
het water toe, zo stel u tegen hem over aan den oever der rivier,
en den staf, die in een slang is veranderd geweest, zult gij in uw
hand nemen.
16. En gij zult tot hem zeggen: de HEERE, de God der Hebreen,
heeft mij tot u gezonden, zeggende: Laat Mijn volk trekken, dat
het Mij diene in de woestijn; doch zie, gij hebt tot nu toe niet
gehoord.
17. Zo zegt de HEERE: Daaraan zult gij weten, dat Ik de HEERE
ben; zie, ik zal met dezen staf, die in mijn hand is, op het water,
dat in deze rivier is, slaan, en het zal in bloed veranderd worden.
18. En de vis in de rivier zal sterven, zodat de rivier zal stinken; en
de Egyptenaars zullen vermoeid worden, dat zij het water uit de
rivier drinken mogen.
19. Verder zeide de HEERE tot Mozes: zeg tot Aaron: Neem uw
staf, en steek uw hand uit over de wateren der Egyptenaren, over
hun stromen, over hun rivieren, en over hun poelen, en over alle
200
You have read 1 text from Dutch literature.
Next - Statenvertaling - 1 - 15
- Parts
- Statenvertaling - 1 - 01Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3032Total number of unique words is 57858.0 of words are in the 2000 most common words73.0 of words are in the 5000 most common words78.6 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 02Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3009Total number of unique words is 62652.7 of words are in the 2000 most common words68.0 of words are in the 5000 most common words73.8 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 03Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3004Total number of unique words is 66756.0 of words are in the 2000 most common words70.4 of words are in the 5000 most common words76.6 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 04Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3063Total number of unique words is 63365.3 of words are in the 2000 most common words79.6 of words are in the 5000 most common words85.9 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 05Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3003Total number of unique words is 61860.9 of words are in the 2000 most common words75.8 of words are in the 5000 most common words81.2 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 06Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3068Total number of unique words is 69159.7 of words are in the 2000 most common words73.6 of words are in the 5000 most common words79.2 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 07Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3040Total number of unique words is 64058.5 of words are in the 2000 most common words73.4 of words are in the 5000 most common words80.5 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 08Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3035Total number of unique words is 66960.1 of words are in the 2000 most common words74.3 of words are in the 5000 most common words81.1 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 09Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3006Total number of unique words is 66950.6 of words are in the 2000 most common words65.7 of words are in the 5000 most common words72.8 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 10Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3076Total number of unique words is 61258.6 of words are in the 2000 most common words75.5 of words are in the 5000 most common words81.8 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 11Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3040Total number of unique words is 62063.1 of words are in the 2000 most common words79.0 of words are in the 5000 most common words85.8 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 12Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3064Total number of unique words is 64559.5 of words are in the 2000 most common words74.9 of words are in the 5000 most common words80.5 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 13Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2931Total number of unique words is 77356.3 of words are in the 2000 most common words72.2 of words are in the 5000 most common words78.8 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 14Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3021Total number of unique words is 58860.7 of words are in the 2000 most common words74.7 of words are in the 5000 most common words79.7 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 15Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3060Total number of unique words is 54466.4 of words are in the 2000 most common words79.1 of words are in the 5000 most common words84.7 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 16Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2953Total number of unique words is 62760.4 of words are in the 2000 most common words74.4 of words are in the 5000 most common words81.0 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 17Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2970Total number of unique words is 70159.9 of words are in the 2000 most common words73.8 of words are in the 5000 most common words81.6 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 18Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2986Total number of unique words is 69956.3 of words are in the 2000 most common words74.9 of words are in the 5000 most common words82.3 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 19Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2904Total number of unique words is 61155.5 of words are in the 2000 most common words70.9 of words are in the 5000 most common words77.6 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 20Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2971Total number of unique words is 52848.8 of words are in the 2000 most common words64.2 of words are in the 5000 most common words71.5 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 21Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2982Total number of unique words is 65860.1 of words are in the 2000 most common words74.9 of words are in the 5000 most common words81.5 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 22Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2848Total number of unique words is 64857.7 of words are in the 2000 most common words72.5 of words are in the 5000 most common words78.4 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 23Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2829Total number of unique words is 48948.1 of words are in the 2000 most common words63.5 of words are in the 5000 most common words71.1 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 24Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2964Total number of unique words is 40656.8 of words are in the 2000 most common words73.4 of words are in the 5000 most common words81.0 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 25Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2922Total number of unique words is 49950.5 of words are in the 2000 most common words67.9 of words are in the 5000 most common words78.5 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 26Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2977Total number of unique words is 54958.0 of words are in the 2000 most common words71.9 of words are in the 5000 most common words78.2 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 27Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3034Total number of unique words is 39356.7 of words are in the 2000 most common words72.8 of words are in the 5000 most common words79.0 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 28Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2963Total number of unique words is 48357.9 of words are in the 2000 most common words73.7 of words are in the 5000 most common words83.7 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 29Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2889Total number of unique words is 53953.9 of words are in the 2000 most common words71.7 of words are in the 5000 most common words77.5 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 30Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2891Total number of unique words is 54752.9 of words are in the 2000 most common words70.3 of words are in the 5000 most common words78.0 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 31Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3023Total number of unique words is 54556.0 of words are in the 2000 most common words75.3 of words are in the 5000 most common words83.6 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 32Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2837Total number of unique words is 40156.3 of words are in the 2000 most common words72.6 of words are in the 5000 most common words79.9 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 33Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2873Total number of unique words is 53053.7 of words are in the 2000 most common words69.9 of words are in the 5000 most common words76.1 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 34Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2707Total number of unique words is 41255.7 of words are in the 2000 most common words71.0 of words are in the 5000 most common words78.4 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 35Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3013Total number of unique words is 65656.1 of words are in the 2000 most common words69.8 of words are in the 5000 most common words78.4 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 36Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2927Total number of unique words is 62256.0 of words are in the 2000 most common words75.0 of words are in the 5000 most common words82.2 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 37Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2965Total number of unique words is 58058.7 of words are in the 2000 most common words75.1 of words are in the 5000 most common words84.5 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 38Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3019Total number of unique words is 64459.6 of words are in the 2000 most common words73.3 of words are in the 5000 most common words81.2 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 39Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2895Total number of unique words is 70248.3 of words are in the 2000 most common words62.3 of words are in the 5000 most common words68.7 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 40Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2763Total number of unique words is 47060.1 of words are in the 2000 most common words76.3 of words are in the 5000 most common words81.6 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 41Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2874Total number of unique words is 60452.6 of words are in the 2000 most common words67.4 of words are in the 5000 most common words74.7 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 42Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2908Total number of unique words is 59057.5 of words are in the 2000 most common words69.9 of words are in the 5000 most common words77.0 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 43Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3045Total number of unique words is 64355.8 of words are in the 2000 most common words70.9 of words are in the 5000 most common words76.0 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 44Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3075Total number of unique words is 63259.0 of words are in the 2000 most common words77.0 of words are in the 5000 most common words83.2 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 45Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3037Total number of unique words is 65757.6 of words are in the 2000 most common words74.8 of words are in the 5000 most common words80.4 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 46Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3093Total number of unique words is 57655.4 of words are in the 2000 most common words71.2 of words are in the 5000 most common words77.1 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 47Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3061Total number of unique words is 61458.7 of words are in the 2000 most common words76.0 of words are in the 5000 most common words82.5 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 48Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3027Total number of unique words is 62654.3 of words are in the 2000 most common words70.8 of words are in the 5000 most common words77.4 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 49Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3017Total number of unique words is 63956.5 of words are in the 2000 most common words74.7 of words are in the 5000 most common words82.9 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 50Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3082Total number of unique words is 66258.5 of words are in the 2000 most common words77.2 of words are in the 5000 most common words82.8 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 51Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2621Total number of unique words is 76753.9 of words are in the 2000 most common words73.0 of words are in the 5000 most common words81.7 of words are in the 8000 most common words