Johannes Bogerman Willem Baudartius Gerson Bucerus Jacobus Rolandus Hermannus Faukelius Petrus Cornelisz Festus Hommius Antonius Walaeus
Statenvertaling - 1
Statenvertaling - 1 - 04
Total number of words is 3063
Total number of unique words is 633
65.3 of words are in the 2000 most common words
79.6 of words are in the 5000 most common words
85.9 of words are in the 8000 most common words
wonen voor het aangezicht van al zijn broederen.
13. En zij noemde den Naam des HEEREN, Die tot haar sprak: Gij,
God des aanziens! want zij zeide: Heb ik ook hier gezien naar
Dien, Die mij aanziet?
14. Daarom noemde men dien put, den put Lachai-roi; ziet, hij is
tussen Kades en tussen Bered.
15. En Hagar baarde Abram een zoon; en Abram noemde den naam
zijns zoons, die Hagar gebaard had, Ismael.
16. En Abram was zes en tachtig jaren oud, toen Hagar Ismael aan
Abram baarde.
46
Genesis
Hoofdstuk 17
1. Als nu Abram negen en negentig jaren oud was, zo verscheen de
HEERE aan Abram, en zeide tot hem: Ik ben God, de
Almachtige! Wandel voor Mijn aangezicht, en zijt oprecht!
2. En Ik zal Mijn verbond stellen tussen Mij en tussen u, en Ik zal u
gans zeer vermenigvuldigen.
3. Toen viel Abram op zijn aangezicht, en God sprak met hem,
zeggende:
4. Mij aangaande, zie, Mijn verbond is met u; en gij zult tot een
vader van menigte der volken worden!
5. En uw naam zal niet meer genoemd worden Abram; maar uw
naam zal wezen Abraham; want Ik heb u gesteld tot een vader
van menigte der volken.
6. En Ik zal u gans zeer vruchtbaar maken, en Ik zal u tot volken
stellen, en koningen zullen uit u voortkomen.
7. En Ik zal Mijn verbond oprichten tussen Mij en tussen u, en
tussen uw zaad na u in hun geslachten, tot een eeuwig verbond,
om u te zijn tot een God, en uw zaad na u.
8. En Ik zal u, en uw zaad na u, het land uwer
vreemdelingschappen geven, het gehele land Kanaan, tot
eeuwige bezitting; en Ik zal hun tot een God zijn.
9. Voorts zeide God tot Abraham: Gij nu zult Mijn verbond
houden, gij, en uw zaad na u, in hun geslachten.
10. Dit is Mijn verbond, dat gijlieden houden zult tussen Mij, en
47
tussen u, en tussen uw zaad na u: dat al wat mannelijk is, u
besneden worde.
11. En gij zult het vlees uwer voorhuid besnijden; en [dat] zal tot
een teken zijn van het verbond tussen Mij en tussen u.
12. Een zoontje dan van acht dagen zal u besneden worden, al wat
mannelijk is in uw geslachten: de ingeborene van het huis, en de
gekochte met geld van allen vreemde, welke niet is van uw
zaad;
13. De ingeborene van uw huis, en de gekochte met uw geld zal
zekerlijk besneden worden; en Mijn verbond zal zijn in ulieder
vlees, tot een eeuwig verbond.
14. En wat mannelijk is, de voorhuid hebbende, wiens voorhuids
vlees niet zal besneden worden, dezelve ziel zal uit haar volken
uitgeroeid worden; hij heeft Mijn verbond gebroken.
15. Nog zeide God tot Abraham: Gij zult den naam van uw
huisvrouw Sarai, niet Sarai noemen; maar haar naam zal zijn
Sara.
16. Want Ik zal haar zegenen, en u ook uit haar een zoon geven; ja,
Ik zal haar zegenen, zodat zij tot volken worden zal: koningen
der volken zullen uit haar worden!
17. Toen viel Abraham op zijn aangezicht, en hij lachte; en hij zeide
in zijn hart: Zal een, die honderd jaren oud is, [een] [kind]
geboren worden; en zal Sara, die negentig jaren oud is, baren?
18. En Abraham zeide tot God: Och, dat Ismael mocht leven voor
Uw aangezicht!
19. En God zeide: Voorwaar, Sara, uw huisvrouw, zal u een zoon
baren, en gij zult zijn naam noemen Izak; en Ik zal Mijn verbond
met hem oprichten, tot een eeuwig verbond zijn zade na hem.
48
20. En aangaande Ismael heb Ik u verhoord; zie, Ik heb hem
gezegend, en zal hem vruchtbaar maken, en hem gans zeer
vermenigvuldigen; twaalf vorsten zal hij gewinnen, en Ik zal
hem tot een groot volk stellen;
21. Maar Mijn verbond zal Ik met Izak oprichten, die u Sara op
dezen gezetten tijd in het andere jaar baren zal.
22. En Hij eindigde met hem te spreken, en God voer op van
Abraham.
23. Toen nam Abraham zijn zoon Ismael, en al de ingeborenen van
zijn huis, en alle gekochten met zijn geld, al wat mannelijk was
onder de lieden van het huis van Abraham, en hij besneed het
vlees hunner voorhuid, even ten zelfden dage, gelijk als God
met hem gesproken had.
24. En Abraham was oud negen en negentig jaren, als hem het vlees
zijner voorhuid besneden werd.
25. En Ismael, zijn zoon, was dertien jaren oud, als hem het vlees
zijner voorhuid besneden werd.
26. Even op dezen zelfden dag werd Abraham besneden, en Ismael,
zijn zoon.
27. En alle mannen van zijn huis, de ingeborenen des huizes, en de
gekochten met geld, van den vreemde af, werden met hem
besneden.
49
Genesis
Hoofdstuk 18
1. Daarna verscheen hem de HEERE aan de eikenbossen van
Mamre, als hij in de deur der tent zat, toen de dag heet werd.
2. En hij hief zijn ogen op en zag; en ziet, daar stonden drie
mannen tegenover hem; als hij hen zag, zo liep hij hun tegemoet
van de deur der tent, en boog zich ter aarde.
3. En hij zeide: Heere! heb ik nu genade gevonden in Uw ogen, zo
gaat toch niet aan Uw knecht voorbij.
4. Dat toch een weinig waters gebracht worde, en wast Uw voeten,
en leunt onder dezen boom.
5. En ik zal een bete broods langen, dat Gij Uw hart sterkt; daarna
zult Gij voortgaan, daarom omdat Gij tot Uw knecht
overgekomen zijt. En zij zeiden: Doe zo als gij gesproken hebt.
6. En Abraham haastte zich naar de tent tot Sara, en hij zeide:
Haast u; kneed drie maten meelbloem, en maak koeken.
7. En Abraham liep tot de runderen, en hij nam een kalf, teder en
goed, en hij gaf het aan den knecht, die haastte, om dat toe te
maken.
8. En hij nam boter en melk, en het kalf, dat hij toegemaakt had, en
hij zette het hun voor, en stond bij hen onder dien boom, en zij
aten.
9. Toen zeiden zij tot hem: Waar is Sara, uw huisvrouw? En hij
zeide: Ziet, in de tent.
10. En Hij zeide: Ik zal voorzeker weder tot u komen, omtrent dezen
50
tijd des levens; en zie, Sara, uw huisvrouw, zal een zoon
hebben! En Sara hoorde het aan de deur der tent, welke achter
Hem was.
11. Abraham nu en Sara waren oud, [en] wel bedaagd; het had Sara
opgehouden te gaan naar de wijze der vrouwen.
12. Zo lachte Sara bij zichzelve, zeggende: Zal ik wellust hebben,
nadat ik oud geworden ben, en mijn heer oud is?
13. En de HEERE zeide tot Abraham: Waarom heeft Sara gelachen,
zeggende: Zou ik ook waarlijk baren, nu ik oud geworden ben?
14. Zou iets voor den HEERE te wonderlijk zijn? Ter gezetter tijd
zal Ik tot u wederkomen, omtrent dezen tijd des levens, en Sara
zal een zoon hebben!
15. En Sara loochende het, zeggende: Ik heb niet gelachen; want zij
vreesde. En Hij zeide: Neen! maar gij hebt gelachen.
16. Toen stonden die mannen op van daar, en zagen naar Sodom toe;
en Abraham ging met hen, om hen te geleiden.
17. En de HEERE zeide: Zal Ik voor Abraham verbergen, wat Ik
doe?
18. Dewijl Abraham gewisselijk tot een groot en machtig volk
worden zal, en alle volken der aarde in hem gezegend zullen
worden?
19. Want Ik heb hem gekend, opdat hij zijn kinderen en zijn huis na
hem zoude bevelen, en zij den weg des HEEREN houden, om te
doen gerechtigheid en gerichte; opdat de HEERE over Abraham
brenge, hetgeen Hij over hem gesproken heeft.
20. Voorts zeide de HEERE: Dewijl het geroep van Sodom en
Gomorra groot is, en dewijl haar zonde zeer zwaar is,
21. Zal Ik nu afgaan en bezien, of zij naar hun geroep, dat tot Mij
51
gekomen is, het uiterste gedaan hebben, en zo niet, Ik zal het
weten.
22. Toen keerden die mannen het aangezicht van daar, en gingen
naar Sodom; maar Abraham bleef nog staande voor het
aangezicht des HEEREN.
23. En Abraham trad toe, en zeide: Zult Gij ook den rechtvaardige
met den goddeloze ombrengen?
24. Misschien zijn er vijftig rechtvaardigen in de stad; zult Gij hen
ook ombrengen, en de plaats niet sparen, om de vijftig
rechtvaardigen, die binnen haar zijn?
25. Het zij verre van U, zulk een ding te doen, te doden den
rechtvaardige met den goddeloze! dat de rechtvaardige zij gelijk
de goddeloze, verre zij het van U! zou de Rechter der ganse
aarde geen recht doen?
26. Toen zeide de HEERE: Zo Ik te Sodom binnen de stad vijftig
rechtvaardigen zal vinden, zo zal Ik de ganse plaats sparen om
hunnentwil.
27. En Abraham antwoordde en zeide: Zie toch; ik heb mij
onderwonden te spreken tot den Heere, hoewel ik stof en as ben!
28. Misschien zullen aan de vijftig rechtvaardigen vijf ontbreken;
zult Gij dan om vijf de ganse stad verderven? En Hij zeide: Ik
zal haar niet verderven, zo Ik er vijf en veertig zal vinden.
29. En hij voer voort nog tot Hem te spreken, en zeide: Misschien
zullen aldaar veertig gevonden worden! En Hij zeide: Ik zal het
niet doen om der veertigen wil.
30. Voorts zeide hij: Dat toch de Heere niet ontsteke, dat ik spreke;
misschien zullen aldaar dertig gevonden worden! En Hij zeide:
Ik zal het niet doen, zo Ik aldaar dertig zal vinden.
52
31. En hij zeide: Zie toch, ik heb mij onderwonden te spreken tot de
Heere; misschien zullen er twintig gevonden worden! En Hij
zeide: Ik zal haar niet verderven om der twintigen wil.
32. Nog zeide hij: Dat toch de Heere niet ontsteke, dat ik alleenlijk
ditmaal spreke: misschien zullen er tien gevonden worden. En
Hij zeide: Ik zal haar niet verderven om der tienen wil.
33. Toen ging de HEERE weg, als Hij geeindigd had tot Abraham te
spreken; en Abraham keerde weder naar zijn plaats.
53
Genesis
Hoofdstuk 19
1. En die twee engelen kwamen te Sodom in den avond; en Lot zat
in de poort te Sodom; en als Lot hen zag, stond hij op hun
tegemoet, en boog zich met het aangezicht ter aarde.
2. En hij zeide: Ziet nu, mijne heren! keert toch in ten huize van uw
knecht, en vernacht, en wast uw voeten; en gij zult vroeg
opstaan, en gaan uws weegs. En zij zeiden: Neen, maar wij
zullen op de straat vernachten.
3. En hij hield bij hen zeer aan, zodat zij tot hem inkeerden, en
kwamen in zijn huis; en hij maakte hun een maaltijd, en bakte
ongezuurde koeken, en zij aten.
4. Eer zij zich te slapen leiden, zo hebben de mannen dier stad, de
mannen van Sodom, van den jongste tot den oudste toe, dat huis
omsingeld, het ganse volk, van het uiterste einde af.
5. En zij riepen Lot toe, en zeiden tot hem: Waar zijn die mannen,
die deze nacht tot u gekomen zijn? breng hen uit tot ons, opdat
wij ze bekennen.
6. Toen ging Lot uit tot hen aan de deur, en hij sloot de deur achter
zich toe;
7. En hij zeide: Mijn broeders! doet toch geen kwaad!
8. Ziet toch, ik heb twee dochters, die geen man bekend hebben; ik
zal haar nu tot u uitbrengen, en doet haar, zoals het goed is in
uw ogen; alleenlijk doet dezen mannen niets; want daarom zijn
zij onder de schaduw mijns daks ingegaan.
54
9. Toen zeiden zij: Kom verder aan! Voorts zeiden zij: Deze ene is
gekomen, om als vreemdeling [hier] te wonen, en zoude hij
alleszins rechter zijn? Nu zullen wij u meer kwaads doen, dan
hun. En zij drongen zeer op den man, op Lot, en zij traden toe
om de deur open te breken.
10. Doch die mannen staken hun hand uit, en deden Lot tot zich
inkomen in het huis, en sloten de deur toe.
11. En zij sloegen de mannen, die aan de deur van het huis waren,
met verblindheden, van den kleinste tot aan den grootste, zodat
zij moede werden, om de deur te vinden.
12. Toen zeiden die mannen tot Lot: Wien hebt gij hier nog meer?
een schoonzoon, of uw zonen, of uw dochteren, en allen, die gij
hebt in deze stad, breng uit deze plaats;
13. Want wij gaan deze plaats verderven, omdat haar geroep groot
geworden is voor het aangezicht des HEEREN, en de HEERE
ons uitgezonden heeft, om haar te verderven.
14. Toen ging Lot uit, en sprak tot zijn schoonzonen, die zijn
dochteren nemen zouden, en zeide: Maakt u op, gaat uit deze
plaats; want de HEERE gaat deze stad verderven. Maar hij was
in de ogen zijner schoonzonen als jokkende.
15. En als de dageraad opging, drongen de engelen Lot aan,
zeggende: Maak u op, neem uw huisvrouw, en uw twee
dochteren, die voorhanden zijn, opdat gij in de ongerechtigheid
dezer stad niet omkomt.
16. Maar hij vertoefde; zo grepen dan die mannen zijn hand, en de
hand zijner vrouw, en de hand zijner twee dochteren, om de
verschoning des HEEREN over hem; en zij brachten hem uit, en
stelden hem buiten de stad.
55
17. En het geschiedde als zij hen uitgebracht hadden naar buiten, zo
zeide Hij: behoud u om uws levens wil; zie niet achter u om, en
sta niet op deze ganse vlakte; behoud u naar het gebergte heen,
opdat gij niet omkomt.
18. En Lot zeide tot hen: Neen toch, Heere!
19. Zie toch, Uw knecht heeft genade gevonden in Uw ogen, en Gij
hebt Uw weldadigheid groot gemaakt, die Gij aan mij gedaan
hebt, om mijn ziel te behouden bij het leven; maar ik zal niet
kunnen behouden worden naar het gebergte heen, opdat mij niet
misschien dat kwaad aankleve, en ik sterve!
20. Ziet toch, deze stad is nabij, om derwaarts te vluchten, en zij is
klein; laat mij toch derwaarts behouden worden (is zij niet
klein?) opdat mijn ziel leve.
21. En Hij zeide tot hem: Zie, Ik heb uw aangezicht opgenomen ook
in deze zaak, dat Ik deze stad niet omkere waarvan gij
gesproken hebt.
22. Haast, behoud u derwaarts; want Ik zal niets kunnen doen, totdat
gij daarhenen ingekomen zijt. Daarom noemde men den naam
dezer stad Zoar.
23. De zon ging op boven de aarde, als Lot te Zoar inkwam.
24. Toen deed de HEERE zwavel en vuur over Sodom en Gomorra
regenen, van den HEERE uit den hemel.
25. En Hij keerde deze steden om, en die ganse vlakte, en alle
inwoners dezer steden, ook het gewas des lands.
26. En zijn huisvrouw zag om van achter hem; en zij werd een
zoutpilaar.
27. En Abraham maakte zich deszelven morgens vroeg op, naar de
plaats, waar hij voor het aangezicht des HEEREN gestaan had.
56
28. En hij zag naar Sodom en Gomorra toe, en naar het ganse land
van die vlakte; en hij zag, en ziet, er ging een rook van het land
op, gelijk de rook eens ovens.
29. En het geschiedde, toen God de steden dezer vlakte verdierf, dat
God aan Abraham gedacht, en Hij leidde Lot uit het midden
dezer omkering, in het omkeren dier steden, in welke Lot
gewoond had.
30. En Lot toog op uit Zoar, en woonde op den berg, en zijn twee
dochters met hem; want hij vreesde binnen Zoar te wonen. En
hij woonde in een spelonk, hij en zijn twee dochters.
31. Toen zeide de eerstgeborene tot de jongste: Onze vader is oud,
en er is geen man in dit land, om tot ons in te gaan, naar de
wijze der ganse aarde.
32. Kom, laat ons onze vader wijn te drinken geven, en bij hem
liggen, opdat wij van onze vader zaad in het leven behouden.
33. En zij gaven dien nacht haar vader wijn te drinken; en de
eerstgeborene kwam, en lag bij haar vader, en hij werd het niet
gewaar in haar nederliggen, noch in haar opstaan.
34. En het geschiedde des anderen daags, dat de eerstgeborene zeide
tot de jongste: Zie, ik heb gisteren nacht bij mijn vader gelegen;
laat ons ook dezen nacht hem wijn te drinken geven; ga dan in,
lig bij hem, opdat wij van onzen vader zaad in het leven
behouden.
35. En zij gaven haar vader ook dien nacht wijn te drinken, en de
jongste stond op, en lag bij hem. En hij werd het niet gewaar in
haar nederliggen, noch in haar opstaan.
36. En de twee dochters van Lot werden bevrucht van haar vader.
37. En de eerstgeborene baarde een zoon, en noemde zijn naam
57
Moab; deze is de vader der Moabieten, tot op dezen dag.
38. En de jongste baarde ook een zoon, en noemde zijn naam Ben-
ammi; deze is de vader der kinderen Ammons, tot op dezen dag.
58
Genesis
Hoofdstuk 20
1. En Abraham reisde van daar naar het land van het zuiden, en
woonde tussen Kades en tussen Sur; en hij verkeerde als
vreemdeling te Gerar.
2. Als nu Abraham van Sara, zijn huisvrouw, gezegd had: Zij is
mijn zuster, zo zond Abimelech, de koning van Gerar, en nam
Sara weg.
3. Maar God kwam tot Abimelech in een droom des nachts, en Hij
zeide tot hem: Zie, gij zijt dood om der vrouwe wil, die gij
weggenomen hebt; want zij is met een man getrouwd.
4. Doch Abimelech was tot haar niet genaderd; daarom zeide hij:
Heere! zult Gij dan ook een rechtvaardig volk doden?
5. Heeft hij zelf mij niet gezegd: Zij is mijn zuster? en zij, ook zij
heeft gezegd: Hij is mijn broeder. In oprechtheid mijns harten en
in reinheid mijner handen, heb ik dit gedaan.
6. En God zeide tot hem in den droom: Ik heb ook geweten, dat gij
dit in oprechtheid uws harten gedaan hebt, en Ik heb u ook belet
van tegen Mij te zondigen; daarom heb Ik u niet toegelaten, haar
aan te roeren.
7. Zo geef dan nu dezes mans huisvrouw weder; want hij is een
profeet, en hij zal voor u bidden, opdat gij leeft; maar zo gij haar
niet wedergeeft, weet, dat gij voorzeker sterven zult, gij, en al
wat uwes is!
8. Toen stond Abimelech des morgens vroeg op, en riep al zijn
59
knechten, en sprak al deze woorden voor hun oren. En die
mannen vreesden zeer.
9. En Abimelech riep Abraham, en zeide tot hem: Wat hebt gij ons
gedaan? en wat heb ik tegen u gezondigd, dat gij over mij en
over mijn koninkrijk een grote zonde gebracht hebt? gij hebt
daden met mij gedaan, die niet zouden gedaan worden.
10. Voorts zeide Abimelech tot Abraham: Wat hebt gij gezien, dat
gij deze zaak gedaan hebt?
11. En Abraham zeide: Want ik dacht: alleen is de vreze Gods in
deze plaats niet, zodat zij mij om mijner huisvrouw wil zullen
doden.
12. En ook is zij waarlijk mijn zuster; zij is mijns vaders dochter,
maar niet mijner moeder dochter; en zij is mij ter vrouwe
geworden.
13. En het is geschied, als God mij uit mijns vaders huis deed
13. En zij noemde den Naam des HEEREN, Die tot haar sprak: Gij,
God des aanziens! want zij zeide: Heb ik ook hier gezien naar
Dien, Die mij aanziet?
14. Daarom noemde men dien put, den put Lachai-roi; ziet, hij is
tussen Kades en tussen Bered.
15. En Hagar baarde Abram een zoon; en Abram noemde den naam
zijns zoons, die Hagar gebaard had, Ismael.
16. En Abram was zes en tachtig jaren oud, toen Hagar Ismael aan
Abram baarde.
46
Genesis
Hoofdstuk 17
1. Als nu Abram negen en negentig jaren oud was, zo verscheen de
HEERE aan Abram, en zeide tot hem: Ik ben God, de
Almachtige! Wandel voor Mijn aangezicht, en zijt oprecht!
2. En Ik zal Mijn verbond stellen tussen Mij en tussen u, en Ik zal u
gans zeer vermenigvuldigen.
3. Toen viel Abram op zijn aangezicht, en God sprak met hem,
zeggende:
4. Mij aangaande, zie, Mijn verbond is met u; en gij zult tot een
vader van menigte der volken worden!
5. En uw naam zal niet meer genoemd worden Abram; maar uw
naam zal wezen Abraham; want Ik heb u gesteld tot een vader
van menigte der volken.
6. En Ik zal u gans zeer vruchtbaar maken, en Ik zal u tot volken
stellen, en koningen zullen uit u voortkomen.
7. En Ik zal Mijn verbond oprichten tussen Mij en tussen u, en
tussen uw zaad na u in hun geslachten, tot een eeuwig verbond,
om u te zijn tot een God, en uw zaad na u.
8. En Ik zal u, en uw zaad na u, het land uwer
vreemdelingschappen geven, het gehele land Kanaan, tot
eeuwige bezitting; en Ik zal hun tot een God zijn.
9. Voorts zeide God tot Abraham: Gij nu zult Mijn verbond
houden, gij, en uw zaad na u, in hun geslachten.
10. Dit is Mijn verbond, dat gijlieden houden zult tussen Mij, en
47
tussen u, en tussen uw zaad na u: dat al wat mannelijk is, u
besneden worde.
11. En gij zult het vlees uwer voorhuid besnijden; en [dat] zal tot
een teken zijn van het verbond tussen Mij en tussen u.
12. Een zoontje dan van acht dagen zal u besneden worden, al wat
mannelijk is in uw geslachten: de ingeborene van het huis, en de
gekochte met geld van allen vreemde, welke niet is van uw
zaad;
13. De ingeborene van uw huis, en de gekochte met uw geld zal
zekerlijk besneden worden; en Mijn verbond zal zijn in ulieder
vlees, tot een eeuwig verbond.
14. En wat mannelijk is, de voorhuid hebbende, wiens voorhuids
vlees niet zal besneden worden, dezelve ziel zal uit haar volken
uitgeroeid worden; hij heeft Mijn verbond gebroken.
15. Nog zeide God tot Abraham: Gij zult den naam van uw
huisvrouw Sarai, niet Sarai noemen; maar haar naam zal zijn
Sara.
16. Want Ik zal haar zegenen, en u ook uit haar een zoon geven; ja,
Ik zal haar zegenen, zodat zij tot volken worden zal: koningen
der volken zullen uit haar worden!
17. Toen viel Abraham op zijn aangezicht, en hij lachte; en hij zeide
in zijn hart: Zal een, die honderd jaren oud is, [een] [kind]
geboren worden; en zal Sara, die negentig jaren oud is, baren?
18. En Abraham zeide tot God: Och, dat Ismael mocht leven voor
Uw aangezicht!
19. En God zeide: Voorwaar, Sara, uw huisvrouw, zal u een zoon
baren, en gij zult zijn naam noemen Izak; en Ik zal Mijn verbond
met hem oprichten, tot een eeuwig verbond zijn zade na hem.
48
20. En aangaande Ismael heb Ik u verhoord; zie, Ik heb hem
gezegend, en zal hem vruchtbaar maken, en hem gans zeer
vermenigvuldigen; twaalf vorsten zal hij gewinnen, en Ik zal
hem tot een groot volk stellen;
21. Maar Mijn verbond zal Ik met Izak oprichten, die u Sara op
dezen gezetten tijd in het andere jaar baren zal.
22. En Hij eindigde met hem te spreken, en God voer op van
Abraham.
23. Toen nam Abraham zijn zoon Ismael, en al de ingeborenen van
zijn huis, en alle gekochten met zijn geld, al wat mannelijk was
onder de lieden van het huis van Abraham, en hij besneed het
vlees hunner voorhuid, even ten zelfden dage, gelijk als God
met hem gesproken had.
24. En Abraham was oud negen en negentig jaren, als hem het vlees
zijner voorhuid besneden werd.
25. En Ismael, zijn zoon, was dertien jaren oud, als hem het vlees
zijner voorhuid besneden werd.
26. Even op dezen zelfden dag werd Abraham besneden, en Ismael,
zijn zoon.
27. En alle mannen van zijn huis, de ingeborenen des huizes, en de
gekochten met geld, van den vreemde af, werden met hem
besneden.
49
Genesis
Hoofdstuk 18
1. Daarna verscheen hem de HEERE aan de eikenbossen van
Mamre, als hij in de deur der tent zat, toen de dag heet werd.
2. En hij hief zijn ogen op en zag; en ziet, daar stonden drie
mannen tegenover hem; als hij hen zag, zo liep hij hun tegemoet
van de deur der tent, en boog zich ter aarde.
3. En hij zeide: Heere! heb ik nu genade gevonden in Uw ogen, zo
gaat toch niet aan Uw knecht voorbij.
4. Dat toch een weinig waters gebracht worde, en wast Uw voeten,
en leunt onder dezen boom.
5. En ik zal een bete broods langen, dat Gij Uw hart sterkt; daarna
zult Gij voortgaan, daarom omdat Gij tot Uw knecht
overgekomen zijt. En zij zeiden: Doe zo als gij gesproken hebt.
6. En Abraham haastte zich naar de tent tot Sara, en hij zeide:
Haast u; kneed drie maten meelbloem, en maak koeken.
7. En Abraham liep tot de runderen, en hij nam een kalf, teder en
goed, en hij gaf het aan den knecht, die haastte, om dat toe te
maken.
8. En hij nam boter en melk, en het kalf, dat hij toegemaakt had, en
hij zette het hun voor, en stond bij hen onder dien boom, en zij
aten.
9. Toen zeiden zij tot hem: Waar is Sara, uw huisvrouw? En hij
zeide: Ziet, in de tent.
10. En Hij zeide: Ik zal voorzeker weder tot u komen, omtrent dezen
50
tijd des levens; en zie, Sara, uw huisvrouw, zal een zoon
hebben! En Sara hoorde het aan de deur der tent, welke achter
Hem was.
11. Abraham nu en Sara waren oud, [en] wel bedaagd; het had Sara
opgehouden te gaan naar de wijze der vrouwen.
12. Zo lachte Sara bij zichzelve, zeggende: Zal ik wellust hebben,
nadat ik oud geworden ben, en mijn heer oud is?
13. En de HEERE zeide tot Abraham: Waarom heeft Sara gelachen,
zeggende: Zou ik ook waarlijk baren, nu ik oud geworden ben?
14. Zou iets voor den HEERE te wonderlijk zijn? Ter gezetter tijd
zal Ik tot u wederkomen, omtrent dezen tijd des levens, en Sara
zal een zoon hebben!
15. En Sara loochende het, zeggende: Ik heb niet gelachen; want zij
vreesde. En Hij zeide: Neen! maar gij hebt gelachen.
16. Toen stonden die mannen op van daar, en zagen naar Sodom toe;
en Abraham ging met hen, om hen te geleiden.
17. En de HEERE zeide: Zal Ik voor Abraham verbergen, wat Ik
doe?
18. Dewijl Abraham gewisselijk tot een groot en machtig volk
worden zal, en alle volken der aarde in hem gezegend zullen
worden?
19. Want Ik heb hem gekend, opdat hij zijn kinderen en zijn huis na
hem zoude bevelen, en zij den weg des HEEREN houden, om te
doen gerechtigheid en gerichte; opdat de HEERE over Abraham
brenge, hetgeen Hij over hem gesproken heeft.
20. Voorts zeide de HEERE: Dewijl het geroep van Sodom en
Gomorra groot is, en dewijl haar zonde zeer zwaar is,
21. Zal Ik nu afgaan en bezien, of zij naar hun geroep, dat tot Mij
51
gekomen is, het uiterste gedaan hebben, en zo niet, Ik zal het
weten.
22. Toen keerden die mannen het aangezicht van daar, en gingen
naar Sodom; maar Abraham bleef nog staande voor het
aangezicht des HEEREN.
23. En Abraham trad toe, en zeide: Zult Gij ook den rechtvaardige
met den goddeloze ombrengen?
24. Misschien zijn er vijftig rechtvaardigen in de stad; zult Gij hen
ook ombrengen, en de plaats niet sparen, om de vijftig
rechtvaardigen, die binnen haar zijn?
25. Het zij verre van U, zulk een ding te doen, te doden den
rechtvaardige met den goddeloze! dat de rechtvaardige zij gelijk
de goddeloze, verre zij het van U! zou de Rechter der ganse
aarde geen recht doen?
26. Toen zeide de HEERE: Zo Ik te Sodom binnen de stad vijftig
rechtvaardigen zal vinden, zo zal Ik de ganse plaats sparen om
hunnentwil.
27. En Abraham antwoordde en zeide: Zie toch; ik heb mij
onderwonden te spreken tot den Heere, hoewel ik stof en as ben!
28. Misschien zullen aan de vijftig rechtvaardigen vijf ontbreken;
zult Gij dan om vijf de ganse stad verderven? En Hij zeide: Ik
zal haar niet verderven, zo Ik er vijf en veertig zal vinden.
29. En hij voer voort nog tot Hem te spreken, en zeide: Misschien
zullen aldaar veertig gevonden worden! En Hij zeide: Ik zal het
niet doen om der veertigen wil.
30. Voorts zeide hij: Dat toch de Heere niet ontsteke, dat ik spreke;
misschien zullen aldaar dertig gevonden worden! En Hij zeide:
Ik zal het niet doen, zo Ik aldaar dertig zal vinden.
52
31. En hij zeide: Zie toch, ik heb mij onderwonden te spreken tot de
Heere; misschien zullen er twintig gevonden worden! En Hij
zeide: Ik zal haar niet verderven om der twintigen wil.
32. Nog zeide hij: Dat toch de Heere niet ontsteke, dat ik alleenlijk
ditmaal spreke: misschien zullen er tien gevonden worden. En
Hij zeide: Ik zal haar niet verderven om der tienen wil.
33. Toen ging de HEERE weg, als Hij geeindigd had tot Abraham te
spreken; en Abraham keerde weder naar zijn plaats.
53
Genesis
Hoofdstuk 19
1. En die twee engelen kwamen te Sodom in den avond; en Lot zat
in de poort te Sodom; en als Lot hen zag, stond hij op hun
tegemoet, en boog zich met het aangezicht ter aarde.
2. En hij zeide: Ziet nu, mijne heren! keert toch in ten huize van uw
knecht, en vernacht, en wast uw voeten; en gij zult vroeg
opstaan, en gaan uws weegs. En zij zeiden: Neen, maar wij
zullen op de straat vernachten.
3. En hij hield bij hen zeer aan, zodat zij tot hem inkeerden, en
kwamen in zijn huis; en hij maakte hun een maaltijd, en bakte
ongezuurde koeken, en zij aten.
4. Eer zij zich te slapen leiden, zo hebben de mannen dier stad, de
mannen van Sodom, van den jongste tot den oudste toe, dat huis
omsingeld, het ganse volk, van het uiterste einde af.
5. En zij riepen Lot toe, en zeiden tot hem: Waar zijn die mannen,
die deze nacht tot u gekomen zijn? breng hen uit tot ons, opdat
wij ze bekennen.
6. Toen ging Lot uit tot hen aan de deur, en hij sloot de deur achter
zich toe;
7. En hij zeide: Mijn broeders! doet toch geen kwaad!
8. Ziet toch, ik heb twee dochters, die geen man bekend hebben; ik
zal haar nu tot u uitbrengen, en doet haar, zoals het goed is in
uw ogen; alleenlijk doet dezen mannen niets; want daarom zijn
zij onder de schaduw mijns daks ingegaan.
54
9. Toen zeiden zij: Kom verder aan! Voorts zeiden zij: Deze ene is
gekomen, om als vreemdeling [hier] te wonen, en zoude hij
alleszins rechter zijn? Nu zullen wij u meer kwaads doen, dan
hun. En zij drongen zeer op den man, op Lot, en zij traden toe
om de deur open te breken.
10. Doch die mannen staken hun hand uit, en deden Lot tot zich
inkomen in het huis, en sloten de deur toe.
11. En zij sloegen de mannen, die aan de deur van het huis waren,
met verblindheden, van den kleinste tot aan den grootste, zodat
zij moede werden, om de deur te vinden.
12. Toen zeiden die mannen tot Lot: Wien hebt gij hier nog meer?
een schoonzoon, of uw zonen, of uw dochteren, en allen, die gij
hebt in deze stad, breng uit deze plaats;
13. Want wij gaan deze plaats verderven, omdat haar geroep groot
geworden is voor het aangezicht des HEEREN, en de HEERE
ons uitgezonden heeft, om haar te verderven.
14. Toen ging Lot uit, en sprak tot zijn schoonzonen, die zijn
dochteren nemen zouden, en zeide: Maakt u op, gaat uit deze
plaats; want de HEERE gaat deze stad verderven. Maar hij was
in de ogen zijner schoonzonen als jokkende.
15. En als de dageraad opging, drongen de engelen Lot aan,
zeggende: Maak u op, neem uw huisvrouw, en uw twee
dochteren, die voorhanden zijn, opdat gij in de ongerechtigheid
dezer stad niet omkomt.
16. Maar hij vertoefde; zo grepen dan die mannen zijn hand, en de
hand zijner vrouw, en de hand zijner twee dochteren, om de
verschoning des HEEREN over hem; en zij brachten hem uit, en
stelden hem buiten de stad.
55
17. En het geschiedde als zij hen uitgebracht hadden naar buiten, zo
zeide Hij: behoud u om uws levens wil; zie niet achter u om, en
sta niet op deze ganse vlakte; behoud u naar het gebergte heen,
opdat gij niet omkomt.
18. En Lot zeide tot hen: Neen toch, Heere!
19. Zie toch, Uw knecht heeft genade gevonden in Uw ogen, en Gij
hebt Uw weldadigheid groot gemaakt, die Gij aan mij gedaan
hebt, om mijn ziel te behouden bij het leven; maar ik zal niet
kunnen behouden worden naar het gebergte heen, opdat mij niet
misschien dat kwaad aankleve, en ik sterve!
20. Ziet toch, deze stad is nabij, om derwaarts te vluchten, en zij is
klein; laat mij toch derwaarts behouden worden (is zij niet
klein?) opdat mijn ziel leve.
21. En Hij zeide tot hem: Zie, Ik heb uw aangezicht opgenomen ook
in deze zaak, dat Ik deze stad niet omkere waarvan gij
gesproken hebt.
22. Haast, behoud u derwaarts; want Ik zal niets kunnen doen, totdat
gij daarhenen ingekomen zijt. Daarom noemde men den naam
dezer stad Zoar.
23. De zon ging op boven de aarde, als Lot te Zoar inkwam.
24. Toen deed de HEERE zwavel en vuur over Sodom en Gomorra
regenen, van den HEERE uit den hemel.
25. En Hij keerde deze steden om, en die ganse vlakte, en alle
inwoners dezer steden, ook het gewas des lands.
26. En zijn huisvrouw zag om van achter hem; en zij werd een
zoutpilaar.
27. En Abraham maakte zich deszelven morgens vroeg op, naar de
plaats, waar hij voor het aangezicht des HEEREN gestaan had.
56
28. En hij zag naar Sodom en Gomorra toe, en naar het ganse land
van die vlakte; en hij zag, en ziet, er ging een rook van het land
op, gelijk de rook eens ovens.
29. En het geschiedde, toen God de steden dezer vlakte verdierf, dat
God aan Abraham gedacht, en Hij leidde Lot uit het midden
dezer omkering, in het omkeren dier steden, in welke Lot
gewoond had.
30. En Lot toog op uit Zoar, en woonde op den berg, en zijn twee
dochters met hem; want hij vreesde binnen Zoar te wonen. En
hij woonde in een spelonk, hij en zijn twee dochters.
31. Toen zeide de eerstgeborene tot de jongste: Onze vader is oud,
en er is geen man in dit land, om tot ons in te gaan, naar de
wijze der ganse aarde.
32. Kom, laat ons onze vader wijn te drinken geven, en bij hem
liggen, opdat wij van onze vader zaad in het leven behouden.
33. En zij gaven dien nacht haar vader wijn te drinken; en de
eerstgeborene kwam, en lag bij haar vader, en hij werd het niet
gewaar in haar nederliggen, noch in haar opstaan.
34. En het geschiedde des anderen daags, dat de eerstgeborene zeide
tot de jongste: Zie, ik heb gisteren nacht bij mijn vader gelegen;
laat ons ook dezen nacht hem wijn te drinken geven; ga dan in,
lig bij hem, opdat wij van onzen vader zaad in het leven
behouden.
35. En zij gaven haar vader ook dien nacht wijn te drinken, en de
jongste stond op, en lag bij hem. En hij werd het niet gewaar in
haar nederliggen, noch in haar opstaan.
36. En de twee dochters van Lot werden bevrucht van haar vader.
37. En de eerstgeborene baarde een zoon, en noemde zijn naam
57
Moab; deze is de vader der Moabieten, tot op dezen dag.
38. En de jongste baarde ook een zoon, en noemde zijn naam Ben-
ammi; deze is de vader der kinderen Ammons, tot op dezen dag.
58
Genesis
Hoofdstuk 20
1. En Abraham reisde van daar naar het land van het zuiden, en
woonde tussen Kades en tussen Sur; en hij verkeerde als
vreemdeling te Gerar.
2. Als nu Abraham van Sara, zijn huisvrouw, gezegd had: Zij is
mijn zuster, zo zond Abimelech, de koning van Gerar, en nam
Sara weg.
3. Maar God kwam tot Abimelech in een droom des nachts, en Hij
zeide tot hem: Zie, gij zijt dood om der vrouwe wil, die gij
weggenomen hebt; want zij is met een man getrouwd.
4. Doch Abimelech was tot haar niet genaderd; daarom zeide hij:
Heere! zult Gij dan ook een rechtvaardig volk doden?
5. Heeft hij zelf mij niet gezegd: Zij is mijn zuster? en zij, ook zij
heeft gezegd: Hij is mijn broeder. In oprechtheid mijns harten en
in reinheid mijner handen, heb ik dit gedaan.
6. En God zeide tot hem in den droom: Ik heb ook geweten, dat gij
dit in oprechtheid uws harten gedaan hebt, en Ik heb u ook belet
van tegen Mij te zondigen; daarom heb Ik u niet toegelaten, haar
aan te roeren.
7. Zo geef dan nu dezes mans huisvrouw weder; want hij is een
profeet, en hij zal voor u bidden, opdat gij leeft; maar zo gij haar
niet wedergeeft, weet, dat gij voorzeker sterven zult, gij, en al
wat uwes is!
8. Toen stond Abimelech des morgens vroeg op, en riep al zijn
59
knechten, en sprak al deze woorden voor hun oren. En die
mannen vreesden zeer.
9. En Abimelech riep Abraham, en zeide tot hem: Wat hebt gij ons
gedaan? en wat heb ik tegen u gezondigd, dat gij over mij en
over mijn koninkrijk een grote zonde gebracht hebt? gij hebt
daden met mij gedaan, die niet zouden gedaan worden.
10. Voorts zeide Abimelech tot Abraham: Wat hebt gij gezien, dat
gij deze zaak gedaan hebt?
11. En Abraham zeide: Want ik dacht: alleen is de vreze Gods in
deze plaats niet, zodat zij mij om mijner huisvrouw wil zullen
doden.
12. En ook is zij waarlijk mijn zuster; zij is mijns vaders dochter,
maar niet mijner moeder dochter; en zij is mij ter vrouwe
geworden.
13. En het is geschied, als God mij uit mijns vaders huis deed
You have read 1 text from Dutch literature.
Next - Statenvertaling - 1 - 05
- Parts
- Statenvertaling - 1 - 01Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3032Total number of unique words is 57858.0 of words are in the 2000 most common words73.0 of words are in the 5000 most common words78.6 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 02Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3009Total number of unique words is 62652.7 of words are in the 2000 most common words68.0 of words are in the 5000 most common words73.8 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 03Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3004Total number of unique words is 66756.0 of words are in the 2000 most common words70.4 of words are in the 5000 most common words76.6 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 04Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3063Total number of unique words is 63365.3 of words are in the 2000 most common words79.6 of words are in the 5000 most common words85.9 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 05Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3003Total number of unique words is 61860.9 of words are in the 2000 most common words75.8 of words are in the 5000 most common words81.2 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 06Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3068Total number of unique words is 69159.7 of words are in the 2000 most common words73.6 of words are in the 5000 most common words79.2 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 07Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3040Total number of unique words is 64058.5 of words are in the 2000 most common words73.4 of words are in the 5000 most common words80.5 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 08Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3035Total number of unique words is 66960.1 of words are in the 2000 most common words74.3 of words are in the 5000 most common words81.1 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 09Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3006Total number of unique words is 66950.6 of words are in the 2000 most common words65.7 of words are in the 5000 most common words72.8 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 10Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3076Total number of unique words is 61258.6 of words are in the 2000 most common words75.5 of words are in the 5000 most common words81.8 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 11Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3040Total number of unique words is 62063.1 of words are in the 2000 most common words79.0 of words are in the 5000 most common words85.8 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 12Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3064Total number of unique words is 64559.5 of words are in the 2000 most common words74.9 of words are in the 5000 most common words80.5 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 13Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2931Total number of unique words is 77356.3 of words are in the 2000 most common words72.2 of words are in the 5000 most common words78.8 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 14Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3021Total number of unique words is 58860.7 of words are in the 2000 most common words74.7 of words are in the 5000 most common words79.7 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 15Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3060Total number of unique words is 54466.4 of words are in the 2000 most common words79.1 of words are in the 5000 most common words84.7 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 16Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2953Total number of unique words is 62760.4 of words are in the 2000 most common words74.4 of words are in the 5000 most common words81.0 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 17Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2970Total number of unique words is 70159.9 of words are in the 2000 most common words73.8 of words are in the 5000 most common words81.6 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 18Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2986Total number of unique words is 69956.3 of words are in the 2000 most common words74.9 of words are in the 5000 most common words82.3 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 19Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2904Total number of unique words is 61155.5 of words are in the 2000 most common words70.9 of words are in the 5000 most common words77.6 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 20Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2971Total number of unique words is 52848.8 of words are in the 2000 most common words64.2 of words are in the 5000 most common words71.5 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 21Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2982Total number of unique words is 65860.1 of words are in the 2000 most common words74.9 of words are in the 5000 most common words81.5 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 22Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2848Total number of unique words is 64857.7 of words are in the 2000 most common words72.5 of words are in the 5000 most common words78.4 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 23Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2829Total number of unique words is 48948.1 of words are in the 2000 most common words63.5 of words are in the 5000 most common words71.1 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 24Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2964Total number of unique words is 40656.8 of words are in the 2000 most common words73.4 of words are in the 5000 most common words81.0 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 25Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2922Total number of unique words is 49950.5 of words are in the 2000 most common words67.9 of words are in the 5000 most common words78.5 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 26Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2977Total number of unique words is 54958.0 of words are in the 2000 most common words71.9 of words are in the 5000 most common words78.2 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 27Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3034Total number of unique words is 39356.7 of words are in the 2000 most common words72.8 of words are in the 5000 most common words79.0 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 28Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2963Total number of unique words is 48357.9 of words are in the 2000 most common words73.7 of words are in the 5000 most common words83.7 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 29Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2889Total number of unique words is 53953.9 of words are in the 2000 most common words71.7 of words are in the 5000 most common words77.5 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 30Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2891Total number of unique words is 54752.9 of words are in the 2000 most common words70.3 of words are in the 5000 most common words78.0 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 31Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3023Total number of unique words is 54556.0 of words are in the 2000 most common words75.3 of words are in the 5000 most common words83.6 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 32Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2837Total number of unique words is 40156.3 of words are in the 2000 most common words72.6 of words are in the 5000 most common words79.9 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 33Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2873Total number of unique words is 53053.7 of words are in the 2000 most common words69.9 of words are in the 5000 most common words76.1 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 34Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2707Total number of unique words is 41255.7 of words are in the 2000 most common words71.0 of words are in the 5000 most common words78.4 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 35Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3013Total number of unique words is 65656.1 of words are in the 2000 most common words69.8 of words are in the 5000 most common words78.4 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 36Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2927Total number of unique words is 62256.0 of words are in the 2000 most common words75.0 of words are in the 5000 most common words82.2 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 37Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2965Total number of unique words is 58058.7 of words are in the 2000 most common words75.1 of words are in the 5000 most common words84.5 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 38Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3019Total number of unique words is 64459.6 of words are in the 2000 most common words73.3 of words are in the 5000 most common words81.2 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 39Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2895Total number of unique words is 70248.3 of words are in the 2000 most common words62.3 of words are in the 5000 most common words68.7 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 40Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2763Total number of unique words is 47060.1 of words are in the 2000 most common words76.3 of words are in the 5000 most common words81.6 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 41Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2874Total number of unique words is 60452.6 of words are in the 2000 most common words67.4 of words are in the 5000 most common words74.7 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 42Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2908Total number of unique words is 59057.5 of words are in the 2000 most common words69.9 of words are in the 5000 most common words77.0 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 43Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3045Total number of unique words is 64355.8 of words are in the 2000 most common words70.9 of words are in the 5000 most common words76.0 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 44Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3075Total number of unique words is 63259.0 of words are in the 2000 most common words77.0 of words are in the 5000 most common words83.2 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 45Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3037Total number of unique words is 65757.6 of words are in the 2000 most common words74.8 of words are in the 5000 most common words80.4 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 46Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3093Total number of unique words is 57655.4 of words are in the 2000 most common words71.2 of words are in the 5000 most common words77.1 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 47Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3061Total number of unique words is 61458.7 of words are in the 2000 most common words76.0 of words are in the 5000 most common words82.5 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 48Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3027Total number of unique words is 62654.3 of words are in the 2000 most common words70.8 of words are in the 5000 most common words77.4 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 49Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3017Total number of unique words is 63956.5 of words are in the 2000 most common words74.7 of words are in the 5000 most common words82.9 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 50Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3082Total number of unique words is 66258.5 of words are in the 2000 most common words77.2 of words are in the 5000 most common words82.8 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 51Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2621Total number of unique words is 76753.9 of words are in the 2000 most common words73.0 of words are in the 5000 most common words81.7 of words are in the 8000 most common words