Johannes Bogerman Willem Baudartius Gerson Bucerus Jacobus Rolandus Hermannus Faukelius Petrus Cornelisz Festus Hommius Antonius Walaeus
Statenvertaling - 1
Statenvertaling - 1 - 07
Total number of words is 3040
Total number of unique words is 640
58.5 of words are in the 2000 most common words
73.4 of words are in the 5000 most common words
80.5 of words are in the 8000 most common words
moeder zullen zich voor u nederbuigen! Vervloekt moet hij zijn,
wie u vervloekt; en wie u zegent, zij gezegend!
30. En het geschiedde, als Izak voleindigd had Jakob te zegenen, zo
geschiedde het, toen Jakob maar even van het aangezicht van
zijn vader Izak uitgegaan was, dat Ezau, zijn broeder, van zijn
jacht kwam.
31. Hij nu maakte smakelijke spijzen toe, en bracht die tot zijn
vader; en hij zeide tot zijn vader: Mijn vader sta op en ete van
het wildbraad zijns zoons, opdat uw ziel mij zegene.
89
32. En Izak, zijn vader, zeide tot hem: Wie zijt gij? En hij zeide: Ik
ben uw zoon, uw eerstgeborene, Ezau.
33. Toen verschrikte Izak met zeer grote verschrikking, gans zeer,
en zeide: Wie is hij dan, die het wildbraad gejaagd en tot mij
gebracht heeft? en ik heb van alles gegeten, eer gij kwaamt, en
heb hem gezegend; ook zal hij gezegend wezen.
34. Als Ezau de woorden zijns vaders hoorde, zo schreeuwde hij
met een groten en bitteren schreeuw, gans zeer; en hij zeide tot
zijn vader: Zegen mij, ook mij, mijn vader!
35. En hij zeide: Uw broeder is gekomen met bedrog, en heeft uw
zegen weggenomen.
36. Toen zeide hij: Is het niet omdat men zijn naam noemt Jakob,
dat hij mij nu twee reizen heeft bedrogen? mijn eerstgeboorte
heeft hij genomen, en zie, nu heeft hij mijn zegen genomen!
Voorts zeide hij: Hebt gij dan geen zegen voor mij uitbehouden?
37. Toen antwoordde Izak, en zeide tot Ezau: Zie, ik heb hem tot
een heer over u gezet, en al zijn broeders heb ik hem tot
knechten gegeven; en ik heb hem met koorn en most
ondersteund; wat zal ik u dan nu doen, mijn zoon?
38. En Ezau zeide tot zijn vader: Hebt gij [maar] dezen enen zegen,
mijn vader? Zegen mij, ook mij, mijn vader! En Ezau hief zijn
stem op, en weende.
39. Toen antwoordde zijn vader Izak en zeide tot hem: Zie, de
vettigheden der aarde zullen uw woningen zijn, en van den dauw
des hemels van boven af [zult] [gij] [gezegend] [zijn].
40. En op uw zwaard zult gij leven, en zult uw broeder dienen; doch
het zal geschieden, als gij heersen zult, dan zult gij zijn juk van
uw hals afrukken.
90
41. En Ezau haatte Jakob om dien zegen, waarmede zijn vader hem
gezegend had; en Ezau zeide in zijn hart: De dagen van den
rouw mijns vaders naderen, en ik zal mijn broeder Jakob doden.
42. Toen aan Rebekka deze woorden van Ezau, haar grootsten zoon,
geboodschapt werden, zo zond zij heen, en ontbood Jakob, haar
kleinsten zoon, en zeide tot hem: Zie, uw broeder Ezau troost
zich over u, dat hij u doden zal.
43. Nu dan, mijn zoon! hoor naar mijn stem, en maak u op, vlied gij
naar Haran, tot Laban, mijn broeder.
44. En blijf bij hem enige dagen, totdat de hittige gramschap uws
broeders kere;
45. Totdat de toorn uws broeders van u afkere, en hij vergeten
hebbe, hetgeen gij hem gedaan hebt; dan zal ik zenden, en u van
daar nemen; waarom zoude ik ook van u beiden beroofd worden
op een dag?
46. En Rebekka zeide tot Izak: Ik heb verdriet aan mijn leven
vanwege de dochteren Heths! Indien Jakob een vrouw neemt
van de dochteren Heths, gelijk deze zijn, van de dochteren dezes
lands, waartoe zal mij het leven zijn?
91
Genesis
Hoofdstuk 28
1. En Izak riep Jakob, en zegende hem; en gebood hem, en zeide
tot hem: Neem geen vrouw van de dochteren van Kanaan.
2. Maak u op, ga naar Paddan-aram, ten huize van Bethuel, den
vader uwer moeder, en neem u van daar een vrouw, van de
dochteren van Laban, uwer moeders broeder.
3. En God almachtig zegene u, en make u vruchtbaar, en
vermenigvuldige u, dat gij tot een hoop volken wordt.
4. En Hij geve u den zegen van Abraham; aan u, en uw zaad met u,
opdat gij erfelijk bezit het land uwer vreemdelingschappen,
hetwelk God aan Abraham gegeven heeft.
5. Alzo zond Izak Jakob weg, dat hij toog naar Paddan-aram, tot
Laban, den zoon van Bethuel, den Syrier, den broeder van
Rebekka, Jakobs en Ezau's moeder.
6. Als nu Ezau zag, dat Izak Jakob gezegend, en hem naar Paddan-
aram weggezonden had om zich van daar een vrouw te nemen;
[en] als hij hem zegende, dat hij hem geboden had, zeggende:
Neem geen vrouw van de dochteren van Kanaan;
7. En dat Jakob zijn vader en zijn moeder gehoorzaam geweest
was, en naar Paddanaram getrokken was;
8. En dat Ezau zag, dat de dochteren van Kanaan kwaad waren in
de ogen van Izak, zijn vader;
9. Zo ging Ezau tot Ismael, en nam zich tot een vrouw boven zijn
vrouwen, Mahalath, de dochter van Ismael, den zoon van
92
Abraham, de zuster van Nebajoth.
10. Jakob dan toog uit van Ber-seba, en ging naar Haran.
11. En hij geraakte op een plaats, waar hij vernachtte; want de zon
was ondergegaan; en hij nam van de stenen dier plaats, en
maakte zijn hoofdpeluw, en leide zich te slapen te dierzelver
plaats.
12. En hij droomde; en ziet, een ladder was gesteld op de aarde,
welker opperste aan den hemel raakte; en ziet, de engelen Gods
klommen daarbij op en neder.
13. En ziet, de HEERE stond op dezelve en zeide: Ik ben de
HEERE, de God van uw vader Abraham, en de God van Izak;
dit land, waarop gij ligt te slapen, zal Ik aan u geven, en aan uw
zaad.
14. En uw zaad zal wezen als het stof der aarde, en gij zult uitbreken
[in] [menigte], westwaarts en oostwaarts, en noordwaarts en
zuidwaarts; en in u, en in uw zaad zullen alle geslachten des
aardbodems gezegend worden.
15. En zie, Ik ben met u, en Ik zal u behoeden overal, waarheen gij
trekken zult, en Ik zal u wederbrengen in dit land; want Ik zal u
niet verlaten, totdat Ik zal gedaan hebben, hetgeen Ik tot u
gesproken heb.
16. Toen nu Jakob van zijn slaap ontwaakte, zeide hij: Gewisselijk
is de HEERE aan deze plaats, en ik heb het niet geweten!
17. En hij vreesde, en zeide: Hoe vreselijk is deze plaats! Dit is niet
dan een huis Gods, en dit is de poort des hemels!
18. Toen stond Jakob des morgens vroeg op, en hij nam dien steen,
dien hij tot zijn hoofdpeluw gelegd had, en zette hem tot een
opgericht teken, en goot daar olie boven op.
93
19. En hij noemde den naam dier plaats Beth-el; daar toch de naam
dier stad te voren was Luz.
20. En Jakob beloofde een gelofte, zeggende: Wanneer God met mij
geweest zal zijn, en mij behoed zal hebben op dezen weg, dien
ik reize, en mij gegeven zal hebben brood om te eten, en
klederen om aan te trekken;
21. En ik ten huize mijns vaders in vrede zal wedergekeerd zijn; zo
zal de HEERE mij tot een God zijn!
22. En deze steen, dien ik tot een opgericht teken gezet heb, zal een
huis Gods wezen, en van alles, wat Gij mij geven zult, zal ik U
voorzeker de tienden geven!
94
Genesis
Hoofdstuk 29
1. Toen hief Jakob zijn voeten op, en ging naar het land der
kinderen van het Oosten.
2. En hij zag toe, en ziet, er was een put in het veld; en ziet, er
waren drie kudden schapen nevens dien nederliggende; want uit
dien put drenkten zij de kudden; en er was een grote steen op
den mond van dien put.
3. En derwaarts werden al de kudden verzameld, en zij wentelden
den steen van den mond des puts, en drenkten de schapen, en
legden den steen weder op den mond van dien put, op zijn
plaats.
4. Toen zeide Jakob tot hen: Mijn broeders! van waar zijt gij? En
zij zeiden: Wij zijn van Haran.
5. En hij zeide tot hen: Kent gij Laban, den zoon van Nahor? En zij
zeiden: Wij kennen [hem].
6. Voorts zeide hij tot hen: Is het wel met hem? En zij zeiden: Het
is wel; en zie, Rachel, zijn dochter, komt met de schapen.
7. En hij zeide: Ziet, het is nog hoog dag, het is geen tijd, dat het
vee verzameld worde; drenkt de schapen, en gaat heen, weidt
[dezelve].
8. Toen zeiden zij: Wij kunnen niet, totdat al de kudden samen
zullen vergaderd zijn, en dat men den steen van den mond des
puts afwentele, opdat wij de schapen drenken.
9. Als hij nog met hen sprak, zo kwam Rachel met de schapen, die
95
haar vader toebehoorden; want zij was een herderin.
10. En het geschiedde, als Jakob Rachel zag, de dochter van Laban,
zijner moeders broeder, en de schapen van Laban, zijner
moeders broeder, dat Jakob toetrad, en wentelde den steen van
den mond des puts, en drenkte de schapen van Laban, zijner
moeders broeder.
11. En Jakob kuste Rachel; en hij hief zijn stem op en weende.
12. En Jakob gaf Rachel te kennen, dat hij een broeder van haar
vader, en dat hij de zoon van Rebekka was. Toen liep zij heen,
en gaf het aan haar vader te kennen.
13. En het geschiedde, als Laban die tijding hoorde van Jakob, zijner
zusters zoon, zo liep hij hem tegemoet, en omhelsde hem, en
kuste hem, en bracht hem tot zijn huis. En hij vertelde Laban al
deze dingen.
14. Toen zeide Laban tot hem: Voorwaar, gij zijt mijn gebeente en
mijn vlees! En hij bleef bij hem een volle maand.
15. Daarna zeide Laban tot Jakob: Omdat gij mijn broeder zijt,
zoudt gij mij derhalve om niet dienen? verklaar mij, wat zal uw
loon zijn?
16. En Laban had twee dochters: de naam der grootste was Lea; en
de naam der kleinste was Rachel.
17. Doch Lea had tedere ogen; maar Rachel was schoon van
gedaante, en schoon van aangezicht.
18. En Jakob had Rachel lief; en hij zeide: Ik zal u zeven jaren
dienen, om Rachel, uw kleinste dochter.
19. Toen zeide Laban: Het is beter, dat ik haar aan u geve, dan dat ik
haar aan een anderen man geve; blijf bij mij.
20. Alzo diende Jakob om Rachel zeven jaren; en die waren in zijn
96
ogen als enige dagen, omdat hij haar liefhad.
21. Toen zeide Jakob tot Laban: Geef mijn huisvrouw, want mijn
dagen zijn vervuld, dat ik tot haar inga.
22. Zo verzamelde Laban al de mannen dier plaats, en maakte een
maaltijd.
23. En het geschiedde des avonds, dat hij zijn dochter Lea nam, en
bracht haar tot hem; en hij ging tot haar in.
24. En Laban gaf haar Zilpa, zijn dienstmaagd, aan Lea, zijn
dochter, [tot] een dienstmaagd.
25. En het geschiedde des morgens, en ziet, het was Lea. Daarom
zeide hij tot Laban: Wat is dit, [dat] gij mij gedaan hebt; heb ik
niet bij u gediend om Rachel? waarom hebt gij mij dan
bedrogen?
26. En Laban zeide: Men doet alzo niet te dezer onzer plaatse, dat
men de kleinste uitgeve voor de eerstgeborene.
27. Vervul de week van deze; dan zullen wij u ook die geven, voor
den dienst, dien gij nog andere zeven jaren bij mij dienen zult.
28. En Jakob deed alzo; en hij vervulde de week van deze. Toen gaf
hij hem Rachel, zijn dochter, hem tot een vrouw.
29. En Laban gaf aan zijn dochter Rachel zijn dienstmaagd Bilha,
haar tot een dienstmaagd.
30. En hij ging ook in tot Rachel, en had ook Rachel liever dan Lea;
en hij diende bij hem nog andere zeven jaren.
31. Toen nu de HEERE zag, dat Lea gehaat was, opende Hij haar
baarmoeder; maar Rachel was onvruchtbaar.
32. En Lea werd bevrucht, en baarde een zoon, en zij noemde zijn
naam Ruben; want zij zeide: Omdat de HEERE mijn
verdrukking heeft aangezien, daarom zal mijn man mij nu
97
liefhebben.
33. En zij werd wederom bevrucht, en baarde een zoon, en zeide:
Dewijl de HEERE gehoord heeft, dat ik gehaat was, zo heeft Hij
mij ook dezen gegeven; en zij noemde zijn naam Simeon.
34. En zij werd nog bevrucht, en baarde een zoon, en zeide: Nu zal
zich ditmaal mijn man bij mij voegen, dewijl ik hem drie zonen
gebaard heb; daarom noemde zij zijn naam Levi.
35. En zij werd wederom bevrucht, en baarde een zoon, en zeide:
Ditmaal zal ik den HEERE loven; daarom noemde zij zijn naam
Juda. En zij hield op van baren.
98
Genesis
Hoofdstuk 30
1. Als nu Rachel zag, dat zij Jakob niet baarde, zo benijdde Rachel
haar zuster; en zij zeide tot Jakob: Geef mij kinderen! of indien
niet, zo ben ik dood.
2. Toen ontstak Jakobs toorn tegen Rachel, en hij zeide: Ben ik dan
in plaats van God, Die de vrucht des buiks van u geweerd heeft?
3. En zij zeide: Zie, daar is mijn dienstmaagd Bilha, ga tot haar in;
dat zij op mijn knieen bare, en ik ook uit haar gebouwd worde.
4. Zo gaf zij hem haar dienstmaagd Bilha tot een vrouw; en Jakob
ging tot haar in.
5. En Bilha werd zwanger, en baarde Jakob een zoon.
6. Toen zeide Rachel: God heeft mij gericht, en ook mijn stem
verhoord, en heeft mij een zoon gegeven; daarom noemde zij
zijn naam Dan.
7. En Bilha, Rachels dienstmaagd, werd wederom bevrucht, en
baarde Jakob den tweeden zoon.
8. Toen zeide Rachel: Ik heb worstelingen Gods met mijn zuster
geworsteld; ook heb ik de overhand gehad; en zij noemde zijn
naam Nafthali.
9. Toen nu Lea zag, dat zij ophield van baren, nam zij ook haar
dienstmaagd Zilpa, en gaf die aan Jakob tot een vrouw.
10. En Zilpa, Lea's dienstmaagd, baarde Jakob een zoon.
11. Toen zeide Lea: Er komt een hoop! en zij noemde zijn naam
Gad.
99
12. Daarna baarde Zilpa, Lea's dienstmaagd, Jakob een tweeden
zoon.
13. Toen zeide Lea: Tot mijn geluk! want de dochters zullen mij
gelukkig achten; en zij noemde zijn naam Aser.
14. En Ruben ging in de dagen van de tarweoogst, en hij vond
Dudaim in het veld, en hij bracht die tot zijn moeder Lea. Toen
zeide Rachel tot Lea: Geef mij toch van uws zoons Dudaim.
15. En zij zeide tot haar: Is het weinig, dat gij mijn man genomen
hebt, dat gij ook mijns zoons Dudaim nemen zult? Toen zeide
Rachel: Daarom zal hij dezen nacht voor uws zoons Dudaim bij
u liggen.
16. Als nu Jakob des avonds uit het veld kwam, ging Lea uit hem
tegemoet, en zeide: Gij zult tot mij inkomen; want ik heb u om
loon zekerlijk gehuurd voor mijns zoons Dudaim; en hij lag dien
nacht bij haar.
17. En God verhoorde Lea; en zij werd bevrucht, en baarde Jakob
den vijfden zoon.
18. Toen zeide Lea: God heeft mijn loon gegeven, nadat ik mijn
dienstmaagd aan mijn man gegeven heb; en zij noemde zijn
naam Issaschar.
19. En Lea werd wederom bevrucht, en zij baarde Jakob den zesden
zoon.
20. En Lea zeide: God heeft mij, mij [heeft] [Hij] begiftigd met een
goede gift; ditmaal zal mijn man mij bijwonen; want ik heb hem
zes zonen gebaard; en zij noemde zijn naam Zebulon.
21. En zij baarde daarna een dochter; en zij noemde haar naam Dina.
22. God dacht ook aan Rachel; en God verhoorde haar, en opende
haar baarmoeder.
100
23. En zij werd bevrucht, en baarde een zoon; en zij zeide: God
heeft mijn smaadheid weggenomen!
24. En zij noemde zijn naam Jozef, zeggende: De HEERE voege mij
een anderen zoon daartoe.
25. En het geschiedde, dat Rachel Jozef gebaard had, dat Jakob tot
Laban zeide: Laat mij vertrekken, dat ik ga tot mijn plaats, en
naar mijn land.
26. Geef mijn vrouwen, en mijn kinderen, om welke ik u gediend
heb, dat ik vertrek; want gij weet mijn dienst, dien ik u gediend
heb.
27. Toen zeide Laban tot hem: Zo ik nu genade gevonden heb in uw
ogen; ik heb waargenomen, dat de HEERE mij om uwentwil
gezegend heeft.
28. Hij zeide dan: Noem mij uitdrukkelijk uw loon, dat ik geven zal.
29. Toen zeide hij tot hem: Gij weet, hoe ik u gediend heb, en hoe
uw vee bij mij geweest is.
30. Want het weinige, dat gij voor mij gehad hebt, dat is tot een
menigte uitgebroken; en de HEERE heeft u gezegend bij mijn
voet; nu dan, wanneer zal ik ook werken voor mijn huis?
31. En hij zeide: Wat zal ik u geven? Toen zeide Jakob: Gij zult mij
niet met al geven, indien gij mij deze zaak doen zult; ik zal
wederom uw kudden weiden, [en] bewaren.
32. Ik zal heden door uw ganse kudde gaan, daarvan afzonderende
al het gespikkelde en geplekte vee, en al het bruine vee onder de
lammeren, en het geplekte en gespikkelde onder de geiten; en
zulks zal mijn loon zijn.
33. Zo zal mijn gerechtigheid op den dag van morgen met mij
betuigen, als gij komen zult over mijn loon, voor uw aangezicht;
101
al wat niet gespikkeld en geplekt is onder de geiten en bruin
onder de lammeren, dat zij bij mij gestolen.
34. Toen zeide Laban: Zie, och ja, het zij naar uw woord!
35. En hij zonderde af ten zelfden dage de gesprenkelde en geplekte
bokken en al de gespikkelde en geplekte geiten, al waar wit aan
was, en al het bruine onder de lammeren; en hij gaf dezelve in
de hand zijner zonen.
36. En hij stelde een weg van drie dagen tussen hem, en tussen
Jakob; en Jakob weidde de overige kudde van Laban.
37. Toen nam zich Jakob roeden van groen populierenhout, en van
hazelaar, en van kastanje; en hij schilde daarin witte strepen,
ontblotende het wit, hetwelk aan die roeden was.
38. En hij leide deze roeden, die hij geschild had, in de goten, [en] in
de drinkbakken van het water, waar de kudde kwam drinken,
tegenover de kudde; en zij werden verhit, als zij kwamen om te
drinken.
39. Als dan de kudde verhit werd bij de roeden, zo lammerde de
kudde gesprenkelde, gespikkelde, en geplekte.
40. Toen scheidde Jakob de lammeren, en hij wendde het gezicht
der kudde op het gesprenkelde, en al het bruine onder Labans
kudde; en hij stelde zijn kudden alleen, en hij zette ze niet bij de
kudde van Laban.
41. En het geschiedde, telkens als de kudde der vroegelingen verhit
werd, zo stelde Jakob de roeden voor de ogen der kudde in de
goten, opdat zij hittig werden bij de roeden.
42. Maar als de kudde spade hittig werd, zo stelde hij ze niet, zodat
de spadelingen Laban, en de vroegelingen Jakob toekwamen.
43. En die man brak gans zeer uit [in] [menigte], en hij had vele
102
kudden, en dienstmaagden, en dienstknechten, en kemelen, en
ezelen.
103
Genesis
Hoofdstuk 31
1. Toen hoorde hij de woorden der zonen van Laban, zeggende:
Jakob heeft genomen alles, wat onzes vaders was, en van
wie u vervloekt; en wie u zegent, zij gezegend!
30. En het geschiedde, als Izak voleindigd had Jakob te zegenen, zo
geschiedde het, toen Jakob maar even van het aangezicht van
zijn vader Izak uitgegaan was, dat Ezau, zijn broeder, van zijn
jacht kwam.
31. Hij nu maakte smakelijke spijzen toe, en bracht die tot zijn
vader; en hij zeide tot zijn vader: Mijn vader sta op en ete van
het wildbraad zijns zoons, opdat uw ziel mij zegene.
89
32. En Izak, zijn vader, zeide tot hem: Wie zijt gij? En hij zeide: Ik
ben uw zoon, uw eerstgeborene, Ezau.
33. Toen verschrikte Izak met zeer grote verschrikking, gans zeer,
en zeide: Wie is hij dan, die het wildbraad gejaagd en tot mij
gebracht heeft? en ik heb van alles gegeten, eer gij kwaamt, en
heb hem gezegend; ook zal hij gezegend wezen.
34. Als Ezau de woorden zijns vaders hoorde, zo schreeuwde hij
met een groten en bitteren schreeuw, gans zeer; en hij zeide tot
zijn vader: Zegen mij, ook mij, mijn vader!
35. En hij zeide: Uw broeder is gekomen met bedrog, en heeft uw
zegen weggenomen.
36. Toen zeide hij: Is het niet omdat men zijn naam noemt Jakob,
dat hij mij nu twee reizen heeft bedrogen? mijn eerstgeboorte
heeft hij genomen, en zie, nu heeft hij mijn zegen genomen!
Voorts zeide hij: Hebt gij dan geen zegen voor mij uitbehouden?
37. Toen antwoordde Izak, en zeide tot Ezau: Zie, ik heb hem tot
een heer over u gezet, en al zijn broeders heb ik hem tot
knechten gegeven; en ik heb hem met koorn en most
ondersteund; wat zal ik u dan nu doen, mijn zoon?
38. En Ezau zeide tot zijn vader: Hebt gij [maar] dezen enen zegen,
mijn vader? Zegen mij, ook mij, mijn vader! En Ezau hief zijn
stem op, en weende.
39. Toen antwoordde zijn vader Izak en zeide tot hem: Zie, de
vettigheden der aarde zullen uw woningen zijn, en van den dauw
des hemels van boven af [zult] [gij] [gezegend] [zijn].
40. En op uw zwaard zult gij leven, en zult uw broeder dienen; doch
het zal geschieden, als gij heersen zult, dan zult gij zijn juk van
uw hals afrukken.
90
41. En Ezau haatte Jakob om dien zegen, waarmede zijn vader hem
gezegend had; en Ezau zeide in zijn hart: De dagen van den
rouw mijns vaders naderen, en ik zal mijn broeder Jakob doden.
42. Toen aan Rebekka deze woorden van Ezau, haar grootsten zoon,
geboodschapt werden, zo zond zij heen, en ontbood Jakob, haar
kleinsten zoon, en zeide tot hem: Zie, uw broeder Ezau troost
zich over u, dat hij u doden zal.
43. Nu dan, mijn zoon! hoor naar mijn stem, en maak u op, vlied gij
naar Haran, tot Laban, mijn broeder.
44. En blijf bij hem enige dagen, totdat de hittige gramschap uws
broeders kere;
45. Totdat de toorn uws broeders van u afkere, en hij vergeten
hebbe, hetgeen gij hem gedaan hebt; dan zal ik zenden, en u van
daar nemen; waarom zoude ik ook van u beiden beroofd worden
op een dag?
46. En Rebekka zeide tot Izak: Ik heb verdriet aan mijn leven
vanwege de dochteren Heths! Indien Jakob een vrouw neemt
van de dochteren Heths, gelijk deze zijn, van de dochteren dezes
lands, waartoe zal mij het leven zijn?
91
Genesis
Hoofdstuk 28
1. En Izak riep Jakob, en zegende hem; en gebood hem, en zeide
tot hem: Neem geen vrouw van de dochteren van Kanaan.
2. Maak u op, ga naar Paddan-aram, ten huize van Bethuel, den
vader uwer moeder, en neem u van daar een vrouw, van de
dochteren van Laban, uwer moeders broeder.
3. En God almachtig zegene u, en make u vruchtbaar, en
vermenigvuldige u, dat gij tot een hoop volken wordt.
4. En Hij geve u den zegen van Abraham; aan u, en uw zaad met u,
opdat gij erfelijk bezit het land uwer vreemdelingschappen,
hetwelk God aan Abraham gegeven heeft.
5. Alzo zond Izak Jakob weg, dat hij toog naar Paddan-aram, tot
Laban, den zoon van Bethuel, den Syrier, den broeder van
Rebekka, Jakobs en Ezau's moeder.
6. Als nu Ezau zag, dat Izak Jakob gezegend, en hem naar Paddan-
aram weggezonden had om zich van daar een vrouw te nemen;
[en] als hij hem zegende, dat hij hem geboden had, zeggende:
Neem geen vrouw van de dochteren van Kanaan;
7. En dat Jakob zijn vader en zijn moeder gehoorzaam geweest
was, en naar Paddanaram getrokken was;
8. En dat Ezau zag, dat de dochteren van Kanaan kwaad waren in
de ogen van Izak, zijn vader;
9. Zo ging Ezau tot Ismael, en nam zich tot een vrouw boven zijn
vrouwen, Mahalath, de dochter van Ismael, den zoon van
92
Abraham, de zuster van Nebajoth.
10. Jakob dan toog uit van Ber-seba, en ging naar Haran.
11. En hij geraakte op een plaats, waar hij vernachtte; want de zon
was ondergegaan; en hij nam van de stenen dier plaats, en
maakte zijn hoofdpeluw, en leide zich te slapen te dierzelver
plaats.
12. En hij droomde; en ziet, een ladder was gesteld op de aarde,
welker opperste aan den hemel raakte; en ziet, de engelen Gods
klommen daarbij op en neder.
13. En ziet, de HEERE stond op dezelve en zeide: Ik ben de
HEERE, de God van uw vader Abraham, en de God van Izak;
dit land, waarop gij ligt te slapen, zal Ik aan u geven, en aan uw
zaad.
14. En uw zaad zal wezen als het stof der aarde, en gij zult uitbreken
[in] [menigte], westwaarts en oostwaarts, en noordwaarts en
zuidwaarts; en in u, en in uw zaad zullen alle geslachten des
aardbodems gezegend worden.
15. En zie, Ik ben met u, en Ik zal u behoeden overal, waarheen gij
trekken zult, en Ik zal u wederbrengen in dit land; want Ik zal u
niet verlaten, totdat Ik zal gedaan hebben, hetgeen Ik tot u
gesproken heb.
16. Toen nu Jakob van zijn slaap ontwaakte, zeide hij: Gewisselijk
is de HEERE aan deze plaats, en ik heb het niet geweten!
17. En hij vreesde, en zeide: Hoe vreselijk is deze plaats! Dit is niet
dan een huis Gods, en dit is de poort des hemels!
18. Toen stond Jakob des morgens vroeg op, en hij nam dien steen,
dien hij tot zijn hoofdpeluw gelegd had, en zette hem tot een
opgericht teken, en goot daar olie boven op.
93
19. En hij noemde den naam dier plaats Beth-el; daar toch de naam
dier stad te voren was Luz.
20. En Jakob beloofde een gelofte, zeggende: Wanneer God met mij
geweest zal zijn, en mij behoed zal hebben op dezen weg, dien
ik reize, en mij gegeven zal hebben brood om te eten, en
klederen om aan te trekken;
21. En ik ten huize mijns vaders in vrede zal wedergekeerd zijn; zo
zal de HEERE mij tot een God zijn!
22. En deze steen, dien ik tot een opgericht teken gezet heb, zal een
huis Gods wezen, en van alles, wat Gij mij geven zult, zal ik U
voorzeker de tienden geven!
94
Genesis
Hoofdstuk 29
1. Toen hief Jakob zijn voeten op, en ging naar het land der
kinderen van het Oosten.
2. En hij zag toe, en ziet, er was een put in het veld; en ziet, er
waren drie kudden schapen nevens dien nederliggende; want uit
dien put drenkten zij de kudden; en er was een grote steen op
den mond van dien put.
3. En derwaarts werden al de kudden verzameld, en zij wentelden
den steen van den mond des puts, en drenkten de schapen, en
legden den steen weder op den mond van dien put, op zijn
plaats.
4. Toen zeide Jakob tot hen: Mijn broeders! van waar zijt gij? En
zij zeiden: Wij zijn van Haran.
5. En hij zeide tot hen: Kent gij Laban, den zoon van Nahor? En zij
zeiden: Wij kennen [hem].
6. Voorts zeide hij tot hen: Is het wel met hem? En zij zeiden: Het
is wel; en zie, Rachel, zijn dochter, komt met de schapen.
7. En hij zeide: Ziet, het is nog hoog dag, het is geen tijd, dat het
vee verzameld worde; drenkt de schapen, en gaat heen, weidt
[dezelve].
8. Toen zeiden zij: Wij kunnen niet, totdat al de kudden samen
zullen vergaderd zijn, en dat men den steen van den mond des
puts afwentele, opdat wij de schapen drenken.
9. Als hij nog met hen sprak, zo kwam Rachel met de schapen, die
95
haar vader toebehoorden; want zij was een herderin.
10. En het geschiedde, als Jakob Rachel zag, de dochter van Laban,
zijner moeders broeder, en de schapen van Laban, zijner
moeders broeder, dat Jakob toetrad, en wentelde den steen van
den mond des puts, en drenkte de schapen van Laban, zijner
moeders broeder.
11. En Jakob kuste Rachel; en hij hief zijn stem op en weende.
12. En Jakob gaf Rachel te kennen, dat hij een broeder van haar
vader, en dat hij de zoon van Rebekka was. Toen liep zij heen,
en gaf het aan haar vader te kennen.
13. En het geschiedde, als Laban die tijding hoorde van Jakob, zijner
zusters zoon, zo liep hij hem tegemoet, en omhelsde hem, en
kuste hem, en bracht hem tot zijn huis. En hij vertelde Laban al
deze dingen.
14. Toen zeide Laban tot hem: Voorwaar, gij zijt mijn gebeente en
mijn vlees! En hij bleef bij hem een volle maand.
15. Daarna zeide Laban tot Jakob: Omdat gij mijn broeder zijt,
zoudt gij mij derhalve om niet dienen? verklaar mij, wat zal uw
loon zijn?
16. En Laban had twee dochters: de naam der grootste was Lea; en
de naam der kleinste was Rachel.
17. Doch Lea had tedere ogen; maar Rachel was schoon van
gedaante, en schoon van aangezicht.
18. En Jakob had Rachel lief; en hij zeide: Ik zal u zeven jaren
dienen, om Rachel, uw kleinste dochter.
19. Toen zeide Laban: Het is beter, dat ik haar aan u geve, dan dat ik
haar aan een anderen man geve; blijf bij mij.
20. Alzo diende Jakob om Rachel zeven jaren; en die waren in zijn
96
ogen als enige dagen, omdat hij haar liefhad.
21. Toen zeide Jakob tot Laban: Geef mijn huisvrouw, want mijn
dagen zijn vervuld, dat ik tot haar inga.
22. Zo verzamelde Laban al de mannen dier plaats, en maakte een
maaltijd.
23. En het geschiedde des avonds, dat hij zijn dochter Lea nam, en
bracht haar tot hem; en hij ging tot haar in.
24. En Laban gaf haar Zilpa, zijn dienstmaagd, aan Lea, zijn
dochter, [tot] een dienstmaagd.
25. En het geschiedde des morgens, en ziet, het was Lea. Daarom
zeide hij tot Laban: Wat is dit, [dat] gij mij gedaan hebt; heb ik
niet bij u gediend om Rachel? waarom hebt gij mij dan
bedrogen?
26. En Laban zeide: Men doet alzo niet te dezer onzer plaatse, dat
men de kleinste uitgeve voor de eerstgeborene.
27. Vervul de week van deze; dan zullen wij u ook die geven, voor
den dienst, dien gij nog andere zeven jaren bij mij dienen zult.
28. En Jakob deed alzo; en hij vervulde de week van deze. Toen gaf
hij hem Rachel, zijn dochter, hem tot een vrouw.
29. En Laban gaf aan zijn dochter Rachel zijn dienstmaagd Bilha,
haar tot een dienstmaagd.
30. En hij ging ook in tot Rachel, en had ook Rachel liever dan Lea;
en hij diende bij hem nog andere zeven jaren.
31. Toen nu de HEERE zag, dat Lea gehaat was, opende Hij haar
baarmoeder; maar Rachel was onvruchtbaar.
32. En Lea werd bevrucht, en baarde een zoon, en zij noemde zijn
naam Ruben; want zij zeide: Omdat de HEERE mijn
verdrukking heeft aangezien, daarom zal mijn man mij nu
97
liefhebben.
33. En zij werd wederom bevrucht, en baarde een zoon, en zeide:
Dewijl de HEERE gehoord heeft, dat ik gehaat was, zo heeft Hij
mij ook dezen gegeven; en zij noemde zijn naam Simeon.
34. En zij werd nog bevrucht, en baarde een zoon, en zeide: Nu zal
zich ditmaal mijn man bij mij voegen, dewijl ik hem drie zonen
gebaard heb; daarom noemde zij zijn naam Levi.
35. En zij werd wederom bevrucht, en baarde een zoon, en zeide:
Ditmaal zal ik den HEERE loven; daarom noemde zij zijn naam
Juda. En zij hield op van baren.
98
Genesis
Hoofdstuk 30
1. Als nu Rachel zag, dat zij Jakob niet baarde, zo benijdde Rachel
haar zuster; en zij zeide tot Jakob: Geef mij kinderen! of indien
niet, zo ben ik dood.
2. Toen ontstak Jakobs toorn tegen Rachel, en hij zeide: Ben ik dan
in plaats van God, Die de vrucht des buiks van u geweerd heeft?
3. En zij zeide: Zie, daar is mijn dienstmaagd Bilha, ga tot haar in;
dat zij op mijn knieen bare, en ik ook uit haar gebouwd worde.
4. Zo gaf zij hem haar dienstmaagd Bilha tot een vrouw; en Jakob
ging tot haar in.
5. En Bilha werd zwanger, en baarde Jakob een zoon.
6. Toen zeide Rachel: God heeft mij gericht, en ook mijn stem
verhoord, en heeft mij een zoon gegeven; daarom noemde zij
zijn naam Dan.
7. En Bilha, Rachels dienstmaagd, werd wederom bevrucht, en
baarde Jakob den tweeden zoon.
8. Toen zeide Rachel: Ik heb worstelingen Gods met mijn zuster
geworsteld; ook heb ik de overhand gehad; en zij noemde zijn
naam Nafthali.
9. Toen nu Lea zag, dat zij ophield van baren, nam zij ook haar
dienstmaagd Zilpa, en gaf die aan Jakob tot een vrouw.
10. En Zilpa, Lea's dienstmaagd, baarde Jakob een zoon.
11. Toen zeide Lea: Er komt een hoop! en zij noemde zijn naam
Gad.
99
12. Daarna baarde Zilpa, Lea's dienstmaagd, Jakob een tweeden
zoon.
13. Toen zeide Lea: Tot mijn geluk! want de dochters zullen mij
gelukkig achten; en zij noemde zijn naam Aser.
14. En Ruben ging in de dagen van de tarweoogst, en hij vond
Dudaim in het veld, en hij bracht die tot zijn moeder Lea. Toen
zeide Rachel tot Lea: Geef mij toch van uws zoons Dudaim.
15. En zij zeide tot haar: Is het weinig, dat gij mijn man genomen
hebt, dat gij ook mijns zoons Dudaim nemen zult? Toen zeide
Rachel: Daarom zal hij dezen nacht voor uws zoons Dudaim bij
u liggen.
16. Als nu Jakob des avonds uit het veld kwam, ging Lea uit hem
tegemoet, en zeide: Gij zult tot mij inkomen; want ik heb u om
loon zekerlijk gehuurd voor mijns zoons Dudaim; en hij lag dien
nacht bij haar.
17. En God verhoorde Lea; en zij werd bevrucht, en baarde Jakob
den vijfden zoon.
18. Toen zeide Lea: God heeft mijn loon gegeven, nadat ik mijn
dienstmaagd aan mijn man gegeven heb; en zij noemde zijn
naam Issaschar.
19. En Lea werd wederom bevrucht, en zij baarde Jakob den zesden
zoon.
20. En Lea zeide: God heeft mij, mij [heeft] [Hij] begiftigd met een
goede gift; ditmaal zal mijn man mij bijwonen; want ik heb hem
zes zonen gebaard; en zij noemde zijn naam Zebulon.
21. En zij baarde daarna een dochter; en zij noemde haar naam Dina.
22. God dacht ook aan Rachel; en God verhoorde haar, en opende
haar baarmoeder.
100
23. En zij werd bevrucht, en baarde een zoon; en zij zeide: God
heeft mijn smaadheid weggenomen!
24. En zij noemde zijn naam Jozef, zeggende: De HEERE voege mij
een anderen zoon daartoe.
25. En het geschiedde, dat Rachel Jozef gebaard had, dat Jakob tot
Laban zeide: Laat mij vertrekken, dat ik ga tot mijn plaats, en
naar mijn land.
26. Geef mijn vrouwen, en mijn kinderen, om welke ik u gediend
heb, dat ik vertrek; want gij weet mijn dienst, dien ik u gediend
heb.
27. Toen zeide Laban tot hem: Zo ik nu genade gevonden heb in uw
ogen; ik heb waargenomen, dat de HEERE mij om uwentwil
gezegend heeft.
28. Hij zeide dan: Noem mij uitdrukkelijk uw loon, dat ik geven zal.
29. Toen zeide hij tot hem: Gij weet, hoe ik u gediend heb, en hoe
uw vee bij mij geweest is.
30. Want het weinige, dat gij voor mij gehad hebt, dat is tot een
menigte uitgebroken; en de HEERE heeft u gezegend bij mijn
voet; nu dan, wanneer zal ik ook werken voor mijn huis?
31. En hij zeide: Wat zal ik u geven? Toen zeide Jakob: Gij zult mij
niet met al geven, indien gij mij deze zaak doen zult; ik zal
wederom uw kudden weiden, [en] bewaren.
32. Ik zal heden door uw ganse kudde gaan, daarvan afzonderende
al het gespikkelde en geplekte vee, en al het bruine vee onder de
lammeren, en het geplekte en gespikkelde onder de geiten; en
zulks zal mijn loon zijn.
33. Zo zal mijn gerechtigheid op den dag van morgen met mij
betuigen, als gij komen zult over mijn loon, voor uw aangezicht;
101
al wat niet gespikkeld en geplekt is onder de geiten en bruin
onder de lammeren, dat zij bij mij gestolen.
34. Toen zeide Laban: Zie, och ja, het zij naar uw woord!
35. En hij zonderde af ten zelfden dage de gesprenkelde en geplekte
bokken en al de gespikkelde en geplekte geiten, al waar wit aan
was, en al het bruine onder de lammeren; en hij gaf dezelve in
de hand zijner zonen.
36. En hij stelde een weg van drie dagen tussen hem, en tussen
Jakob; en Jakob weidde de overige kudde van Laban.
37. Toen nam zich Jakob roeden van groen populierenhout, en van
hazelaar, en van kastanje; en hij schilde daarin witte strepen,
ontblotende het wit, hetwelk aan die roeden was.
38. En hij leide deze roeden, die hij geschild had, in de goten, [en] in
de drinkbakken van het water, waar de kudde kwam drinken,
tegenover de kudde; en zij werden verhit, als zij kwamen om te
drinken.
39. Als dan de kudde verhit werd bij de roeden, zo lammerde de
kudde gesprenkelde, gespikkelde, en geplekte.
40. Toen scheidde Jakob de lammeren, en hij wendde het gezicht
der kudde op het gesprenkelde, en al het bruine onder Labans
kudde; en hij stelde zijn kudden alleen, en hij zette ze niet bij de
kudde van Laban.
41. En het geschiedde, telkens als de kudde der vroegelingen verhit
werd, zo stelde Jakob de roeden voor de ogen der kudde in de
goten, opdat zij hittig werden bij de roeden.
42. Maar als de kudde spade hittig werd, zo stelde hij ze niet, zodat
de spadelingen Laban, en de vroegelingen Jakob toekwamen.
43. En die man brak gans zeer uit [in] [menigte], en hij had vele
102
kudden, en dienstmaagden, en dienstknechten, en kemelen, en
ezelen.
103
Genesis
Hoofdstuk 31
1. Toen hoorde hij de woorden der zonen van Laban, zeggende:
Jakob heeft genomen alles, wat onzes vaders was, en van
You have read 1 text from Dutch literature.
Next - Statenvertaling - 1 - 08
- Parts
- Statenvertaling - 1 - 01Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3032Total number of unique words is 57858.0 of words are in the 2000 most common words73.0 of words are in the 5000 most common words78.6 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 02Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3009Total number of unique words is 62652.7 of words are in the 2000 most common words68.0 of words are in the 5000 most common words73.8 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 03Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3004Total number of unique words is 66756.0 of words are in the 2000 most common words70.4 of words are in the 5000 most common words76.6 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 04Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3063Total number of unique words is 63365.3 of words are in the 2000 most common words79.6 of words are in the 5000 most common words85.9 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 05Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3003Total number of unique words is 61860.9 of words are in the 2000 most common words75.8 of words are in the 5000 most common words81.2 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 06Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3068Total number of unique words is 69159.7 of words are in the 2000 most common words73.6 of words are in the 5000 most common words79.2 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 07Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3040Total number of unique words is 64058.5 of words are in the 2000 most common words73.4 of words are in the 5000 most common words80.5 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 08Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3035Total number of unique words is 66960.1 of words are in the 2000 most common words74.3 of words are in the 5000 most common words81.1 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 09Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3006Total number of unique words is 66950.6 of words are in the 2000 most common words65.7 of words are in the 5000 most common words72.8 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 10Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3076Total number of unique words is 61258.6 of words are in the 2000 most common words75.5 of words are in the 5000 most common words81.8 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 11Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3040Total number of unique words is 62063.1 of words are in the 2000 most common words79.0 of words are in the 5000 most common words85.8 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 12Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3064Total number of unique words is 64559.5 of words are in the 2000 most common words74.9 of words are in the 5000 most common words80.5 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 13Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2931Total number of unique words is 77356.3 of words are in the 2000 most common words72.2 of words are in the 5000 most common words78.8 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 14Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3021Total number of unique words is 58860.7 of words are in the 2000 most common words74.7 of words are in the 5000 most common words79.7 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 15Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3060Total number of unique words is 54466.4 of words are in the 2000 most common words79.1 of words are in the 5000 most common words84.7 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 16Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2953Total number of unique words is 62760.4 of words are in the 2000 most common words74.4 of words are in the 5000 most common words81.0 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 17Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2970Total number of unique words is 70159.9 of words are in the 2000 most common words73.8 of words are in the 5000 most common words81.6 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 18Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2986Total number of unique words is 69956.3 of words are in the 2000 most common words74.9 of words are in the 5000 most common words82.3 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 19Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2904Total number of unique words is 61155.5 of words are in the 2000 most common words70.9 of words are in the 5000 most common words77.6 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 20Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2971Total number of unique words is 52848.8 of words are in the 2000 most common words64.2 of words are in the 5000 most common words71.5 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 21Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2982Total number of unique words is 65860.1 of words are in the 2000 most common words74.9 of words are in the 5000 most common words81.5 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 22Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2848Total number of unique words is 64857.7 of words are in the 2000 most common words72.5 of words are in the 5000 most common words78.4 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 23Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2829Total number of unique words is 48948.1 of words are in the 2000 most common words63.5 of words are in the 5000 most common words71.1 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 24Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2964Total number of unique words is 40656.8 of words are in the 2000 most common words73.4 of words are in the 5000 most common words81.0 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 25Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2922Total number of unique words is 49950.5 of words are in the 2000 most common words67.9 of words are in the 5000 most common words78.5 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 26Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2977Total number of unique words is 54958.0 of words are in the 2000 most common words71.9 of words are in the 5000 most common words78.2 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 27Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3034Total number of unique words is 39356.7 of words are in the 2000 most common words72.8 of words are in the 5000 most common words79.0 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 28Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2963Total number of unique words is 48357.9 of words are in the 2000 most common words73.7 of words are in the 5000 most common words83.7 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 29Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2889Total number of unique words is 53953.9 of words are in the 2000 most common words71.7 of words are in the 5000 most common words77.5 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 30Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2891Total number of unique words is 54752.9 of words are in the 2000 most common words70.3 of words are in the 5000 most common words78.0 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 31Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3023Total number of unique words is 54556.0 of words are in the 2000 most common words75.3 of words are in the 5000 most common words83.6 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 32Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2837Total number of unique words is 40156.3 of words are in the 2000 most common words72.6 of words are in the 5000 most common words79.9 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 33Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2873Total number of unique words is 53053.7 of words are in the 2000 most common words69.9 of words are in the 5000 most common words76.1 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 34Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2707Total number of unique words is 41255.7 of words are in the 2000 most common words71.0 of words are in the 5000 most common words78.4 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 35Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3013Total number of unique words is 65656.1 of words are in the 2000 most common words69.8 of words are in the 5000 most common words78.4 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 36Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2927Total number of unique words is 62256.0 of words are in the 2000 most common words75.0 of words are in the 5000 most common words82.2 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 37Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2965Total number of unique words is 58058.7 of words are in the 2000 most common words75.1 of words are in the 5000 most common words84.5 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 38Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3019Total number of unique words is 64459.6 of words are in the 2000 most common words73.3 of words are in the 5000 most common words81.2 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 39Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2895Total number of unique words is 70248.3 of words are in the 2000 most common words62.3 of words are in the 5000 most common words68.7 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 40Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2763Total number of unique words is 47060.1 of words are in the 2000 most common words76.3 of words are in the 5000 most common words81.6 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 41Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2874Total number of unique words is 60452.6 of words are in the 2000 most common words67.4 of words are in the 5000 most common words74.7 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 42Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2908Total number of unique words is 59057.5 of words are in the 2000 most common words69.9 of words are in the 5000 most common words77.0 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 43Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3045Total number of unique words is 64355.8 of words are in the 2000 most common words70.9 of words are in the 5000 most common words76.0 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 44Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3075Total number of unique words is 63259.0 of words are in the 2000 most common words77.0 of words are in the 5000 most common words83.2 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 45Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3037Total number of unique words is 65757.6 of words are in the 2000 most common words74.8 of words are in the 5000 most common words80.4 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 46Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3093Total number of unique words is 57655.4 of words are in the 2000 most common words71.2 of words are in the 5000 most common words77.1 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 47Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3061Total number of unique words is 61458.7 of words are in the 2000 most common words76.0 of words are in the 5000 most common words82.5 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 48Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3027Total number of unique words is 62654.3 of words are in the 2000 most common words70.8 of words are in the 5000 most common words77.4 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 49Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3017Total number of unique words is 63956.5 of words are in the 2000 most common words74.7 of words are in the 5000 most common words82.9 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 50Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3082Total number of unique words is 66258.5 of words are in the 2000 most common words77.2 of words are in the 5000 most common words82.8 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 51Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2621Total number of unique words is 76753.9 of words are in the 2000 most common words73.0 of words are in the 5000 most common words81.7 of words are in the 8000 most common words