Johannes Bogerman Willem Baudartius Gerson Bucerus Jacobus Rolandus Hermannus Faukelius Petrus Cornelisz Festus Hommius Antonius Walaeus
Statenvertaling - 1
Statenvertaling - 1 - 13
Total number of words is 2931
Total number of unique words is 773
56.3 of words are in the 2000 most common words
72.2 of words are in the 5000 most common words
78.8 of words are in the 8000 most common words
21. Daarna zeide Israel tot Jozef: Zie, ik sterf; maar God zal met
ulieden wezen, en Hij zal u wederbrengen in het land uwer
vaderen.
22. En ik heb u een stuk lands gegeven boven uw broederen;
hetwelk ik, met mijn zwaard en met mijn boog, uit de hand der
Amorieten genomen heb.
172
Genesis
Hoofdstuk 49
1. Daarna riep Jakob zijn zonen, en hij zeide: Verzamelt u, en ik
zal u verkondigen, hetgeen u in de navolgende dagen
wedervaren zal.
2. Komt samen en hoort, gij, zonen van Jakob! en hoort naar Israel,
uw vader.
3. Ruben! gij zijt mijn eerstgeborene, mijn kracht, en het begin
mijner macht; de voortreffelijkste in hoogheid, en de
voortreffelijkste in sterkte!
4. Snelle afloop als der wateren, gij zult de voortreffelijkste niet
zijn! want gij hebt uws vaders leger beklommen; toen hebt gij
[het] geschonden; hij heeft mijn bed beklommen!
5. Simeon en Levi zijn gebroeders! hun handelingen zijn
werktuigen van geweld!
6. Mijn ziel kome niet in hun verborgen raad; mijn eer worde niet
verenigd met hun vergadering! want in hun toorn hebben zij de
mannen doodgeslagen, en in hun moedwil hebben zij de ossen
weggerukt.
7. Vervloekt zij hun toorn, want hij is heftig; en hun verbolgenheid,
want zij is hard! ik zal hen verdelen onder Jakob, en zal hen
verstrooien onder Israel.
8. Juda! gij zijt het, u zullen uw broeders loven; uw hand zal zijn
op den nek uwer vijanden; voor u zullen zich uws vaders zonen
nederbuigen.
173
9. Juda is een leeuwenwelp! gij zijt van den roof opgeklommen,
mijn zoon! Hij kromt zich, hij legt zich neder als een leeuw, en
als een oude leeuw; wie zal hem doen opstaan?
10. De schepter zal van Juda niet wijken, noch de wetgever van
tussen zijn voeten, totdat Silo komt, en Denzelven zullen de
volken gehoorzaam zijn.
11. Hij bindt zijn jongen ezel aan den wijnstok, en het veulen zijner
ezelin aan den edelsten wijnstok; hij wast zijn kleed in den wijn,
en zijn mantel in wijndruivenbloed.
12. Hij is roodachtig van ogen door den wijn, en wit van tanden
door de melk.
13. Zebulon zal aan de haven der zeeen wonen, en hij zal aan de
haven der schepen wezen; en zijn zijde zal zijn naar Sidon.
14. Issaschar is een sterk gebeende ezel, nederliggende tussen twee
pakken.
15. Toen hij de rust zag, dat zij goed was, en het land, dat het lustig
was, zo boog hij zijn schouder om te dragen, en was dienende
onder cijns.
16. Dan zal zijn volk richten, als een der stammen Israels.
17. Dan zal een slang zijn aan den weg, een adderslang nevens het
pad, bijtende des paards verzenen, dat zijn rijder achterover
valle.
18. Op uw zaligheid wacht ik, HEERE!
19. Aangaande Gad, een bende zal hem aanvallen; maar hij zal
[haar] aanvallen in het einde.
20. Van Aser, zijn brood zal vet zijn; en hij zal koninklijke
lekkernijen leveren.
21. Nafthali is een losgelaten hinde; hij geeft schone woorden.
174
22. Jozef is een vruchtbare tak, een vruchtbare tak aan een fontein;
elk der takken loopt over den muur.
23. De schutters hebben hem wel bitterheid aangedaan, en
beschoten, en hem gehaat;
24. Maar zijn boog is in stijvigheid gebleven, en de armen zijner
handen zijn gesterkt geworden, door de handen van den
Machtige Jakobs; daarvan is hij een herder, een steen Israels;
25. Van uws vaders God, Die u zal helpen, en van den Almachtige,
Die u zal zegenen, met zegeningen des hemels van boven, met
zegeningen des afgronds, die daaronder ligt, met zegeningen der
borsten en der baarmoeder!
26. De zegeningen uws vaders gaan te boven de zegeningen mijner
voorvaderen, tot aan het einde van de eeuwige heuvelen; die
zullen zijn op het hoofd van Jozef, en op den hoofdschedel des
afgezonderden zijner broederen!
27. Benjamin zal [als] een wolf verscheuren; des morgens zal hij
roof eten, en des avonds zal hij buit uitdelen.
28. Al deze stammen van Israel zijn twaalf; en dit is het, wat hun
vader tot hen sprak, als hij hen zegende; hij zegende hen, een
iegelijk naar zijn bijzonderen zegen.
29. Daarna gebood hij hun, en zeide tot hen: Ik word verzameld tot
mijn volk: begraaft mij bij mijn vaders, in de spelonk, die is in
den akker van Efron, den Hethiet;
30. In de spelonk, welke is op den akker van Machpela, die
tegenover Mamre is, in het land Kanaan, die Abraham met dien
akker gekocht heeft van Efron, den Hethiet, tot een
erfbegrafenis.
31. Aldaar hebben zij Abraham begraven, en Sara, zijn huisvrouw;
175
daar hebben zij Izak begraven, en Rebekka, zijn huisvrouw; en
daar heb ik Lea begraven.
32. De akker, en de spelonk, die daarin is, is gekocht van de zonen
Heths.
33. Als Jakob voleind had aan zijn zonen bevelen te geven, zo leide
hij zijn voeten samen op het bed, en hij gaf den geest, en hij
werd verzameld tot zijn volken.
176
Genesis
Hoofdstuk 50
1. Toen viel Jozef op zijns vaders aangezicht, en hij weende over
hem, en kuste hem.
2. En Jozef gebood zijn knechten, den medicijnmeesters, dat zij
zijn vader balsemen zouden; en de medicijnmeesters balsemden
Israel.
3. En veertig dagen werden aan hem vervuld; want alzo werden
vervuld de dagen dergenen, die gebalsemd werden; en de
Egyptenaars beweenden hem zeventig dagen.
4. Als nu de dagen zijns bewenens over waren, zo sprak Jozef tot
het huis van Farao, zeggende: Indien ik nu genade gevonden heb
in uw ogen, spreekt toch voor de oren van Farao, zeggende:
5. Mijn vader heeft mij doen zweren, zeggende: Zie, ik sterf; in
mijn graf, dat ik mij in het land Kanaan gegraven heb, daar zult
gij mij begraven! Nu dan, laat mij toch optrekken, dat ik mijn
vader begrave, dan zal ik wederkomen.
6. En Farao zeide: Trek op en begraaf uw vader, gelijk als hij u
heeft doen zweren.
7. En Jozef toog op, om zijn vader te begraven; en met hem togen
op alle Farao's knechten, de oudsten van zijn huis, en al de
oudsten des lands van Egypte;
8. Daartoe het ganse huis van Jozef, en zijn broeders, en het huis
zijns vaders; alleen hun kleine kinderen, en hun schapen, en hun
runderen lieten zij in het land Gosen.
177
9. En met hem togen op, zo wagenen als ruiteren; en het was een
zeer zwaar heir.
10. Toen zij nu aan het plein van het doornbos kwamen, dat aan
gene zijde van de Jordaan is, hielden zij daar een grote en zeer
zware rouwklage; en hij maakte zijn vader een rouw van zeven
dagen.
11. Als de inwoners des lands, de Kanaanieten, dien rouw zagen op
het plein van het doornbos, zo zeiden zij: Dit is een zware rouw
der Egyptenaren; daarom noemde men haar naam Abel-
mizraim, die aan het veer van de Jordaan is.
12. En zijn zonen deden hem, gelijk als hij hun geboden had;
13. Want zijn zonen voerden hem in het land Kanaan, en begroeven
hem in de spelonk des akkers van Machpela, welke Abraham
met den akker gekocht had tot een erfbegrafenis van Efron, den
Hethiet, tegenover Mamre.
14. Daarna keerde Jozef weder in Egypte, hij en zijn broeders, en
allen, die met hem opgetogen waren, om zijn vader te begraven,
nadat hij zijn vader begraven had.
15. Toen Jozefs broeders zagen, dat hun vader dood was, zo zeiden
zij: Misschien zal ons Jozef haten, en hij zal ons gewisselijk
vergelden al het kwaad, dat wij hem aangedaan hebben.
16. Daarom ontboden zij aan Jozef, zeggende: Uw vader heeft
bevolen voor zijn dood, zeggende:
17. Zo zult gij tot Jozef zeggen: Ei, vergeef toch de overtreding
uwer broederen, en hun zonde; want zij hebben u kwaad
aangedaan; maar nu vergeef toch de overtreding der dienaren
van den God uws vaders! En Jozef weende, als zij tot hem
spraken.
178
18. Daarna kwamen ook zijn broeders, en vielen voor hem neder, en
zeiden: Zie, wij zijn u tot knechten!
19. En Jozef zeide tot hen: Vreest niet; want ben ik in de plaats van
God?
20. Gijlieden wel, gij hebt kwaad tegen mij gedacht; [doch] God
heeft dat ten goede gedacht; opdat Hij deed, gelijk het te dezen
dage is, om een groot volk in het leven te behouden.
21. Nu dan, vreest niet! Ik zal u en uw kleine kinderen onderhouden.
Zo troostte hij hen, en sprak naar hun hart.
22. Jozef dan woonde in Egypte, hij en het huis zijns vaders; en
Jozef leefde honderd en tien jaren.
23. En Jozef zag van Efraim kinderen, van het derde gelid; ook
werden de zonen van Machir, den zoon van Manasse, op Jozefs
knieen geboren.
24. En Jozef zeide tot zijn broederen: Ik sterf; maar God zal u
gewisselijk bezoeken, en Hij zal u doen optrekken uit dit land, in
het land, hetwelk hij aan Abraham, Izak en Jakob gezworen
heeft.
25. En Jozef deed de zonen van Israel zweren, zeggende: God zal u
gewisselijk bezoeken, zo zult gij mijn beenderen van hier
opvoeren!
26. En Jozef stierf, honderd en tien jaren oud zijnde; en zij
balsemden hem, en men leide hem in een kist in Egypte.
179
Exodus
Hoofdstuk 1
1. Dit nu zijn de namen der zonen van Israel, die in Egypte
gekomen zijn, met Jakob; zij kwamen er in, elk met zijn huis.
2. Ruben, Simeon, Levi, en Juda;
3. Issaschar, Zebulon, en Benjamin;
4. Dan en Nafthali, Gad en Aser.
5. Al de zielen nu, die uit Jakobs heup voortgekomen zijn, waren
zeventig zielen; doch Jozef was in Egypte.
6. Toen nu Jozef gestorven was, en al zijn broeders, en al dat
geslacht,
7. Zo werden de kinderen Israels vruchtbaar en wiesen
overvloedig, en zij vermeerderden, en werden gans zeer
machtig, zodat het land met hen vervuld werd.
8. Daarna stond een nieuwe koning op over Egypte, die Jozef niet
gekend had;
9. Die zeide tot zijn volk: Ziet, het volk der kinderen Israels is veel,
ja, machtiger dan wij.
10. Komt aan, laat ons wijselijk tegen hetzelve handelen, opdat het
niet vermenigvuldige, en het geschiede, als er enige krijg
voorvalt, dat het zich ook niet vervoege tot onze vijanden, en
tegen ons strijde, en uit het land optrekke.
11. En zij zetten oversten der schattingen over hetzelve, om het te
verdrukken met hun lasten; want men bouwde voor Farao
schatsteden, Pitom en Raamses.
180
12. Maar hoe meer zij het verdrukten, hoe meer het vermeerderde,
en hoe meer het wies; zodat zij verdrietig waren vanwege de
kinderen Israels.
13. En de Egyptenaars deden de kinderen Israels dienen met
hardigheid;
14. Zodat zij hun het leven bitter maakten met harden dienst, in leem
en in tichelstenen, en met allen dienst op het veld, met al hun
dienst, dien zij hen deden dienen met hardigheid.
15. Daarenboven sprak de koning van Egypte tot de vroedvrouwen
der Hebreinnen, welker ener naam Sifra, en de naam der andere
Pua was;
16. En zeide: Wanneer gij de Hebreinnen in het baren helpt, en ziet
haar op de stoelen; is het een zoon, zo doodt hem; maar is het
een dochter, zo laat haar leven!
17. Doch de vroedvrouwen vreesden God, en deden niet, gelijk als
de koning van Egypte tot haar gesproken had, maar zij behielden
de knechtjes in het leven.
18. Toen riep de koning van Egypte de vroedvrouwen, en zeide tot
haar: Waarom hebt gijlieden deze zaak gedaan, dat gij de
knechtjes in het leven behouden hebt?
19. En de vroedvrouwen zeiden tot Farao: Omdat de Hebreinnen
niet zijn gelijk de Egyptische vrouwen; want zij zijn sterk; eer
de vroedvrouw tot haar komt, zo hebben zij gebaard.
20. Daarom deed God aan de vroedvrouwen goed; en dat volk
vermeerderde, en het werd zeer machtig.
21. En het geschiedde, dewijl de vroedvrouwen God vreesden, zo
bouwde Hij haar huizen.
22. Toen gebood Farao aan al zijn volk, zeggende: Alle zonen, die
181
geboren worden, zult gij in de rivier werpen, maar al de
dochteren in het leven behouden.
182
Exodus
Hoofdstuk 2
1. En een man van het huis van Levi ging, en nam een dochter van
Levi.
2. En de vrouw werd zwanger, en baarde een zoon. Toen zij hem
zag, dat hij schoon was, zo verborg zij hem drie maanden.
3. Doch als zij hem niet langer verbergen kon, zo nam zij voor hem
een kistje van biezen, en belijmde het met lijm en met pek; en
zij leide het knechtje daarin, en leide het in de biezen, aan den
oever der rivier.
4. En zijn zuster stelde zich van verre, om te weten, wat hem
gedaan zou worden.
5. En de dochter van Farao ging af, om zich te wassen in de rivier;
en haar jonkvrouwen wandelden aan den kant der rivier; toen zij
het kistje in het midden van de biezen zag, zo zond zij haar
dienstmaagd heen, en liet het halen.
6. Toen zij het open deed, zo zag zij dat knechtje; en ziet, het
jongsken weende; en zij werd met barmhartigheid bewogen over
hetzelve, en zij zeide: Dit is een van de knechtjes der Hebreen!
7. Toen zeide zijn zuster tot Farao's dochter: Zal ik heengaan, en u
een voedstervrouw uit de Hebreinnen roepen, die dat knechtje
voor u zoge?
8. En de dochter van Farao zeide tot haar: Ga heen. En de jonge
maagd ging, en riep des knechtjes moeder.
9. Toen zeide Farao's dochter tot haar: Neem dit knechtje heen, en
183
zoog het mij; ik zal [u] uw loon geven. En de vrouw nam het
knechtje en zoogde het.
10. En toen het knechtje groot geworden was, zo bracht zij het tot
Farao's dochter, en het werd haar ten zoon; en zij noemde zijn
naam Mozes, en zeide: Want ik heb hem uit het water getogen.
11. En het geschiedde in die dagen, toen Mozes groot geworden
was, dat hij uitging tot zijn broederen, en bezag hun lasten; en
hij zag, dat een Egyptisch man een Hebreeuwsen man uit zijn
broederen sloeg.
12. En hij zag herwaarts en gindswaarts; en toen hij zag, dat er
niemand was, zo versloeg hij den Egyptenaar, en verborg hem in
het zand.
13. Des anderen daags ging hij wederom uit, en ziet, twee
Hebreeuwse mannen twistten; en hij zeide tot den ongerechte:
Waarom slaat gij uw naaste?
14. Hij dan zeide: Wie heeft u tot een overste en rechter over ons
gezet? Zegt gij [dit], om mij te doden, gelijk gij den Egyptenaar
gedood hebt? Toen vreesde Mozes, en zeide: Voorwaar, deze
zaak is bekend geworden!
15. Als nu Farao deze zaak hoorde, zo zocht hij Mozes te doden;
doch Mozes vlood voor Farao's aangezicht, en woonde in het
land Midian, en hij zat bij een waterput.
16. En de priester in Midian had zeven dochters, die kwamen om te
putten, en vulden de drinkbakken, om de kudde haars vaders te
drenken.
17. Toen kwamen de herders, en zij dreven haar van daar; doch
Mozes stond op, en verloste ze, en drenkte haar kudden.
18. En toen zij tot haar vader Rehuel kwamen, zo sprak hij: Waarom
184
zijt gij heden zo haast wedergekomen?
19. Toen zeiden zij: Een Egyptisch man heeft ons verlost uit de hand
der herderen; en hij heeft ook overvloedig voor ons geput, en de
kudde gedrenkt.
20. En hij zeide tot zijn dochters: Waar is hij toch, waarom liet gij
den man nu gaan? roept hem, dat hij brood ete.
21. En Mozes bewilligde bij den man te wonen; en hij gaf Mozes
zijn dochter Zippora;
22. Die baarde een zoon; en hij noemde zijn naam Gersom; want hij
zeide: Ik ben een vreemdeling geworden in een vreemd land.
23. En het geschiedde na vele dezer dagen, als de koning van Egypte
gestorven was, dat de kinderen Israels zuchtten en schreeuwden
over den dienst; en hun gekrijt over hun dienst kwam op tot
God.
24. En God hoorde hun gekerm, en God gedacht aan Zijn verbond
met Abraham, met Izak, en met Jakob.
25. En God zag de kinderen Israels aan, en God kende [hen].
185
Exodus
Hoofdstuk 3
1. En Mozes hoedde de kudde van Jethro, zijn schoonvader, den
priester in Midian; en hij leidde de kudde achter de woestijn, en
hij kwam aan den berg Gods, aan Horeb.
2. En de Engel des HEEREN verscheen hem in een vuurvlam uit
het midden van een braambos; en hij zag, en ziet, het braambos
brandde in het vuur, en het braambos werd niet verteerd.
3. En Mozes zeide: Ik zal mij nu daarheen wenden, en bezien dat
grote gezicht, waarom het braambos niet verbrandt.
4. Toen de HEERE zag, dat hij zich daarheen wendde, om te
bezien, zo riep God tot hem uit het midden van het braambos, en
zeide: Mozes, Mozes! En hij zeide: Zie, [hier] ben ik!
5. En Hij zeide: Nader hier niet toe; trek uw schoenen uit van uw
voeten; want de plaats, waarop gij staat, is heilig land.
6. Hij zeide voorts: Ik ben de God uws vaders, de God van
Abraham, de God van Izak en de God van Jakob. En Mozes
verborg zijn aangezicht, want hij vreesde God aan te zien.
7. En de HEERE zeide: Ik heb zeer wel gezien de verdrukking
Mijns volks, hetwelk in Egypte is, en heb hun geschrei gehoord,
vanwege hun drijvers; want Ik heb hun smarten bekend.
8. Daarom ben Ik nedergekomen, dat Ik het verlosse uit de hand
der Egyptenaren, en het opvoere uit dit land, naar een goed en
ruim land, naar een land, vloeiende van melk en honig, tot de
plaats der Kanaanieten, en der Hethieten, en der Amorieten, en
186
der Ferezieten, en der Hevieten, en der Jebusieten.
9. En nu, zie, het geschrei der kinderen Israels is tot Mij gekomen;
en ook heb Ik gezien de verdrukking, waarmede de Egyptenaars
hen verdrukken.
10. Zo kom nu, en Ik zal u tot Farao zenden, opdat gij Mijn volk (de
kinderen Israels) uit Egypte voert.
11. Toen zeide Mozes tot God: Wie ben ik, dat ik tot Farao zou
gaan; en dat ik de kinderen Israels uit Egypte zou voeren?
12. Hij dan zeide: Ik zal voorzeker met u zijn, en dit zal u een teken
zijn, dat Ik u gezonden heb: wanneer gij dit volk uit Egypte
geleid hebt, zult gijlieden God dienen op dezen berg.
13. Toen zeide Mozes tot God: Zie, wanneer ik kom tot de kinderen
ulieden wezen, en Hij zal u wederbrengen in het land uwer
vaderen.
22. En ik heb u een stuk lands gegeven boven uw broederen;
hetwelk ik, met mijn zwaard en met mijn boog, uit de hand der
Amorieten genomen heb.
172
Genesis
Hoofdstuk 49
1. Daarna riep Jakob zijn zonen, en hij zeide: Verzamelt u, en ik
zal u verkondigen, hetgeen u in de navolgende dagen
wedervaren zal.
2. Komt samen en hoort, gij, zonen van Jakob! en hoort naar Israel,
uw vader.
3. Ruben! gij zijt mijn eerstgeborene, mijn kracht, en het begin
mijner macht; de voortreffelijkste in hoogheid, en de
voortreffelijkste in sterkte!
4. Snelle afloop als der wateren, gij zult de voortreffelijkste niet
zijn! want gij hebt uws vaders leger beklommen; toen hebt gij
[het] geschonden; hij heeft mijn bed beklommen!
5. Simeon en Levi zijn gebroeders! hun handelingen zijn
werktuigen van geweld!
6. Mijn ziel kome niet in hun verborgen raad; mijn eer worde niet
verenigd met hun vergadering! want in hun toorn hebben zij de
mannen doodgeslagen, en in hun moedwil hebben zij de ossen
weggerukt.
7. Vervloekt zij hun toorn, want hij is heftig; en hun verbolgenheid,
want zij is hard! ik zal hen verdelen onder Jakob, en zal hen
verstrooien onder Israel.
8. Juda! gij zijt het, u zullen uw broeders loven; uw hand zal zijn
op den nek uwer vijanden; voor u zullen zich uws vaders zonen
nederbuigen.
173
9. Juda is een leeuwenwelp! gij zijt van den roof opgeklommen,
mijn zoon! Hij kromt zich, hij legt zich neder als een leeuw, en
als een oude leeuw; wie zal hem doen opstaan?
10. De schepter zal van Juda niet wijken, noch de wetgever van
tussen zijn voeten, totdat Silo komt, en Denzelven zullen de
volken gehoorzaam zijn.
11. Hij bindt zijn jongen ezel aan den wijnstok, en het veulen zijner
ezelin aan den edelsten wijnstok; hij wast zijn kleed in den wijn,
en zijn mantel in wijndruivenbloed.
12. Hij is roodachtig van ogen door den wijn, en wit van tanden
door de melk.
13. Zebulon zal aan de haven der zeeen wonen, en hij zal aan de
haven der schepen wezen; en zijn zijde zal zijn naar Sidon.
14. Issaschar is een sterk gebeende ezel, nederliggende tussen twee
pakken.
15. Toen hij de rust zag, dat zij goed was, en het land, dat het lustig
was, zo boog hij zijn schouder om te dragen, en was dienende
onder cijns.
16. Dan zal zijn volk richten, als een der stammen Israels.
17. Dan zal een slang zijn aan den weg, een adderslang nevens het
pad, bijtende des paards verzenen, dat zijn rijder achterover
valle.
18. Op uw zaligheid wacht ik, HEERE!
19. Aangaande Gad, een bende zal hem aanvallen; maar hij zal
[haar] aanvallen in het einde.
20. Van Aser, zijn brood zal vet zijn; en hij zal koninklijke
lekkernijen leveren.
21. Nafthali is een losgelaten hinde; hij geeft schone woorden.
174
22. Jozef is een vruchtbare tak, een vruchtbare tak aan een fontein;
elk der takken loopt over den muur.
23. De schutters hebben hem wel bitterheid aangedaan, en
beschoten, en hem gehaat;
24. Maar zijn boog is in stijvigheid gebleven, en de armen zijner
handen zijn gesterkt geworden, door de handen van den
Machtige Jakobs; daarvan is hij een herder, een steen Israels;
25. Van uws vaders God, Die u zal helpen, en van den Almachtige,
Die u zal zegenen, met zegeningen des hemels van boven, met
zegeningen des afgronds, die daaronder ligt, met zegeningen der
borsten en der baarmoeder!
26. De zegeningen uws vaders gaan te boven de zegeningen mijner
voorvaderen, tot aan het einde van de eeuwige heuvelen; die
zullen zijn op het hoofd van Jozef, en op den hoofdschedel des
afgezonderden zijner broederen!
27. Benjamin zal [als] een wolf verscheuren; des morgens zal hij
roof eten, en des avonds zal hij buit uitdelen.
28. Al deze stammen van Israel zijn twaalf; en dit is het, wat hun
vader tot hen sprak, als hij hen zegende; hij zegende hen, een
iegelijk naar zijn bijzonderen zegen.
29. Daarna gebood hij hun, en zeide tot hen: Ik word verzameld tot
mijn volk: begraaft mij bij mijn vaders, in de spelonk, die is in
den akker van Efron, den Hethiet;
30. In de spelonk, welke is op den akker van Machpela, die
tegenover Mamre is, in het land Kanaan, die Abraham met dien
akker gekocht heeft van Efron, den Hethiet, tot een
erfbegrafenis.
31. Aldaar hebben zij Abraham begraven, en Sara, zijn huisvrouw;
175
daar hebben zij Izak begraven, en Rebekka, zijn huisvrouw; en
daar heb ik Lea begraven.
32. De akker, en de spelonk, die daarin is, is gekocht van de zonen
Heths.
33. Als Jakob voleind had aan zijn zonen bevelen te geven, zo leide
hij zijn voeten samen op het bed, en hij gaf den geest, en hij
werd verzameld tot zijn volken.
176
Genesis
Hoofdstuk 50
1. Toen viel Jozef op zijns vaders aangezicht, en hij weende over
hem, en kuste hem.
2. En Jozef gebood zijn knechten, den medicijnmeesters, dat zij
zijn vader balsemen zouden; en de medicijnmeesters balsemden
Israel.
3. En veertig dagen werden aan hem vervuld; want alzo werden
vervuld de dagen dergenen, die gebalsemd werden; en de
Egyptenaars beweenden hem zeventig dagen.
4. Als nu de dagen zijns bewenens over waren, zo sprak Jozef tot
het huis van Farao, zeggende: Indien ik nu genade gevonden heb
in uw ogen, spreekt toch voor de oren van Farao, zeggende:
5. Mijn vader heeft mij doen zweren, zeggende: Zie, ik sterf; in
mijn graf, dat ik mij in het land Kanaan gegraven heb, daar zult
gij mij begraven! Nu dan, laat mij toch optrekken, dat ik mijn
vader begrave, dan zal ik wederkomen.
6. En Farao zeide: Trek op en begraaf uw vader, gelijk als hij u
heeft doen zweren.
7. En Jozef toog op, om zijn vader te begraven; en met hem togen
op alle Farao's knechten, de oudsten van zijn huis, en al de
oudsten des lands van Egypte;
8. Daartoe het ganse huis van Jozef, en zijn broeders, en het huis
zijns vaders; alleen hun kleine kinderen, en hun schapen, en hun
runderen lieten zij in het land Gosen.
177
9. En met hem togen op, zo wagenen als ruiteren; en het was een
zeer zwaar heir.
10. Toen zij nu aan het plein van het doornbos kwamen, dat aan
gene zijde van de Jordaan is, hielden zij daar een grote en zeer
zware rouwklage; en hij maakte zijn vader een rouw van zeven
dagen.
11. Als de inwoners des lands, de Kanaanieten, dien rouw zagen op
het plein van het doornbos, zo zeiden zij: Dit is een zware rouw
der Egyptenaren; daarom noemde men haar naam Abel-
mizraim, die aan het veer van de Jordaan is.
12. En zijn zonen deden hem, gelijk als hij hun geboden had;
13. Want zijn zonen voerden hem in het land Kanaan, en begroeven
hem in de spelonk des akkers van Machpela, welke Abraham
met den akker gekocht had tot een erfbegrafenis van Efron, den
Hethiet, tegenover Mamre.
14. Daarna keerde Jozef weder in Egypte, hij en zijn broeders, en
allen, die met hem opgetogen waren, om zijn vader te begraven,
nadat hij zijn vader begraven had.
15. Toen Jozefs broeders zagen, dat hun vader dood was, zo zeiden
zij: Misschien zal ons Jozef haten, en hij zal ons gewisselijk
vergelden al het kwaad, dat wij hem aangedaan hebben.
16. Daarom ontboden zij aan Jozef, zeggende: Uw vader heeft
bevolen voor zijn dood, zeggende:
17. Zo zult gij tot Jozef zeggen: Ei, vergeef toch de overtreding
uwer broederen, en hun zonde; want zij hebben u kwaad
aangedaan; maar nu vergeef toch de overtreding der dienaren
van den God uws vaders! En Jozef weende, als zij tot hem
spraken.
178
18. Daarna kwamen ook zijn broeders, en vielen voor hem neder, en
zeiden: Zie, wij zijn u tot knechten!
19. En Jozef zeide tot hen: Vreest niet; want ben ik in de plaats van
God?
20. Gijlieden wel, gij hebt kwaad tegen mij gedacht; [doch] God
heeft dat ten goede gedacht; opdat Hij deed, gelijk het te dezen
dage is, om een groot volk in het leven te behouden.
21. Nu dan, vreest niet! Ik zal u en uw kleine kinderen onderhouden.
Zo troostte hij hen, en sprak naar hun hart.
22. Jozef dan woonde in Egypte, hij en het huis zijns vaders; en
Jozef leefde honderd en tien jaren.
23. En Jozef zag van Efraim kinderen, van het derde gelid; ook
werden de zonen van Machir, den zoon van Manasse, op Jozefs
knieen geboren.
24. En Jozef zeide tot zijn broederen: Ik sterf; maar God zal u
gewisselijk bezoeken, en Hij zal u doen optrekken uit dit land, in
het land, hetwelk hij aan Abraham, Izak en Jakob gezworen
heeft.
25. En Jozef deed de zonen van Israel zweren, zeggende: God zal u
gewisselijk bezoeken, zo zult gij mijn beenderen van hier
opvoeren!
26. En Jozef stierf, honderd en tien jaren oud zijnde; en zij
balsemden hem, en men leide hem in een kist in Egypte.
179
Exodus
Hoofdstuk 1
1. Dit nu zijn de namen der zonen van Israel, die in Egypte
gekomen zijn, met Jakob; zij kwamen er in, elk met zijn huis.
2. Ruben, Simeon, Levi, en Juda;
3. Issaschar, Zebulon, en Benjamin;
4. Dan en Nafthali, Gad en Aser.
5. Al de zielen nu, die uit Jakobs heup voortgekomen zijn, waren
zeventig zielen; doch Jozef was in Egypte.
6. Toen nu Jozef gestorven was, en al zijn broeders, en al dat
geslacht,
7. Zo werden de kinderen Israels vruchtbaar en wiesen
overvloedig, en zij vermeerderden, en werden gans zeer
machtig, zodat het land met hen vervuld werd.
8. Daarna stond een nieuwe koning op over Egypte, die Jozef niet
gekend had;
9. Die zeide tot zijn volk: Ziet, het volk der kinderen Israels is veel,
ja, machtiger dan wij.
10. Komt aan, laat ons wijselijk tegen hetzelve handelen, opdat het
niet vermenigvuldige, en het geschiede, als er enige krijg
voorvalt, dat het zich ook niet vervoege tot onze vijanden, en
tegen ons strijde, en uit het land optrekke.
11. En zij zetten oversten der schattingen over hetzelve, om het te
verdrukken met hun lasten; want men bouwde voor Farao
schatsteden, Pitom en Raamses.
180
12. Maar hoe meer zij het verdrukten, hoe meer het vermeerderde,
en hoe meer het wies; zodat zij verdrietig waren vanwege de
kinderen Israels.
13. En de Egyptenaars deden de kinderen Israels dienen met
hardigheid;
14. Zodat zij hun het leven bitter maakten met harden dienst, in leem
en in tichelstenen, en met allen dienst op het veld, met al hun
dienst, dien zij hen deden dienen met hardigheid.
15. Daarenboven sprak de koning van Egypte tot de vroedvrouwen
der Hebreinnen, welker ener naam Sifra, en de naam der andere
Pua was;
16. En zeide: Wanneer gij de Hebreinnen in het baren helpt, en ziet
haar op de stoelen; is het een zoon, zo doodt hem; maar is het
een dochter, zo laat haar leven!
17. Doch de vroedvrouwen vreesden God, en deden niet, gelijk als
de koning van Egypte tot haar gesproken had, maar zij behielden
de knechtjes in het leven.
18. Toen riep de koning van Egypte de vroedvrouwen, en zeide tot
haar: Waarom hebt gijlieden deze zaak gedaan, dat gij de
knechtjes in het leven behouden hebt?
19. En de vroedvrouwen zeiden tot Farao: Omdat de Hebreinnen
niet zijn gelijk de Egyptische vrouwen; want zij zijn sterk; eer
de vroedvrouw tot haar komt, zo hebben zij gebaard.
20. Daarom deed God aan de vroedvrouwen goed; en dat volk
vermeerderde, en het werd zeer machtig.
21. En het geschiedde, dewijl de vroedvrouwen God vreesden, zo
bouwde Hij haar huizen.
22. Toen gebood Farao aan al zijn volk, zeggende: Alle zonen, die
181
geboren worden, zult gij in de rivier werpen, maar al de
dochteren in het leven behouden.
182
Exodus
Hoofdstuk 2
1. En een man van het huis van Levi ging, en nam een dochter van
Levi.
2. En de vrouw werd zwanger, en baarde een zoon. Toen zij hem
zag, dat hij schoon was, zo verborg zij hem drie maanden.
3. Doch als zij hem niet langer verbergen kon, zo nam zij voor hem
een kistje van biezen, en belijmde het met lijm en met pek; en
zij leide het knechtje daarin, en leide het in de biezen, aan den
oever der rivier.
4. En zijn zuster stelde zich van verre, om te weten, wat hem
gedaan zou worden.
5. En de dochter van Farao ging af, om zich te wassen in de rivier;
en haar jonkvrouwen wandelden aan den kant der rivier; toen zij
het kistje in het midden van de biezen zag, zo zond zij haar
dienstmaagd heen, en liet het halen.
6. Toen zij het open deed, zo zag zij dat knechtje; en ziet, het
jongsken weende; en zij werd met barmhartigheid bewogen over
hetzelve, en zij zeide: Dit is een van de knechtjes der Hebreen!
7. Toen zeide zijn zuster tot Farao's dochter: Zal ik heengaan, en u
een voedstervrouw uit de Hebreinnen roepen, die dat knechtje
voor u zoge?
8. En de dochter van Farao zeide tot haar: Ga heen. En de jonge
maagd ging, en riep des knechtjes moeder.
9. Toen zeide Farao's dochter tot haar: Neem dit knechtje heen, en
183
zoog het mij; ik zal [u] uw loon geven. En de vrouw nam het
knechtje en zoogde het.
10. En toen het knechtje groot geworden was, zo bracht zij het tot
Farao's dochter, en het werd haar ten zoon; en zij noemde zijn
naam Mozes, en zeide: Want ik heb hem uit het water getogen.
11. En het geschiedde in die dagen, toen Mozes groot geworden
was, dat hij uitging tot zijn broederen, en bezag hun lasten; en
hij zag, dat een Egyptisch man een Hebreeuwsen man uit zijn
broederen sloeg.
12. En hij zag herwaarts en gindswaarts; en toen hij zag, dat er
niemand was, zo versloeg hij den Egyptenaar, en verborg hem in
het zand.
13. Des anderen daags ging hij wederom uit, en ziet, twee
Hebreeuwse mannen twistten; en hij zeide tot den ongerechte:
Waarom slaat gij uw naaste?
14. Hij dan zeide: Wie heeft u tot een overste en rechter over ons
gezet? Zegt gij [dit], om mij te doden, gelijk gij den Egyptenaar
gedood hebt? Toen vreesde Mozes, en zeide: Voorwaar, deze
zaak is bekend geworden!
15. Als nu Farao deze zaak hoorde, zo zocht hij Mozes te doden;
doch Mozes vlood voor Farao's aangezicht, en woonde in het
land Midian, en hij zat bij een waterput.
16. En de priester in Midian had zeven dochters, die kwamen om te
putten, en vulden de drinkbakken, om de kudde haars vaders te
drenken.
17. Toen kwamen de herders, en zij dreven haar van daar; doch
Mozes stond op, en verloste ze, en drenkte haar kudden.
18. En toen zij tot haar vader Rehuel kwamen, zo sprak hij: Waarom
184
zijt gij heden zo haast wedergekomen?
19. Toen zeiden zij: Een Egyptisch man heeft ons verlost uit de hand
der herderen; en hij heeft ook overvloedig voor ons geput, en de
kudde gedrenkt.
20. En hij zeide tot zijn dochters: Waar is hij toch, waarom liet gij
den man nu gaan? roept hem, dat hij brood ete.
21. En Mozes bewilligde bij den man te wonen; en hij gaf Mozes
zijn dochter Zippora;
22. Die baarde een zoon; en hij noemde zijn naam Gersom; want hij
zeide: Ik ben een vreemdeling geworden in een vreemd land.
23. En het geschiedde na vele dezer dagen, als de koning van Egypte
gestorven was, dat de kinderen Israels zuchtten en schreeuwden
over den dienst; en hun gekrijt over hun dienst kwam op tot
God.
24. En God hoorde hun gekerm, en God gedacht aan Zijn verbond
met Abraham, met Izak, en met Jakob.
25. En God zag de kinderen Israels aan, en God kende [hen].
185
Exodus
Hoofdstuk 3
1. En Mozes hoedde de kudde van Jethro, zijn schoonvader, den
priester in Midian; en hij leidde de kudde achter de woestijn, en
hij kwam aan den berg Gods, aan Horeb.
2. En de Engel des HEEREN verscheen hem in een vuurvlam uit
het midden van een braambos; en hij zag, en ziet, het braambos
brandde in het vuur, en het braambos werd niet verteerd.
3. En Mozes zeide: Ik zal mij nu daarheen wenden, en bezien dat
grote gezicht, waarom het braambos niet verbrandt.
4. Toen de HEERE zag, dat hij zich daarheen wendde, om te
bezien, zo riep God tot hem uit het midden van het braambos, en
zeide: Mozes, Mozes! En hij zeide: Zie, [hier] ben ik!
5. En Hij zeide: Nader hier niet toe; trek uw schoenen uit van uw
voeten; want de plaats, waarop gij staat, is heilig land.
6. Hij zeide voorts: Ik ben de God uws vaders, de God van
Abraham, de God van Izak en de God van Jakob. En Mozes
verborg zijn aangezicht, want hij vreesde God aan te zien.
7. En de HEERE zeide: Ik heb zeer wel gezien de verdrukking
Mijns volks, hetwelk in Egypte is, en heb hun geschrei gehoord,
vanwege hun drijvers; want Ik heb hun smarten bekend.
8. Daarom ben Ik nedergekomen, dat Ik het verlosse uit de hand
der Egyptenaren, en het opvoere uit dit land, naar een goed en
ruim land, naar een land, vloeiende van melk en honig, tot de
plaats der Kanaanieten, en der Hethieten, en der Amorieten, en
186
der Ferezieten, en der Hevieten, en der Jebusieten.
9. En nu, zie, het geschrei der kinderen Israels is tot Mij gekomen;
en ook heb Ik gezien de verdrukking, waarmede de Egyptenaars
hen verdrukken.
10. Zo kom nu, en Ik zal u tot Farao zenden, opdat gij Mijn volk (de
kinderen Israels) uit Egypte voert.
11. Toen zeide Mozes tot God: Wie ben ik, dat ik tot Farao zou
gaan; en dat ik de kinderen Israels uit Egypte zou voeren?
12. Hij dan zeide: Ik zal voorzeker met u zijn, en dit zal u een teken
zijn, dat Ik u gezonden heb: wanneer gij dit volk uit Egypte
geleid hebt, zult gijlieden God dienen op dezen berg.
13. Toen zeide Mozes tot God: Zie, wanneer ik kom tot de kinderen
You have read 1 text from Dutch literature.
Next - Statenvertaling - 1 - 14
- Parts
- Statenvertaling - 1 - 01Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3032Total number of unique words is 57858.0 of words are in the 2000 most common words73.0 of words are in the 5000 most common words78.6 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 02Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3009Total number of unique words is 62652.7 of words are in the 2000 most common words68.0 of words are in the 5000 most common words73.8 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 03Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3004Total number of unique words is 66756.0 of words are in the 2000 most common words70.4 of words are in the 5000 most common words76.6 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 04Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3063Total number of unique words is 63365.3 of words are in the 2000 most common words79.6 of words are in the 5000 most common words85.9 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 05Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3003Total number of unique words is 61860.9 of words are in the 2000 most common words75.8 of words are in the 5000 most common words81.2 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 06Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3068Total number of unique words is 69159.7 of words are in the 2000 most common words73.6 of words are in the 5000 most common words79.2 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 07Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3040Total number of unique words is 64058.5 of words are in the 2000 most common words73.4 of words are in the 5000 most common words80.5 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 08Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3035Total number of unique words is 66960.1 of words are in the 2000 most common words74.3 of words are in the 5000 most common words81.1 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 09Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3006Total number of unique words is 66950.6 of words are in the 2000 most common words65.7 of words are in the 5000 most common words72.8 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 10Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3076Total number of unique words is 61258.6 of words are in the 2000 most common words75.5 of words are in the 5000 most common words81.8 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 11Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3040Total number of unique words is 62063.1 of words are in the 2000 most common words79.0 of words are in the 5000 most common words85.8 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 12Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3064Total number of unique words is 64559.5 of words are in the 2000 most common words74.9 of words are in the 5000 most common words80.5 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 13Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2931Total number of unique words is 77356.3 of words are in the 2000 most common words72.2 of words are in the 5000 most common words78.8 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 14Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3021Total number of unique words is 58860.7 of words are in the 2000 most common words74.7 of words are in the 5000 most common words79.7 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 15Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3060Total number of unique words is 54466.4 of words are in the 2000 most common words79.1 of words are in the 5000 most common words84.7 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 16Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2953Total number of unique words is 62760.4 of words are in the 2000 most common words74.4 of words are in the 5000 most common words81.0 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 17Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2970Total number of unique words is 70159.9 of words are in the 2000 most common words73.8 of words are in the 5000 most common words81.6 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 18Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2986Total number of unique words is 69956.3 of words are in the 2000 most common words74.9 of words are in the 5000 most common words82.3 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 19Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2904Total number of unique words is 61155.5 of words are in the 2000 most common words70.9 of words are in the 5000 most common words77.6 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 20Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2971Total number of unique words is 52848.8 of words are in the 2000 most common words64.2 of words are in the 5000 most common words71.5 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 21Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2982Total number of unique words is 65860.1 of words are in the 2000 most common words74.9 of words are in the 5000 most common words81.5 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 22Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2848Total number of unique words is 64857.7 of words are in the 2000 most common words72.5 of words are in the 5000 most common words78.4 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 23Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2829Total number of unique words is 48948.1 of words are in the 2000 most common words63.5 of words are in the 5000 most common words71.1 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 24Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2964Total number of unique words is 40656.8 of words are in the 2000 most common words73.4 of words are in the 5000 most common words81.0 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 25Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2922Total number of unique words is 49950.5 of words are in the 2000 most common words67.9 of words are in the 5000 most common words78.5 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 26Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2977Total number of unique words is 54958.0 of words are in the 2000 most common words71.9 of words are in the 5000 most common words78.2 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 27Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3034Total number of unique words is 39356.7 of words are in the 2000 most common words72.8 of words are in the 5000 most common words79.0 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 28Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2963Total number of unique words is 48357.9 of words are in the 2000 most common words73.7 of words are in the 5000 most common words83.7 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 29Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2889Total number of unique words is 53953.9 of words are in the 2000 most common words71.7 of words are in the 5000 most common words77.5 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 30Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2891Total number of unique words is 54752.9 of words are in the 2000 most common words70.3 of words are in the 5000 most common words78.0 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 31Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3023Total number of unique words is 54556.0 of words are in the 2000 most common words75.3 of words are in the 5000 most common words83.6 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 32Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2837Total number of unique words is 40156.3 of words are in the 2000 most common words72.6 of words are in the 5000 most common words79.9 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 33Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2873Total number of unique words is 53053.7 of words are in the 2000 most common words69.9 of words are in the 5000 most common words76.1 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 34Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2707Total number of unique words is 41255.7 of words are in the 2000 most common words71.0 of words are in the 5000 most common words78.4 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 35Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3013Total number of unique words is 65656.1 of words are in the 2000 most common words69.8 of words are in the 5000 most common words78.4 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 36Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2927Total number of unique words is 62256.0 of words are in the 2000 most common words75.0 of words are in the 5000 most common words82.2 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 37Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2965Total number of unique words is 58058.7 of words are in the 2000 most common words75.1 of words are in the 5000 most common words84.5 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 38Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3019Total number of unique words is 64459.6 of words are in the 2000 most common words73.3 of words are in the 5000 most common words81.2 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 39Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2895Total number of unique words is 70248.3 of words are in the 2000 most common words62.3 of words are in the 5000 most common words68.7 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 40Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2763Total number of unique words is 47060.1 of words are in the 2000 most common words76.3 of words are in the 5000 most common words81.6 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 41Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2874Total number of unique words is 60452.6 of words are in the 2000 most common words67.4 of words are in the 5000 most common words74.7 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 42Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2908Total number of unique words is 59057.5 of words are in the 2000 most common words69.9 of words are in the 5000 most common words77.0 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 43Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3045Total number of unique words is 64355.8 of words are in the 2000 most common words70.9 of words are in the 5000 most common words76.0 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 44Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3075Total number of unique words is 63259.0 of words are in the 2000 most common words77.0 of words are in the 5000 most common words83.2 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 45Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3037Total number of unique words is 65757.6 of words are in the 2000 most common words74.8 of words are in the 5000 most common words80.4 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 46Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3093Total number of unique words is 57655.4 of words are in the 2000 most common words71.2 of words are in the 5000 most common words77.1 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 47Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3061Total number of unique words is 61458.7 of words are in the 2000 most common words76.0 of words are in the 5000 most common words82.5 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 48Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3027Total number of unique words is 62654.3 of words are in the 2000 most common words70.8 of words are in the 5000 most common words77.4 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 49Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3017Total number of unique words is 63956.5 of words are in the 2000 most common words74.7 of words are in the 5000 most common words82.9 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 50Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3082Total number of unique words is 66258.5 of words are in the 2000 most common words77.2 of words are in the 5000 most common words82.8 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 51Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2621Total number of unique words is 76753.9 of words are in the 2000 most common words73.0 of words are in the 5000 most common words81.7 of words are in the 8000 most common words