Johannes Bogerman Willem Baudartius Gerson Bucerus Jacobus Rolandus Hermannus Faukelius Petrus Cornelisz Festus Hommius Antonius Walaeus
Statenvertaling - 1
Statenvertaling - 1 - 10
Total number of words is 3076
Total number of unique words is 612
58.6 of words are in the 2000 most common words
75.5 of words are in the 5000 most common words
81.8 of words are in the 8000 most common words
2. En Juda zag aldaar de dochter van een Kanaanietisch man, wiens
naam was Sua; en hij nam haar, en ging tot haar in.
3. En zij werd bevrucht, en baarde een zoon, en hij noemde zijn
naam Er.
4. Daarna werd zij weder bevrucht, en baarde een zoon, en zij
noemde zijn naam Onan.
5. En zij voer nog voort, en baarde een zoon, en noemde zijn naam
Sela; doch hij was te Chezib, toen zij hem baarde.
6. Juda nu nam een vrouw voor Er, zijn eerstgeborene, en haar
naam was Thamar.
7. Maar Er, de eerstgeborene van Juda, was kwaad in des HEEREN
ogen; daarom doodde hem de HEERE.
8. Toen zeide Juda tot Onan: Ga in tot uws broeders huisvrouw, en
trouw haar in uws broeders naam, en verwek uw broeder zaad.
9. Doch Onan, wetende, dat dit zaad voor hem niet zoude zijn, zo
geschiedde het, als hij tot zijns broeders huisvrouw inging, dat
hij het verdierf tegen de aarde, om zijn broeder geen zaad te
geven.
10. En het was kwaad in des HEEREN ogen, wat hij deed; daarom
doodde Hij hem ook.
132
11. Toen zeide Juda tot Thamar, zijn schoondochter: Blijf weduwe
in uws vaders huis, totdat mijn zoon Sela groot wordt; want hij
zeide: Dat niet misschien ook deze sterve, gelijk zijn broeders!
Zo ging Thamar heen, en bleef in haar vaders huis.
12. Als nu vele dagen verlopen waren, stierf de dochter van Sua, de
huisvrouw van Juda; daarna troostte zich Juda, en ging op tot
zijn schaapscheerders naar Timna toe, hij en Hira, zijn vriend,
de Adullamiet.
13. En men gaf Thamar te kennen, zeggende: Zie, uw schoonvader
gaat op naar Timna, om zijn schapen te scheren.
14. Toen leide zij de klederen van haar weduwschap van zich af, en
zij bedekte zich met een sluier, en bewond zich, en zette zich
aan den ingang der twee fonteinen, die op den weg naar Timna
is; want zij zag, dat Sela groot geworden was, en zij hem niet ter
vrouw was gegeven.
15. Als Juda haar zag, zo hield hij haar voor een hoer, overmits zij
haar aangezicht bedekt had.
16. En hij week tot haar naar den weg, en zeide: Kom toch, laat mij
tot u ingaan; want hij wist niet, dat zij zijn schoondochter was.
En zij zeide: Wat zult gij mij geven, dat gij tot mij ingaat?
17. En hij zeide: Ik zal u een geitenbok van de kudde zenden. En zij
zeide: Zo gij pand zult geven, totdat gij hem zendt.
18. Toen zeide hij: Wat pand is het, dat ik u geven zal? En zij zeide:
Uw zegelring en uw snoer en uw staf, die in uw hand is; hetwelk
hij haar gaf, en ging tot haar in; en zij ontving bij hem.
19. En zij maakte zich op, en ging heen, en leide haar sluier van zich
af, en zij trok aan de klederen van haar weduwschap.
20. En Juda zond den geitenbok door de hand van zijn vriend, den
133
Adullamiet, om het pand uit de hand der vrouw te nemen; maar
hij vond haar niet.
21. En hij vraagde de lieden van haar plaats, zeggende: Waar is de
hoer, die bij deze twee fonteinen aan den weg was? En zij
zeiden: Hier is geen hoer geweest.
22. En hij keerde weder tot Juda, en zeide: Ik heb haar niet
gevonden; en ook zeiden de lieden van die plaats: Hier is geen
hoer geweest.
23. Toen zeide Juda: Zij neme het voor zich, opdat wij misschien
niet tot verachting worden; zie, ik heb dezen bok gezonden;
maar gij hebt haar niet gevonden.
24. En het geschiedde omtrent na drie maanden, dat men Juda te
kennen gaf, zeggende: Thamar, uw schoondochter, heeft
gehoereerd, en ook zie, zij is zwanger van hoererij. Toen zeide
Juda: Breng ze hervoor, dat zij verbrand worde!
25. Als zij voorgebracht werd, schikte zij tot haar schoonvader, om
te zeggen: Bij den man, wiens deze dingen zijn, ben ik zwanger;
en zij zeide: Beken toch, wiens deze zegelring, en deze snoeren,
en deze staf zijn.
26. En Juda kende ze, en zeide: Zij is rechtvaardiger dan ik, daarom,
omdat ik haar aan mijn zoon Sela niet gegeven heb. En hij
bekende haar voortaan niet meer.
27. En het geschiedde ten tijde, als zij baren zou, ziet, zo waren
tweelingen in haar buik.
28. En het geschiedde, als zij baarde, dat [een] de hand uitgaf; en de
vroedvrouw nam dezelve, en zij bond een scharlaken [draad] om
zijn hand, zeggende: Deze komt het eerst uit.
29. Maar het geschiedde, als hij zijn hand weder intoog, ziet, zo
134
kwam zijn broeder uit; en zij zeide: Hoe zijt gij doorgebroken?
op u is de breuke! en men noemde zijn naam Perez.
30. En daarna kwam zijn broeder uit, om wiens hand de scharlaken
[draad] was; en men noemde zijn naam Zera.
135
Genesis
Hoofdstuk 39
1. Jozef nu werd naar Egypte afgevoerd; en Potifar, een hoveling
van Farao, een overste der trawanten, een Egyptisch man, kocht
hem uit de hand der Ismaelieten, die hem derwaarts afgevoerd
hadden.
2. En de HEERE was met Jozef, zodat hij een voorspoedig man
was; en hij was in het huis van zijn heer, den Egyptenaar.
3. Als nu zijn heer zag, dat de HEERE met hem was, en dat de
HEERE al wat hij deed, door zijn hand voorspoedig maakte;
4. Zo vond Jozef genade in zijn ogen, en diende hem; en hij stelde
hem over zijn huis; en al wat hij had, gaf hij in zijn hand.
5. En het geschiedde van toen af, dat hij hem over zijn huis, en
over al wat het zijne was, gesteld had, dat de HEERE des
Egyptenaars huis zegende, om Jozefs wil; ja, de zegen des
HEEREN was in alles, wat hij had, in het huis en in het veld.
6. En hij liet alles, wat hij had, in Jozefs hand, zodat hij met hem
van geen ding kennis had, behalve van het brood, dat hij at. En
Jozef was schoon van gedaante, en schoon van aangezicht.
7. En het geschiedde na deze dingen, dat de huisvrouw zijns heren
haar ogen op Jozef wierp; en zij zeide: lig bij mij!
8. Maar hij weigerde het, en zeide tot de huisvrouw zijns heren:
Zie, mijn heer heeft geen kennis met mij, wat er in het huis is;
en al wat hij heeft, dat heeft hij in mijn hand gegeven.
9. Niemand is groter in dit huis dan ik, en hij heeft voor mij niets
136
onthouden, dan u, daarin dat gij zijn huisvrouw zijt; hoe zoude
ik dan dit een zo groot kwaad doen, en zondigen tegen God!
10. En het geschiedde, als zij Jozef dag op dag aansprak, en hij naar
haar niet hoorde, om bij haar te liggen, [en] bij haar te zijn;
11. Zo gebeurde het op zulk een dag, dat hij in het huis kwam, om
zijn werk te doen; en niemand van de lieden des huizes was daar
binnenshuis.
12. En zij greep hem bij zijn kleed, zeggende: Lig bij mij! En hij liet
zijn kleed in haar hand, en vluchtte, en ging uit naar buiten.
13. En het geschiedde, als zij zag, dat hij zijn kleed in haar hand
gelaten had, en naar buiten gevlucht was;
14. Zo riep zij de lieden van haar huis, en sprak tot hen, zeggende:
Ziet, hij heeft ons den Hebreeuwsen man ingebracht, om met
ons te spotten; hij is tot mij gekomen, om bij mij te liggen, en ik
heb geroepen met luider stem;
15. En het geschiedde, als hij hoorde, dat ik mijn stem verhief, en
riep, zo verliet hij zijn kleed bij mij, en vluchtte, en ging uit naar
buiten.
16. En zij leide zijn kleed bij zich, totdat zijn heer in zijn huis
kwam.
17. Toen sprak zij tot hem naar diezelfde woorden, zeggende: De
Hebreeuwse knecht, dien gij ons hebt ingebracht, is tot mij
gekomen, om met mij te spotten.
18. En het is geschied, als ik mijn stem verhief, en riep, dat hij zijn
kleed bij mij liet, en vluchtte naar buiten.
19. En het geschiedde, als zijn heer de woorden zijner huisvrouw
hoorde, die zij tot hem sprak, zeggende: Naar deze zelfde
woorden heeft mij uw knecht gedaan, zo ontstak zijn toorn.
137
20. En Jozefs heer nam hem, en leverde hem in het gevangenhuis,
ter plaatse, waar des konings gevangenen gevangen waren; alzo
was hij daar in het gevangenhuis.
21. Doch de HEERE was met Jozef, en wende [Zijn]
goedertierenheid tot hem; en gaf hem genade in de ogen van den
overste van het gevangenhuis.
22. En de overste van het gevangenhuis gaf al de gevangenen, die in
het gevangenhuis waren, in Jozefs hand; en al wat zij daar
deden, deed hij.
23. De overste van het gevangenhuis zag gans op geen ding, dat in
zijn hand was, overmits dat de HEERE met hem was; en wat hij
deed, dat deed de HEERE wel gedijen.
138
Genesis
Hoofdstuk 40
1. En het geschiedde na deze dingen, dat de schenker des konings
van Egypte, en de bakker, zondigden tegen hun heer, tegen den
koning van Egypte.
2. Zodat Farao zeer toornig werd op zijn twee hovelingen, op den
overste der schenkers, en op den overste der bakkers.
3. En hij leverde hen in bewaring, ten huize van den overste der
trawanten, in het gevangenhuis, ter plaatse, waar Jozef gevangen
was.
4. En de overste der trawanten bestelde Jozef bij hen, dat hij hen
diende; en zij waren [sommige] dagen in bewaring.
5. Zij droomden nu beiden een droom, elk zijn droom, in een nacht,
elk naar de uitlegging zijns drooms, de schenker en de bakker,
die des konings van Egypte waren, die gevangen waren in het
gevangenhuis.
6. En Jozef kwam des morgens tot hen, en hij zag hen aan, en ziet,
zij waren ontsteld.
7. Toen vraagde hij de hovelingen van Farao, die bij hem waren in
hechtenis van het huis zijns heren, zeggende: Waarom zijn uw
aangezichten heden kwalijk gesteld?
8. En zij zeiden tot hem: Wij hebben een droom gedroomd, en er is
niemand, die hem uitlegge. En Jozef zeide tot hen: Zijn de
uitleggingen niet van God? Vertelt [ze] mij toch.
9. Toen vertelde de overste der schenkers Jozef zijn droom, en
139
zeide tot hem: In mijn droom, zie, zo was een wijnstok voor
mijn aangezicht;
10. En aan den wijnstok waren drie ranken; en hij was als bottende,
zijn bloeisel ging op, zijn trossen brachten rijpe druiven voort.
11. En Farao's beker was in mijn hand; en ik nam die druiven, en
drukte ze uit in Farao's beker, en ik gaf den beker op Farao's
hand.
12. Toen zeide Jozef tot hem: Dit is zijn uitlegging: de drie ranken
zijn drie dagen.
13. Binnen nog drie dagen zal Farao uw hoofd verheffen, en zal u in
uw staat herstellen; en gij zult Farao's beker in zijn hand geven,
naar de vorige wijze, toen gij zijn schenker waart.
14. Doch gedenk mijner bij uzelven, wanneer het u wel gaan zal, en
doe toch weldadigheid aan mij, en doe van mij melding bij
Farao, en maak, dat ik uit dit huis kome.
15. Want ik ben diefelijk ontstolen uit het land der Hebreen; en ook
heb ik hier niets gedaan, dat zij mij in dezen kuil gezet hebben.
16. Toen de overste der bakkers zag, dat hij een goede uitlegging
gedaan had, zo zeide hij tot Jozef: Ik was ook in mijn droom, en
zie, drie getraliede korven waren op mijn hoofd.
17. En in den oppersten korf was van alle spijze van Farao, die
bakkerswerk is; en het gevogelte at dezelve uit den korf, van
boven mijn hoofd.
18. Toen antwoordde Jozef, en zeide: Dit is zijn uitlegging: de drie
korven zijn drie dagen.
19. Binnen nog drie dagen zal Farao uw hoofd verheffen van boven
u, en hij zal u aan een hout hangen, en het gevogelte zal uw
vlees van boven u eten.
140
20. En het geschiedde op den derden dag, den dag van Farao's
geboorte, dat hij voor al zijn knechten een maaltijd maakte; en
hij verhief het hoofd van den overste der schenkers, en het hoofd
van den overste der bakkers, in het midden zijner knechten.
21. En hij deed den overste der schenkers wederkeren tot zijn
schenkambt, zodat hij den beker op Farao's hand gaf.
22. Maar den overste der bakkers hing hij op; gelijk Jozef hun
uitgelegd had.
23. Doch de overste der schenkers gedacht aan Jozef niet, maar
vergat hem.
141
Genesis
Hoofdstuk 41
1. En het geschiedde ten einde van twee volle jaren, dat Farao
droomde, en ziet, hij stond aan de rivier.
2. En ziet, uit de rivier kwamen op zeven koeien, schoon van
aanzien, en vet van vlees, en zij weidden in het gras.
3. En ziet, zeven andere koeien kwamen na die op uit de rivier,
lelijk van aanzien, en dun van vlees; en zij stonden bij [de]
[andere] koeien aan den oever der rivier.
4. En die koeien, lelijk van aanzien, en dun van vlees, aten op die
zeven koeien, schoon van aanzien en vet. Toen ontwaakte Farao.
5. Daarna sliep hij en droomde andermaal; en ziet, zeven aren
rezen op, in een halm, vet en goed.
6. En ziet, zeven dunne en van den oostenwind verzengde aren
schoten na dezelve uit.
7. En de dunne aren verslonden de zeven vette en volle aren. Toen
ontwaakte Farao, en ziet, het was een droom.
8. En het geschiedde in den morgenstond, dat zijn geest verslagen
was, en hij zond heen, en riep al de tovenaars van Egypte, en al
de wijzen, die daarin waren; en Farao vertelde hun zijn droom;
maar er was niemand, die ze aan Farao uitlegde.
9. Toen sprak de overste der schenkers tot Farao, zeggende: Ik
gedenk heden aan mijn zonden.
10. Farao was zeer vertoornd op zijn dienaars, en leverde mij in
bewaring ten huize van den overste der trawanten, mij en den
142
overste der bakkers.
11. En in een nacht droomden wij een droom, ik en hij; wij
droomden elk naar de uitlegging zijns drooms.
12. En aldaar was bij ons een Hebreeuws jongeling, een knecht van
den overste der trawanten; en wij vertelden ze hem, en hij leide
ons onze dromen uit; een ieder leide hij ze uit, naar zijn droom.
13. En gelijk hij ons uitleide, alzo is het geschied; mij heeft hij
hersteld in mijn staat, en hem gehangen.
14. Toen zond Farao en riep Jozef en zij deden hem haastelijk uit
den kuil komen; en men schoor hem, en men veranderde zijn
klederen; en hij kwam tot Farao.
15. En Farao sprak tot Jozef: Ik heb een droom gedroomd, en er is
niemand, die hem uitlegge; maar ik heb van u horen zeggen,
[als] gij een droom hoort, dat gij hem uitlegt.
16. En Jozef antwoordde Farao, zeggende: Het is buiten mij! God
zal Farao's welstand aanzeggen.
17. Toen sprak Farao tot Jozef: Zie, in mijn droom stond ik aan den
oever der rivier;
18. En zie, uit de rivier kwamen op zeven koeien, vet van vlees en
schoon van gedaante, en zij weidden in het gras.
19. En zie, zeven andere koeien kwamen op na deze, mager en zeer
lelijk van gedaante, rank van vlees; ik heb dergelijke van
lelijkheid niet gezien in het ganse Egypteland.
20. En die ranke en lelijke koeien aten die eerste zeven vette koeien
op;
21. Dewelke in haar buik inkwamen; maar men merkte niet, dat ze
in haar buik ingekomen waren; want haar aanzien was lelijk,
gelijk als in het begin. Toen ontwaakte ik.
143
22. Daarna zag ik in mijn droom, en zie, zeven aren rezen op in een
halm, vol en goed.
23. En zie, zeven dorre, dunne [en] van den oostenwind verzengde
aren, schoten na dezelve uit;
24. En de zeven dunne aren verslonden die zeven goede aren. En ik
heb het den tovenaars gezegd; maar er was niemand, die het mij
verklaarde.
25. Toen zeide Jozef tot Farao: De droom van Farao is een; hetgeen
God is doende, heeft Hij Farao te kennen gegeven.
26. Die zeven schone koeien zijn zeven jaren; die zeven schone aren
zijn ook zeven jaren; de droom is een.
27. En die zeven ranke en lelijke koeien, die na gene opkwamen,
zijn zeven jaren; en die zeven ranke van den oostenwind
verzengde aren zullen zeven jaren des hongers wezen.
28. Dit is het woord, hetwelk ik tot Farao gesproken heb: hetgeen
God is doende, heeft Hij Farao vertoond.
29. Zie, de zeven aankomende jaren, zal er grote overvloed in het
ganse land van Egypte zijn.
30. Maar na dezelve zullen er opstaan zeven jaren des hongers; dan
zal in het land van Egypte al die overvloed vergeten worden; en
de honger zal het land verteren.
31. Ook zal de overvloed in het land niet gemerkt worden, vanwege
dienzelven honger, die daarna wezen zal; want hij zal zeer zwaar
zijn.
32. En aangaande, dat die droom aan Farao ten tweeden maal is
herhaald, is, omdat de zaak van God vastbesloten is, en dat God
haast, om dezelve te doen.
33. Zo zie nu Farao naar een verstandigen en wijzen man, en zette
144
hem over het land van Egypte.
34. Farao doe [zo], en bestelle opzieners over het land; en neme het
vijfde deel des lands van Egypte in de zeven jaren des
overvloeds.
35. En dat zij alle spijze van deze aankomende goede jaren
verzamelen, en koren opleggen, onder de hand van Farao, tot
spijze in de steden, en bewaren het.
36. Zo zal de spijze zijn tot voorraad voor het land, voor zeven jaren
des hongers, die in Egypteland wezen zullen; opdat het land van
honger niet verga.
37. En dit woord was goed in de ogen van Farao, en in de ogen van
al zijn knechten.
38. Zo zeide Farao tot zijn knechten: Zouden wij wel een man
vinden als dezen, in welken Gods Geest is?
39. Daarna zeide Farao tot Jozef: Naardien dat God u dit alles heeft
verkondigd, zo is er niemand [zo] verstandig en wijs, als gij.
40. Gij zult over mijn huis zijn, en op uw bevel zal al mijn volk [de]
[hand] kussen; alleen dezen troon zal ik groter zijn dan gij.
41. Voorts sprak Farao tot Jozef: Zie, ik heb u over gans Egypteland
gesteld.
42. En Farao nam zijn ring van zijn hand af, en deed hem aan Jozefs
hand, en liet hem fijne linnen klederen aantrekken, en leide hem
een gouden keten aan zijn hals;
43. En hij deed hem rijden op den tweeden wagen, dien hij had; en
zij riepen voor zijn aangezicht: Knielt! Alzo stelde hij hem over
gans Egypteland.
44. En Farao zeide tot Jozef: Ik ben Farao! doch zonder u zal
niemand zijn hand of zijn voet opheffen in gans Egypteland.
145
45. En Farao noemde Jozefs naam Zafnath Paaneah, en gaf hem
Asnath, de dochter van Potifera, overste van On, tot een vrouw;
en Jozef toog uit door het land van Egypte.
46. Jozef nu was dertig jaren oud, als hij stond voor het aangezicht
van Farao, koning van Egypte; en Jozef ging uit van Farao's
naam was Sua; en hij nam haar, en ging tot haar in.
3. En zij werd bevrucht, en baarde een zoon, en hij noemde zijn
naam Er.
4. Daarna werd zij weder bevrucht, en baarde een zoon, en zij
noemde zijn naam Onan.
5. En zij voer nog voort, en baarde een zoon, en noemde zijn naam
Sela; doch hij was te Chezib, toen zij hem baarde.
6. Juda nu nam een vrouw voor Er, zijn eerstgeborene, en haar
naam was Thamar.
7. Maar Er, de eerstgeborene van Juda, was kwaad in des HEEREN
ogen; daarom doodde hem de HEERE.
8. Toen zeide Juda tot Onan: Ga in tot uws broeders huisvrouw, en
trouw haar in uws broeders naam, en verwek uw broeder zaad.
9. Doch Onan, wetende, dat dit zaad voor hem niet zoude zijn, zo
geschiedde het, als hij tot zijns broeders huisvrouw inging, dat
hij het verdierf tegen de aarde, om zijn broeder geen zaad te
geven.
10. En het was kwaad in des HEEREN ogen, wat hij deed; daarom
doodde Hij hem ook.
132
11. Toen zeide Juda tot Thamar, zijn schoondochter: Blijf weduwe
in uws vaders huis, totdat mijn zoon Sela groot wordt; want hij
zeide: Dat niet misschien ook deze sterve, gelijk zijn broeders!
Zo ging Thamar heen, en bleef in haar vaders huis.
12. Als nu vele dagen verlopen waren, stierf de dochter van Sua, de
huisvrouw van Juda; daarna troostte zich Juda, en ging op tot
zijn schaapscheerders naar Timna toe, hij en Hira, zijn vriend,
de Adullamiet.
13. En men gaf Thamar te kennen, zeggende: Zie, uw schoonvader
gaat op naar Timna, om zijn schapen te scheren.
14. Toen leide zij de klederen van haar weduwschap van zich af, en
zij bedekte zich met een sluier, en bewond zich, en zette zich
aan den ingang der twee fonteinen, die op den weg naar Timna
is; want zij zag, dat Sela groot geworden was, en zij hem niet ter
vrouw was gegeven.
15. Als Juda haar zag, zo hield hij haar voor een hoer, overmits zij
haar aangezicht bedekt had.
16. En hij week tot haar naar den weg, en zeide: Kom toch, laat mij
tot u ingaan; want hij wist niet, dat zij zijn schoondochter was.
En zij zeide: Wat zult gij mij geven, dat gij tot mij ingaat?
17. En hij zeide: Ik zal u een geitenbok van de kudde zenden. En zij
zeide: Zo gij pand zult geven, totdat gij hem zendt.
18. Toen zeide hij: Wat pand is het, dat ik u geven zal? En zij zeide:
Uw zegelring en uw snoer en uw staf, die in uw hand is; hetwelk
hij haar gaf, en ging tot haar in; en zij ontving bij hem.
19. En zij maakte zich op, en ging heen, en leide haar sluier van zich
af, en zij trok aan de klederen van haar weduwschap.
20. En Juda zond den geitenbok door de hand van zijn vriend, den
133
Adullamiet, om het pand uit de hand der vrouw te nemen; maar
hij vond haar niet.
21. En hij vraagde de lieden van haar plaats, zeggende: Waar is de
hoer, die bij deze twee fonteinen aan den weg was? En zij
zeiden: Hier is geen hoer geweest.
22. En hij keerde weder tot Juda, en zeide: Ik heb haar niet
gevonden; en ook zeiden de lieden van die plaats: Hier is geen
hoer geweest.
23. Toen zeide Juda: Zij neme het voor zich, opdat wij misschien
niet tot verachting worden; zie, ik heb dezen bok gezonden;
maar gij hebt haar niet gevonden.
24. En het geschiedde omtrent na drie maanden, dat men Juda te
kennen gaf, zeggende: Thamar, uw schoondochter, heeft
gehoereerd, en ook zie, zij is zwanger van hoererij. Toen zeide
Juda: Breng ze hervoor, dat zij verbrand worde!
25. Als zij voorgebracht werd, schikte zij tot haar schoonvader, om
te zeggen: Bij den man, wiens deze dingen zijn, ben ik zwanger;
en zij zeide: Beken toch, wiens deze zegelring, en deze snoeren,
en deze staf zijn.
26. En Juda kende ze, en zeide: Zij is rechtvaardiger dan ik, daarom,
omdat ik haar aan mijn zoon Sela niet gegeven heb. En hij
bekende haar voortaan niet meer.
27. En het geschiedde ten tijde, als zij baren zou, ziet, zo waren
tweelingen in haar buik.
28. En het geschiedde, als zij baarde, dat [een] de hand uitgaf; en de
vroedvrouw nam dezelve, en zij bond een scharlaken [draad] om
zijn hand, zeggende: Deze komt het eerst uit.
29. Maar het geschiedde, als hij zijn hand weder intoog, ziet, zo
134
kwam zijn broeder uit; en zij zeide: Hoe zijt gij doorgebroken?
op u is de breuke! en men noemde zijn naam Perez.
30. En daarna kwam zijn broeder uit, om wiens hand de scharlaken
[draad] was; en men noemde zijn naam Zera.
135
Genesis
Hoofdstuk 39
1. Jozef nu werd naar Egypte afgevoerd; en Potifar, een hoveling
van Farao, een overste der trawanten, een Egyptisch man, kocht
hem uit de hand der Ismaelieten, die hem derwaarts afgevoerd
hadden.
2. En de HEERE was met Jozef, zodat hij een voorspoedig man
was; en hij was in het huis van zijn heer, den Egyptenaar.
3. Als nu zijn heer zag, dat de HEERE met hem was, en dat de
HEERE al wat hij deed, door zijn hand voorspoedig maakte;
4. Zo vond Jozef genade in zijn ogen, en diende hem; en hij stelde
hem over zijn huis; en al wat hij had, gaf hij in zijn hand.
5. En het geschiedde van toen af, dat hij hem over zijn huis, en
over al wat het zijne was, gesteld had, dat de HEERE des
Egyptenaars huis zegende, om Jozefs wil; ja, de zegen des
HEEREN was in alles, wat hij had, in het huis en in het veld.
6. En hij liet alles, wat hij had, in Jozefs hand, zodat hij met hem
van geen ding kennis had, behalve van het brood, dat hij at. En
Jozef was schoon van gedaante, en schoon van aangezicht.
7. En het geschiedde na deze dingen, dat de huisvrouw zijns heren
haar ogen op Jozef wierp; en zij zeide: lig bij mij!
8. Maar hij weigerde het, en zeide tot de huisvrouw zijns heren:
Zie, mijn heer heeft geen kennis met mij, wat er in het huis is;
en al wat hij heeft, dat heeft hij in mijn hand gegeven.
9. Niemand is groter in dit huis dan ik, en hij heeft voor mij niets
136
onthouden, dan u, daarin dat gij zijn huisvrouw zijt; hoe zoude
ik dan dit een zo groot kwaad doen, en zondigen tegen God!
10. En het geschiedde, als zij Jozef dag op dag aansprak, en hij naar
haar niet hoorde, om bij haar te liggen, [en] bij haar te zijn;
11. Zo gebeurde het op zulk een dag, dat hij in het huis kwam, om
zijn werk te doen; en niemand van de lieden des huizes was daar
binnenshuis.
12. En zij greep hem bij zijn kleed, zeggende: Lig bij mij! En hij liet
zijn kleed in haar hand, en vluchtte, en ging uit naar buiten.
13. En het geschiedde, als zij zag, dat hij zijn kleed in haar hand
gelaten had, en naar buiten gevlucht was;
14. Zo riep zij de lieden van haar huis, en sprak tot hen, zeggende:
Ziet, hij heeft ons den Hebreeuwsen man ingebracht, om met
ons te spotten; hij is tot mij gekomen, om bij mij te liggen, en ik
heb geroepen met luider stem;
15. En het geschiedde, als hij hoorde, dat ik mijn stem verhief, en
riep, zo verliet hij zijn kleed bij mij, en vluchtte, en ging uit naar
buiten.
16. En zij leide zijn kleed bij zich, totdat zijn heer in zijn huis
kwam.
17. Toen sprak zij tot hem naar diezelfde woorden, zeggende: De
Hebreeuwse knecht, dien gij ons hebt ingebracht, is tot mij
gekomen, om met mij te spotten.
18. En het is geschied, als ik mijn stem verhief, en riep, dat hij zijn
kleed bij mij liet, en vluchtte naar buiten.
19. En het geschiedde, als zijn heer de woorden zijner huisvrouw
hoorde, die zij tot hem sprak, zeggende: Naar deze zelfde
woorden heeft mij uw knecht gedaan, zo ontstak zijn toorn.
137
20. En Jozefs heer nam hem, en leverde hem in het gevangenhuis,
ter plaatse, waar des konings gevangenen gevangen waren; alzo
was hij daar in het gevangenhuis.
21. Doch de HEERE was met Jozef, en wende [Zijn]
goedertierenheid tot hem; en gaf hem genade in de ogen van den
overste van het gevangenhuis.
22. En de overste van het gevangenhuis gaf al de gevangenen, die in
het gevangenhuis waren, in Jozefs hand; en al wat zij daar
deden, deed hij.
23. De overste van het gevangenhuis zag gans op geen ding, dat in
zijn hand was, overmits dat de HEERE met hem was; en wat hij
deed, dat deed de HEERE wel gedijen.
138
Genesis
Hoofdstuk 40
1. En het geschiedde na deze dingen, dat de schenker des konings
van Egypte, en de bakker, zondigden tegen hun heer, tegen den
koning van Egypte.
2. Zodat Farao zeer toornig werd op zijn twee hovelingen, op den
overste der schenkers, en op den overste der bakkers.
3. En hij leverde hen in bewaring, ten huize van den overste der
trawanten, in het gevangenhuis, ter plaatse, waar Jozef gevangen
was.
4. En de overste der trawanten bestelde Jozef bij hen, dat hij hen
diende; en zij waren [sommige] dagen in bewaring.
5. Zij droomden nu beiden een droom, elk zijn droom, in een nacht,
elk naar de uitlegging zijns drooms, de schenker en de bakker,
die des konings van Egypte waren, die gevangen waren in het
gevangenhuis.
6. En Jozef kwam des morgens tot hen, en hij zag hen aan, en ziet,
zij waren ontsteld.
7. Toen vraagde hij de hovelingen van Farao, die bij hem waren in
hechtenis van het huis zijns heren, zeggende: Waarom zijn uw
aangezichten heden kwalijk gesteld?
8. En zij zeiden tot hem: Wij hebben een droom gedroomd, en er is
niemand, die hem uitlegge. En Jozef zeide tot hen: Zijn de
uitleggingen niet van God? Vertelt [ze] mij toch.
9. Toen vertelde de overste der schenkers Jozef zijn droom, en
139
zeide tot hem: In mijn droom, zie, zo was een wijnstok voor
mijn aangezicht;
10. En aan den wijnstok waren drie ranken; en hij was als bottende,
zijn bloeisel ging op, zijn trossen brachten rijpe druiven voort.
11. En Farao's beker was in mijn hand; en ik nam die druiven, en
drukte ze uit in Farao's beker, en ik gaf den beker op Farao's
hand.
12. Toen zeide Jozef tot hem: Dit is zijn uitlegging: de drie ranken
zijn drie dagen.
13. Binnen nog drie dagen zal Farao uw hoofd verheffen, en zal u in
uw staat herstellen; en gij zult Farao's beker in zijn hand geven,
naar de vorige wijze, toen gij zijn schenker waart.
14. Doch gedenk mijner bij uzelven, wanneer het u wel gaan zal, en
doe toch weldadigheid aan mij, en doe van mij melding bij
Farao, en maak, dat ik uit dit huis kome.
15. Want ik ben diefelijk ontstolen uit het land der Hebreen; en ook
heb ik hier niets gedaan, dat zij mij in dezen kuil gezet hebben.
16. Toen de overste der bakkers zag, dat hij een goede uitlegging
gedaan had, zo zeide hij tot Jozef: Ik was ook in mijn droom, en
zie, drie getraliede korven waren op mijn hoofd.
17. En in den oppersten korf was van alle spijze van Farao, die
bakkerswerk is; en het gevogelte at dezelve uit den korf, van
boven mijn hoofd.
18. Toen antwoordde Jozef, en zeide: Dit is zijn uitlegging: de drie
korven zijn drie dagen.
19. Binnen nog drie dagen zal Farao uw hoofd verheffen van boven
u, en hij zal u aan een hout hangen, en het gevogelte zal uw
vlees van boven u eten.
140
20. En het geschiedde op den derden dag, den dag van Farao's
geboorte, dat hij voor al zijn knechten een maaltijd maakte; en
hij verhief het hoofd van den overste der schenkers, en het hoofd
van den overste der bakkers, in het midden zijner knechten.
21. En hij deed den overste der schenkers wederkeren tot zijn
schenkambt, zodat hij den beker op Farao's hand gaf.
22. Maar den overste der bakkers hing hij op; gelijk Jozef hun
uitgelegd had.
23. Doch de overste der schenkers gedacht aan Jozef niet, maar
vergat hem.
141
Genesis
Hoofdstuk 41
1. En het geschiedde ten einde van twee volle jaren, dat Farao
droomde, en ziet, hij stond aan de rivier.
2. En ziet, uit de rivier kwamen op zeven koeien, schoon van
aanzien, en vet van vlees, en zij weidden in het gras.
3. En ziet, zeven andere koeien kwamen na die op uit de rivier,
lelijk van aanzien, en dun van vlees; en zij stonden bij [de]
[andere] koeien aan den oever der rivier.
4. En die koeien, lelijk van aanzien, en dun van vlees, aten op die
zeven koeien, schoon van aanzien en vet. Toen ontwaakte Farao.
5. Daarna sliep hij en droomde andermaal; en ziet, zeven aren
rezen op, in een halm, vet en goed.
6. En ziet, zeven dunne en van den oostenwind verzengde aren
schoten na dezelve uit.
7. En de dunne aren verslonden de zeven vette en volle aren. Toen
ontwaakte Farao, en ziet, het was een droom.
8. En het geschiedde in den morgenstond, dat zijn geest verslagen
was, en hij zond heen, en riep al de tovenaars van Egypte, en al
de wijzen, die daarin waren; en Farao vertelde hun zijn droom;
maar er was niemand, die ze aan Farao uitlegde.
9. Toen sprak de overste der schenkers tot Farao, zeggende: Ik
gedenk heden aan mijn zonden.
10. Farao was zeer vertoornd op zijn dienaars, en leverde mij in
bewaring ten huize van den overste der trawanten, mij en den
142
overste der bakkers.
11. En in een nacht droomden wij een droom, ik en hij; wij
droomden elk naar de uitlegging zijns drooms.
12. En aldaar was bij ons een Hebreeuws jongeling, een knecht van
den overste der trawanten; en wij vertelden ze hem, en hij leide
ons onze dromen uit; een ieder leide hij ze uit, naar zijn droom.
13. En gelijk hij ons uitleide, alzo is het geschied; mij heeft hij
hersteld in mijn staat, en hem gehangen.
14. Toen zond Farao en riep Jozef en zij deden hem haastelijk uit
den kuil komen; en men schoor hem, en men veranderde zijn
klederen; en hij kwam tot Farao.
15. En Farao sprak tot Jozef: Ik heb een droom gedroomd, en er is
niemand, die hem uitlegge; maar ik heb van u horen zeggen,
[als] gij een droom hoort, dat gij hem uitlegt.
16. En Jozef antwoordde Farao, zeggende: Het is buiten mij! God
zal Farao's welstand aanzeggen.
17. Toen sprak Farao tot Jozef: Zie, in mijn droom stond ik aan den
oever der rivier;
18. En zie, uit de rivier kwamen op zeven koeien, vet van vlees en
schoon van gedaante, en zij weidden in het gras.
19. En zie, zeven andere koeien kwamen op na deze, mager en zeer
lelijk van gedaante, rank van vlees; ik heb dergelijke van
lelijkheid niet gezien in het ganse Egypteland.
20. En die ranke en lelijke koeien aten die eerste zeven vette koeien
op;
21. Dewelke in haar buik inkwamen; maar men merkte niet, dat ze
in haar buik ingekomen waren; want haar aanzien was lelijk,
gelijk als in het begin. Toen ontwaakte ik.
143
22. Daarna zag ik in mijn droom, en zie, zeven aren rezen op in een
halm, vol en goed.
23. En zie, zeven dorre, dunne [en] van den oostenwind verzengde
aren, schoten na dezelve uit;
24. En de zeven dunne aren verslonden die zeven goede aren. En ik
heb het den tovenaars gezegd; maar er was niemand, die het mij
verklaarde.
25. Toen zeide Jozef tot Farao: De droom van Farao is een; hetgeen
God is doende, heeft Hij Farao te kennen gegeven.
26. Die zeven schone koeien zijn zeven jaren; die zeven schone aren
zijn ook zeven jaren; de droom is een.
27. En die zeven ranke en lelijke koeien, die na gene opkwamen,
zijn zeven jaren; en die zeven ranke van den oostenwind
verzengde aren zullen zeven jaren des hongers wezen.
28. Dit is het woord, hetwelk ik tot Farao gesproken heb: hetgeen
God is doende, heeft Hij Farao vertoond.
29. Zie, de zeven aankomende jaren, zal er grote overvloed in het
ganse land van Egypte zijn.
30. Maar na dezelve zullen er opstaan zeven jaren des hongers; dan
zal in het land van Egypte al die overvloed vergeten worden; en
de honger zal het land verteren.
31. Ook zal de overvloed in het land niet gemerkt worden, vanwege
dienzelven honger, die daarna wezen zal; want hij zal zeer zwaar
zijn.
32. En aangaande, dat die droom aan Farao ten tweeden maal is
herhaald, is, omdat de zaak van God vastbesloten is, en dat God
haast, om dezelve te doen.
33. Zo zie nu Farao naar een verstandigen en wijzen man, en zette
144
hem over het land van Egypte.
34. Farao doe [zo], en bestelle opzieners over het land; en neme het
vijfde deel des lands van Egypte in de zeven jaren des
overvloeds.
35. En dat zij alle spijze van deze aankomende goede jaren
verzamelen, en koren opleggen, onder de hand van Farao, tot
spijze in de steden, en bewaren het.
36. Zo zal de spijze zijn tot voorraad voor het land, voor zeven jaren
des hongers, die in Egypteland wezen zullen; opdat het land van
honger niet verga.
37. En dit woord was goed in de ogen van Farao, en in de ogen van
al zijn knechten.
38. Zo zeide Farao tot zijn knechten: Zouden wij wel een man
vinden als dezen, in welken Gods Geest is?
39. Daarna zeide Farao tot Jozef: Naardien dat God u dit alles heeft
verkondigd, zo is er niemand [zo] verstandig en wijs, als gij.
40. Gij zult over mijn huis zijn, en op uw bevel zal al mijn volk [de]
[hand] kussen; alleen dezen troon zal ik groter zijn dan gij.
41. Voorts sprak Farao tot Jozef: Zie, ik heb u over gans Egypteland
gesteld.
42. En Farao nam zijn ring van zijn hand af, en deed hem aan Jozefs
hand, en liet hem fijne linnen klederen aantrekken, en leide hem
een gouden keten aan zijn hals;
43. En hij deed hem rijden op den tweeden wagen, dien hij had; en
zij riepen voor zijn aangezicht: Knielt! Alzo stelde hij hem over
gans Egypteland.
44. En Farao zeide tot Jozef: Ik ben Farao! doch zonder u zal
niemand zijn hand of zijn voet opheffen in gans Egypteland.
145
45. En Farao noemde Jozefs naam Zafnath Paaneah, en gaf hem
Asnath, de dochter van Potifera, overste van On, tot een vrouw;
en Jozef toog uit door het land van Egypte.
46. Jozef nu was dertig jaren oud, als hij stond voor het aangezicht
van Farao, koning van Egypte; en Jozef ging uit van Farao's
You have read 1 text from Dutch literature.
Next - Statenvertaling - 1 - 11
- Parts
- Statenvertaling - 1 - 01Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3032Total number of unique words is 57858.0 of words are in the 2000 most common words73.0 of words are in the 5000 most common words78.6 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 02Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3009Total number of unique words is 62652.7 of words are in the 2000 most common words68.0 of words are in the 5000 most common words73.8 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 03Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3004Total number of unique words is 66756.0 of words are in the 2000 most common words70.4 of words are in the 5000 most common words76.6 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 04Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3063Total number of unique words is 63365.3 of words are in the 2000 most common words79.6 of words are in the 5000 most common words85.9 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 05Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3003Total number of unique words is 61860.9 of words are in the 2000 most common words75.8 of words are in the 5000 most common words81.2 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 06Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3068Total number of unique words is 69159.7 of words are in the 2000 most common words73.6 of words are in the 5000 most common words79.2 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 07Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3040Total number of unique words is 64058.5 of words are in the 2000 most common words73.4 of words are in the 5000 most common words80.5 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 08Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3035Total number of unique words is 66960.1 of words are in the 2000 most common words74.3 of words are in the 5000 most common words81.1 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 09Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3006Total number of unique words is 66950.6 of words are in the 2000 most common words65.7 of words are in the 5000 most common words72.8 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 10Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3076Total number of unique words is 61258.6 of words are in the 2000 most common words75.5 of words are in the 5000 most common words81.8 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 11Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3040Total number of unique words is 62063.1 of words are in the 2000 most common words79.0 of words are in the 5000 most common words85.8 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 12Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3064Total number of unique words is 64559.5 of words are in the 2000 most common words74.9 of words are in the 5000 most common words80.5 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 13Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2931Total number of unique words is 77356.3 of words are in the 2000 most common words72.2 of words are in the 5000 most common words78.8 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 14Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3021Total number of unique words is 58860.7 of words are in the 2000 most common words74.7 of words are in the 5000 most common words79.7 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 15Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3060Total number of unique words is 54466.4 of words are in the 2000 most common words79.1 of words are in the 5000 most common words84.7 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 16Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2953Total number of unique words is 62760.4 of words are in the 2000 most common words74.4 of words are in the 5000 most common words81.0 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 17Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2970Total number of unique words is 70159.9 of words are in the 2000 most common words73.8 of words are in the 5000 most common words81.6 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 18Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2986Total number of unique words is 69956.3 of words are in the 2000 most common words74.9 of words are in the 5000 most common words82.3 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 19Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2904Total number of unique words is 61155.5 of words are in the 2000 most common words70.9 of words are in the 5000 most common words77.6 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 20Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2971Total number of unique words is 52848.8 of words are in the 2000 most common words64.2 of words are in the 5000 most common words71.5 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 21Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2982Total number of unique words is 65860.1 of words are in the 2000 most common words74.9 of words are in the 5000 most common words81.5 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 22Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2848Total number of unique words is 64857.7 of words are in the 2000 most common words72.5 of words are in the 5000 most common words78.4 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 23Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2829Total number of unique words is 48948.1 of words are in the 2000 most common words63.5 of words are in the 5000 most common words71.1 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 24Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2964Total number of unique words is 40656.8 of words are in the 2000 most common words73.4 of words are in the 5000 most common words81.0 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 25Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2922Total number of unique words is 49950.5 of words are in the 2000 most common words67.9 of words are in the 5000 most common words78.5 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 26Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2977Total number of unique words is 54958.0 of words are in the 2000 most common words71.9 of words are in the 5000 most common words78.2 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 27Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3034Total number of unique words is 39356.7 of words are in the 2000 most common words72.8 of words are in the 5000 most common words79.0 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 28Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2963Total number of unique words is 48357.9 of words are in the 2000 most common words73.7 of words are in the 5000 most common words83.7 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 29Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2889Total number of unique words is 53953.9 of words are in the 2000 most common words71.7 of words are in the 5000 most common words77.5 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 30Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2891Total number of unique words is 54752.9 of words are in the 2000 most common words70.3 of words are in the 5000 most common words78.0 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 31Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3023Total number of unique words is 54556.0 of words are in the 2000 most common words75.3 of words are in the 5000 most common words83.6 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 32Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2837Total number of unique words is 40156.3 of words are in the 2000 most common words72.6 of words are in the 5000 most common words79.9 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 33Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2873Total number of unique words is 53053.7 of words are in the 2000 most common words69.9 of words are in the 5000 most common words76.1 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 34Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2707Total number of unique words is 41255.7 of words are in the 2000 most common words71.0 of words are in the 5000 most common words78.4 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 35Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3013Total number of unique words is 65656.1 of words are in the 2000 most common words69.8 of words are in the 5000 most common words78.4 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 36Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2927Total number of unique words is 62256.0 of words are in the 2000 most common words75.0 of words are in the 5000 most common words82.2 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 37Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2965Total number of unique words is 58058.7 of words are in the 2000 most common words75.1 of words are in the 5000 most common words84.5 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 38Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3019Total number of unique words is 64459.6 of words are in the 2000 most common words73.3 of words are in the 5000 most common words81.2 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 39Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2895Total number of unique words is 70248.3 of words are in the 2000 most common words62.3 of words are in the 5000 most common words68.7 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 40Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2763Total number of unique words is 47060.1 of words are in the 2000 most common words76.3 of words are in the 5000 most common words81.6 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 41Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2874Total number of unique words is 60452.6 of words are in the 2000 most common words67.4 of words are in the 5000 most common words74.7 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 42Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2908Total number of unique words is 59057.5 of words are in the 2000 most common words69.9 of words are in the 5000 most common words77.0 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 43Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3045Total number of unique words is 64355.8 of words are in the 2000 most common words70.9 of words are in the 5000 most common words76.0 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 44Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3075Total number of unique words is 63259.0 of words are in the 2000 most common words77.0 of words are in the 5000 most common words83.2 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 45Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3037Total number of unique words is 65757.6 of words are in the 2000 most common words74.8 of words are in the 5000 most common words80.4 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 46Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3093Total number of unique words is 57655.4 of words are in the 2000 most common words71.2 of words are in the 5000 most common words77.1 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 47Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3061Total number of unique words is 61458.7 of words are in the 2000 most common words76.0 of words are in the 5000 most common words82.5 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 48Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3027Total number of unique words is 62654.3 of words are in the 2000 most common words70.8 of words are in the 5000 most common words77.4 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 49Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3017Total number of unique words is 63956.5 of words are in the 2000 most common words74.7 of words are in the 5000 most common words82.9 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 50Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3082Total number of unique words is 66258.5 of words are in the 2000 most common words77.2 of words are in the 5000 most common words82.8 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 51Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2621Total number of unique words is 76753.9 of words are in the 2000 most common words73.0 of words are in the 5000 most common words81.7 of words are in the 8000 most common words