Johannes Bogerman Willem Baudartius Gerson Bucerus Jacobus Rolandus Hermannus Faukelius Petrus Cornelisz Festus Hommius Antonius Walaeus
Statenvertaling - 1
Statenvertaling - 1 - 15
Total number of words is 3060
Total number of unique words is 544
66.4 of words are in the 2000 most common words
79.1 of words are in the 5000 most common words
84.7 of words are in the 8000 most common words
vergadering hunner wateren, dat zij bloed worden; en er zij
bloed in het ganse Egypteland, beide in houten en in stenen
[vaten].
20. Mozes nu en Aaron deden alzo, gelijk de HEERE geboden had;
en hij hief den staf op, en sloeg het water, dat in de rivier was,
voor de ogen van Farao, en voor de ogen van zijn knechten; en
al het water in de rivier werd in bloed veranderd.
21. En de vis, die in de rivier was, stierf; en de rivier stonk, zodat de
Egyptenaars het water uit de rivier niet drinken konden; en er
was bloed in het ganse Egypteland.
22. Doch de Egyptische tovenaars deden [ook] alzo met hun
bezweringen; zodat Farao's hart verstokte, en hij hoorde naar
hen niet, gelijk als de HEERE gesproken had.
23. En Farao keerde zich om, en ging naar zijn huis; en hij zette zijn
hart daar ook niet op.
24. Doch alle Egyptenaars groeven rondom de rivier, om water te
drinken; want zij konden van het water der rivier niet drinken.
25. Alzo werden zeven dagen vervuld, nadat de HEERE de rivier
geslagen had.
201
Exodus
Hoofdstuk 8
1. Daarna zeide de HEERE tot Mozes: Ga in tot Farao, en zeg tot
hem: Zo zegt de HEERE: Laat Mijn volk trekken, dat zij Mij
dienen.
2. En indien gij het weigert te laten trekken, zie, zo zal ik uw ganse
landpale met vorsen slaan;
3. Dat de rivier van vorsen zal krielen, die zullen opkomen, en in
uw huis komen, en in uw slaapkamer, ja, op uw bed; ook in de
huizen uwer knechten, en op uw volk, en in uw bakovens, en in
uw baktroggen.
4. En de vorsen zullen opkomen, op u, en op uw volk, en op al uw
knechten.
5. Verder zeide de HEERE tot Mozes: Zeg tot Aaron: Strek uw
hand uit met uw staf, over de stromen, en over de rivieren, en
over de poelen; en doe vorsen opkomen over Egypteland.
6. En Aaron strekte zijn hand uit over de wateren van Egypte, en er
kwamen vorsen op en bedekten Egypteland.
7. Toen deden de tovenaars ook alzo, met hun bezweringen; en zij
deden vorsen over Egypteland opkomen.
8. En Farao riep Mozes en Aaron, en zeide: Bidt vuriglijk tot den
HEERE, dat Hij de vorsen van mij en van mijn volk wegneme;
zo zal ik het volk trekken laten, dat zij den HEERE offeren.
9. Doch Mozes zeide tot Farao: Heb de eer boven mij! Tegen
wanneer zal ik voor u, en voor uw knechten, en voor uw volk,
202
vuriglijk bidden, om deze vorsen van u en van uw huizen te
verdelgen, dat zij alleen in de rivier overblijven?
10. Hij dan zeide: Tegen morgen. En hij zeide: Het zij naar uw
woord, opdat gij weet, dat er niemand is, gelijk de HEERE, onze
God.
11. Zo zullen de vorsen van u, en van uw huizen, en van uw
knechten, en van uw volk wijken; zij zullen alleen in de rivier
overblijven.
12. Toen ging Mozes en Aaron uit van Farao; en Mozes riep tot den
HEERE, ter oorzake der vorsen, die Hij Farao had opgelegd.
13. En de HEERE deed naar het woord van Mozes; en de vorsen
stierven, uit de huizen, uit de voorzalen, en uit de velden.
14. En zij vergaderden ze samen bij hopen, en het land stonk.
15. Toen nu Farao zag, dat er verademing was, verzwaarde hij zijn
hart, dat hij naar hen niet hoorde, gelijk als de HEERE
gesproken had.
16. Verder zeide de HEERE tot Mozes: Zeg tot Aaron: Strek uw staf
uit, en sla het stof der aarde, dat het tot luizen worde, in het
ganse Egypteland.
17. En zij deden alzo; want Aaron strekte zijn hand uit met zijn staf,
en sloeg het stof der aarde, en er werden vele luizen aan de
mensen, en aan het vee; al het stof der aarde werd luizen, in het
ganse Egypteland.
18. De tovenaars deden ook alzo met hun bezweringen, opdat zij
luizen voortbrachten; doch zij konden niet; zo waren de luizen
aan de mensen, en aan het vee.
19. Toen zeiden de tovenaars tot Farao: Dit is Gods vinger! Doch
Farao's hart verstijfde, zodat hij naar hen niet hoorde, gelijk de
203
HEERE gesproken had.
20. Verder zeide de HEERE tot Mozes: Maak u morgen vroeg op,
en stel u voor Farao's aangezicht; zie, hij zal aan het water
uitgaan, en zeg tot hem: Zo zegt de HEERE: Laat Mijn volk
trekken, dat zij Mij dienen;
21. Want zo gij Mijn volk niet laat trekken, zie, zo zal Ik een
vermenging van ongedierte zenden op u, en op uw knechten, en
op uw volk, en in uw huizen; alzo dat de huizen der Egyptenaren
met deze vermenging zullen vervuld worden, en ook het
aardrijk, waarop zij zijn.
22. En Ik zal te dien dage het land Gosen, waarin Mijn volk woont,
afzonderen, dat daar geen vermenging van ongedierte zij, opdat
gij weet, dat Ik, de HEERE, in het midden dezes lands ben.
23. En Ik zal een verlossing zetten tussen Mijn volk en tussen uw
volk; tegen morgen zal dit teken geschieden!
24. En de HEERE deed alzo; en er kwam een zware vermenging van
ongedierte in het huis van Farao, en in de huizen van zijn
knechten, en over het ganse Egypteland; het land werd
verdorven van deze vermenging.
25. Toen riep Farao Mozes en Aaron, en zeide: Gaat heen, en offert
uwen God in dit land.
26. Mozes dan zeide: Het is niet recht, dat men alzo doe; want wij
zouden der Egyptenaren gruwel den HEERE, onzen God,
mogen offeren; zie, indien wij der Egyptenaren gruwel voor hun
ogen offerden, zouden zij ons niet stenigen?
27. Laat ons den weg van drie dagen in de woestijn gaan, dat wij
den HEERE onzen God offeren, gelijk Hij tot ons zeggen zal.
28. Toen zeide Farao: Ik zal u trekken laten, dat gijlieden den
204
HEERE, uwen God, offert in de woestijn; alleen, dat gijlieden in
het gaan geenszins te verre trekt! Bidt vuriglijk voor mij.
29. Mozes nu zeide: Zie, ik ga van u, en zal tot den HEERE
vuriglijk bidden, dat deze vermenging van ongedierte van Farao,
van zijn knechten, en van zijn volk morgen wegwijke! Alleen,
dat Farao niet meer bedriegelijk handele, dit volk niet latende
gaan, om den HEERE te offeren.
30. Toen ging Mozes uit van Farao, en bad vuriglijk tot den
HEERE.
31. En de HEERE deed naar het woord van Mozes, en de
vermenging van ongedierte week van Farao, van zijn knechten,
en van zijn volk; er bleef niet een over.
32. Doch Farao verzwaarde zijn hart ook op ditmaal, en hij liet het
volk niet trekken.
205
Exodus
Hoofdstuk 9
1. Daarna zeide de HEERE tot Mozes: Ga in tot Farao, en spreek
tot hem: Alzo zegt de HEERE, de God der Hebreen: Laat Mijn
volk trekken, dat het Mij diene.
2. Want zo gij hen weigert te laten trekken, en gij hen nog met
geweld ophoudt,
3. Zie, de hand des HEEREN zal zijn over uw vee, dat in het veld
is, over de paarden, over de ezelen, over de kemelen, over de
runderen, en over het klein vee, door een zeer zware pestilentie.
4. En de HEERE zal een afzondering maken tussen het vee der
Israelieten, en tussen het vee der Egyptenaren, dat er niets sterve
van al wat van de kinderen Israels is.
5. En de HEERE bestemde een zekeren tijd, zeggende: Morgen zal
de HEERE deze zaak in dit land doen.
6. En de HEERE deed deze zaak des anderen daags; en al het vee
der Egyptenaren stierf; maar van het vee der kinderen Israels
stierf niet een.
7. En Farao zond er heen, en ziet, van het vee van Israel was niet
tot een toe gestorven. Doch het hart van Farao werd verzwaard,
en hij liet het volk niet trekken.
8. Toen zeide de HEERE tot Mozes en tot Aaron: Neemt gijlieden
uw vuisten vol as uit den oven; en Mozes strooie die naar den
hemel voor de ogen van Farao.
9. En zij zal tot klein stof worden over het ganse Egypteland; en zij
206
zal aan de mensen, en aan het vee worden tot zweren,
uitbrekende met blaren, in het ganse Egypteland.
10. En zij namen as uit den oven, en stonden voor Farao's
aangezicht; en Mozes strooide die naar den hemel; toen werden
er zweren, uitbrekende met blaren, aan de mensen en aan het
vee;
11. Alzo dat de tovenaars voor Mozes niet staan konden, vanwege
de zweren; want aan de tovenaars waren zweren, en aan al de
Egyptenaren.
12. Doch de HEERE verstokte Farao's hart, dat hij naar hen niet
hoorde, gelijk de HEERE tot Mozes gesproken had.
13. Toen zeide de HEERE tot Mozes: Maak u morgen vroeg op, en
stel u voor Farao's aangezicht, en zeg tot hem: Zo zegt de
HEERE, de God der Hebreen: Laat Mijn volk trekken, dat zij
Mij dienen.
14. Want ditmaal zal Ik al Mijn plagen in uw hart zenden, en over
uw knechten, en over uw volk, opdat gij weet, dat er niemand is
gelijk Ik, op de ganse aarde.
15. Want nu heb Ik Mijn hand uitgestrekt, opdat Ik u en uw volk met
de pestilentie zou slaan, en dat gij van de aarde zoudt verdelgd
worden.
16. Maar waarlijk, daarom heb Ik u verwekt, opdat Ik Mijn kracht
[aan] u betoonde, en opdat men Mijn Naam vertelle op de ganse
aarde.
17. Verheft gij uzelven nog tegen Mijn volk, dat gij het niet wilt
laten trekken?
18. Zie, Ik zal morgen omtrent dezen tijd een zeer zwaren hagel
doen regenen, desgelijks in Egypte niet geweest is van dien dag
207
af, dat het gegrond is, tot nu toe.
19. En nu, zend heen, vergader uw vee, en alles wat gij op het veld
hebt; alle mens en gedierte, dat op het veld gevonden zal
worden, en niet in huis verzameld zal zijn, als deze hagel op hen
vallen zal, zo zullen zij sterven.
20. Wie onder Farao's knechten des HEEREN woord vreesde, die
deed zijn knechten en zijn vee in de huizen vlieden;
21. Doch die zijn hart niet zette tot des HEEREN woord, die liet zijn
knechten en zijn vee op het veld.
22. Toen zeide de HEERE tot Mozes: Strek uw hand uit naar den
hemel, en er zal hagel zijn in het ganse Egypteland; over de
mensen, en over het vee, en over al het kruid des velds in
Egypteland.
23. Toen strekte Mozes zijn staf naar den hemel; en de HEERE gaf
donder en hagel, en het vuur schoot naar de aarde; en de HEERE
liet hagel regenen over Egypteland.
24. En er was hagel, en vuur in het midden des hagels vervangen; hij
was zeer zwaar; desgelijks is in het ganse Egypteland nooit
geweest, sedert het tot een volk geweest is.
25. En de hagel sloeg, in het ganse Egypteland, alles wat op het veld
was, van de mensen af tot de beesten toe; ook sloeg de hagel al
het kruid des velds, en verbrak al het geboomte des velds.
26. Alleen in het land Gosen, waar de kinderen Israels waren, daar
was geen hagel.
27. Toen schikte Farao heen, en hij riep Mozes en Aaron, en zeide
tot hen: Ik heb mij ditmaal verzondigd; de HEERE is
rechtvaardig; ik daarentegen en mijn volk zijn goddelozen!
28. Bidt vuriglijk tot den HEERE (want het is genoeg), dat geen
208
donder Gods noch hagel meer zij; dan zal ik ulieden trekken
laten, en gij zult niet langer blijven.
29. Toen zeide Mozes tot hem: Wanneer ik ter stad uitgegaan zal
zijn, zo zal ik mijn handen uitbreiden voor den HEERE; de
donder zal ophouden, en de hagel zal niet meer zijn; opdat gij
weet, dat de aarde des HEEREN is!
30. Nochtans u en uw knechten aangaande, weet ik, dat gijlieden
voor het aangezicht van den HEERE God nog niet vrezen zult.
31. Het vlas nu, en de gerst werd geslagen; want de gerst was in de
aar, en het vlas was in den halm.
32. Maar de tarwe en de spelt werden niet geslagen; want zij waren
bedekt.
33. Zo ging Mozes van Farao ter stad uit, en breidde zijn handen tot
den HEERE; de donder en de hagel hielden op, en de regen
werd niet [meer] uitgegoten op de aarde.
34. Toen Farao zag, dat de regen en hagel, en de donder ophielden,
zo verzondigde hij zich verder, en hij verzwaarde zijn hart, hij
en zijn knechten.
35. Alzo werd Farao's hart verstokt, dat hij de kinderen Israels niet
trekken liet, gelijk als de HEERE gesproken had door Mozes.
209
Exodus
Hoofdstuk 10
1. Daarna zeide de HEERE tot Mozes: Ga in tot Farao; want Ik heb
zijn hart verzwaard, ook het hart zijner knechten, opdat Ik deze
Mijn tekenen in het midden van hen zette;
2. En opdat gij voor de oren uwer kinderen en uwer kindskinderen
moogt vertellen, wat Ik in Egypte uitgericht heb, en Mijn
tekenen, die Ik onder hen gesteld heb; opdat gijlieden weet, dat
Ik de HEERE ben.
3. Zo gingen Mozes en Aaron tot Farao, en zeiden tot hem: Zo zegt
de HEERE, de God der Hebreen: Hoe lang weigert gij u voor
Mijn aangezicht te verootmoedigen? Laat Mijn volk trekken, dat
zij Mij dienen.
4. Want indien gij weigert Mijn volk te laten trekken, zie, zo zal Ik
morgen sprinkhanen in uw landpale brengen.
5. En zij zullen het gezicht des lands bedekken, alzo dat men de
aarde niet zal kunnen zien; en zij zullen afeten het overige van
hetgeen ontkomen is, hetgeen ulieden overgebleven was van den
hagel; zij zullen ook al het geboomte afeten, dat ulieden uit het
veld voortkomt.
6. En zij zullen vervullen uw huizen, en de huizen van al uw
knechten, en de huizen van alle Egyptenaren; dewelke uw
vaders, noch de vaderen uwer vaders gezien hebben, van dien
dag af, dat zij op den aardbodem geweest zijn, tot op dezen dag.
En hij keerde zich om, en ging uit van Farao.
210
7. En de knechten van Farao zeiden tot hem: Hoe lang zal ons deze
tot een strik zijn, laat de mannen trekken, dat zij den HEERE
hun God dienen! weet gij nog niet, dat Egypte verloren is?
8. Toen werden Mozes en Aaron weder tot Farao gebracht, en hij
zeide tot hen: Gaat henen, dient den HEERE, uw God! wie en
wie zijn zij, die gaan zullen?
9. En Mozes zeide: Wij zullen gaan met onze jonge en met onze
oude lieden; met onze zonen en met onze dochteren, met onze
schapen en met onze runderen zullen wij gaan; want wij hebben
een feest des HEEREN.
10. Toen zeide hij tot hen: De HEERE zij alzo met ulieden, gelijk ik
u en uw kleine kinderen zal trekken laten: ziet toe, want er is
kwaad voor ulieder aangezicht!
11. Niet alzo gij, mannen, gaat nu heen, en dient den HEERE; want
dat hebt gijlieden verzocht! En men dreef hen uit van Farao's
aangezicht.
12. Toen zeide de HEERE tot Mozes: Strek uw hand uit over
Egypteland, om de sprinkhanen, dat zij opkomen over
Egypteland, en al het kruid des lands opeten, al wat de hagel
heeft over gelaten.
13. Toen strekte Mozes zijn staf over Egypteland, en de HEERE
bracht een oostenwind in dat land, dien gehele dag en dien
gansen nacht; het geschiedde des morgens, dat de oostenwind de
sprinkhanen opbracht.
14. En de sprinkhanen kwamen op over het ganse Egypteland, en
lieten zich neder aan al de palen der Egyptenaren, zeer zwaar;
voor dezen zijn dergelijke sprinkhanen, als deze, nooit geweest,
en na dezen zullen er zulke niet wezen;
211
15. Want zij bedekten het gezicht des gansen lands, alzo dat het land
verduisterd werd; en zij aten al het kruid des lands op, en al de
vruchten der bomen, die de hagel had over gelaten; en er bleef
niets groens aan de bomen, noch aan de kruiden des velds, in het
ganse Egypteland.
16. Toen haastte Farao, om Mozes en Aaron te roepen, en zeide: Ik
heb gezondigd tegen den HEERE, uw God, en tegen ulieden.
17. En nu vergeeft mij toch mijn zonde alleen ditmaal, en bidt
vuriglijk tot den HEERE, uw God, dat Hij slechts dezen dood
van mij wegneme.
18. En hij ging uit van Farao, en bad vuriglijk tot den HEERE.
19. Toen keerde de HEERE een zeer sterken westenwind, die hief
de sprinkhanen op, en wierp ze in de Schelfzee; er bleef niet een
sprinkhaan over in al de landpalen van Egypte.
20. Doch de HEERE verstokte Farao's hart, dat hij de kinderen
Israels niet liet trekken.
21. Toen zeide de HEERE tot Mozes: Strek uw hand uit naar den
hemel, en er zal duisternis komen over Egypteland, dat men de
duisternis tasten zal.
22. Als Mozes zijn hand uitstrekte naar den hemel, werd er een
dikke duisternis in het ganse Egypteland, drie dagen.
23. Zij zagen de een den ander niet; er stond ook niemand op van
zijn plaats, in drie dagen; maar bij al de kinderen Israels was het
licht in hun woningen.
24. Toen riep Farao Mozes, en zeide: Gaat heen, dient den HEERE!
alleen uw schapen en uw runderen zullen vast blijven; ook
zullen uw kinderkens met u gaan.
25. Doch Mozes zeide: Ook zult gij slachtofferen en brandofferen in
212
onze handen geven, die wij den HEERE, onzen God, doen
mogen;
26. En ons vee zal ook met ons gaan, er zal niet een klauw
achterblijven; want van hetzelve zullen wij nemen, om den
HEERE, onzen God, te dienen; want wij weten niet, waarmede
wij den HEERE, onzen God, dienen zullen, totdat wij daar
komen.
27. Doch de HEERE verhardde Farao's hart; en hij wilde hen niet
laten trekken.
28. Maar Farao zeide tot hem: Ga van mij! wacht u, dat gij niet meer
mijn aangezicht ziet; want op welken dag gij mijn aangezicht
zult zien, zult gij sterven!
29. Mozes nu zeide: Gij hebt recht gesproken; ik zal niet meer uw
aangezicht zien!
213
Exodus
Hoofdstuk 11
1. (Want de HEERE had tot Mozes gesproken: Ik zal nog een plaag
over Farao, en over Egypte brengen, daarna zal hij ulieden van
hier laten trekken; als hij [u] geheellijk zal laten trekken, zo zal
hij u haastelijk van hier uitdrijven.
2. Spreek nu voor de oren des volks, dat ieder man van zijn naaste,
en iedere vrouw van haar naaste zilveren vaten en gouden vaten
eise.
3. En de HEERE gaf het volk genade in de ogen der Egyptenaren;
ook was de man Mozes zeer groot in Egypteland voor de ogen
van Farao's knechten, en voor de ogen des volks.)
4. Verder zeide Mozes: Zo heeft de HEERE gezegd: Omtrent
middernacht zal Ik uitgaan door het midden van Egypte;
5. En alle eerstgeborenen in Egypteland zullen sterven, van Farao's
eerstgeborene af, die op zijn troon zitten zou, tot den
eerstgeborene der dienstmaagd, die achter den molen is, en alle
eerstgeborenen van het vee.
bloed in het ganse Egypteland, beide in houten en in stenen
[vaten].
20. Mozes nu en Aaron deden alzo, gelijk de HEERE geboden had;
en hij hief den staf op, en sloeg het water, dat in de rivier was,
voor de ogen van Farao, en voor de ogen van zijn knechten; en
al het water in de rivier werd in bloed veranderd.
21. En de vis, die in de rivier was, stierf; en de rivier stonk, zodat de
Egyptenaars het water uit de rivier niet drinken konden; en er
was bloed in het ganse Egypteland.
22. Doch de Egyptische tovenaars deden [ook] alzo met hun
bezweringen; zodat Farao's hart verstokte, en hij hoorde naar
hen niet, gelijk als de HEERE gesproken had.
23. En Farao keerde zich om, en ging naar zijn huis; en hij zette zijn
hart daar ook niet op.
24. Doch alle Egyptenaars groeven rondom de rivier, om water te
drinken; want zij konden van het water der rivier niet drinken.
25. Alzo werden zeven dagen vervuld, nadat de HEERE de rivier
geslagen had.
201
Exodus
Hoofdstuk 8
1. Daarna zeide de HEERE tot Mozes: Ga in tot Farao, en zeg tot
hem: Zo zegt de HEERE: Laat Mijn volk trekken, dat zij Mij
dienen.
2. En indien gij het weigert te laten trekken, zie, zo zal ik uw ganse
landpale met vorsen slaan;
3. Dat de rivier van vorsen zal krielen, die zullen opkomen, en in
uw huis komen, en in uw slaapkamer, ja, op uw bed; ook in de
huizen uwer knechten, en op uw volk, en in uw bakovens, en in
uw baktroggen.
4. En de vorsen zullen opkomen, op u, en op uw volk, en op al uw
knechten.
5. Verder zeide de HEERE tot Mozes: Zeg tot Aaron: Strek uw
hand uit met uw staf, over de stromen, en over de rivieren, en
over de poelen; en doe vorsen opkomen over Egypteland.
6. En Aaron strekte zijn hand uit over de wateren van Egypte, en er
kwamen vorsen op en bedekten Egypteland.
7. Toen deden de tovenaars ook alzo, met hun bezweringen; en zij
deden vorsen over Egypteland opkomen.
8. En Farao riep Mozes en Aaron, en zeide: Bidt vuriglijk tot den
HEERE, dat Hij de vorsen van mij en van mijn volk wegneme;
zo zal ik het volk trekken laten, dat zij den HEERE offeren.
9. Doch Mozes zeide tot Farao: Heb de eer boven mij! Tegen
wanneer zal ik voor u, en voor uw knechten, en voor uw volk,
202
vuriglijk bidden, om deze vorsen van u en van uw huizen te
verdelgen, dat zij alleen in de rivier overblijven?
10. Hij dan zeide: Tegen morgen. En hij zeide: Het zij naar uw
woord, opdat gij weet, dat er niemand is, gelijk de HEERE, onze
God.
11. Zo zullen de vorsen van u, en van uw huizen, en van uw
knechten, en van uw volk wijken; zij zullen alleen in de rivier
overblijven.
12. Toen ging Mozes en Aaron uit van Farao; en Mozes riep tot den
HEERE, ter oorzake der vorsen, die Hij Farao had opgelegd.
13. En de HEERE deed naar het woord van Mozes; en de vorsen
stierven, uit de huizen, uit de voorzalen, en uit de velden.
14. En zij vergaderden ze samen bij hopen, en het land stonk.
15. Toen nu Farao zag, dat er verademing was, verzwaarde hij zijn
hart, dat hij naar hen niet hoorde, gelijk als de HEERE
gesproken had.
16. Verder zeide de HEERE tot Mozes: Zeg tot Aaron: Strek uw staf
uit, en sla het stof der aarde, dat het tot luizen worde, in het
ganse Egypteland.
17. En zij deden alzo; want Aaron strekte zijn hand uit met zijn staf,
en sloeg het stof der aarde, en er werden vele luizen aan de
mensen, en aan het vee; al het stof der aarde werd luizen, in het
ganse Egypteland.
18. De tovenaars deden ook alzo met hun bezweringen, opdat zij
luizen voortbrachten; doch zij konden niet; zo waren de luizen
aan de mensen, en aan het vee.
19. Toen zeiden de tovenaars tot Farao: Dit is Gods vinger! Doch
Farao's hart verstijfde, zodat hij naar hen niet hoorde, gelijk de
203
HEERE gesproken had.
20. Verder zeide de HEERE tot Mozes: Maak u morgen vroeg op,
en stel u voor Farao's aangezicht; zie, hij zal aan het water
uitgaan, en zeg tot hem: Zo zegt de HEERE: Laat Mijn volk
trekken, dat zij Mij dienen;
21. Want zo gij Mijn volk niet laat trekken, zie, zo zal Ik een
vermenging van ongedierte zenden op u, en op uw knechten, en
op uw volk, en in uw huizen; alzo dat de huizen der Egyptenaren
met deze vermenging zullen vervuld worden, en ook het
aardrijk, waarop zij zijn.
22. En Ik zal te dien dage het land Gosen, waarin Mijn volk woont,
afzonderen, dat daar geen vermenging van ongedierte zij, opdat
gij weet, dat Ik, de HEERE, in het midden dezes lands ben.
23. En Ik zal een verlossing zetten tussen Mijn volk en tussen uw
volk; tegen morgen zal dit teken geschieden!
24. En de HEERE deed alzo; en er kwam een zware vermenging van
ongedierte in het huis van Farao, en in de huizen van zijn
knechten, en over het ganse Egypteland; het land werd
verdorven van deze vermenging.
25. Toen riep Farao Mozes en Aaron, en zeide: Gaat heen, en offert
uwen God in dit land.
26. Mozes dan zeide: Het is niet recht, dat men alzo doe; want wij
zouden der Egyptenaren gruwel den HEERE, onzen God,
mogen offeren; zie, indien wij der Egyptenaren gruwel voor hun
ogen offerden, zouden zij ons niet stenigen?
27. Laat ons den weg van drie dagen in de woestijn gaan, dat wij
den HEERE onzen God offeren, gelijk Hij tot ons zeggen zal.
28. Toen zeide Farao: Ik zal u trekken laten, dat gijlieden den
204
HEERE, uwen God, offert in de woestijn; alleen, dat gijlieden in
het gaan geenszins te verre trekt! Bidt vuriglijk voor mij.
29. Mozes nu zeide: Zie, ik ga van u, en zal tot den HEERE
vuriglijk bidden, dat deze vermenging van ongedierte van Farao,
van zijn knechten, en van zijn volk morgen wegwijke! Alleen,
dat Farao niet meer bedriegelijk handele, dit volk niet latende
gaan, om den HEERE te offeren.
30. Toen ging Mozes uit van Farao, en bad vuriglijk tot den
HEERE.
31. En de HEERE deed naar het woord van Mozes, en de
vermenging van ongedierte week van Farao, van zijn knechten,
en van zijn volk; er bleef niet een over.
32. Doch Farao verzwaarde zijn hart ook op ditmaal, en hij liet het
volk niet trekken.
205
Exodus
Hoofdstuk 9
1. Daarna zeide de HEERE tot Mozes: Ga in tot Farao, en spreek
tot hem: Alzo zegt de HEERE, de God der Hebreen: Laat Mijn
volk trekken, dat het Mij diene.
2. Want zo gij hen weigert te laten trekken, en gij hen nog met
geweld ophoudt,
3. Zie, de hand des HEEREN zal zijn over uw vee, dat in het veld
is, over de paarden, over de ezelen, over de kemelen, over de
runderen, en over het klein vee, door een zeer zware pestilentie.
4. En de HEERE zal een afzondering maken tussen het vee der
Israelieten, en tussen het vee der Egyptenaren, dat er niets sterve
van al wat van de kinderen Israels is.
5. En de HEERE bestemde een zekeren tijd, zeggende: Morgen zal
de HEERE deze zaak in dit land doen.
6. En de HEERE deed deze zaak des anderen daags; en al het vee
der Egyptenaren stierf; maar van het vee der kinderen Israels
stierf niet een.
7. En Farao zond er heen, en ziet, van het vee van Israel was niet
tot een toe gestorven. Doch het hart van Farao werd verzwaard,
en hij liet het volk niet trekken.
8. Toen zeide de HEERE tot Mozes en tot Aaron: Neemt gijlieden
uw vuisten vol as uit den oven; en Mozes strooie die naar den
hemel voor de ogen van Farao.
9. En zij zal tot klein stof worden over het ganse Egypteland; en zij
206
zal aan de mensen, en aan het vee worden tot zweren,
uitbrekende met blaren, in het ganse Egypteland.
10. En zij namen as uit den oven, en stonden voor Farao's
aangezicht; en Mozes strooide die naar den hemel; toen werden
er zweren, uitbrekende met blaren, aan de mensen en aan het
vee;
11. Alzo dat de tovenaars voor Mozes niet staan konden, vanwege
de zweren; want aan de tovenaars waren zweren, en aan al de
Egyptenaren.
12. Doch de HEERE verstokte Farao's hart, dat hij naar hen niet
hoorde, gelijk de HEERE tot Mozes gesproken had.
13. Toen zeide de HEERE tot Mozes: Maak u morgen vroeg op, en
stel u voor Farao's aangezicht, en zeg tot hem: Zo zegt de
HEERE, de God der Hebreen: Laat Mijn volk trekken, dat zij
Mij dienen.
14. Want ditmaal zal Ik al Mijn plagen in uw hart zenden, en over
uw knechten, en over uw volk, opdat gij weet, dat er niemand is
gelijk Ik, op de ganse aarde.
15. Want nu heb Ik Mijn hand uitgestrekt, opdat Ik u en uw volk met
de pestilentie zou slaan, en dat gij van de aarde zoudt verdelgd
worden.
16. Maar waarlijk, daarom heb Ik u verwekt, opdat Ik Mijn kracht
[aan] u betoonde, en opdat men Mijn Naam vertelle op de ganse
aarde.
17. Verheft gij uzelven nog tegen Mijn volk, dat gij het niet wilt
laten trekken?
18. Zie, Ik zal morgen omtrent dezen tijd een zeer zwaren hagel
doen regenen, desgelijks in Egypte niet geweest is van dien dag
207
af, dat het gegrond is, tot nu toe.
19. En nu, zend heen, vergader uw vee, en alles wat gij op het veld
hebt; alle mens en gedierte, dat op het veld gevonden zal
worden, en niet in huis verzameld zal zijn, als deze hagel op hen
vallen zal, zo zullen zij sterven.
20. Wie onder Farao's knechten des HEEREN woord vreesde, die
deed zijn knechten en zijn vee in de huizen vlieden;
21. Doch die zijn hart niet zette tot des HEEREN woord, die liet zijn
knechten en zijn vee op het veld.
22. Toen zeide de HEERE tot Mozes: Strek uw hand uit naar den
hemel, en er zal hagel zijn in het ganse Egypteland; over de
mensen, en over het vee, en over al het kruid des velds in
Egypteland.
23. Toen strekte Mozes zijn staf naar den hemel; en de HEERE gaf
donder en hagel, en het vuur schoot naar de aarde; en de HEERE
liet hagel regenen over Egypteland.
24. En er was hagel, en vuur in het midden des hagels vervangen; hij
was zeer zwaar; desgelijks is in het ganse Egypteland nooit
geweest, sedert het tot een volk geweest is.
25. En de hagel sloeg, in het ganse Egypteland, alles wat op het veld
was, van de mensen af tot de beesten toe; ook sloeg de hagel al
het kruid des velds, en verbrak al het geboomte des velds.
26. Alleen in het land Gosen, waar de kinderen Israels waren, daar
was geen hagel.
27. Toen schikte Farao heen, en hij riep Mozes en Aaron, en zeide
tot hen: Ik heb mij ditmaal verzondigd; de HEERE is
rechtvaardig; ik daarentegen en mijn volk zijn goddelozen!
28. Bidt vuriglijk tot den HEERE (want het is genoeg), dat geen
208
donder Gods noch hagel meer zij; dan zal ik ulieden trekken
laten, en gij zult niet langer blijven.
29. Toen zeide Mozes tot hem: Wanneer ik ter stad uitgegaan zal
zijn, zo zal ik mijn handen uitbreiden voor den HEERE; de
donder zal ophouden, en de hagel zal niet meer zijn; opdat gij
weet, dat de aarde des HEEREN is!
30. Nochtans u en uw knechten aangaande, weet ik, dat gijlieden
voor het aangezicht van den HEERE God nog niet vrezen zult.
31. Het vlas nu, en de gerst werd geslagen; want de gerst was in de
aar, en het vlas was in den halm.
32. Maar de tarwe en de spelt werden niet geslagen; want zij waren
bedekt.
33. Zo ging Mozes van Farao ter stad uit, en breidde zijn handen tot
den HEERE; de donder en de hagel hielden op, en de regen
werd niet [meer] uitgegoten op de aarde.
34. Toen Farao zag, dat de regen en hagel, en de donder ophielden,
zo verzondigde hij zich verder, en hij verzwaarde zijn hart, hij
en zijn knechten.
35. Alzo werd Farao's hart verstokt, dat hij de kinderen Israels niet
trekken liet, gelijk als de HEERE gesproken had door Mozes.
209
Exodus
Hoofdstuk 10
1. Daarna zeide de HEERE tot Mozes: Ga in tot Farao; want Ik heb
zijn hart verzwaard, ook het hart zijner knechten, opdat Ik deze
Mijn tekenen in het midden van hen zette;
2. En opdat gij voor de oren uwer kinderen en uwer kindskinderen
moogt vertellen, wat Ik in Egypte uitgericht heb, en Mijn
tekenen, die Ik onder hen gesteld heb; opdat gijlieden weet, dat
Ik de HEERE ben.
3. Zo gingen Mozes en Aaron tot Farao, en zeiden tot hem: Zo zegt
de HEERE, de God der Hebreen: Hoe lang weigert gij u voor
Mijn aangezicht te verootmoedigen? Laat Mijn volk trekken, dat
zij Mij dienen.
4. Want indien gij weigert Mijn volk te laten trekken, zie, zo zal Ik
morgen sprinkhanen in uw landpale brengen.
5. En zij zullen het gezicht des lands bedekken, alzo dat men de
aarde niet zal kunnen zien; en zij zullen afeten het overige van
hetgeen ontkomen is, hetgeen ulieden overgebleven was van den
hagel; zij zullen ook al het geboomte afeten, dat ulieden uit het
veld voortkomt.
6. En zij zullen vervullen uw huizen, en de huizen van al uw
knechten, en de huizen van alle Egyptenaren; dewelke uw
vaders, noch de vaderen uwer vaders gezien hebben, van dien
dag af, dat zij op den aardbodem geweest zijn, tot op dezen dag.
En hij keerde zich om, en ging uit van Farao.
210
7. En de knechten van Farao zeiden tot hem: Hoe lang zal ons deze
tot een strik zijn, laat de mannen trekken, dat zij den HEERE
hun God dienen! weet gij nog niet, dat Egypte verloren is?
8. Toen werden Mozes en Aaron weder tot Farao gebracht, en hij
zeide tot hen: Gaat henen, dient den HEERE, uw God! wie en
wie zijn zij, die gaan zullen?
9. En Mozes zeide: Wij zullen gaan met onze jonge en met onze
oude lieden; met onze zonen en met onze dochteren, met onze
schapen en met onze runderen zullen wij gaan; want wij hebben
een feest des HEEREN.
10. Toen zeide hij tot hen: De HEERE zij alzo met ulieden, gelijk ik
u en uw kleine kinderen zal trekken laten: ziet toe, want er is
kwaad voor ulieder aangezicht!
11. Niet alzo gij, mannen, gaat nu heen, en dient den HEERE; want
dat hebt gijlieden verzocht! En men dreef hen uit van Farao's
aangezicht.
12. Toen zeide de HEERE tot Mozes: Strek uw hand uit over
Egypteland, om de sprinkhanen, dat zij opkomen over
Egypteland, en al het kruid des lands opeten, al wat de hagel
heeft over gelaten.
13. Toen strekte Mozes zijn staf over Egypteland, en de HEERE
bracht een oostenwind in dat land, dien gehele dag en dien
gansen nacht; het geschiedde des morgens, dat de oostenwind de
sprinkhanen opbracht.
14. En de sprinkhanen kwamen op over het ganse Egypteland, en
lieten zich neder aan al de palen der Egyptenaren, zeer zwaar;
voor dezen zijn dergelijke sprinkhanen, als deze, nooit geweest,
en na dezen zullen er zulke niet wezen;
211
15. Want zij bedekten het gezicht des gansen lands, alzo dat het land
verduisterd werd; en zij aten al het kruid des lands op, en al de
vruchten der bomen, die de hagel had over gelaten; en er bleef
niets groens aan de bomen, noch aan de kruiden des velds, in het
ganse Egypteland.
16. Toen haastte Farao, om Mozes en Aaron te roepen, en zeide: Ik
heb gezondigd tegen den HEERE, uw God, en tegen ulieden.
17. En nu vergeeft mij toch mijn zonde alleen ditmaal, en bidt
vuriglijk tot den HEERE, uw God, dat Hij slechts dezen dood
van mij wegneme.
18. En hij ging uit van Farao, en bad vuriglijk tot den HEERE.
19. Toen keerde de HEERE een zeer sterken westenwind, die hief
de sprinkhanen op, en wierp ze in de Schelfzee; er bleef niet een
sprinkhaan over in al de landpalen van Egypte.
20. Doch de HEERE verstokte Farao's hart, dat hij de kinderen
Israels niet liet trekken.
21. Toen zeide de HEERE tot Mozes: Strek uw hand uit naar den
hemel, en er zal duisternis komen over Egypteland, dat men de
duisternis tasten zal.
22. Als Mozes zijn hand uitstrekte naar den hemel, werd er een
dikke duisternis in het ganse Egypteland, drie dagen.
23. Zij zagen de een den ander niet; er stond ook niemand op van
zijn plaats, in drie dagen; maar bij al de kinderen Israels was het
licht in hun woningen.
24. Toen riep Farao Mozes, en zeide: Gaat heen, dient den HEERE!
alleen uw schapen en uw runderen zullen vast blijven; ook
zullen uw kinderkens met u gaan.
25. Doch Mozes zeide: Ook zult gij slachtofferen en brandofferen in
212
onze handen geven, die wij den HEERE, onzen God, doen
mogen;
26. En ons vee zal ook met ons gaan, er zal niet een klauw
achterblijven; want van hetzelve zullen wij nemen, om den
HEERE, onzen God, te dienen; want wij weten niet, waarmede
wij den HEERE, onzen God, dienen zullen, totdat wij daar
komen.
27. Doch de HEERE verhardde Farao's hart; en hij wilde hen niet
laten trekken.
28. Maar Farao zeide tot hem: Ga van mij! wacht u, dat gij niet meer
mijn aangezicht ziet; want op welken dag gij mijn aangezicht
zult zien, zult gij sterven!
29. Mozes nu zeide: Gij hebt recht gesproken; ik zal niet meer uw
aangezicht zien!
213
Exodus
Hoofdstuk 11
1. (Want de HEERE had tot Mozes gesproken: Ik zal nog een plaag
over Farao, en over Egypte brengen, daarna zal hij ulieden van
hier laten trekken; als hij [u] geheellijk zal laten trekken, zo zal
hij u haastelijk van hier uitdrijven.
2. Spreek nu voor de oren des volks, dat ieder man van zijn naaste,
en iedere vrouw van haar naaste zilveren vaten en gouden vaten
eise.
3. En de HEERE gaf het volk genade in de ogen der Egyptenaren;
ook was de man Mozes zeer groot in Egypteland voor de ogen
van Farao's knechten, en voor de ogen des volks.)
4. Verder zeide Mozes: Zo heeft de HEERE gezegd: Omtrent
middernacht zal Ik uitgaan door het midden van Egypte;
5. En alle eerstgeborenen in Egypteland zullen sterven, van Farao's
eerstgeborene af, die op zijn troon zitten zou, tot den
eerstgeborene der dienstmaagd, die achter den molen is, en alle
eerstgeborenen van het vee.
You have read 1 text from Dutch literature.
Next - Statenvertaling - 1 - 16
- Parts
- Statenvertaling - 1 - 01Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3032Total number of unique words is 57858.0 of words are in the 2000 most common words73.0 of words are in the 5000 most common words78.6 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 02Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3009Total number of unique words is 62652.7 of words are in the 2000 most common words68.0 of words are in the 5000 most common words73.8 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 03Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3004Total number of unique words is 66756.0 of words are in the 2000 most common words70.4 of words are in the 5000 most common words76.6 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 04Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3063Total number of unique words is 63365.3 of words are in the 2000 most common words79.6 of words are in the 5000 most common words85.9 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 05Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3003Total number of unique words is 61860.9 of words are in the 2000 most common words75.8 of words are in the 5000 most common words81.2 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 06Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3068Total number of unique words is 69159.7 of words are in the 2000 most common words73.6 of words are in the 5000 most common words79.2 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 07Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3040Total number of unique words is 64058.5 of words are in the 2000 most common words73.4 of words are in the 5000 most common words80.5 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 08Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3035Total number of unique words is 66960.1 of words are in the 2000 most common words74.3 of words are in the 5000 most common words81.1 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 09Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3006Total number of unique words is 66950.6 of words are in the 2000 most common words65.7 of words are in the 5000 most common words72.8 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 10Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3076Total number of unique words is 61258.6 of words are in the 2000 most common words75.5 of words are in the 5000 most common words81.8 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 11Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3040Total number of unique words is 62063.1 of words are in the 2000 most common words79.0 of words are in the 5000 most common words85.8 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 12Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3064Total number of unique words is 64559.5 of words are in the 2000 most common words74.9 of words are in the 5000 most common words80.5 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 13Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2931Total number of unique words is 77356.3 of words are in the 2000 most common words72.2 of words are in the 5000 most common words78.8 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 14Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3021Total number of unique words is 58860.7 of words are in the 2000 most common words74.7 of words are in the 5000 most common words79.7 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 15Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3060Total number of unique words is 54466.4 of words are in the 2000 most common words79.1 of words are in the 5000 most common words84.7 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 16Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2953Total number of unique words is 62760.4 of words are in the 2000 most common words74.4 of words are in the 5000 most common words81.0 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 17Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2970Total number of unique words is 70159.9 of words are in the 2000 most common words73.8 of words are in the 5000 most common words81.6 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 18Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2986Total number of unique words is 69956.3 of words are in the 2000 most common words74.9 of words are in the 5000 most common words82.3 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 19Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2904Total number of unique words is 61155.5 of words are in the 2000 most common words70.9 of words are in the 5000 most common words77.6 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 20Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2971Total number of unique words is 52848.8 of words are in the 2000 most common words64.2 of words are in the 5000 most common words71.5 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 21Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2982Total number of unique words is 65860.1 of words are in the 2000 most common words74.9 of words are in the 5000 most common words81.5 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 22Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2848Total number of unique words is 64857.7 of words are in the 2000 most common words72.5 of words are in the 5000 most common words78.4 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 23Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2829Total number of unique words is 48948.1 of words are in the 2000 most common words63.5 of words are in the 5000 most common words71.1 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 24Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2964Total number of unique words is 40656.8 of words are in the 2000 most common words73.4 of words are in the 5000 most common words81.0 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 25Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2922Total number of unique words is 49950.5 of words are in the 2000 most common words67.9 of words are in the 5000 most common words78.5 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 26Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2977Total number of unique words is 54958.0 of words are in the 2000 most common words71.9 of words are in the 5000 most common words78.2 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 27Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3034Total number of unique words is 39356.7 of words are in the 2000 most common words72.8 of words are in the 5000 most common words79.0 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 28Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2963Total number of unique words is 48357.9 of words are in the 2000 most common words73.7 of words are in the 5000 most common words83.7 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 29Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2889Total number of unique words is 53953.9 of words are in the 2000 most common words71.7 of words are in the 5000 most common words77.5 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 30Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2891Total number of unique words is 54752.9 of words are in the 2000 most common words70.3 of words are in the 5000 most common words78.0 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 31Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3023Total number of unique words is 54556.0 of words are in the 2000 most common words75.3 of words are in the 5000 most common words83.6 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 32Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2837Total number of unique words is 40156.3 of words are in the 2000 most common words72.6 of words are in the 5000 most common words79.9 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 33Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2873Total number of unique words is 53053.7 of words are in the 2000 most common words69.9 of words are in the 5000 most common words76.1 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 34Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2707Total number of unique words is 41255.7 of words are in the 2000 most common words71.0 of words are in the 5000 most common words78.4 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 35Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3013Total number of unique words is 65656.1 of words are in the 2000 most common words69.8 of words are in the 5000 most common words78.4 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 36Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2927Total number of unique words is 62256.0 of words are in the 2000 most common words75.0 of words are in the 5000 most common words82.2 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 37Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2965Total number of unique words is 58058.7 of words are in the 2000 most common words75.1 of words are in the 5000 most common words84.5 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 38Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3019Total number of unique words is 64459.6 of words are in the 2000 most common words73.3 of words are in the 5000 most common words81.2 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 39Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2895Total number of unique words is 70248.3 of words are in the 2000 most common words62.3 of words are in the 5000 most common words68.7 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 40Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2763Total number of unique words is 47060.1 of words are in the 2000 most common words76.3 of words are in the 5000 most common words81.6 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 41Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2874Total number of unique words is 60452.6 of words are in the 2000 most common words67.4 of words are in the 5000 most common words74.7 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 42Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2908Total number of unique words is 59057.5 of words are in the 2000 most common words69.9 of words are in the 5000 most common words77.0 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 43Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3045Total number of unique words is 64355.8 of words are in the 2000 most common words70.9 of words are in the 5000 most common words76.0 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 44Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3075Total number of unique words is 63259.0 of words are in the 2000 most common words77.0 of words are in the 5000 most common words83.2 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 45Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3037Total number of unique words is 65757.6 of words are in the 2000 most common words74.8 of words are in the 5000 most common words80.4 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 46Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3093Total number of unique words is 57655.4 of words are in the 2000 most common words71.2 of words are in the 5000 most common words77.1 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 47Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3061Total number of unique words is 61458.7 of words are in the 2000 most common words76.0 of words are in the 5000 most common words82.5 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 48Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3027Total number of unique words is 62654.3 of words are in the 2000 most common words70.8 of words are in the 5000 most common words77.4 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 49Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3017Total number of unique words is 63956.5 of words are in the 2000 most common words74.7 of words are in the 5000 most common words82.9 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 50Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3082Total number of unique words is 66258.5 of words are in the 2000 most common words77.2 of words are in the 5000 most common words82.8 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 51Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2621Total number of unique words is 76753.9 of words are in the 2000 most common words73.0 of words are in the 5000 most common words81.7 of words are in the 8000 most common words