Johannes Bogerman Willem Baudartius Gerson Bucerus Jacobus Rolandus Hermannus Faukelius Petrus Cornelisz Festus Hommius Antonius Walaeus
Statenvertaling - 1
Statenvertaling - 1 - 08
Total number of words is 3035
Total number of unique words is 669
60.1 of words are in the 2000 most common words
74.3 of words are in the 5000 most common words
81.1 of words are in the 8000 most common words
hetgeen, dat onzes vaders was, heeft hij al deze heerlijkheid
gemaakt.
2. Jakob zag ook het aangezicht van Laban aan, en ziet, het was
jegens hem niet als gisteren [en] eergisteren.
3. En de HEERE zeide tot Jakob: Keer weder tot het land uwer
vaderen, en tot uw maagschap, en Ik zal met u zijn.
4. Toen zond Jakob heen, en riep Rachel en Lea, op het veld tot
zijn kudde;
5. En hij zeide tot haar: Ik zie het aangezicht uws vaders, dat het
jegens mij niet is als gisteren [en] eergisteren; doch de God
mijns vaders is bij mij geweest.
6. En gijlieden weet, dat ik met al mijn macht uw vader gediend
heb.
7. Maar uw vader heeft bedriegelijk met mij gehandeld, en heeft
mijn loon tien malen veranderd; doch God heeft hem niet
toegelaten, om mij kwaad te doen.
8. Wanneer hij aldus zeide: De gespikkelde zullen uw loon zijn, zo
lammerden al de kudden gespikkelde; en wanneer hij alzo zeide:
De gesprenkelde zullen uw loon zijn, zo lammerden al de
kudden gesprenkelde.
9. Alzo heeft God uw vader het vee ontrukt, en aan mij gegeven.
104
10. En het geschiedde ten tijde, als de kudde hittig werd, dat ik mijn
ogen ophief, en ik zag in den droom; en ziet, de bokken, die de
kudden beklommen, waren gesprenkeld, gespikkeld, en
hagelvlakkig.
11. En de Engel Gods zeide tot mij in den droom: Jakob! En ik
zeide: Zie, [hier] ben ik!
12. En Hij zeide: Hef toch uw ogen op, en zie! alle bokken, die de
kudde beklimmen, zijn gesprenkeld, gespikkeld, en
hagelvlakkig; want Ik heb gezien alles, wat Laban u doet.
13. Ik ben die God van Beth-el, alwaar gij het opgerichte teken
gezalfd hebt, waar gij Mij een gelofte beloofd hebt; nu, maak u
op, vertrek uit dit land, en keer weder in het land uwer
maagschap.
14. Toen antwoordden Rachel en Lea, en zeiden tot hem: Is er nog
voor ons een deel of erfenis, in het huis onzes vaders?
15. Zijn wij niet vreemden van hem geacht? Want hij heeft ons
verkocht, en hij heeft ook steeds ons geld verteerd.
16. Want al de rijkdom, welke God onzen vader heeft ontrukt, die is
onze, en van onze zonen; nu dan, doe alles, wat God tot u
gezegd heeft.
17. Toen maakte zich Jakob op, en laadde zijn zonen en zijn
vrouwen op kemelen.
18. En hij voerde al zijn vee weg, en al zijn have, die hij gewonnen
had, het vee, dat hij bezat, hetwelk hij in Paddan-aram geworven
had, om te komen tot Izak, zijn vader, naar het land Kanaan.
19. Laban nu was gegaan, om zijn schapen te scheren; zo stal Rachel
de terafim, die haar vader had.
20. En Jakob ontstal zich aan het hart van Laban, den Syrier,
105
overmits hij hem niet te kennen gaf, dat hij vlood.
21. En hij vlood, en al wat het zijne was, en hij maakte zich op, en
voer over de rivier, en hij zette zijn aangezicht naar het gebergte
Gilead.
22. En ten derden dage werd aan Laban geboodschapt, dat Jakob
gevloden was.
23. Toen nam hij zijn broeders met zich, en jaagde hem achterna,
een weg van zeven dagen, en hij kreeg hem op het gebergte van
Gilead.
24. Doch God kwam tot Laban, den Syrier, in een droom des nachts,
en Hij zeide tot hem: Wacht u, dat gij met Jakob spreekt, noch
goed, noch kwaad.
25. En Laban achterhaalde Jakob; Jakob nu had zijn tent geslagen op
dat gebergte; ook sloeg Laban met zijn broederen [de] [zijne] op
het gebergte van Gilead.
26. Toen zeide Laban tot Jakob: Wat hebt gij gedaan, dat gij u aan
mijn hart ontstolen hebt, en mijn dochteren ontvoerd hebt, als
gevangenen met het zwaard?
27. Waarom zijt gij heimelijk gevloden, en hebt [u] aan mij
ontstolen? en hebt het mij niet aangezegd, dat ik u geleid had
met vreugde, en met gezangen, met trommel en met harp?
28. Ook hebt gij mij niet toegelaten mijn zonen en mijn dochteren te
kussen; nu, gij hebt dwaselijk gedaan [zo] doende.
29. Het ware in de macht mijner hand aan ulieden kwaad te doen;
maar de God van ulieder vader heeft tot mij gisteren nacht
gesproken, zeggende: Wacht u, van met Jakob te spreken, of
goed, of kwaad.
30. En nu, gij hebt immers willen vertrekken, omdat gij zo zeer
106
begerig waart naar uws vaders huis; waarom hebt gij mijn goden
gestolen?
31. Toen antwoordde Jakob, en zeide tot Laban: Omdat ik vreesde;
want ik zeide: Opdat gij niet misschien uw dochteren mij
ontweldigdet!
32. Bij wien gij uw goden vinden zult, laat hem niet leven!
Onderken gij voor onze broederen, wat bij mij is, en neem het
tot u. Want Jakob wist niet, dat Rachel dezelve gestolen had.
33. Toen ging Laban in de tent van Jakob, en in de tent van Lea, en
in de tent van de beide dienstmaagden, en hij vond niets; en als
hij uit de tent van Lea gegaan was, kwam hij in de tent van
Rachel.
34. Maar Rachel had de terafim genomen, en zij had die in een
kemels zadeltuig gelegd, en zij zat op dezelve. En Laban
betastte die ganse tent, en hij vond niets.
35. En zij zeide tot haar vader: Dat [de] [toorn] niet ontsteke in
mijns heren ogen, omdat ik voor uw aangezicht niet kan
opstaan; want [het] [gaat] mij naar der vrouwen wijze; en hij
doorzocht; maar hij vond de terafim niet.
36. Toen ontstak Jakob, en twistte met Laban; en Jakob antwoordde
en zeide tot Laban: Wat is mijn overtreding, wat is mijn zonde,
dat gij mij [zo] hittiglijk hebt nagejaagd?
37. Als gij al mijn huisraad betast hebt, wat hebt gij gevonden van al
het huisraad uws huizes! Leg het hier voor mijn broederen en
uw broederen, en laat hen richten tussen ons beiden.
38. Deze twintig jaren ben ik bij u geweest; uw ooien en uw geiten
hebben niet misdragen, en de rammen uwer kudde heb ik niet
gegeten.
107
39. Het verscheurde heb ik tot u niet gebracht; ik heb het geboet; gij
hebt het van mijn hand geeist, het ware des daags gestolen, of
des nachts gestolen.
40. Ik ben geweest, dat mij bij dag de hitte verteerde, en bij nacht de
vorst, en dat mijn slaap van mijn ogen week.
41. Ik ben nu twintig jaren in uw huis geweest; ik heb u veertien
jaren gediend om uw beide dochteren, en zes jaren om uw
kudde; en gij hebt mijn loon tien malen veranderd.
42. Ten ware de God van mijn vader, de God van Abraham, en de
Vreze van Izak, bij mij geweest was, zekerlijk, gij zoudt mij nu
ledig weggezonden hebben! God heeft mijn ellende, en den
arbeid mijner handen aangezien, en heeft u gisteren nacht
bestraft.
43. Toen antwoordde Laban en zeide tot Jakob: Deze dochters zijn
mijn dochters, en deze zonen zijn mijn zonen, en deze kudde is
mijn kudde, ja, al wat gij ziet, dat is mijn; en wat zoude ik aan
deze mijn dochteren heden doen? of aan haar zonen, die zij
gebaard hebben?
44. Nu dan, kom, laat ons een verbond maken, ik en gij, dat het tot
een getuigenis zij tussen mij en tussen u!
45. Toen nam Jakob een steen, en hij verhoogde dien [tot] een
opgericht teken.
46. En Jakob zeide tot zijn broederen: Vergadert stenen! En zij
namen stenen, en maakten een hoop; en zij aten aldaar op dien
hoop.
47. En Laban noemde hem Jegar-sahadutha; maar Jakob noemde
denzelven Gilead.
48. Toen zeide Laban: Deze hoop zij heden een getuige tussen mij
108
en tussen u! Daarom noemde men zijn naam Gilead,
49. En Mizpa; omdat hij zeide: Dat de HEERE opzicht neme tussen
mij en tussen u, wanneer wij de een van den ander zullen
verborgen zijn!
50. Zo gij mijn dochteren beledigt, en zo gij vrouwen neemt boven
mijn dochteren, niemand is bij ons; zie toe, God zal getuige zijn
tussen mij en tussen u!
51. Laban zeide voorts tot Jakob: Zie, daar is deze zelfde hoop, en
zie, daar is dit opgericht teken, hetwelk ik opgeworpen heb
tussen mij en tussen u;
52. Deze zelfde hoop zij getuige, en dit opgericht teken zij getuige,
dat ik tot u voorbij dezen hoop niet komen zal, en dat gij tot mij,
voorbij dezen hoop en dit opgericht teken, niet komen zult ten
kwade!
53. De God van Abraham, en de God van Nahor, de God huns
vaders richte tussen ons! En Jakob zwoer bij de Vreze zijn
vaders Izaks.
54. Toen slachtte Jakob een slachting op dat gebergte, en hij
nodigde zijn broederen, om brood te eten; en zij aten brood, en
vernachtten op dat gebergte.
55. En Laban stond des morgens vroeg op, en kuste zijn zonen, en
zijn dochteren, en zegende hen; en Laban trok heen, en keerde
weder tot zijn plaats.
109
Genesis
Hoofdstuk 32
1. Jakob toog ook zijns weegs; en de engelen Gods ontmoetten
hem.
2. En Jakob zeide, met dat hij hen zag: Dit is een heirleger Gods!
en hij noemde den naam derzelver plaats Mahanaim.
3. En Jakob zond boden uit voor zijn aangezicht tot Ezau, zijn
broeder, naar het land Seir, de landstreek van Edom.
4. En hij gebood hun, zeggende: Zo zult gij zeggen tot mijn heer,
tot Ezau: Zo zegt Jakob, uw knecht: Ik heb als vreemdeling
gewoond bij Laban, en heb er tot nu toe vertoefd;
5. En ik heb ossen en ezelen, schapen en knechten en maagden; en
ik heb gezonden om mijn heer aan te zeggen, opdat ik genade
vinde in uw ogen.
6. En de boden kwamen weder tot Jakob, zeggende: Wij zijn
gekomen tot uw broeder, tot Ezau; en ook trekt hij u tegemoet,
en vierhonderd mannen met hem.
7. Toen vreesde Jakob zeer, en hem was bange; en hij verdeelde
het volk, dat met hem was, en de schapen, en de runderen, en de
kemels, in twee heiren;
8. Want hij zeide: Indien Ezau op het ene heir komt, en slaat het,
zo zal het overgeblevene heir ontkomen.
9. Voorts zeide Jakob: O, God mijns vaders Abrahams, en God
mijns vaders Izaks, o HEERE! Die tot mij gezegd hebt: Keer
weder tot uw land, en tot uw maagschap, en Ik zal wel bij u
110
doen!
10. Ik ben geringer dan al deze weldadigheden, en dan al deze
trouw, die Gij aan Uw knecht gedaan hebt; want ik ben met mijn
staf over deze Jordaan gegaan, en nu ben ik tot twee heiren
geworden!
11. Ruk mij toch uit mijns broeders hand, uit Ezau's hand; want ik
vreze hem, dat hij niet misschien kome, en mij sla, de moeder
met de zonen!
12. Gij hebt immers gezegd: Ik zal gewisselijk bij u weldoen, en Ik
zal uw zaad stellen als het zand der zee, dat vanwege de menigte
niet geteld kan worden!
13. En hij vernachtte aldaar dienzelfden nacht; en hij nam van
hetgeen, dat hem in zijn hand kwam, een geschenk voor Ezau
zijn broeder;
14. Tweehonderd geiten en twintig bokken, tweehonderd ooien en
twintig rammen;
15. Dertig zogende kemelinnen met haar veulens, veertig koeien en
tien varren, twintig ezelinnen en tien jonge ezels.
16. En hij gaf die in de hand zijner knechten, elke kudde bijzonder;
en hij zeide tot zijn knechten: Gaat gijlieden door, voor mijn
aangezicht, en stelt ruimte tussen kudde en tussen kudde.
17. En hij gebood de eerste, zeggende: Wanneer Ezau, mijn broeder,
u ontmoeten zal, en u vragen, zeggende: Wiens zijt gij? en
waarheen gaat gij? en wiens zijn deze voor uw aangezicht?
18. Zo zult gij zeggen: Dat is een geschenk van uw knecht Jakob,
gezonden tot mijn heer, tot Ezau, en zie, hij zelf is ook achter
ons!
19. En hij gebood ook den tweede, ook den derde, ook allen, die de
111
kudden nagingen, zeggende: Naar ditzelfde woord zult gij
spreken tot Ezau, als gij hem vinden zult.
20. En gij zult ook zeggen: Zie, uw knecht Jakob is achter ons!
Want hij zeide: Ik zal zijn aangezicht verzoenen met dit
geschenk, dat voor mijn aangezicht gaat, en daarna zal ik zijn
aangezicht zien; misschien zal hij mijn aangezicht aannemen.
21. Alzo ging dat geschenk heen voor zijn aangezicht; doch hij zelf
vernachtte dienzelfden nacht in het leger.
22. En hij stond op in dienzelfden nacht, en hij nam zijn twee
vrouwen, en zijn twee dienstmaagden, en zijn elf kinderen, en
hij toog over het veer van de Jabbok.
23. En hij nam ze, en deed hen over die beek trekken; en hij deed
overtrekken hetgeen hij had.
24. Doch Jakob bleef alleen over; en een man worstelde met hem,
totdat de dageraad opging.
25. En toen Hij zag, dat Hij hem niet overmocht, roerde Hij het
gewricht zijner heup aan, zodat het gewricht van Jakobs heup
verwrongen werd, als Hij met hem worstelde.
26. En Hij zeide: Laat Mij gaan, want de dageraad is opgegaan.
Maar hij zeide: Ik zal U niet laten gaan, tenzij dat Gij mij
zegent.
27. En Hij zeide tot hem: Hoe is uw naam? En hij zeide: Jakob.
28. Toen zeide Hij: Uw naam zal voortaan niet Jakob heten, maar
Israel; want gij hebt u vorstelijk gedragen met God en met de
mensen, en hebt overmocht.
29. En Jakob vraagde, en zeide: Geef toch Uw naam te kennen. En
Hij zeide: Waarom is het, dat gij naar Mijn naam vraagt? En Hij
zegende hem aldaar.
112
30. En Jakob noemde den naam dier plaats Pniel: Want, [zeide] [hij]
ik heb God gezien [van] aangezicht tot aangezicht, en mijn ziel
is gered geweest.
31. En de zon rees hem op, als hij door Pniel gegaan was; en hij was
hinkende aan zijn heup.
32. Daarom eten de kinderen Israels de verrukte zenuw niet, die op
het gewricht der heup is, tot op dezen dag, omdat Hij het
gewricht van Jakobs heup aangeroerd had, aan de verrukte
zenuw.
113
Genesis
Hoofdstuk 33
1. En Jakob hief zijn ogen op en zag; en ziet, Ezau kwam, en
vierhonderd mannen met hem. Toen verdeelde hij de kinderen
onder Lea, en onder Rachel, en onder de twee dienstmaagden.
2. En hij stelde de dienstmaagden en haar kinderen vooraan; en Lea
en haar kinderen meer achterwaarts; maar Rachel en Jozef de
achterste.
3. En hij ging voorbij hun aangezicht heen, en hij boog zich zeven
malen ter aarde, totdat hij bij zijn broeder kwam.
4. Toen liep Ezau hem tegemoet, en nam hem in den arm, en viel
hem aan den hals, en kuste hem; en zij weenden.
5. Daarna hief hij zijn ogen op, en zag die vrouwen en die
kinderen, en zeide: Wie zijn deze bij u? En hij zeide: De
kinderen, die God aan uw knecht genadiglijk verleend heeft.
6. Toen traden de dienstmaagden toe, zij en haar kinderen, en zij
bogen zich neder.
7. En Lea trad ook toe, met haar kinderen, en zij bogen zich neder;
en daarna trad Jozef toe en Rachel, en zij bogen zich neder.
8. En hij zeide: [Voor] wien is u al dit heir, dat ik ontmoet heb? En
hij zeide: Om genade te vinden in de ogen mijns heren!
9. Maar Ezau zeide: Ik heb veel, mijn broeder! het zij het uwe, wat
gij hebt!
10. Toen zeide Jakob: Och neen! indien ik nu genade in uw ogen
gevonden heb, zo neem mijn geschenk van mijn hand; daarom,
114
omdat ik uw aangezicht gezien heb, als had ik Gods aangezicht
gezien, en gij welgevallen aan mij genomen hebt.
11. Neem toch mijn zegen, die u toegebracht is, dewijl het God mij
genadiglijk verleend heeft, en dewijl ik alles heb; en hij hield bij
hem aan, zodat hij het nam.
12. En hij zeide: Laat ons reizen en voorttrekken; en ik zal voor u
trekken.
13. Maar hij zeide tot hem: Mijn heer weet, dat deze kinderen teder
zijn, en dat ik zogende schapen en koeien bij mij heb; indien
men dezelve maar een dag afdrijft, zo zal de gehele kudde
sterven.
14. Mijn heer trekke toch voorbij, voor het aangezicht van zijn
knecht; en ik zal mij op mijn gemak als leidsman voegen, naar
den gang van het werk, hetwelk voor mijn aangezicht is, en naar
den gang dezer kinderen, totdat ik bij mijn heer te Seir kome.
15. En Ezau zeide: Laat mij toch van dit volk, dat met mij is, u
bijstellen. En hij zeide: Waartoe dat? laat mij genade vinden in
mijns heren ogen!
16. Alzo keerde Ezau dien dag wederom zijns weegs naar Seir toe.
17. Maar Jakob reisde naar Sukkoth, en bouwde een huis voor zich,
en maakte hutten voor zijn vee; daarom noemde hij den naam
dier plaats Sukkoth.
18. En Jakob kwam behouden [tot] de stad Sichem, welke is in het
land Kanaan, als hij kwam van Paddan-aram; en hij legerde zich
in het gezicht der stad.
19. En hij kocht een deel des velds, waarop hij zijn tent gespannen
had, van de hand der zonen van Hemor, den vader van Sichem,
voor honderd stukken gelds.
115
20. En hij richte aldaar een altaar op, en noemde het: De God Israels
[is] God!
116
Genesis
Hoofdstuk 34
1. En Dina, de dochter van Lea, die zij Jakob gebaard had, ging uit,
om de dochteren van dat land te bezien.
2. Sichem nu, de zoon van Hemor den Heviet, den landvorst, zag
haar, en hij nam ze, en lag bij haar, en verkrachtte ze.
3. En zijn ziel kleefde aan Dina, Jakobs dochter; en hij had de
jonge dochter lief, en sprak naar het hart van de jonge dochter.
4. Sichem sprak ook tot zijn vader Hemor, zeggende: Neem mij
deze dochter tot een vrouw.
5. Toen Jakob hoorde, dat hij zijn dochter Dina verontreinigd had,
zo waren zijn zonen met het vee in het veld; en Jakob zweeg,
totdat zij kwamen.
6. En Hemor, de vader van Sichem, ging uit tot Jakob, om met hem
te spreken.
7. En de zonen van Jakob kwamen van het veld, als zij dit hoorden;
en het smartte dezen mannen, en zij ontstaken zeer, omdat hij
dwaasheid in Israel gedaan had, Jakobs dochter beslapende,
hetwelk alzo niet zoude gedaan worden.
8. Toen sprak Hemor met hen, zeggende: Mijns zoons Sichems ziel
is verliefd op ulieder dochter; geeft hem haar toch tot een
vrouw.
9. En verzwagert u met ons; geeft ons uw dochteren; en neemt voor
u onze dochteren;
10. En woont met ons; en het land zal voor uw aangezicht zijn;
117
woont, en handelt daarin, en stelt u tot bezitters daarin.
11. En Sichem zeide tot haar vader, en tot haar broederen: Laat mij
genade vinden in uw ogen; en wat gij tot mij zeggen zult, zal ik
geven.
12. Vergroot zeer over mij den bruidschat en het geschenk; en ik zal
geven, gelijk als gij tot mij zult zeggen; geef mij slechts de
jonge dochter tot een vrouw.
gemaakt.
2. Jakob zag ook het aangezicht van Laban aan, en ziet, het was
jegens hem niet als gisteren [en] eergisteren.
3. En de HEERE zeide tot Jakob: Keer weder tot het land uwer
vaderen, en tot uw maagschap, en Ik zal met u zijn.
4. Toen zond Jakob heen, en riep Rachel en Lea, op het veld tot
zijn kudde;
5. En hij zeide tot haar: Ik zie het aangezicht uws vaders, dat het
jegens mij niet is als gisteren [en] eergisteren; doch de God
mijns vaders is bij mij geweest.
6. En gijlieden weet, dat ik met al mijn macht uw vader gediend
heb.
7. Maar uw vader heeft bedriegelijk met mij gehandeld, en heeft
mijn loon tien malen veranderd; doch God heeft hem niet
toegelaten, om mij kwaad te doen.
8. Wanneer hij aldus zeide: De gespikkelde zullen uw loon zijn, zo
lammerden al de kudden gespikkelde; en wanneer hij alzo zeide:
De gesprenkelde zullen uw loon zijn, zo lammerden al de
kudden gesprenkelde.
9. Alzo heeft God uw vader het vee ontrukt, en aan mij gegeven.
104
10. En het geschiedde ten tijde, als de kudde hittig werd, dat ik mijn
ogen ophief, en ik zag in den droom; en ziet, de bokken, die de
kudden beklommen, waren gesprenkeld, gespikkeld, en
hagelvlakkig.
11. En de Engel Gods zeide tot mij in den droom: Jakob! En ik
zeide: Zie, [hier] ben ik!
12. En Hij zeide: Hef toch uw ogen op, en zie! alle bokken, die de
kudde beklimmen, zijn gesprenkeld, gespikkeld, en
hagelvlakkig; want Ik heb gezien alles, wat Laban u doet.
13. Ik ben die God van Beth-el, alwaar gij het opgerichte teken
gezalfd hebt, waar gij Mij een gelofte beloofd hebt; nu, maak u
op, vertrek uit dit land, en keer weder in het land uwer
maagschap.
14. Toen antwoordden Rachel en Lea, en zeiden tot hem: Is er nog
voor ons een deel of erfenis, in het huis onzes vaders?
15. Zijn wij niet vreemden van hem geacht? Want hij heeft ons
verkocht, en hij heeft ook steeds ons geld verteerd.
16. Want al de rijkdom, welke God onzen vader heeft ontrukt, die is
onze, en van onze zonen; nu dan, doe alles, wat God tot u
gezegd heeft.
17. Toen maakte zich Jakob op, en laadde zijn zonen en zijn
vrouwen op kemelen.
18. En hij voerde al zijn vee weg, en al zijn have, die hij gewonnen
had, het vee, dat hij bezat, hetwelk hij in Paddan-aram geworven
had, om te komen tot Izak, zijn vader, naar het land Kanaan.
19. Laban nu was gegaan, om zijn schapen te scheren; zo stal Rachel
de terafim, die haar vader had.
20. En Jakob ontstal zich aan het hart van Laban, den Syrier,
105
overmits hij hem niet te kennen gaf, dat hij vlood.
21. En hij vlood, en al wat het zijne was, en hij maakte zich op, en
voer over de rivier, en hij zette zijn aangezicht naar het gebergte
Gilead.
22. En ten derden dage werd aan Laban geboodschapt, dat Jakob
gevloden was.
23. Toen nam hij zijn broeders met zich, en jaagde hem achterna,
een weg van zeven dagen, en hij kreeg hem op het gebergte van
Gilead.
24. Doch God kwam tot Laban, den Syrier, in een droom des nachts,
en Hij zeide tot hem: Wacht u, dat gij met Jakob spreekt, noch
goed, noch kwaad.
25. En Laban achterhaalde Jakob; Jakob nu had zijn tent geslagen op
dat gebergte; ook sloeg Laban met zijn broederen [de] [zijne] op
het gebergte van Gilead.
26. Toen zeide Laban tot Jakob: Wat hebt gij gedaan, dat gij u aan
mijn hart ontstolen hebt, en mijn dochteren ontvoerd hebt, als
gevangenen met het zwaard?
27. Waarom zijt gij heimelijk gevloden, en hebt [u] aan mij
ontstolen? en hebt het mij niet aangezegd, dat ik u geleid had
met vreugde, en met gezangen, met trommel en met harp?
28. Ook hebt gij mij niet toegelaten mijn zonen en mijn dochteren te
kussen; nu, gij hebt dwaselijk gedaan [zo] doende.
29. Het ware in de macht mijner hand aan ulieden kwaad te doen;
maar de God van ulieder vader heeft tot mij gisteren nacht
gesproken, zeggende: Wacht u, van met Jakob te spreken, of
goed, of kwaad.
30. En nu, gij hebt immers willen vertrekken, omdat gij zo zeer
106
begerig waart naar uws vaders huis; waarom hebt gij mijn goden
gestolen?
31. Toen antwoordde Jakob, en zeide tot Laban: Omdat ik vreesde;
want ik zeide: Opdat gij niet misschien uw dochteren mij
ontweldigdet!
32. Bij wien gij uw goden vinden zult, laat hem niet leven!
Onderken gij voor onze broederen, wat bij mij is, en neem het
tot u. Want Jakob wist niet, dat Rachel dezelve gestolen had.
33. Toen ging Laban in de tent van Jakob, en in de tent van Lea, en
in de tent van de beide dienstmaagden, en hij vond niets; en als
hij uit de tent van Lea gegaan was, kwam hij in de tent van
Rachel.
34. Maar Rachel had de terafim genomen, en zij had die in een
kemels zadeltuig gelegd, en zij zat op dezelve. En Laban
betastte die ganse tent, en hij vond niets.
35. En zij zeide tot haar vader: Dat [de] [toorn] niet ontsteke in
mijns heren ogen, omdat ik voor uw aangezicht niet kan
opstaan; want [het] [gaat] mij naar der vrouwen wijze; en hij
doorzocht; maar hij vond de terafim niet.
36. Toen ontstak Jakob, en twistte met Laban; en Jakob antwoordde
en zeide tot Laban: Wat is mijn overtreding, wat is mijn zonde,
dat gij mij [zo] hittiglijk hebt nagejaagd?
37. Als gij al mijn huisraad betast hebt, wat hebt gij gevonden van al
het huisraad uws huizes! Leg het hier voor mijn broederen en
uw broederen, en laat hen richten tussen ons beiden.
38. Deze twintig jaren ben ik bij u geweest; uw ooien en uw geiten
hebben niet misdragen, en de rammen uwer kudde heb ik niet
gegeten.
107
39. Het verscheurde heb ik tot u niet gebracht; ik heb het geboet; gij
hebt het van mijn hand geeist, het ware des daags gestolen, of
des nachts gestolen.
40. Ik ben geweest, dat mij bij dag de hitte verteerde, en bij nacht de
vorst, en dat mijn slaap van mijn ogen week.
41. Ik ben nu twintig jaren in uw huis geweest; ik heb u veertien
jaren gediend om uw beide dochteren, en zes jaren om uw
kudde; en gij hebt mijn loon tien malen veranderd.
42. Ten ware de God van mijn vader, de God van Abraham, en de
Vreze van Izak, bij mij geweest was, zekerlijk, gij zoudt mij nu
ledig weggezonden hebben! God heeft mijn ellende, en den
arbeid mijner handen aangezien, en heeft u gisteren nacht
bestraft.
43. Toen antwoordde Laban en zeide tot Jakob: Deze dochters zijn
mijn dochters, en deze zonen zijn mijn zonen, en deze kudde is
mijn kudde, ja, al wat gij ziet, dat is mijn; en wat zoude ik aan
deze mijn dochteren heden doen? of aan haar zonen, die zij
gebaard hebben?
44. Nu dan, kom, laat ons een verbond maken, ik en gij, dat het tot
een getuigenis zij tussen mij en tussen u!
45. Toen nam Jakob een steen, en hij verhoogde dien [tot] een
opgericht teken.
46. En Jakob zeide tot zijn broederen: Vergadert stenen! En zij
namen stenen, en maakten een hoop; en zij aten aldaar op dien
hoop.
47. En Laban noemde hem Jegar-sahadutha; maar Jakob noemde
denzelven Gilead.
48. Toen zeide Laban: Deze hoop zij heden een getuige tussen mij
108
en tussen u! Daarom noemde men zijn naam Gilead,
49. En Mizpa; omdat hij zeide: Dat de HEERE opzicht neme tussen
mij en tussen u, wanneer wij de een van den ander zullen
verborgen zijn!
50. Zo gij mijn dochteren beledigt, en zo gij vrouwen neemt boven
mijn dochteren, niemand is bij ons; zie toe, God zal getuige zijn
tussen mij en tussen u!
51. Laban zeide voorts tot Jakob: Zie, daar is deze zelfde hoop, en
zie, daar is dit opgericht teken, hetwelk ik opgeworpen heb
tussen mij en tussen u;
52. Deze zelfde hoop zij getuige, en dit opgericht teken zij getuige,
dat ik tot u voorbij dezen hoop niet komen zal, en dat gij tot mij,
voorbij dezen hoop en dit opgericht teken, niet komen zult ten
kwade!
53. De God van Abraham, en de God van Nahor, de God huns
vaders richte tussen ons! En Jakob zwoer bij de Vreze zijn
vaders Izaks.
54. Toen slachtte Jakob een slachting op dat gebergte, en hij
nodigde zijn broederen, om brood te eten; en zij aten brood, en
vernachtten op dat gebergte.
55. En Laban stond des morgens vroeg op, en kuste zijn zonen, en
zijn dochteren, en zegende hen; en Laban trok heen, en keerde
weder tot zijn plaats.
109
Genesis
Hoofdstuk 32
1. Jakob toog ook zijns weegs; en de engelen Gods ontmoetten
hem.
2. En Jakob zeide, met dat hij hen zag: Dit is een heirleger Gods!
en hij noemde den naam derzelver plaats Mahanaim.
3. En Jakob zond boden uit voor zijn aangezicht tot Ezau, zijn
broeder, naar het land Seir, de landstreek van Edom.
4. En hij gebood hun, zeggende: Zo zult gij zeggen tot mijn heer,
tot Ezau: Zo zegt Jakob, uw knecht: Ik heb als vreemdeling
gewoond bij Laban, en heb er tot nu toe vertoefd;
5. En ik heb ossen en ezelen, schapen en knechten en maagden; en
ik heb gezonden om mijn heer aan te zeggen, opdat ik genade
vinde in uw ogen.
6. En de boden kwamen weder tot Jakob, zeggende: Wij zijn
gekomen tot uw broeder, tot Ezau; en ook trekt hij u tegemoet,
en vierhonderd mannen met hem.
7. Toen vreesde Jakob zeer, en hem was bange; en hij verdeelde
het volk, dat met hem was, en de schapen, en de runderen, en de
kemels, in twee heiren;
8. Want hij zeide: Indien Ezau op het ene heir komt, en slaat het,
zo zal het overgeblevene heir ontkomen.
9. Voorts zeide Jakob: O, God mijns vaders Abrahams, en God
mijns vaders Izaks, o HEERE! Die tot mij gezegd hebt: Keer
weder tot uw land, en tot uw maagschap, en Ik zal wel bij u
110
doen!
10. Ik ben geringer dan al deze weldadigheden, en dan al deze
trouw, die Gij aan Uw knecht gedaan hebt; want ik ben met mijn
staf over deze Jordaan gegaan, en nu ben ik tot twee heiren
geworden!
11. Ruk mij toch uit mijns broeders hand, uit Ezau's hand; want ik
vreze hem, dat hij niet misschien kome, en mij sla, de moeder
met de zonen!
12. Gij hebt immers gezegd: Ik zal gewisselijk bij u weldoen, en Ik
zal uw zaad stellen als het zand der zee, dat vanwege de menigte
niet geteld kan worden!
13. En hij vernachtte aldaar dienzelfden nacht; en hij nam van
hetgeen, dat hem in zijn hand kwam, een geschenk voor Ezau
zijn broeder;
14. Tweehonderd geiten en twintig bokken, tweehonderd ooien en
twintig rammen;
15. Dertig zogende kemelinnen met haar veulens, veertig koeien en
tien varren, twintig ezelinnen en tien jonge ezels.
16. En hij gaf die in de hand zijner knechten, elke kudde bijzonder;
en hij zeide tot zijn knechten: Gaat gijlieden door, voor mijn
aangezicht, en stelt ruimte tussen kudde en tussen kudde.
17. En hij gebood de eerste, zeggende: Wanneer Ezau, mijn broeder,
u ontmoeten zal, en u vragen, zeggende: Wiens zijt gij? en
waarheen gaat gij? en wiens zijn deze voor uw aangezicht?
18. Zo zult gij zeggen: Dat is een geschenk van uw knecht Jakob,
gezonden tot mijn heer, tot Ezau, en zie, hij zelf is ook achter
ons!
19. En hij gebood ook den tweede, ook den derde, ook allen, die de
111
kudden nagingen, zeggende: Naar ditzelfde woord zult gij
spreken tot Ezau, als gij hem vinden zult.
20. En gij zult ook zeggen: Zie, uw knecht Jakob is achter ons!
Want hij zeide: Ik zal zijn aangezicht verzoenen met dit
geschenk, dat voor mijn aangezicht gaat, en daarna zal ik zijn
aangezicht zien; misschien zal hij mijn aangezicht aannemen.
21. Alzo ging dat geschenk heen voor zijn aangezicht; doch hij zelf
vernachtte dienzelfden nacht in het leger.
22. En hij stond op in dienzelfden nacht, en hij nam zijn twee
vrouwen, en zijn twee dienstmaagden, en zijn elf kinderen, en
hij toog over het veer van de Jabbok.
23. En hij nam ze, en deed hen over die beek trekken; en hij deed
overtrekken hetgeen hij had.
24. Doch Jakob bleef alleen over; en een man worstelde met hem,
totdat de dageraad opging.
25. En toen Hij zag, dat Hij hem niet overmocht, roerde Hij het
gewricht zijner heup aan, zodat het gewricht van Jakobs heup
verwrongen werd, als Hij met hem worstelde.
26. En Hij zeide: Laat Mij gaan, want de dageraad is opgegaan.
Maar hij zeide: Ik zal U niet laten gaan, tenzij dat Gij mij
zegent.
27. En Hij zeide tot hem: Hoe is uw naam? En hij zeide: Jakob.
28. Toen zeide Hij: Uw naam zal voortaan niet Jakob heten, maar
Israel; want gij hebt u vorstelijk gedragen met God en met de
mensen, en hebt overmocht.
29. En Jakob vraagde, en zeide: Geef toch Uw naam te kennen. En
Hij zeide: Waarom is het, dat gij naar Mijn naam vraagt? En Hij
zegende hem aldaar.
112
30. En Jakob noemde den naam dier plaats Pniel: Want, [zeide] [hij]
ik heb God gezien [van] aangezicht tot aangezicht, en mijn ziel
is gered geweest.
31. En de zon rees hem op, als hij door Pniel gegaan was; en hij was
hinkende aan zijn heup.
32. Daarom eten de kinderen Israels de verrukte zenuw niet, die op
het gewricht der heup is, tot op dezen dag, omdat Hij het
gewricht van Jakobs heup aangeroerd had, aan de verrukte
zenuw.
113
Genesis
Hoofdstuk 33
1. En Jakob hief zijn ogen op en zag; en ziet, Ezau kwam, en
vierhonderd mannen met hem. Toen verdeelde hij de kinderen
onder Lea, en onder Rachel, en onder de twee dienstmaagden.
2. En hij stelde de dienstmaagden en haar kinderen vooraan; en Lea
en haar kinderen meer achterwaarts; maar Rachel en Jozef de
achterste.
3. En hij ging voorbij hun aangezicht heen, en hij boog zich zeven
malen ter aarde, totdat hij bij zijn broeder kwam.
4. Toen liep Ezau hem tegemoet, en nam hem in den arm, en viel
hem aan den hals, en kuste hem; en zij weenden.
5. Daarna hief hij zijn ogen op, en zag die vrouwen en die
kinderen, en zeide: Wie zijn deze bij u? En hij zeide: De
kinderen, die God aan uw knecht genadiglijk verleend heeft.
6. Toen traden de dienstmaagden toe, zij en haar kinderen, en zij
bogen zich neder.
7. En Lea trad ook toe, met haar kinderen, en zij bogen zich neder;
en daarna trad Jozef toe en Rachel, en zij bogen zich neder.
8. En hij zeide: [Voor] wien is u al dit heir, dat ik ontmoet heb? En
hij zeide: Om genade te vinden in de ogen mijns heren!
9. Maar Ezau zeide: Ik heb veel, mijn broeder! het zij het uwe, wat
gij hebt!
10. Toen zeide Jakob: Och neen! indien ik nu genade in uw ogen
gevonden heb, zo neem mijn geschenk van mijn hand; daarom,
114
omdat ik uw aangezicht gezien heb, als had ik Gods aangezicht
gezien, en gij welgevallen aan mij genomen hebt.
11. Neem toch mijn zegen, die u toegebracht is, dewijl het God mij
genadiglijk verleend heeft, en dewijl ik alles heb; en hij hield bij
hem aan, zodat hij het nam.
12. En hij zeide: Laat ons reizen en voorttrekken; en ik zal voor u
trekken.
13. Maar hij zeide tot hem: Mijn heer weet, dat deze kinderen teder
zijn, en dat ik zogende schapen en koeien bij mij heb; indien
men dezelve maar een dag afdrijft, zo zal de gehele kudde
sterven.
14. Mijn heer trekke toch voorbij, voor het aangezicht van zijn
knecht; en ik zal mij op mijn gemak als leidsman voegen, naar
den gang van het werk, hetwelk voor mijn aangezicht is, en naar
den gang dezer kinderen, totdat ik bij mijn heer te Seir kome.
15. En Ezau zeide: Laat mij toch van dit volk, dat met mij is, u
bijstellen. En hij zeide: Waartoe dat? laat mij genade vinden in
mijns heren ogen!
16. Alzo keerde Ezau dien dag wederom zijns weegs naar Seir toe.
17. Maar Jakob reisde naar Sukkoth, en bouwde een huis voor zich,
en maakte hutten voor zijn vee; daarom noemde hij den naam
dier plaats Sukkoth.
18. En Jakob kwam behouden [tot] de stad Sichem, welke is in het
land Kanaan, als hij kwam van Paddan-aram; en hij legerde zich
in het gezicht der stad.
19. En hij kocht een deel des velds, waarop hij zijn tent gespannen
had, van de hand der zonen van Hemor, den vader van Sichem,
voor honderd stukken gelds.
115
20. En hij richte aldaar een altaar op, en noemde het: De God Israels
[is] God!
116
Genesis
Hoofdstuk 34
1. En Dina, de dochter van Lea, die zij Jakob gebaard had, ging uit,
om de dochteren van dat land te bezien.
2. Sichem nu, de zoon van Hemor den Heviet, den landvorst, zag
haar, en hij nam ze, en lag bij haar, en verkrachtte ze.
3. En zijn ziel kleefde aan Dina, Jakobs dochter; en hij had de
jonge dochter lief, en sprak naar het hart van de jonge dochter.
4. Sichem sprak ook tot zijn vader Hemor, zeggende: Neem mij
deze dochter tot een vrouw.
5. Toen Jakob hoorde, dat hij zijn dochter Dina verontreinigd had,
zo waren zijn zonen met het vee in het veld; en Jakob zweeg,
totdat zij kwamen.
6. En Hemor, de vader van Sichem, ging uit tot Jakob, om met hem
te spreken.
7. En de zonen van Jakob kwamen van het veld, als zij dit hoorden;
en het smartte dezen mannen, en zij ontstaken zeer, omdat hij
dwaasheid in Israel gedaan had, Jakobs dochter beslapende,
hetwelk alzo niet zoude gedaan worden.
8. Toen sprak Hemor met hen, zeggende: Mijns zoons Sichems ziel
is verliefd op ulieder dochter; geeft hem haar toch tot een
vrouw.
9. En verzwagert u met ons; geeft ons uw dochteren; en neemt voor
u onze dochteren;
10. En woont met ons; en het land zal voor uw aangezicht zijn;
117
woont, en handelt daarin, en stelt u tot bezitters daarin.
11. En Sichem zeide tot haar vader, en tot haar broederen: Laat mij
genade vinden in uw ogen; en wat gij tot mij zeggen zult, zal ik
geven.
12. Vergroot zeer over mij den bruidschat en het geschenk; en ik zal
geven, gelijk als gij tot mij zult zeggen; geef mij slechts de
jonge dochter tot een vrouw.
You have read 1 text from Dutch literature.
Next - Statenvertaling - 1 - 09
- Parts
- Statenvertaling - 1 - 01Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3032Total number of unique words is 57858.0 of words are in the 2000 most common words73.0 of words are in the 5000 most common words78.6 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 02Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3009Total number of unique words is 62652.7 of words are in the 2000 most common words68.0 of words are in the 5000 most common words73.8 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 03Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3004Total number of unique words is 66756.0 of words are in the 2000 most common words70.4 of words are in the 5000 most common words76.6 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 04Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3063Total number of unique words is 63365.3 of words are in the 2000 most common words79.6 of words are in the 5000 most common words85.9 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 05Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3003Total number of unique words is 61860.9 of words are in the 2000 most common words75.8 of words are in the 5000 most common words81.2 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 06Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3068Total number of unique words is 69159.7 of words are in the 2000 most common words73.6 of words are in the 5000 most common words79.2 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 07Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3040Total number of unique words is 64058.5 of words are in the 2000 most common words73.4 of words are in the 5000 most common words80.5 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 08Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3035Total number of unique words is 66960.1 of words are in the 2000 most common words74.3 of words are in the 5000 most common words81.1 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 09Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3006Total number of unique words is 66950.6 of words are in the 2000 most common words65.7 of words are in the 5000 most common words72.8 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 10Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3076Total number of unique words is 61258.6 of words are in the 2000 most common words75.5 of words are in the 5000 most common words81.8 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 11Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3040Total number of unique words is 62063.1 of words are in the 2000 most common words79.0 of words are in the 5000 most common words85.8 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 12Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3064Total number of unique words is 64559.5 of words are in the 2000 most common words74.9 of words are in the 5000 most common words80.5 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 13Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2931Total number of unique words is 77356.3 of words are in the 2000 most common words72.2 of words are in the 5000 most common words78.8 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 14Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3021Total number of unique words is 58860.7 of words are in the 2000 most common words74.7 of words are in the 5000 most common words79.7 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 15Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3060Total number of unique words is 54466.4 of words are in the 2000 most common words79.1 of words are in the 5000 most common words84.7 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 16Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2953Total number of unique words is 62760.4 of words are in the 2000 most common words74.4 of words are in the 5000 most common words81.0 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 17Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2970Total number of unique words is 70159.9 of words are in the 2000 most common words73.8 of words are in the 5000 most common words81.6 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 18Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2986Total number of unique words is 69956.3 of words are in the 2000 most common words74.9 of words are in the 5000 most common words82.3 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 19Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2904Total number of unique words is 61155.5 of words are in the 2000 most common words70.9 of words are in the 5000 most common words77.6 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 20Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2971Total number of unique words is 52848.8 of words are in the 2000 most common words64.2 of words are in the 5000 most common words71.5 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 21Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2982Total number of unique words is 65860.1 of words are in the 2000 most common words74.9 of words are in the 5000 most common words81.5 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 22Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2848Total number of unique words is 64857.7 of words are in the 2000 most common words72.5 of words are in the 5000 most common words78.4 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 23Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2829Total number of unique words is 48948.1 of words are in the 2000 most common words63.5 of words are in the 5000 most common words71.1 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 24Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2964Total number of unique words is 40656.8 of words are in the 2000 most common words73.4 of words are in the 5000 most common words81.0 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 25Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2922Total number of unique words is 49950.5 of words are in the 2000 most common words67.9 of words are in the 5000 most common words78.5 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 26Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2977Total number of unique words is 54958.0 of words are in the 2000 most common words71.9 of words are in the 5000 most common words78.2 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 27Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3034Total number of unique words is 39356.7 of words are in the 2000 most common words72.8 of words are in the 5000 most common words79.0 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 28Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2963Total number of unique words is 48357.9 of words are in the 2000 most common words73.7 of words are in the 5000 most common words83.7 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 29Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2889Total number of unique words is 53953.9 of words are in the 2000 most common words71.7 of words are in the 5000 most common words77.5 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 30Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2891Total number of unique words is 54752.9 of words are in the 2000 most common words70.3 of words are in the 5000 most common words78.0 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 31Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3023Total number of unique words is 54556.0 of words are in the 2000 most common words75.3 of words are in the 5000 most common words83.6 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 32Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2837Total number of unique words is 40156.3 of words are in the 2000 most common words72.6 of words are in the 5000 most common words79.9 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 33Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2873Total number of unique words is 53053.7 of words are in the 2000 most common words69.9 of words are in the 5000 most common words76.1 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 34Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2707Total number of unique words is 41255.7 of words are in the 2000 most common words71.0 of words are in the 5000 most common words78.4 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 35Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3013Total number of unique words is 65656.1 of words are in the 2000 most common words69.8 of words are in the 5000 most common words78.4 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 36Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2927Total number of unique words is 62256.0 of words are in the 2000 most common words75.0 of words are in the 5000 most common words82.2 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 37Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2965Total number of unique words is 58058.7 of words are in the 2000 most common words75.1 of words are in the 5000 most common words84.5 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 38Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3019Total number of unique words is 64459.6 of words are in the 2000 most common words73.3 of words are in the 5000 most common words81.2 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 39Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2895Total number of unique words is 70248.3 of words are in the 2000 most common words62.3 of words are in the 5000 most common words68.7 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 40Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2763Total number of unique words is 47060.1 of words are in the 2000 most common words76.3 of words are in the 5000 most common words81.6 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 41Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2874Total number of unique words is 60452.6 of words are in the 2000 most common words67.4 of words are in the 5000 most common words74.7 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 42Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2908Total number of unique words is 59057.5 of words are in the 2000 most common words69.9 of words are in the 5000 most common words77.0 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 43Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3045Total number of unique words is 64355.8 of words are in the 2000 most common words70.9 of words are in the 5000 most common words76.0 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 44Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3075Total number of unique words is 63259.0 of words are in the 2000 most common words77.0 of words are in the 5000 most common words83.2 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 45Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3037Total number of unique words is 65757.6 of words are in the 2000 most common words74.8 of words are in the 5000 most common words80.4 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 46Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3093Total number of unique words is 57655.4 of words are in the 2000 most common words71.2 of words are in the 5000 most common words77.1 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 47Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3061Total number of unique words is 61458.7 of words are in the 2000 most common words76.0 of words are in the 5000 most common words82.5 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 48Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3027Total number of unique words is 62654.3 of words are in the 2000 most common words70.8 of words are in the 5000 most common words77.4 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 49Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3017Total number of unique words is 63956.5 of words are in the 2000 most common words74.7 of words are in the 5000 most common words82.9 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 50Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3082Total number of unique words is 66258.5 of words are in the 2000 most common words77.2 of words are in the 5000 most common words82.8 of words are in the 8000 most common words
- Statenvertaling - 1 - 51Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 2621Total number of unique words is 76753.9 of words are in the 2000 most common words73.0 of words are in the 5000 most common words81.7 of words are in the 8000 most common words