Statenvertaling - 2 - 16

Total number of words is 4474
Total number of unique words is 876
55.6 of words are in the 2000 most common words
69.8 of words are in the 5000 most common words
76.3 of words are in the 8000 most common words
Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
geworden was; en hij lag op de slaapstede, in den middag.
6. En zij kwamen daarin tot het midden des huizes, [als] zullende
tarwe halen; en zij sloegen hem aan de vijfde rib; en Rechab en
zijn broeder Baena ontkwamen.
7. Want zij kwamen in huis, als hij op zijn bed lag, in zijn
slaapkamer, en sloegen hem, en doodden hem, en hieuwen zijn
hoofd af; en zij namen zijn hoofd, en gingen henen, den weg op
het vlakke veld, den gansen nacht.
1003
8. En zij brachten het hoofd van Isboseth tot David te Hebron, en
zeiden tot den koning: Zie, daar is het hoofd van Isboseth, den
zoon van Saul, uw vijand, die uw ziel zocht, alzo heeft de
HEERE mijn heer den koning te dezen dage wrake gegeven van
Saul en van zijn zaad.
9. Maar David antwoordde Rechab en zijn broeder Baena, den
zonen van Rimmon, den Beerothiet, en zeide tot hen: [Zo]
[waarachtig] [als] de HEERE leeft, Die mijn ziel uit alle
benauwdheid verlost heeft!
10. Dewijl ik hem, die mij boodschapte, zeggende: Zie, Saul is
dood; daar hij in zijn ogen was als een, die goede boodschap
bracht, nochtans gegrepen en te Ziklag gedood heb, hoewel hij
[meende], dat ik hem bodenloon zou geven;
11. Hoeveel te meer, wanneer goddeloze mannen een rechtvaardigen
man in zijn huis op zijn slaapstede hebben gedood? Nu dan, zou
ik zijn bloed van uw handen niet eisen, en u van de aarde
wegdoen?
12. En David gebood zijn jongens, en zij doodden hen, en hieuwen
hun handen en hun voeten af, en hingen ze op bij den vijver te
Hebron, maar het hoofd van Isboseth namen zij, en begroeven
het in Abners graf te Hebron.


1004
2. Samuël
Hoofdstuk 5
1. Toen kwamen alle stammen van Israel tot David te Hebron; en
zij spraken, zeggende: Zie, wij, uw gebeente en uw vlees zijn
wij.
2. Daartoe ook te voren, toen Saul koning over ons was, waart gij
Israel uitvoerende en inbrengende; ook heeft de HEERE tot u
gezegd: Gij zult Mijn volk Israel weiden, en gij zult tot een
voorganger zijn over Israel.
3. Alzo kwamen alle oudsten van Israel tot den koning te Hebron;
en de koning David maakte een verbond met hen te Hebron,
voor het aangezicht des HEEREN; en zij zalfden David tot
koning over Israel.
4. Dertig jaar was David oud, als hij koning werd; veertig jaren
heeft hij geregeerd.
5. Te Hebron regeerde hij over Juda zeven jaren en zes maanden;
en te Jeruzalem regeerde hij drie en dertig jaren over gans Israel
en Juda.
6. En de koning toog met zijn mannen naar Jeruzalem, tegen de
Jebusieten, die in dat land woonden. En zij spraken tot David,
zeggende: Gij zult hier niet inkomen, maar de blinden en
kreupelen zullen u afdrijven; dat is te zeggen: David zal hier niet
inkomen.
7. Maar David nam den burg Sion in; dezelve is de stad Davids.
8. Want David zeide ten zelfden dage: Al wie de Jebusieten slaat,
1005
en geraakt aan die watergoot, en die kreupelen, en die blinden,
die van Davids ziel gehaat zijn, [die] [zal] [tot] [een] [hoofd]
[en] [tot] [een] [overste] [zijn]; daarom zegt men: Een blinde en
kreupele zal in het huis niet komen.
9. Alzo woonde David in den burg en noemde dien Davids stad. En
David bouwde rondom van Millo af en binnenwaarts.
10. David nu ging geduriglijk voort, en werd groot; want de
HEERE, de God der heirscharen, was met hem.
11. En Hiram, de koning van Tyrus, zond boden tot David, en
cederenhout, en timmerlieden, en metselaars; en zij bouwden
David een huis.
12. En David merkte, dat de HEERE hem tot een koning over Israel
bevestigd had, en dat Hij zijn koninkrijk verheven had, om Zijns
volks Israels wil.
13. En David nam meer bijwijven, en vrouwen van Jeruzalem, nadat
hij van Hebron gekomen was; en David werden meer zonen en
dochteren geboren.
14. En dit zijn de namen dergenen, die hem te Jeruzalem geboren
zijn: Schammua, en Schobab, en Nathan, en Salomo.
15. En Ibchar, en Elischua en Nefeg, en Jafia,
16. En Elischama, en Eljada, en Elifeleth.
17. Als nu de Filistijnen hoorden, dat zij David ten koning over
Israel gezalfd hadden, zo togen alle Filistijnen op om David te
zoeken; en David, dat horende, toog af, naar den burg.
18. En de Filistijnen kwamen en verspreidden zich in het dal
Refaim.
19. Zo vraagde David den HEERE, zeggende: Zal ik optrekken
tegen de Filistijnen? Zult Gij ze in mijn hand geven? En de
1006
HEERE zeide tot David: Trek op, want Ik zal de Filistijnen
zekerlijk in uw hand geven.
20. Toen kwam David te Baal-perazim; en David sloeg hen aldaar,
en zeide: De HEERE heeft mijn vijanden voor mijn aangezicht
gescheurd, als een scheur der wateren; daarom noemde hij den
naam derzelve plaats, Baal-perazim.
21. En zij lieten hun afgoden aldaar; en David en zijn mannen
namen ze op.
22. Daarna togen de Filistijnen weder op; en zij verspreidden zich in
het dal Refaim.
23. En David vraagde den HEERE, Dewelke zeide: Gij zult niet
optrekken; [maar] trek om tot achter hen, dat gij aan hen komt
van tegenover de moerbezienbomen;
24. En het geschiede, als gij hoort het geruis van een gang in de
toppen der moerbezienbomen, dan rep u; want alsdan is de
HEERE voor uw aangezicht uitgegaan, om het heirleger der
Filistijnen te slaan.
25. En David deed alzo, gelijk als de HEERE hem geboden had; en
hij sloeg de Filistijnen van Geba af, totdat gij komt te Gezer.


1007
2. Samuël
Hoofdstuk 6
1. Daarna verzamelde David wederom alle uitgelezenen in Israel,
dertig duizend.
2. En David maakte zich op, en ging heen met al het volk, dat bij
hem was, van Baalim-juda, om van daar op te brengen de ark
Gods, bij dewelke de Naam wordt aangeroepen, de Naam van
den HEERE der heirscharen, Die daarop woont tussen de
cherubim.
3. En zij voerden de ark Gods op een nieuwen wagen, en haalden
ze uit het huis van Abinadab, dat op een heuvel is; en Uza en
Ahio, zonen van Abinadab, leidden den nieuwen wagen.
4. Toen zij hem nu uit het huis van Abinadab, dat op den heuvel is,
met de ark Gods, wegvoerden, zo ging Ahio voor de ark henen.
5. En David en het ganse huis Israels speelden voor het aangezicht
des HEEREN, met allerlei [snarenspel] van dennenhout, als met
harpen, en met luiten, en met trommelen, ook met schellen, en
met cimbalen.
6. Als zij nu kwamen tot aan Nachons dorsvloer, zo strekte Uza
[zijn] [hand] uit aan de ark Gods, en hield ze, want de runderen
struikelden.
7. Toen ontstak de toorn des HEEREN tegen Uza, en God sloeg
hem aldaar, om deze onbedachtzaamheid; en hij stierf aldaar bij
de ark Gods.
8. En David ontstak, omdat de HEERE een scheur gescheurd had
1008
aan Uza; en hij noemde dezelve plaats Perez-uza, tot op dezen
dag.
9. En David vreesde den HEERE ten zelven dage; en hij zeide:
Hoe zal de ark des HEEREN tot mij komen?
10. David dan wilde de ark des HEEREN niet tot zich [laten]
overbrengen in de stad Davids; maar David deed ze afwijken in
het huis van Obed-edom, den Gethiet.
11. En de ark des HEEREN bleef in het huis van Obed-edom, den
Gethiet, drie maanden; en de HEERE zegende Obed-edom en
zijn ganse huis.
12. Toen boodschapte men den koning David, zeggende: De
HEERE heeft het huis van Obed-edom, en al wat hij heeft,
gezegend om der ark Gods wil; zo ging David heen en haalde de
ark Gods uit het huis van Obed-edom opwaarts in de stad
Davids, met vreugde.
13. En het geschiedde, als zij, die de ark des HEEREN droegen, zes
treden voortgetreden waren, dat hij ossen en gemest [vee]
offerde.
14. En David huppelde met alle macht voor het aangezicht des
HEEREN; en David was omgord met een linnen lijfrok.
15. Alzo brachten David en het ganse huis Israels de ark des
HEEREN op, met gejuich en met geluid der bazuinen.
16. En het geschiedde, als de ark des HEEREN in de stad Davids
kwam, dat Michal, Sauls dochter, door het venster uitzag. Als zij
nu den koning David zag, springende en huppelende voor het
aangezicht des HEEREN, verachtte zij hem in haar hart.
17. Toen zij nu de ark des HEEREN inbrachten, stelden zij die in
haar plaats, in het midden der tent, die David voor haar
1009
gespannen had; en David offerde brandofferen voor des
HEEREN aangezicht, en dankofferen.
18. Als David geeindigd had het brandoffer en de dankofferen te
offeren, zo zegende hij het volk in den Naam des HEEREN der
heirscharen.
19. En hij deelde uit aan het ganse volk, aan de ganse menigte van
Israel, van de mannen tot de vrouwen toe, aan een iegelijk een
broodkoek, en een schoon stuk [vlees], en een fles [wijn]. Toen
ging al dat volk heen, een iegelijk naar zijn huis.
20. Als nu David wederkwam, om zijn huis te zegenen, ging Michal,
Sauls dochter, uit, David tegemoet, en zeide: Hoe is heden de
koning van Israel verheerlijkt, die zich heden voor de ogen van
de dienstmaagden zijner dienstknechten heeft ontbloot, gelijk
een van de ijdele lieden zich onbeschaamdelijk ontbloot?
21. Maar David zeide tot Michal: Voor het aangezicht des
HEEREN, Die mij verkoren heeft voor uw vader en voor zijn
ganse huis, mij instellende tot een voorganger over het volk des
HEEREN, over Israel; ja, ik zal spelen voor het aangezicht des
HEEREN.
22. Ook zal ik mij nog geringer houden dan alzo, en zal nederig zijn
in mijn ogen, en met de dienstmaagden, waarvan gij gezegd
hebt, met dezelve zal ik verheerlijkt worden.
23. Michal nu, Sauls dochter, had geen kind, tot den dag van haar
dood toe.


1010
2. Samuël
Hoofdstuk 7
1. En het geschiedde, als de koning in zijn huis zat, en de HEERE
hem rust gegeven had van al zijn vijanden rondom,
2. Zo zeide de koning tot den profeet Nathan: Zie toch, ik woon in
een cederen huis, en de ark Gods woont in het midden der
gordijnen.
3. En Nathan zeide tot den koning: Ga heen, doe al wat in uw hart
is, want de HEERE is met u.
4. Maar het gebeurde in denzelfden nacht, dat het woord des
HEEREN tot Nathan geschiedde, zeggende:
5. Ga, en zeg tot Mijn knecht, tot David: Zo zegt de HEERE: Zoudt
gij Mij een huis bouwen tot Mijn woning?
6. Want Ik heb in geen huis gewoond, van dien dag af, dat Ik de
kinderen Israels uit Egypte opvoerde, tot op dezen dag; maar Ik
heb gewandeld in een tent en in een tabernakel.
7. Overal, waar Ik met al de kinderen Israels heb gewandeld, heb
Ik wel een woord gesproken met een der stammen Israels, dien
Ik bevolen heb Mijn volk Israel te weiden, zeggende: Waarom
bouwt gij Mij niet een cederen huis?
8. Nu dan, alzo zult gij tot Mijn knecht, tot David, zeggen: Zo zegt
de HEERE der heirscharen: Ik heb u genomen van de
schaapskooi, van achter de schapen, dat gij een voorganger
zoudt zijn over Mijn volk, over Israel.
9. En Ik ben met u geweest, overal, waar gij gegaan zijt, en heb al
1011
uw vijanden voor uw aangezicht uitgeroeid; en Ik heb u een
groten naam gemaakt, als den naam der groten, die op de aarde
zijn.
10. En Ik heb voor Mijn volk, voor Israel, een plaats besteld, en hem
geplant, dat hij aan zijn plaats wone, en niet meer heen en weder
gedreven worde; en de kinderen der verkeerdheid zullen hem
niet meer verdrukken, gelijk als in het eerst.
11. En van dien dag af, dat Ik geboden heb richters te wezen over
Mijn volk Israel. Doch u heb Ik rust gegeven van al uw
vijanden. Ook geeft u de HEERE te kennen, dat de HEERE u
een huis maken zal.
12. Wanneer uw dagen zullen vervuld zijn, en gij met uw vaderen
zult ontslapen zijn, zo zal Ik uw zaad na u doen opstaan, dat uit
uw lijf voortkomen zal, en Ik zal zijn koninkrijk bevestigen.
13. Die zal Mijn Naam een huis bouwen; en Ik zal den stoel zijns
koninkrijks bevestigen tot in eeuwigheid.
14. Ik zal hem zijn tot een Vader, en hij zal Mij zijn tot een zoon;
dewelke als hij misdoet, zo zal Ik hem met een mensenroede en
met plagen der mensenkinderen straffen.
15. Maar Mijn goedertierenheid zal van hem niet wijken, gelijk als
Ik [die] weggenomen heb van Saul, dien Ik van voor uw
aangezicht heb weggenomen.
16. Doch uw huis zal bestendig zijn, en uw koninkrijk tot in
eeuwigheid, voor uw aangezicht; uw stoel zal vast zijn tot in
eeuwigheid.
17. Naar al deze woorden, en naar dit ganse gezicht, alzo sprak
Nathan tot David.
18. Toen ging de koning David in, en bleef voor het aangezicht des
1012
HEEREN, en hij zeide: Wie ben ik, Heere HEERE, en wat is
mijn huis, dat Gij mij tot hiertoe gebracht hebt?
19. Daartoe is dit in Uw ogen nog klein geweest, Heere HEERE,
maar Gij hebt ook over het huis Uws knechts gesproken tot van
verre heen; en dit [naar] de wet der mensen, Heere HEERE!
20. En wat zal David nog meer tot U spreken? Want Gij kent Uw
knecht, Heere HEERE!
21. Om Uws woords wil, en naar Uw hart hebt Gij al deze grote
dingen gedaan, om aan Uw knecht bekend te maken.
22. Daarom zijt Gij groot, HEERE God! Want er is niemand gelijk
Gij, en er is geen God dan alleen Gij, naar alles, wat wij met
onze oren gehoord hebben.
23. En wie is, gelijk Uw volk, gelijk Israel, een enig volk op aarde,
hetwelk God is heengegaan Zich tot een volk te verlossen, en
om Zich een Naam te zetten, en om voor ulieden deze grote en
verschrikkelijke dingen te doen aan Uw land, voor het
aangezicht Uws volks, dat Gij U uit Egypte verlost hebt, de
heidenen en hun goden [verdrijvende].
24. En Gij hebt Uw volk Israel U bevestigd, U tot een volk, tot in
eeuwigheid; en Gij, HEERE, zijt hun tot een God geworden.
25. Nu dan, HEERE God, doe dit woord, dat Gij over Uw knecht en
over zijn huis gesproken hebt, bestaan tot in eeuwigheid, en doe,
gelijk als Gij gesproken hebt.
26. En Uw Naam worde groot gemaakt tot in eeuwigheid, dat men
zegge: De HEERE der heirscharen is God over Israel; en het
huis van Uw knecht David zal bestendig zijn voor Uw
aangezicht.
27. Want Gij, HEERE der heirscharen, Gij, God Israels! Gij hebt
1013
[voor] het oor Uws knechts geopenbaard, zeggende: Ik zal u een
huis bouwen; daarom heeft Uw knecht in zijn hart gevonden, dit
gebed tot U te bidden.
28. Nu dan, Heere HEERE! Gij zijt die God, en Uw woorden zullen
waarheid zijn, en Gij hebt dit goede tot Uw knecht gesproken.
29. Zo believe het U nu, en zegen het huis van Uw knecht, dat het in
eeuwigheid voor uw aangezicht zij; want Gij, Heere HEERE,
hebt [het] gesproken, en met Uw zegen zal het huis van Uw
knecht gezegend worden in eeuwigheid.


1014
2. Samuël
Hoofdstuk 8
1. En het geschiedde daarna, dat David de Filistijnen sloeg, en
bracht hen ten onder; en David nam Meteg-amma uit der
Filistijnen hand.
2. Ook sloeg hij de Moabieten, en mat hen met een snoer, doende
hen ter aarde nederliggen; en hij mat [met] twee snoeren om te
doden, en [met] een vol snoer om in het leven te laten. Alzo
werden de Moabieten David tot knechten, brengende
geschenken.
3. David sloeg ook Hadad-ezer, den zoon van Rechob, den koning
van Zoba, toen hij heen toog, om zijn hand te wenden naar de
rivier Frath.
4. En David nam hem duizend [wagens] af, en zevenhonderd
ruiteren, en twintig duizend man te voet; en David ontzenuwde
alle wagenpaarden, en hield daarvan honderd wagenen over.
5. En de Syriers van Damaskus kwamen om Hadad-ezer, den
koning van Zoba, te helpen; maar David sloeg van de Syriers
twee en twintig duizend man.
6. En David leide bezettingen in Syrie van Damaskus, en de
Syriers werden David tot knechten, brengende geschenken; en
de HEERE behoedde David overal, waar hij heentoog.
7. En David nam de gouden schilden die bij Hadad-ezers knechten
geweest waren, en bracht ze te Jeruzalem.
8. Daartoe nam de koning David zeer veel kopers uit Betach, en uit
1015
Berothai, steden van Hadad-ezer.
9. Als nu Thoi, de koning van Hamath, hoorde, dat David het ganse
heir van Hadadezer geslagen had;
10. Zo zond Thoi zijn zoon Joram tot den koning David, om hem te
vragen naar [zijn] welstand, en om hem te zegenen, vanwege dat
hij tegen Hadad-ezer gekrijgd en hem geslagen had, (want
Hadad-ezer voerde steeds krijg tegen Thoi); en in zijn hand
waren zilveren vaten, en gouden vaten, en koperen vaten;
11. Welke de koning David ook den HEERE heiligde, met het zilver
en het goud, dat hij geheiligd had van alle heidenen, die hij
[zich] onderworpen had;
12. Van Syrie, en van Moab, en van de kinderen Ammons, en van
de Filistijnen, en van Amalek, en van den roof van Hadad-ezer,
den zoon van Rechob, den koning van Zoba.
13. Ook maakte [zich] David een naam, als hij wederkwam, nadat
hij de Syriers geslagen had, in het Zoutdal, achttien duizend.
14. En hij leide bezettingen in Edom; in gans Edom leide hij
bezettingen; en alle Edomieten werden David tot knechten; en
de HEERE behoedde David overal, waar hij heentoog.
15. Alzo regeerde David over gans Israel, en David deed aan zijn
ganse volk recht en gerechtigheid.
16. Joab nu, de zoon van Zeruja, was over het heir; en Josafat, zoon
van Achilud, was kanselier.
17. En Zadok, zoon van Ahitub, en Achimelech, zoon van Abjathar,
waren priesters; en Seraja was schrijver.
18. Er was ook Benaja, zoon van Jojada, met de Krethi en de Plethi;
maar Davids zonen waren prinsen.

1016
2. Samuël
Hoofdstuk 9
1. En David zeide: Is er nog iemand die overgebleven is van het
huis van Saul, dat ik weldadigheid aan hem doe, om Jonathans
wil?
2. Het huis van Saul nu had een knecht, wiens naam was Ziba; en
zij riepen hem tot David. En de koning zeide tot hem: Zijt gij
Ziba? En hij zeide: Uw knecht.
3. En de koning zeide: Is er nog iemand van het huis van Saul, dat
ik Gods weldadigheid bij hem doe? Toen zeide Ziba tot den
koning: Er is nog een zoon van Jonathan, die geslagen is aan
beide voeten.
4. En de koning zeide tot hem: Waar is hij? En Ziba zeide tot den
koning: Zie, hij is in het huis van Machir, den zoon van Ammiel,
te Lodebar.
5. Toen zond de koning David heen, en hij nam hem uit het huis
van Machir, den zoon van Ammiel, van Lodebar.
6. Als nu Mefiboseth, de zoon van Jonathan, den zoon van Saul, tot
David inkwam, zo viel hij op zijn aangezicht, en boog zich
neder. En David zeide: Mefiboseth! En hij zeide: Zie, [hier] is
uw knecht.
7. En David zeide tot hem: Vrees niet, want ik zal zekerlijk
weldadigheid bij u doen, om uws vaders Jonathans wil; en ik zal
u alle akkers van uw vader Saul wedergeven; en gij zult
geduriglijk brood eten aan mijn tafel.
1017
8. Toen boog hij zich, en zeide: Wat is uw knecht, dat gij omgezien
hebt naar een doden hond, als ik ben?
9. Toen riep de koning Ziba, Sauls jongen, en zeide tot hem: Al
wat Saul gehad heeft, en zijn ganse huis, heb ik den zoon uws
heren gegeven.
10. Daarom zult gij voor hem het land bearbeiden, gij, en uw zonen,
en uw knechten, en zult [de] [vruchten] inbrengen, opdat de
zoon uws heren brood hebbe, dat hij ete; en Mefiboseth, de zoon
uws heren, zal geduriglijk brood eten aan mijn tafel. Ziba nu had
vijftien zonen en twintig knechten.
11. En Ziba zeide tot den koning: Naar alles, wat mijn heer de
koning zijn knecht gebiedt, alzo zal uw knecht doen. Ook zou
Mefiboseth, etende aan mijn tafel, als een van des konings
zonen zijn.
12. Mefiboseth nu had een kleinen zoon, wiens naam was Micha; en
allen, die in het huis van Ziba woonden, waren knechten van
Mefiboseth.
13. Alzo woonde Mefiboseth te Jeruzalem, omdat hij geduriglijk at
aan des konings tafel; en hij was kreupel aan beide zijn voeten.


1018
2. Samuël
Hoofdstuk 10
1. En het geschiedde daarna, dat de koning der kinderen Ammons
stierf, en zijn zoon Hanun werd koning in zijn plaats.
2. Toen zeide David: Ik zal weldadigheid doen aan Hanun, den
zoon van Nahas, gelijk als zijn vader weldadigheid aan mij
gedaan heeft. Zo zond David heen, om hem door den dienst
zijner knechten te troosten over zijn vader. En de knechten van
David kwamen in het land van de kinderen Ammons.
3. Toen zeiden de vorsten der kinderen Ammons tot hun heer
Hanun: Eert David uw vader in uw ogen, omdat hij troosters tot
u gezonden heeft? Heeft David zijn knechten niet daarom tot u
gezonden, dat hij deze stad doorzoeke, en die verspiede, en die
omkere?
4. Toen nam Hanun Davids knechten, en schoor hun baard half af,
en sneed hun klederen half af, tot aan hun billen; en hij liet hen
gaan.
5. Als zij dit David lieten weten, zo zond hij hun tegemoet; want
deze mannen waren zeer beschaamd. En de koning zeide: Blijft
te Jericho, totdat uw baard weder gewassen zal zijn, komt dan
weder.
6. Toen nu de kinderen Ammons zagen, dat zij zich bij David
stinkende gemaakt hadden, zonden de kinderen Ammons heen,
en huurden van de Syriers van Bethrechob, en van de Syriers
van Zoba, twintig duizend voetvolks, en van den koning van
1019
Maacha duizend man, en van de mannen van Tob twaalf
duizend man.
7. Als David dit hoorde, zond hij Joab heen, en het ganse heir met
de helden.
8. En de kinderen Ammons togen uit, en stelden de slagorde voor
de deur der poort; maar de Syriers van Zoba, en Rechob, en de
mannen van Tob en Maacha waren bijzonder in het veld.
9. Als nu Joab zag, dat de spits der slagorde tegen hem was, van
voren en van achteren, zo verkoos hij uit alle uitgelezenen van
Israel, en stelde hen in orde tegen de Syriers aan;
10. En het overige des volks gaf hij onder de hand van zijn broeder
Abisai, die het in orde stelde tegen de kinderen Ammons aan.
11. En hij zeide: Zo de Syriers mij te sterk zullen zijn, zo zult gij mij
komen verlossen; en zo de kinderen Ammons u te sterk zullen
zijn, zo zal ik komen om u te verlossen.
12. Wees sterk, en laat ons sterk zijn voor ons volk, en voor de
steden onzes Gods; de HEERE nu doe, wat goed is in Zijn ogen.
13. Toen naderde Joab, en het volk, dat bij hem was, tot den strijd
tegen de Syriers; en zij vloden voor zijn aangezicht.
14. Als de kinderen Ammons zagen, dat de Syriers vloden, vloden
zij ook voor het aangezicht van Abisai, en kwamen in de stad.
En Joab keerde weder van de kinderen Ammons, en kwam te
Jeruzalem.
15. Toen nu de Syriers zagen, dat zij voor Israels aangezicht
geslagen waren, zo vergaderden zij zich [weder] te zamen.
16. En Hadad-ezer zond heen, en deed de Syriers uitkomen, die op
gene zijde der rivier zijn, en zij kwamen te Helam; en Sobach,
Hadad-ezers krijgsoverste, [toog] voor hun aangezicht heen.
1020
17. Als dat David werd aangezegd, verzamelde hij gans Israel, en
toog over de Jordaan, en kwam te Helam, en de Syriers stelden
[de] [slagorde] tegen David aan, en streden met hem.
18. Maar de Syriers vloden voor Israels aangezicht, en David
versloeg van de Syriers zevenhonderd wagenen, en veertig
duizend ruiteren; daartoe sloeg hij Sobach, hun krijgsoverste,
dat hij aldaar stierf.
19. Toen nu al de koningen, die Hadad-ezers knechten waren, zagen,
dat zij voor Israels aangezicht geslagen waren, maakten zij
vrede met Israel, en dienden hen; en de Syriers vreesden de
kinderen Ammons meer te verlossen.


1021
2. Samuël
Hoofdstuk 11
1. En het geschiedde met de wederkomst van het jaar, ter tijde als
de koningen uittrekken, dat David Joab, en zijn knechten met
hem, en gans Israel henenzond, dat zij de kinderen Ammons
verderven, en Rabba belegeren zouden. Doch David bleef te
Jeruzalem.
2. Zo geschiedde het tegen den avondtijd, dat David van zijn leger
opstond, en wandelde op het dak van het koningshuis, en zag
van het dak een vrouw, zich wassende; deze vrouw nu was zeer
schoon van aanzien.
3. En David zond henen, en ondervraagde naar deze vrouw; en
men zeide: Is dat niet Bathseba, de dochter van Eliam, de
huisvrouw van Uria, den Hethiet?
4. Toen zond David boden henen, en liet haar halen. En als zij tot
hem ingekomen was, lag hij bij haar, (zij nu had zich van haar
onreinigheid gezuiverd), daarna keerde zij weder naar haar huis.
5. En die vrouw werd zwanger; zo zond zij henen, en liet David
weten, en zeide: Ik ben zwanger geworden.
6. Toen zond David tot Joab, [zeggende]: Zend Uria, den Hethiet,
tot mij. En Joab zond Uria tot David.
7. Als nu Uria tot hem kwam, zo vraagde David naar den welstand
van Joab, en naar den welstand des volks, en naar den welstand
des krijgs.
8. Daarna zeide David tot Uria: Ga af naar uw huis, en was uw
1022
voeten. En toen Uria uit des konings huis uitging, volgde hem
een gerecht des konings achterna.
9. Maar Uria leide zich neder voor de deur van des konings huis,
met al de knechten zijns heren; en hij ging niet af in zijn huis.
10. En zij gaven het David te kennen, zeggende: Uria is niet
afgegaan in zijn huis. Toen zeide David tot Uria: Komt gij niet
van de reis? Waarom zijt gij niet afgegaan in uw huis?
11. En Uria zeide tot David: De ark, en Israel, en Juda blijven in de
tenten; en mijn heer Joab, en de knechten mijns heren zijn
gelegerd op het open veld, en zou ik in mijn huis gaan, om te
eten en te drinken, en bij mijn huisvrouw te liggen? [Zo]
[waarachtig] [als] gij leeft en uw ziel leeft, indien ik deze zaak
doen zal!
12. Toen zeide David tot Uria: Blijf ook heden hier, zo zal ik u
morgen afzenden. Alzo bleef Uria te Jeruzalem, dien dag en den
anderen dag.
13. En David nodigde hem, zodat hij voor zijn aangezicht at en
dronk, en hij maakte hem dronken. Daarna ging hij in den avond
uit, om zich neder te leggen op zijn leger, met zijns heren
knechten, maar ging niet af in zijn huis.
14. Des morgens nu geschiedde het, dat David een brief schreef aan
Joab; en hij zond [dien] door de hand van Uria.
15. En hij schreef in dien brief, zeggende: Stel Uria vooraan
tegenover den sterksten strijd, en keer van achter hem af, opdat
hij geslagen worde en sterve.
16. Zo geschiedde het, als Joab op de stad gelet had, dat hij Uria
stelde aan de plaats, waarvan hij wist, dat aldaar strijdbare
mannen waren.
1023
17. Als nu de mannen der stad uittogen en met Joab streden, vielen
er van het volk, van Davids knechten, en Uria, de Hethiet, stierf
ook.
18. Toen zond Joab heen, en liet David den gansen handel van dezen
strijd weten.
19. En hij beval den bode, zeggende: Als gij zult geeindigd hebben
den gansen handel van dezen strijd tot den koning uit te spreken;
20. En het zal geschieden, indien de grimmigheid des konings
opkomt, en hij tot u zegt: Waarom zijt gij zo na aan de stad
You have read 1 text from Dutch literature.
Next - Statenvertaling - 2 - 17
  • Parts
  • Statenvertaling - 2 - 01
    Total number of words is 4418
    Total number of unique words is 802
    58.3 of words are in the 2000 most common words
    75.1 of words are in the 5000 most common words
    82.2 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 02
    Total number of words is 4559
    Total number of unique words is 787
    56.5 of words are in the 2000 most common words
    71.7 of words are in the 5000 most common words
    78.3 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 03
    Total number of words is 4395
    Total number of unique words is 806
    41.7 of words are in the 2000 most common words
    52.5 of words are in the 5000 most common words
    57.3 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 04
    Total number of words is 4378
    Total number of unique words is 808
    46.0 of words are in the 2000 most common words
    60.3 of words are in the 5000 most common words
    65.8 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 05
    Total number of words is 4503
    Total number of unique words is 910
    51.2 of words are in the 2000 most common words
    67.6 of words are in the 5000 most common words
    76.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 06
    Total number of words is 4519
    Total number of unique words is 936
    49.8 of words are in the 2000 most common words
    65.8 of words are in the 5000 most common words
    73.2 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 07
    Total number of words is 4551
    Total number of unique words is 820
    54.4 of words are in the 2000 most common words
    70.4 of words are in the 5000 most common words
    76.0 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 08
    Total number of words is 4580
    Total number of unique words is 847
    57.4 of words are in the 2000 most common words
    72.0 of words are in the 5000 most common words
    79.8 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 09
    Total number of words is 4521
    Total number of unique words is 877
    57.0 of words are in the 2000 most common words
    72.5 of words are in the 5000 most common words
    79.3 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 10
    Total number of words is 4527
    Total number of unique words is 900
    55.9 of words are in the 2000 most common words
    73.1 of words are in the 5000 most common words
    79.3 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 11
    Total number of words is 4590
    Total number of unique words is 866
    54.8 of words are in the 2000 most common words
    70.3 of words are in the 5000 most common words
    76.7 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 12
    Total number of words is 4586
    Total number of unique words is 877
    53.8 of words are in the 2000 most common words
    69.6 of words are in the 5000 most common words
    75.2 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 13
    Total number of words is 4601
    Total number of unique words is 784
    59.4 of words are in the 2000 most common words
    76.3 of words are in the 5000 most common words
    83.8 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 14
    Total number of words is 4605
    Total number of unique words is 809
    55.9 of words are in the 2000 most common words
    71.6 of words are in the 5000 most common words
    77.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 15
    Total number of words is 4538
    Total number of unique words is 877
    53.7 of words are in the 2000 most common words
    72.7 of words are in the 5000 most common words
    79.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 16
    Total number of words is 4474
    Total number of unique words is 876
    55.6 of words are in the 2000 most common words
    69.8 of words are in the 5000 most common words
    76.3 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 17
    Total number of words is 4639
    Total number of unique words is 871
    57.8 of words are in the 2000 most common words
    74.8 of words are in the 5000 most common words
    80.2 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 18
    Total number of words is 4679
    Total number of unique words is 859
    57.3 of words are in the 2000 most common words
    73.2 of words are in the 5000 most common words
    79.9 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 19
    Total number of words is 4485
    Total number of unique words is 1024
    49.3 of words are in the 2000 most common words
    64.6 of words are in the 5000 most common words
    71.0 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 20
    Total number of words is 4545
    Total number of unique words is 866
    54.2 of words are in the 2000 most common words
    69.6 of words are in the 5000 most common words
    76.6 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 21
    Total number of words is 4484
    Total number of unique words is 791
    55.1 of words are in the 2000 most common words
    70.9 of words are in the 5000 most common words
    78.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 22
    Total number of words is 4467
    Total number of unique words is 852
    56.6 of words are in the 2000 most common words
    72.4 of words are in the 5000 most common words
    78.7 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 23
    Total number of words is 4589
    Total number of unique words is 769
    59.7 of words are in the 2000 most common words
    72.6 of words are in the 5000 most common words
    79.6 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 24
    Total number of words is 4658
    Total number of unique words is 835
    58.9 of words are in the 2000 most common words
    73.3 of words are in the 5000 most common words
    80.3 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 25
    Total number of words is 4695
    Total number of unique words is 834
    58.8 of words are in the 2000 most common words
    74.5 of words are in the 5000 most common words
    81.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 26
    Total number of words is 4671
    Total number of unique words is 822
    59.4 of words are in the 2000 most common words
    73.7 of words are in the 5000 most common words
    80.7 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 27
    Total number of words is 4554
    Total number of unique words is 767
    55.2 of words are in the 2000 most common words
    70.9 of words are in the 5000 most common words
    78.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 28
    Total number of words is 4510
    Total number of unique words is 845
    55.2 of words are in the 2000 most common words
    71.3 of words are in the 5000 most common words
    78.2 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 29
    Total number of words is 4472
    Total number of unique words is 838
    53.5 of words are in the 2000 most common words
    69.2 of words are in the 5000 most common words
    76.2 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 30
    Total number of words is 4281
    Total number of unique words is 1088
    29.3 of words are in the 2000 most common words
    38.6 of words are in the 5000 most common words
    44.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 31
    Total number of words is 4308
    Total number of unique words is 934
    35.0 of words are in the 2000 most common words
    45.0 of words are in the 5000 most common words
    52.2 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 32
    Total number of words is 4376
    Total number of unique words is 1045
    45.9 of words are in the 2000 most common words
    59.7 of words are in the 5000 most common words
    67.8 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 33
    Total number of words is 4376
    Total number of unique words is 906
    48.0 of words are in the 2000 most common words
    63.2 of words are in the 5000 most common words
    71.0 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 34
    Total number of words is 4352
    Total number of unique words is 883
    46.5 of words are in the 2000 most common words
    60.9 of words are in the 5000 most common words
    68.4 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 35
    Total number of words is 4441
    Total number of unique words is 845
    53.0 of words are in the 2000 most common words
    69.3 of words are in the 5000 most common words
    75.9 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 36
    Total number of words is 4367
    Total number of unique words is 893
    51.8 of words are in the 2000 most common words
    68.5 of words are in the 5000 most common words
    76.2 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 37
    Total number of words is 4494
    Total number of unique words is 886
    53.1 of words are in the 2000 most common words
    70.2 of words are in the 5000 most common words
    77.4 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 38
    Total number of words is 4483
    Total number of unique words is 853
    50.2 of words are in the 2000 most common words
    66.8 of words are in the 5000 most common words
    74.6 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 39
    Total number of words is 4387
    Total number of unique words is 872
    51.6 of words are in the 2000 most common words
    67.9 of words are in the 5000 most common words
    76.7 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 40
    Total number of words is 4285
    Total number of unique words is 881
    46.6 of words are in the 2000 most common words
    60.8 of words are in the 5000 most common words
    67.6 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 41
    Total number of words is 4334
    Total number of unique words is 879
    49.4 of words are in the 2000 most common words
    64.6 of words are in the 5000 most common words
    73.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 42
    Total number of words is 4381
    Total number of unique words is 973
    50.4 of words are in the 2000 most common words
    64.1 of words are in the 5000 most common words
    69.4 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 43
    Total number of words is 4265
    Total number of unique words is 1012
    47.5 of words are in the 2000 most common words
    60.6 of words are in the 5000 most common words
    66.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 44
    Total number of words is 4313
    Total number of unique words is 953
    43.7 of words are in the 2000 most common words
    57.4 of words are in the 5000 most common words
    63.8 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 45
    Total number of words is 3955
    Total number of unique words is 718
    60.0 of words are in the 2000 most common words
    76.0 of words are in the 5000 most common words
    81.5 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.