Statenvertaling - 2 - 26

Total number of words is 4671
Total number of unique words is 822
59.4 of words are in the 2000 most common words
73.7 of words are in the 5000 most common words
80.7 of words are in the 8000 most common words
Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
grimmigheid.
13. Toen traden zijn knechten toe, en spraken tot hem, en zeiden:
Mijn vader, [zo] die profeet tot u een grote zaak gesproken had,
zoudt gij ze niet gedaan hebben? Hoeveel te meer, naardien hij
tot u gezegd heeft: Was u, en gij zult rein zijn?
14. Zo klom hij af, en doopte zich in de Jordaan zevenmaal, naar het
woord van den man Gods; en zijn vlees kwam weder, gelijk het
vlees van een kleinen jongen; en hij werd rein.
1205
15. Toen keerde hij weder tot den man Gods, hij en zijn ganse heir,
en kwam, en stond voor zijn aangezicht en zeide: Zie, nu weet
ik, dat er geen God is op de ganse aarde, dan in Israel! Nu dan,
neem toch een zegen van uw knecht.
16. Maar hij zeide: [Zo] [waarachtig] [als] de HEERE leeft, voor
Wiens aangezicht ik sta, indien ik het neme! En hij hield bij hem
aan, opdat hij het nam, doch hij weigerde het.
17. En Naaman zeide: Zo niet; laat toch uw knecht gegeven worden
een last aarde van een juk muildieren; want uw knecht zal niet
meer brandoffer of slachtoffer aan andere goden doen, maar den
HEERE.
18. In deze zaak vergeve de HEERE uw knecht: wanneer mijn heer
in het huis van Rimmon zal gaan, om zich daar neder te buigen,
en hij op mijn hand leunen zal en ik mij in het huis van Rimmon
nederbuigen zal; als ik mij [alzo] nederbuigen zal in het huis van
Rimmon, de HEERE vergeve toch uw knecht in deze zaak.
19. En hij zeide tot hem: Ga in vrede. En hij ging van hem een
kleine streek lands.
20. Gehazi nu, de jongen van Elisa, den man Gods, zeide: Zie, mijn
heer heeft Naaman, dien Syrier belet, dat men uit zijn hand niet
genomen heeft, wat hij gebracht had; maar [zo] [waarachtig]
[als] de HEERE leeft, ik zal hem nalopen, en zal wat van hem
nemen!
21. Zo volgde Gehazi Naaman achterna. En toen Naaman zag, dat
hij hem naliep, viel hij van den wagen af, hem tegemoet, en hij
zeide: Is het wel?
22. En hij zeide: Het is wel; mijn heer heeft mij gezonden, om te
zeggen: Zie, nu straks zijn tot mij twee jongelingen uit de zonen
1206
der profeten, van het gebergte van Efraim gekomen; geef hun
toch een talent zilvers en twee wisselklederen.
23. En Naaman zeide: Belieft het u, neem twee talenten. En hij hield
aan bij hem, en bond twee talenten zilvers in twee buidels, met
twee wisselklederen, en hij leide ze op twee van zijn jongens,
die ze voor zijn aangezicht droegen.
24. Als hij nu op de hoogte kwam, nam hij ze van hun hand, en
bestelde ze in een huis; en hij liet de mannen gaan, en zij togen
heen.
25. Daarna kwam hij in, en stond voor zijn heer. En Elisa zeide tot
hem: Van waar, Gehazi? En hij zeide: Uw knecht is noch
herwaarts noch derwaarts gegaan.
26. Maar hij zeide tot hem: Ging niet mijn hart mede, als die man
zich omkeerde van op zijn wagen u tegemoet? Was het tijd, om
dat zilver te nemen, en om klederen te nemen, en olijfbomen, en
wijngaarden, en schapen, en runderen, en knechten, en
dienstmaagden?
27. Daarom zal u de melaatsheid van Naaman aankleven, en uw
zaad in eeuwigheid! Toen ging hij uit van voor zijn aangezicht,
melaats, [wit] als de sneeuw.


1207
2. Koningen
Hoofdstuk 6
1. En de kinderen der profeten zeiden tot Elisa: Zie nu, de plaats,
waar wij wonen voor uw aangezicht, is voor ons te eng.
2. Laat ons toch tot aan de Jordaan gaan, en elk van daar een
timmerhout halen, dat wij ons daar een plaats maken, om er te
wonen. En hij zeide: Gaat heen.
3. En er zeide een: Het believe u toch te gaan met uw knechten. En
hij zeide: Ik zal gaan.
4. Zo ging hij met hen. Als zij nu aan de Jordaan gekomen waren,
hieuwen zij hout af.
5. En het geschiedde, als een het timmerhout velde, dat het ijzer in
het water viel; en hij riep, en zeide: Ach, mijn heer, want het
was geleend.
6. En de man Gods zeide: Waar is het gevallen? En toen hij hem de
plaats gewezen had, sneed hij een hout af, en wierp het
daarhenen, en deed het ijzer boven zwemmen.
7. En hij zeide: Neem het tot u op. Toen stak hij zijn hand uit, en
nam het,
8. En de koning van Syrie voerde krijg tegen Israel, en
beraadslaagde zich met zijn knechten, zeggende: Mijn legering
zal zijn in de plaats van zulk een.
9. Maar de man Gods zond henen tot den koning van Israel,
zeggende: Wacht u, dat gij door die plaats niet trekt, want de
Syriers zijn daarhenen afgekomen.
1208
10. Daarom zond de koning van Israel henen aan die plaats, waarvan
hem de man Gods gezegd en hem gewaarschuwd had, en
wachtte zich aldaar, niet eenmaal, noch tweemaal.
11. Toen werd het hart des konings van Syrie onstuimig over dezen
handel; en hij riep zijn knechten, en zeide tot hen: Zult gij mij
dan niet te kennen geven, wie van de onzen zij voor den koning
van Israel?
12. En een van zijn knechten zeide: Neen, mijn heer koning! Maar
Elisa, de profeet, die in Israel is, geeft den koning van Israel te
kennen de woorden, die gij in uw binnenste slaapkamer spreekt.
13. En hij zeide: Gaat heen, en ziet, waar hij is, dat ik zende en hem
halen late. En hem werd te kennen gegeven, zeggende: Zie, hij
is te Dothan.
14. Toen zond hij daarhenen paarden, en wagenen, en een zwaar
heir; welke des nachts kwamen, en omsingelden de stad.
15. En de dienaar van den man Gods stond zeer vroeg op, en ging
uit; en ziet, een heir omringde de stad met paarden en wagenen.
Toen zeide zijn jongen tot hem: Ach, mijn heer, hoe zullen wij
doen.
16. En hij zeide: Vrees niet; want die bij ons zijn, zijn meer, dan die
bij hen zijn.
17. En Elisa bad, en zeide: HEERE, open toch zijn ogen, dat hij zie!
En de HEERE opende de ogen van den jongen, dat hij zag; en
ziet, de berg was vol vurige paarden en wagenen rondom Elisa.
18. Als zij nu tot hem afkwamen, bad Elisa tot den HEERE, en
zeide: Sla toch dit volk met verblindheden. En Hij sloeg hen met
verblindheden, naar het woord van Elisa.
19. Toen zeide Elisa tot hen: Dit is de weg niet, en dit is de stad niet;
1209
volgt mij na, en ik zal u leiden tot den man, dien gij zoekt; en hij
leidde hen naar Samaria.
20. En het geschiedde, als zij te Samaria gekomen waren, dat Elisa
zeide: HEERE, open de ogen van dezen, dat zij zien! En de
HEERE opende hun ogen, dat zij zagen; en ziet, zij waren in het
midden van Samaria.
21. En de koning van Israel zeide tot Elisa, als hij hen zag: Zal ik
hen slaan? Zal ik hen slaan, mijn vader?
22. Doch hij zeide: Gij zult hen niet slaan; zoudt gij ook slaan, die
gij met uw zwaard en met uw boog gevangen hadt? Zet hun
brood en water voor, dat zij eten en drinken, en tot hun heer
trekken.
23. En hij bereidde hun een grote maaltijd, dat zij aten en dronken;
daarna liet hij hen gaan, en zij trokken tot hun heer. Zo kwamen
de benden der Syriers niet meer in het land van Israel.
24. En het geschiedde daarna, dat Benhadad, de koning van Syrie,
zijn gehele leger verzamelde, en optoog, en Samaria belegerde.
25. En er werd grote honger in Samaria; want ziet, zij belegerden ze,
totdat een ezelskop voor tachtig zilverlingen was [verkocht], en
een vierendeel van een kab duivenmest voor vijf zilverlingen.
26. En het geschiedde, als de koning op den muur voorbijging, dat
een vrouw tot hem riep, zeggende: Help mij, heer koning!
27. En hij zeide: De HEERE helpt u niet; waarvan zou ik u helpen?
Van den dorsvloer of van de wijnpers?
28. Verder zeide de koning tot haar: Wat is u? En zij zeide: Deze
vrouw heeft tot mij gezegd: Geef uw zoon, dat wij hem heden
eten, en morgen zullen wij mijn zoon eten.
29. Zo hebben wij mijn zoon gezoden, en hebben hem gegeten;
1210
maar als ik des anderen daags tot haar zeide: Geef uw zoon, dat
wij hem eten, zo heeft zij haar zoon verstoken.
30. En het geschiedde, als de koning de woorden dezer vrouw
gehoord had, dat hij zijn klederen scheurde, alzo hij op den
muur voortging; en het volk zag, dat, ziet, een zak van binnen
over zijn vlees was.
31. En hij zeide: Zo doe mij God, en doe zo daartoe, indien het
hoofd van Elisa den zoon van Safat, heden op hem zal blijven
staan!
32. (Elisa nu zat in zijn huis, en de oudsten zaten bij hem.) En hij
zond een man van voor zijn aangezicht; maar eer de bode tot
hem gekomen was, had hij gezegd tot de oudsten: Hebt gijlieden
gezien, hoe die zoon des moordenaars gezonden heeft, om mijn
hoofd af te nemen? Ziet toe, als die bode komt, sluit de deur toe,
en dringt hem uit met de deur; is niet het geruis der voeten van
zijn heer achter hem?
33. Als hij nog met hen sprak, ziet, zo kwam de bode tot hem af; en
hij zeide: Zie, dat kwaad is van den HEERE; wat zou ik verder
op den HEERE wachten?


1211
2. Koningen
Hoofdstuk 7
1. Toen zeide Elisa: Hoort het woord des HEEREN; zo zegt de
HEERE: Morgen omtrent dezen tijd zal een maat meelbloem
[verkocht] worden voor een sikkel, en twee maten gerst voor een
sikkel, in de poort van Samaria.
2. Maar een hoofdman, op wiens hand de koning leunde,
antwoordde den man Gods, en zeide: Zie, zo de HEERE
vensteren in den hemel maakte, zou die zaak [kunnen]
geschieden? En hij zeide: Zie, gij zult het met uw ogen zien,
doch daarvan niet eten.
3. Er waren nu vier melaatse mannen voor de deur der poort; die
zeiden, de een tot den ander: Wat blijven wij hier, totdat wij
sterven?
4. Indien wij zeggen: Laat ons in de stad komen, zo is de honger in
de stad, en wij zullen daar sterven, en indien wij hier blijven, wij
zullen ook sterven; nu dan, komt, en laat ons in het leger der
Syriers vallen; indien zij ons laten leven, wij zullen leven; en
indien zij ons doden, wij zullen maar sterven.
5. En zij stonden op in de schemering, om in het leger der Syriers
te komen. Toen zij aan het uiterste van het leger der Syriers
kwamen, ziet, toen was er niemand.
6. Want de HEERE had het heir der Syriers doen horen een geluid
van wagenen, en een geluid van paarden, het geluid ener grote
heirkracht; zodat zij zeiden de een tot den ander: Zie, de koning
1212
van Israel heeft tegen ons gehuurd de koningen der Hethieten,
en de koningen der Egyptenaren, om tegen ons te komen.
7. Derhalve hadden zij zich opgemaakt, en waren in de schemering
gevloden, en hadden hun tenten gelaten, en hun paarden, en hun
ezelen, het leger gelijk als het was; en waren gevloden om huns
levens wil.
8. Als nu deze melaatsen aan het uiterste des legers kwamen, zo
gingen zij in een tent, en aten en dronken, en namen van daar
zilver, en goud, en klederen, en gingen henen, en verborgen het;
daarna keerden zij weder, en kwamen in een andere tent, namen
van daar ook, en gingen henen, en verborgen het.
9. Toen zeiden zij, de een tot den ander: Wij doen niet recht; deze
dag is een dag van goede boodschap, en wij zwijgen stil. Indien
wij vertoeven tot den lichten morgen, zo zal ons de
ongerechtigheid vinden; daarom nu, komt, laat ons gaan, en [dit]
aan het huis des konings boodschappen.
10. Zo kwamen zij, en riepen tot den poortier der stad, en
boodschapten hun, zeggende: Wij zijn gekomen tot het leger der
Syriers, en ziet, niemand was daar, noch eens mensen stem;
maar paarden aangebonden, en ezels aangebonden, en tenten,
gelijk als zij waren.
11. En hij riep de poortiers; en zij deden de boodschap binnen in het
huis des konings.
12. En de koning stond op in den nacht, en zeide tot zijn knechten:
Ik zal u nu te kennen geven, wat de Syriers ons gedaan hebben;
zij weten, dat wij hongerig zijn; daarom zijn zij uit het leger
gegaan, om zich in het veld te versteken, zeggende: Als zij uit
de stad gegaan zullen zijn, dan zullen wij hen levend grijpen, en
1213
wij zullen in de stad komen.
13. Toen antwoordde een van zijn knechten, en zeide: Dat men toch
neme vijf van de overige paarden, die hierbinnen overgebleven
zijn (zie, zij zijn als de gehele menigte der Israelieten, die
hierbinnen overgebleven zijn; zie, zij zijn als de gehele menigte
der Israelieten, die vergaan zijn), laat ons die zenden, en zien.
14. Zij namen dan twee wagenpaarden. En de koning zond het leger
der Syriers achterna, zeggende: Gaat henen, en ziet.
15. En zij volgden hen na tot de Jordaan toe; en ziet, de ganse weg
was vol van klederen en gereedschap, die de Syriers in hun
verhaasten weggeworpen hadden. De boden nu keerden weder,
en boodschapten het den koning.
16. Toen ging het volk uit, en beroofde het leger der Syriers; en een
maat meelbloem werd [verkocht] voor een sikkel, en twee maten
gerst voor een sikkel, naar het woord des HEEREN.
17. De koning nu had den hoofdman, op wiens hand hij leunde, over
die poort gesteld; en het volk vertrad hem in de poort, dat hij
stierf, gelijk de man Gods gesproken had, die het sprak, als de
koning tot hem afgekomen was.
18. Want het was geschied, gelijk de man Gods gesproken had tot
den koning, zeggende: Morgen omtrent dezen tijd zullen twee
maten gerst voor een sikkel, en een maat meelbloem voor een
sikkel [verkocht] worden, in de poort van Samaria.
19. En die hoofdman had den man Gods geantwoord en gezegd: Zie,
zo de HEERE vensteren in den hemel maakte, zou het ook naar
dit woord geschieden [kunnen]? En hij had gezegd: Zie, gij zult
het met uw ogen zien, doch daarvan niet eten.
20. Even alzo geschiedde hem, want het volk vertrad hem in de
1214
poort, dat hij stierf.


1215
2. Koningen
Hoofdstuk 8
1. Elisa nu had gesproken tot die vrouw, welker zoon hij levend
gemaakt had, zeggende: Maak u op, en ga heen, gij en uw
huisgezin, en verkeer als vreemdeling, waar gij verkeren kunt;
want de HEERE heeft een honger geroepen, die ook in het land
zeven jaren komen zal.
2. En de vrouw had zich opgemaakt, en had gedaan naar het woord
van den man Gods; want zij was gegaan met haar huisgezin, en
had als vreemdeling verkeerd in het land der Filistijnen, zeven
jaren.
3. En het geschiedde met het einde der zeven jaren, dat de vrouw
uit het land der Filistijnen wederkeerde; en zij ging uit, dat zij
tot den koning riep, om haar huis en om haar akker.
4. De koning nu sprak tot Gehazi, den jongen van den man Gods,
zeggende: Vertel mij toch al de grote dingen, die Elisa gedaan
heeft.
5. En het geschiedde, als hij den koning vertelde, hoe hij een dode
had levend gemaakt, ziet, zo riep de vrouw, welker zoon hij
levend gemaakt had, tot den koning, om haar huis en om haar
akker. Toen zeide Gehazi: Mijn heer koning! Dit is de vrouw, en
dit is haar zoon, dien Elisa heeft levend gemaakt.
6. En de koning ondervraagde de vrouw, en zij vertelde het hem.
Toen gaf de koning haar een kamerling, zeggende: Doe [haar]
wederhebben alles, wat het hare was, daartoe alle inkomsten des
1216
akkers, van den dag af, dat zij het land verlaten heeft, tot nu toe.
7. Daarna kwam Elisa te Damaskus, als Benhadad, de koning van
Syrie, krank was; en men boodschapte hem, zeggende: De man
Gods is herwaarts gekomen.
8. Toen zeide de koning tot Hazael: Neem een geschenk in uw
hand, en ga den man Gods tegemoet; en vraag door hem den
HEERE, zeggende: Zal ik van deze krankheid genezen?
9. Zo ging Hazael hem tegemoet, en nam een geschenk in zijn
hand, te weten, alle goed van Damaskus, een last van veertig
kemelen; en hij kwam, en stond voor zijn aangezicht, en zeide:
Uw zoon Benhadad, de koning van Syrie, heeft mij tot u
gezonden, om te zeggen: Zal ik van deze krankheid genezen?
10. En Elisa zeide tot hem: Ga, zeg, gij zult ganselijk niet genezen;
want de HEERE heeft mij getoond, dat hij den dood sterven zal.
11. En hij hield zijn gezicht staande, en zette het vast tot schamens
toe; en de man Gods weende.
12. Toen zeide Hazael: Waarom weent mijn heer? En hij zeide:
omdat ik weet, wat kwaad gij den kinderen Israels doen zult; gij
zult hun sterkten in het vuur zetten, en hun jonge manschap met
het zwaard doden, en hun jonge kinderen verpletteren, en hun
zwangere vrouwen opensnijden.
13. En Hazael zeide: Maar wat is uw knecht, die een hond is, dat hij
deze grote zaak doen zou? En Elisa zeide: De HEERE heeft mij
getoond, dat gij koning zijn zult over Syrie.
14. Zo ging hij weg van Elisa, en kwam tot zijn heer, die tot hem
zeide: Wat heeft Elisa tot u gezegd? En hij zeide: Hij heeft tot
mij gezegd: Gij zult zekerlijk genezen.
15. En het geschiedde des anderen daags, dat hij een deken nam, en
1217
in het water doopte, en over zijn aangezicht uitspreidde, dat hij
stierf; en Hazael werd koning in zijn plaats.
16. In het vijfde jaar nu van Joram, den zoon van Achab, den koning
van Israel, toen Josafat koning was van Juda, [begon] Jehoram,
de zoon van Josafat, den koning van Juda, te regeren.
17. Hij was twee en dertig jaren oud, toen hij koning werd, en hij
regeerde acht jaren te Jeruzalem.
18. En hij wandelde op den weg der koningen van Israel, gelijk als
het huis van Achab deed; want de dochter van Achab was hem
ter vrouw geworden; en hij deed dat kwaad was in de ogen des
HEEREN.
19. Doch de HEERE wilde Juda niet verderven, om Davids Zijns
knechts wil; gelijk als Hij hem gezegd had, dat Hij hem te allen
tijde voor zijn zonen een lamp zou geven.
20. In zijn dagen vielen de Edomieten van onder het gebied van
Juda af, en maakten een koning over zich.
21. Daarom toog Joram over naar Zair, en al de wagenen met hem;
en hij maakte zich des nachts op, en sloeg de Edomieten, die
rondom hem waren, daartoe de oversten der wagenen; en het
volk vlood in zijn hutten.
22. De Edomieten evenwel vielen van onder het gebied van Juda af,
tot op dezen dag; toen viel Libna af in denzelfden tijd.
23. Het overige nu der geschiedenissen van Joram, en alles wat hij
gedaan heeft, is dat niet geschreven in het boek der kronieken
der koningen van Juda?
24. En Joram ontsliep met zijn vaderen, en werd begraven bij zijn
vaderen, in de stad Davids; en Ahazia, zijn zoon, werd koning in
zijn plaats.
1218
25. In het twaalfde jaar van Joram, den zoon van Achab, den koning
van Israel, [begon] Ahazia, de zoon van Jeroham, den koning
van Juda, te regeren.
26. Twee en twintig jaren was Ahazia oud, als hij koning werd, en
regeerde een jaar te Jeruzalem; en de naam zijner moeder was
Athalia, de dochter van Omri, den koning van Israel.
27. En hij wandelde in den weg van het huis van Achab, en deed dat
kwaad was in de ogen des HEEREN, gelijk het huis van Achab;
want hij was een schoonzoon van het huis van Achab.
28. En hij toog met Joram, den zoon van Achab, naar den strijd, te
Ramoth in Gilead, tegen Hazael, den koning van Syrie; en de
Syriers sloegen Joram.
29. Toen keerde Joram, de koning, wederom, opdat hij zich te
Jizreel helen liet van de slagen, die hem de Syriers te Rama
geslagen hadden, als hij streed tegen Hazael, den koning van
Syrie; en Ahazia, de zoon van Jehoram, de koning van Juda,
kwam af, om Joram, den zoon van Achab, te Jizreel te bezien,
want hij was krank.


1219
2. Koningen
Hoofdstuk 9
1. Toen riep de profeet Elisa een van de zonen der profeten, en hij
zeide tot hem: Gord uw lenden, en neem deze oliekruik in uw
hand, en ga heen naar Ramoth in Gilead.
2. Als gij daar zult gekomen zijn, zo zie, waar Jehu, de zoon van
Josafat, den zoon van Nimsi, is; en ga in, en doe hem opstaan uit
het midden zijner broederen, en breng hem in een binnenste
kamer.
3. En neem de oliekruik, en giet ze uit op zijn hoofd, en zeg: Zo
zegt de HEERE: Ik heb u tot koning gezalfd over Israel. Doe
daarna de deur open, en vlied, en vertoef niet.
4. Zo ging de jongeling, die jongeling van den profeet, naar
Ramoth in Gilead.
5. En toen hij inkwam, ziet, daar zaten de hoofdmannen van het
heir, en hij zeide: Ik heb een woord aan u, o hoofdman! En Jehu
zeide: Tot wien van ons allen? En hij zeide: Tot u, o hoofdman!
6. Toen stond hij op, en ging in huis; hij dan goot de olie op zijn
hoofd, en hij zeide tot hem: Zo zegt de HEERE, de God Israels:
Ik heb u gezalfd tot koning over het volk des HEEREN, over
Israel.
7. En gij zult het huis van Achab, uw heer, slaan, opdat Ik het
bloed van Mijn knechten, de profeten, en het bloed van alle
knechten des HEEREN, wreke van de hand van Izebel.
8. En het ganse huis van Achab zal omkomen; en Ik zal van Achab
1220
uitroeien, wat mannelijk is, ook den beslotene en verlatene in
Israel.
9. Want Ik zal het huis van Achab maken als het huis van
Jerobeam, den zoon van Nebat, en als het huis van Baesa, den
zoon van Ahia.
10. Ook zullen de honden Izebel eten op het stuk [lands] van Jizreel,
en er zal niemand zijn, die [haar] begrave. Toen deed hij de deur
open en vlood.
11. En als Jehu uitging tot de knechten zijns heren, zeide men tot
hem: Is het al wel? Waarom is deze onzinnige tot u gekomen?
En hij zeide tot hen: Gij kent den man en zijn spraak.
12. Maar zij zeiden: Het is leugen; geef het ons nu te kennen. En hij
zeide: Zo en zo heeft hij tot mij gesproken, zeggende: Zo zegt de
HEERE: Ik heb u gezalfd tot koning over Israel.
13. Toen haastten zij zich, en een iegelijk nam zijn kleed, en leide
het onder hem, op den hoogsten trap; en zij bliezen met de
bazuin, en zeiden: Jehu is koning geworden!
14. Alzo maakte Jehu, de zoon van Josafat, den zoon van Nimsi, een
verbintenis tegen Joram. (Joram nu had Ramoth in Gilead
bewaard, hij en gans Israel, uit oorzake van Hazael, den koning
van Syrie;
15. Maar de koning Joram was wedergekeerd, opdat hij zich te
Jizreel helen liet van de slagen, die hem de Syriers geslagen
hadden, als hij streed tegen Hazael, den koning van Syrie.) En
Jehu zeide: Zo het ulieder wil is, laat niemand van de stad
uittrekken, die ontkome, om [dit] in Jizreel te gaan verkondigen.
16. Toen reed Jehu, en toog naar Jizreel; want Joram lag aldaar; en
Ahazia, de koning van Juda, was afgekomen, om Joram te
1221
bezien.
17. De wachter nu stond op den toren te Jizreel, en zag den hoop van
Jehu, als hij aankwam, en zeide: Ik zie een hoop. Toen zeide
Joram: Neem een ruiter, en zend [dien] hunlieden tegemoet, en
dat hij zegge: Is het vrede?
18. En de ruiter te paard toog heen hem tegemoet, en zeide: Zo zegt
de koning: Is het vrede? En Jehu zeide: Wat hebt gij met den
vrede te doen? Keer om naar achter mij. En de wachter gaf het te
kennen, zeggende: De bode is tot hen gekomen, maar hij komt
niet weder.
19. Toen zond hij een anderen ruiter te paard; en als deze tot hen
gekomen was, zeide hij: Zo zegt de koning: Is het vrede? En
Jehu zeide: Wat hebt gij met den vrede te doen? Keer om naar
achter mij.
20. En de wachter gaf dit te kennen, zeggende: Hij is tot aan hen
gekomen, maar hij komt niet weder; en het drijven is als het
drijven van Jehu, den zoon van Nimsi, want hij drijft
onzinniglijk.
21. Toen zeide Joram: Span aan. En men spande zijn wagen aan. Zo
toog Joram, de koning van Israel, uit, en Ahazia, de koning van
Juda, een ieder op zijn wagen; en zij togen uit Jehu tegemoet, en
vonden hem op het stuk [lands] van Naboth, den Jizreeliet.
22. Het geschiedde nu, als Joram Jehu zag, dat hij zeide: Is het ook
vrede, Jehu? Maar hij zeide: Wat vrede, zo lang als de hoererijen
van uw moeder Izebel, en haar toverijen zo vele zijn?
23. Toen keerde Joram zijn hand, en vlood, en zeide tot Ahazia: Het
is bedrog, Ahazia!
24. Maar Jehu spande den boog met volle kracht, en schoot Joram
1222
tussen zijn armen, dat de pijl door zijn hart uitging; en hij
kromde zich in zijn wagen.
25. Toen zeide [Jehu] tot Bidkar, zijn hoofdman: Neem, werp hem
op dat stuk lands van Naboth, den Jizreeliet; want gedenk, als ik
en gij nevens elkander achter zijn vader Achab reden, dat hem
de HEERE dezen last opleide, [zeggende]:
26. Zo Ik gisteravond niet gezien heb het bloed van Naboth, en het
bloed zijner zonen, zegt de HEERE, en Ik u dat niet vergelde op
dit stuk [lands], zegt de HEERE. Nu dan, neem, werp hem op
dat stuk [lands], naar het woord des HEEREN.
27. Als Ahazia, de koning van Juda, dat zag, zo vlood hij door den
weg van het huis des hofs; doch Jehu vervolgde hem achterna,
en zeide: Slaat hem ook op den wagen, aan den opgang naar
Gur, die bij Jibleam is; en hij vlood naar Megiddo, en stierf
aldaar.
28. En zijn knechten voerden hem naar Jeruzalem, en zij begroeven
hem in zijn graf, bij zijn vaderen in de stad Davids.
29. In het elfde jaar nu van Joram, den zoon van Achab, was Ahazia
koning geworden over Juda.
30. En Jehu kwam te Jizreel. Als Izebel [dat] hoorde, zo blankette
zij haar aangezicht, en versierde haar hoofd, en keek ten venster
uit.
31. Toen nu Jehu ter poorte inkwam, zeide zij: Is het wel, o Zimri,
doodslager van zijn heer?
32. En hij hief zijn aangezicht op naar het venster, en zeide: Wie is
met mij? Wie? Toen zagen op hem twee, drie kamerlingen.
33. En hij zeide: Stoot ze van boven neder. En zij stieten haar van
boven neder, zodat van haar bloed aan den wand en aan de
1223
paarden gesprengd werd; en hij vertrad haar.
34. Als hij nu ingekomen was, en gegeten en gedronken had, zeide
hij: Ziet nu naar die vervloekte, en begraaf ze; want zij is eens
konings dochter.
35. En zij gingen heen om haar te begraven; doch zij vonden niet
van haar, dan het bekkeneel, en de voeten, en de palmen harer
handen.
36. Toen kwamen zij weder, en gaven het hem te kennen, en hij
zeide: Dit is het woord des HEEREN, dat Hij gesproken heeft
door den dienst van Zijn knecht Elia, den Thisbiet, zeggende:
Op het stuk [lands] van Jizreel zullen de honden het vlees van
Izebel eten.
37. En het dode lichaam van Izebel zal zijn gelijk mest op het veld,
in het stuk [lands] van Jizreel, dat men niet zal kunnen zeggen:
Dit is Izebel.


1224
2. Koningen
Hoofdstuk 10
1. Achab nu had zeventig zonen te Samaria; en Jehu schreef
brieven, dewelke hij zond naar Samaria, tot de oversten van
Jizreel, de oudsten, en tot de voedsterheren van Achab,
zeggende:
2. Zo wanneer nu deze brief tot u zal gekomen zijn, dewijl de
zonen van uw heer bij u zijn, ook de wagenen en de paarden bij
u zijn, mitsgaders een vaste stad, en wapenen;
3. Zo ziet naar den beste en gerechtigste van de zonen uws heren,
zet dien op zijns vaders troon; en strijdt voor het huis uws heren.
4. Doch zij vreesden gans zeer, en zeiden: Ziet, twee koningen
bestonden niet voor zijn aangezicht, hoe zouden wij dan
bestaan?
5. Die dan over het huis was, en die over de stad was, en de
oudsten, en de voedsterheren zonden tot Jehu, zeggende: Wij
You have read 1 text from Dutch literature.
Next - Statenvertaling - 2 - 27
  • Parts
  • Statenvertaling - 2 - 01
    Total number of words is 4418
    Total number of unique words is 802
    58.3 of words are in the 2000 most common words
    75.1 of words are in the 5000 most common words
    82.2 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 02
    Total number of words is 4559
    Total number of unique words is 787
    56.5 of words are in the 2000 most common words
    71.7 of words are in the 5000 most common words
    78.3 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 03
    Total number of words is 4395
    Total number of unique words is 806
    41.7 of words are in the 2000 most common words
    52.5 of words are in the 5000 most common words
    57.3 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 04
    Total number of words is 4378
    Total number of unique words is 808
    46.0 of words are in the 2000 most common words
    60.3 of words are in the 5000 most common words
    65.8 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 05
    Total number of words is 4503
    Total number of unique words is 910
    51.2 of words are in the 2000 most common words
    67.6 of words are in the 5000 most common words
    76.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 06
    Total number of words is 4519
    Total number of unique words is 936
    49.8 of words are in the 2000 most common words
    65.8 of words are in the 5000 most common words
    73.2 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 07
    Total number of words is 4551
    Total number of unique words is 820
    54.4 of words are in the 2000 most common words
    70.4 of words are in the 5000 most common words
    76.0 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 08
    Total number of words is 4580
    Total number of unique words is 847
    57.4 of words are in the 2000 most common words
    72.0 of words are in the 5000 most common words
    79.8 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 09
    Total number of words is 4521
    Total number of unique words is 877
    57.0 of words are in the 2000 most common words
    72.5 of words are in the 5000 most common words
    79.3 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 10
    Total number of words is 4527
    Total number of unique words is 900
    55.9 of words are in the 2000 most common words
    73.1 of words are in the 5000 most common words
    79.3 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 11
    Total number of words is 4590
    Total number of unique words is 866
    54.8 of words are in the 2000 most common words
    70.3 of words are in the 5000 most common words
    76.7 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 12
    Total number of words is 4586
    Total number of unique words is 877
    53.8 of words are in the 2000 most common words
    69.6 of words are in the 5000 most common words
    75.2 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 13
    Total number of words is 4601
    Total number of unique words is 784
    59.4 of words are in the 2000 most common words
    76.3 of words are in the 5000 most common words
    83.8 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 14
    Total number of words is 4605
    Total number of unique words is 809
    55.9 of words are in the 2000 most common words
    71.6 of words are in the 5000 most common words
    77.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 15
    Total number of words is 4538
    Total number of unique words is 877
    53.7 of words are in the 2000 most common words
    72.7 of words are in the 5000 most common words
    79.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 16
    Total number of words is 4474
    Total number of unique words is 876
    55.6 of words are in the 2000 most common words
    69.8 of words are in the 5000 most common words
    76.3 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 17
    Total number of words is 4639
    Total number of unique words is 871
    57.8 of words are in the 2000 most common words
    74.8 of words are in the 5000 most common words
    80.2 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 18
    Total number of words is 4679
    Total number of unique words is 859
    57.3 of words are in the 2000 most common words
    73.2 of words are in the 5000 most common words
    79.9 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 19
    Total number of words is 4485
    Total number of unique words is 1024
    49.3 of words are in the 2000 most common words
    64.6 of words are in the 5000 most common words
    71.0 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 20
    Total number of words is 4545
    Total number of unique words is 866
    54.2 of words are in the 2000 most common words
    69.6 of words are in the 5000 most common words
    76.6 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 21
    Total number of words is 4484
    Total number of unique words is 791
    55.1 of words are in the 2000 most common words
    70.9 of words are in the 5000 most common words
    78.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 22
    Total number of words is 4467
    Total number of unique words is 852
    56.6 of words are in the 2000 most common words
    72.4 of words are in the 5000 most common words
    78.7 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 23
    Total number of words is 4589
    Total number of unique words is 769
    59.7 of words are in the 2000 most common words
    72.6 of words are in the 5000 most common words
    79.6 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 24
    Total number of words is 4658
    Total number of unique words is 835
    58.9 of words are in the 2000 most common words
    73.3 of words are in the 5000 most common words
    80.3 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 25
    Total number of words is 4695
    Total number of unique words is 834
    58.8 of words are in the 2000 most common words
    74.5 of words are in the 5000 most common words
    81.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 26
    Total number of words is 4671
    Total number of unique words is 822
    59.4 of words are in the 2000 most common words
    73.7 of words are in the 5000 most common words
    80.7 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 27
    Total number of words is 4554
    Total number of unique words is 767
    55.2 of words are in the 2000 most common words
    70.9 of words are in the 5000 most common words
    78.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 28
    Total number of words is 4510
    Total number of unique words is 845
    55.2 of words are in the 2000 most common words
    71.3 of words are in the 5000 most common words
    78.2 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 29
    Total number of words is 4472
    Total number of unique words is 838
    53.5 of words are in the 2000 most common words
    69.2 of words are in the 5000 most common words
    76.2 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 30
    Total number of words is 4281
    Total number of unique words is 1088
    29.3 of words are in the 2000 most common words
    38.6 of words are in the 5000 most common words
    44.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 31
    Total number of words is 4308
    Total number of unique words is 934
    35.0 of words are in the 2000 most common words
    45.0 of words are in the 5000 most common words
    52.2 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 32
    Total number of words is 4376
    Total number of unique words is 1045
    45.9 of words are in the 2000 most common words
    59.7 of words are in the 5000 most common words
    67.8 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 33
    Total number of words is 4376
    Total number of unique words is 906
    48.0 of words are in the 2000 most common words
    63.2 of words are in the 5000 most common words
    71.0 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 34
    Total number of words is 4352
    Total number of unique words is 883
    46.5 of words are in the 2000 most common words
    60.9 of words are in the 5000 most common words
    68.4 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 35
    Total number of words is 4441
    Total number of unique words is 845
    53.0 of words are in the 2000 most common words
    69.3 of words are in the 5000 most common words
    75.9 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 36
    Total number of words is 4367
    Total number of unique words is 893
    51.8 of words are in the 2000 most common words
    68.5 of words are in the 5000 most common words
    76.2 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 37
    Total number of words is 4494
    Total number of unique words is 886
    53.1 of words are in the 2000 most common words
    70.2 of words are in the 5000 most common words
    77.4 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 38
    Total number of words is 4483
    Total number of unique words is 853
    50.2 of words are in the 2000 most common words
    66.8 of words are in the 5000 most common words
    74.6 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 39
    Total number of words is 4387
    Total number of unique words is 872
    51.6 of words are in the 2000 most common words
    67.9 of words are in the 5000 most common words
    76.7 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 40
    Total number of words is 4285
    Total number of unique words is 881
    46.6 of words are in the 2000 most common words
    60.8 of words are in the 5000 most common words
    67.6 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 41
    Total number of words is 4334
    Total number of unique words is 879
    49.4 of words are in the 2000 most common words
    64.6 of words are in the 5000 most common words
    73.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 42
    Total number of words is 4381
    Total number of unique words is 973
    50.4 of words are in the 2000 most common words
    64.1 of words are in the 5000 most common words
    69.4 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 43
    Total number of words is 4265
    Total number of unique words is 1012
    47.5 of words are in the 2000 most common words
    60.6 of words are in the 5000 most common words
    66.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 44
    Total number of words is 4313
    Total number of unique words is 953
    43.7 of words are in the 2000 most common words
    57.4 of words are in the 5000 most common words
    63.8 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 45
    Total number of words is 3955
    Total number of unique words is 718
    60.0 of words are in the 2000 most common words
    76.0 of words are in the 5000 most common words
    81.5 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.