Statenvertaling - 2 - 14

Total number of words is 4605
Total number of unique words is 809
55.9 of words are in the 2000 most common words
71.6 of words are in the 5000 most common words
77.1 of words are in the 8000 most common words
Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
want hij heeft tot mij gezegd, dat hij zeer listiglijk pleegt te
handelen.
23. Daarom ziet toe, en verneemt naar alle schuilplaatsen, in
dewelke hij schuilt; komt dan weder tot mij met vast bescheid,
zo zal ik met ulieden gaan; en het zal geschieden, zo hij in het
land is, zo zal ik hem naspeuren onder alle duizenden van Juda.
24. Toen maakten zij zich op, en zij gingen naar Zif voor het
aangezicht van Saul. David nu en zijn mannen waren in de
woestijn van Maon, in het vlakke veld, aan de rechterhand der
wildernis.
25. Saul en zijn mannen gingen ook om te zoeken. Dat werd David
geboodschapt, die van dien rotssteen afgegaan was, en bleef in
de woestijn van Maon. Toen Saul dat hoorde, jaagde hij David
na in de woestijn van Maon.
26. En Saul ging aan deze zijde des bergs, en David en zijn mannen
962
aan gene zijde des bergs. Het geschiedde nu, dat zich David
haastte, om te ontgaan van het aangezicht van Saul; en Saul en
zijn mannen omsingelden David en zijn mannen, om die te
grijpen.
27. Doch daar kwam een bode tot Saul, zeggende: Haast u, en kom,
want de Filistijnen zijn in het land gevallen.
28. Toen keerde zich Saul van David na te jagen, en hij toog den
Filistijnen tegemoet; daarom noemde men die plaats Sela-
machlekoth.


963
1. Samuël
Hoofdstuk 24
1. En David toog van daar op, en hij bleef in de vestingen van En-
gedi.
2. En het geschiedde, nadat Saul wedergekeerd was van achter de
Filistijnen, zo gaf men hem te kennen, zeggende: Zie, David is
in de woestijn van En-gedi.
3. Toen nam Saul drie duizend uitgelezen mannen uit gans Israel,
en hij toog heen, om David en zijn mannen te zoeken boven op
de rotsstenen der steenbokken.
4. En hij kwam tot de schaapskooien aan den weg, waar een
spelonk was; en Saul ging daarin, om zijn voeten te dekken.
David nu en zijn mannen zaten aan de zijden der spelonk.
5. Toen zeiden de mannen van David tot hem: Zie den dag, [in]
welken de HEERE tot u zegt: Zie, Ik geef uw vijand in uw hand,
en gij zult hem doen, gelijk als het goed zal zijn in uw ogen. En
David stond op, en sneed stilletjes een slip van Sauls mantel.
6. Doch het geschiedde daarna, dat Davids hart hem sloeg, omdat
hij de slip van Saul afgesneden had.
7. En hij zeide tot zijn mannen: Dat late de HEERE ver van mij
zijn, dat ik die zaak doen zou aan mijn heer, den gezalfde des
HEEREN, dat ik mijn hand tegen hem uitsteken zou; want hij is
de gezalfde des HEEREN!
8. En David scheidde zijn mannen met woorden, en liet hun niet
toe, dat zij opstonden tegen Saul. En Saul maakte zich op uit de
964
spelonk, en ging op den weg.
9. Daarna maakte zich David ook op, en ging uit de spelonk, en hij
riep Saul achterna, zeggende: Mijn heer koning! Toen zag Saul
achter zich om, en David boog zich met het aangezicht ter aarde
en neigde zich.
10. En David zeide tot Saul: Waarom hoort gij de woorden der
mensen, zeggende: Zie, David zoekt uw kwaad?
11. Zie, te dezen dage hebben uw ogen gezien, dat de HEERE u
heden in mijn hand gegeven heeft in deze spelonk, en men
zeide, dat ik u doden zou; doch [mijn] [hand] verschoonde u,
want ik zeide: Ik zal mijn hand niet uitsteken tegen mijn heer,
want hij is de gezalfde des HEEREN.
12. Zie toch, mijn vader, ja, zie de slip uws mantels in mijn hand;
want als ik de slip uws mantels afgesneden heb, zo heb ik u niet
gedood; beken en zie, dat er in mijn hand geen kwaad, noch
overtreding is, en ik tegen u niet gezondigd heb; nochtans jaagt
gij mijn ziel, dat gij ze wegneemt.
13. De HEERE zal richten tussen mij en tussen u, en de HEERE zal
mij wreken aan u; maar mijn hand zal niet tegen u zijn.
14. Gelijk als het spreekwoord der ouden zegt: Van de goddelozen
komt goddeloosheid voort; maar mijn hand zal niet tegen u zijn.
15. Naar wien is de koning van Israel uitgegaan? Wien jaagt gij na?
Naar een doden hond, naar een enige vlo!
16. Doch de HEERE zal zijn tot Rechter, en richten tussen mij en
tussen u, en zien daarin, en twisten mijn twist, en richten mij van
uw hand.
17. En het geschiedde, toen David geeindigd had al deze woorden
tot Saul te spreken, zo zeide Saul: Is dit uw stem, mijn zoon
965
David? Toen hief Saul zijn stem op en weende.
18. En hij zeide tot David: Gij zijt rechtvaardiger dan ik; want gij
hebt mij goed vergolden, en ik heb u kwaad vergolden.
19. En gij hebt [mij] heden aangewezen, dat gij mij goed gedaan
hebt; want de HEERE had mij in uw hand besloten, en gij hebt
mij niet gedood.
20. Zo wanneer iemand zijn vijand gevonden heeft, zal hij hem op
een goeden weg laten gaan? De HEERE nu vergelde u het
goede, voor dezen dag, dien gij mij heden gemaakt hebt.
21. En nu, zie, ik weet, dat gij voorzeker koning worden zult, en dat
het koninkrijk van Israel in uw hand bestaan zal.
22. Zo zweer mij dan nu bij den HEERE, zo gij mijn zaad na mij
zult uitroeien, en mijn naam zult uitdelgen van mijns vaders
huis!
23. Toen zwoer David aan Saul; en Saul ging in zijn huis, maar
David en zijn mannen gingen op in de vesting.


966
1. Samuël
Hoofdstuk 25
1. En Samuel stierf; en gans Israel vergaderde zich, en zij bedreven
rouw over hem, en begroeven hem in zijn huis te Rama. En
David maakte zich op, en toog af naar de woestijn Paran.
2. En er was een man te Maon, en zijn bedrijf was te Karmel; en
die man was zeer groot, en hij had drie duizend schapen, en
duizend geiten; en hij was in het scheren zijner schapen te
Karmel.
3. En de naam des mans was Nabal, en de naam zijner huisvrouw
was Abigail; en de vrouw was goed van verstand, en schoon van
gedaante; maar de man was hard en boos van daden, en hij was
een Kalebiet.
4. Als David hoorde in de woestijn, dat Nabal zijn schapen schoor,
5. Zo zond David tien jongelingen; en David zeide tot de
jongelingen: Gaat op naar Karmel, en als gij tot Nabal komt, zo
zult gij hem in mijn naam naar den welstand vragen;
6. En zult alzo zeggen tot dien welvarende: Vrede zij u, en uw
huize zij vrede, en alles, wat gij hebt, zij vrede!
7. En nu, ik heb gehoord, dat gij scheerders hebt; nu, de herders,
die gij hebt, zijn bij ons geweest; wij hebben hun geen
smaadheid aangedaan, en zij hebben ook niets gemist al de
dagen, die zij te Karmel geweest zijn.
8. Vraag het uw jongelingen, en zij zullen het u te kennen geven.
Laat dan deze jongelingen genade vinden in uw ogen, want wij
967
zijn op een goeden dag gekomen; geef toch uw knechten, en uw
zoon David, hetgeen uw hand vinden zal.
9. Toen de jongelingen van David gekomen waren, en in Davids
naam naar al die woorden tot Nabal gesproken hadden, zo
hielden zij stil.
10. En Nabal antwoordde den knechten van David, en zeide: Wie is
David, en wie is de zoon van Isai? Er zijn heden vele knechten,
die zich afscheuren, elk van zijn heer.
11. Zou ik dan mijn brood, en mijn water, en mijn geslacht [vlees]
nemen, dat ik voor mijn scheerders geslacht heb, en zou ik het
den mannen geven, die ik niet weet, van waar zij zijn?
12. Toen keerden zich de jongelingen van David naar hun weg; en
zij keerden weder, en kwamen, en boodschapten hem
achtervolgens al deze woorden.
13. David dan zeide tot zijn mannen: Een iegelijk gorde zijn zwaard
aan. Toen gordde een iegelijk zijn zwaard aan, en David gordde
ook zijn zwaard aan; en zij togen op achter David, omtrent
vierhonderd man, en daar bleven er tweehonderd bij het
gereedschap.
14. Doch een jongeling uit de jongelingen boodschapte het aan
Abigail, de huisvrouw van Nabal, zeggende: Zie, David heeft
boden gezonden uit de woestijn, om onzen heer te zegenen;
maar hij is tegen hen uitgevaren.
15. Nochtans zijn zij ons zeer goede mannen geweest; en wij hebben
geen smaadheid geleden, en wij hebben niets gemist al de
dagen, [die] wij met hen verkeerd hebben, toen wij op het veld
waren.
16. Zij zijn een muur om ons geweest, zo bij nacht als bij dag, al de
968
dagen, die wij bij hen geweest zijn, weidende de schapen.
17. Weet dan nu, en zie, wat gij doen zult; want het kwaad is ten
volle over onzen heer besloten, en over zijn ganse huis; en hij is
een zoon Belials, dat men hem niet mag aanspreken.
18. Toen haastte zich Abigail, en nam tweehonderd broden, en twee
lederzakken wijns, en vijf toebereide schapen, en vijf maten
geroost koren, en honderd stukken rozijnen, en tweehonderd
klompen vijgen, en leide [die] op ezelen.
19. En zij zeide tot haar jongelingen: Trekt heen voor mijn
aangezicht; ziet, ik kom achter ulieden; doch haar man Nabal
gaf zij het niet te kennen.
20. Het geschiedde nu, toen zij op den ezel reed, en dat zij afkwam
in het verborgene des bergs, en ziet, David en zijn mannen
kwamen af haar tegemoet, en zij ontmoette hen.
21. David nu had gezegd: Trouwens ik heb te vergeefs bewaard al
wat deze in de woestijn heeft, alzo dat er niets van alles, wat hij
heeft, gemist is; en hij heeft mij kwaad voor goed vergolden.
22. Zo doe God aan de vijanden van David, en zo doe Hij daartoe,
indien ik van allen, die hij heeft, iets tot morgen overlaat, dat
mannelijk is!
23. Toen nu Abigail David zag, zo haastte zij zich, en kwam van den
ezel af, en zij viel voor het aangezicht van David op haar
aangezicht, en zij boog zich ter aarde.
24. En zij viel aan zijn voeten en zeide: Och, mijn heer, mijn zij de
misdaad, en laat toch uw dienstmaagd voor uw oren spreken, en
hoor de woorden uwer dienstmaagd.
25. Mijn heer stelle toch zijn hart niet aan dezen Belials man, aan
Nabal; want gelijk zijn naam is, alzo is hij; zijn naam is Nabal,
969
en dwaasheid is bij hem; en ik, uw dienstmaagd, heb de
jongelingen van mijn heer niet gezien, die gij gezonden hebt.
26. En nu, mijn heer! [zo] [waarachtig] [als] de HEERE leeft, en uw
ziel leeft, het is de HEERE, Die u verhinderd heeft van te komen
met bloedstorting, dat uw hand u zou verlossen; en nu, dat als
Nabal worden uw vijanden, en die tegen mijn heer kwaad
zoeken!
27. En nu, dit is de zegen, dien uw dienstmaagd mijn heer
toegebracht heeft, dat hij gegeven worde den jongelingen, die
mijns heren voetstappen nawandelen.
28. Vergeef toch aan uw dienstmaagd de overtreding, want de
HEERE zal zekerlijk mijn heer een bestendig huis maken,
dewijl mijn heer de oorlogen des HEEREN oorloogt, en geen
kwaad bij u gevonden is van uw dagen af.
29. Wanneer een mens opstaan zal om u te vervolgen, en om uw ziel
te zoeken, zo zal de ziel mijns heren ingebonden zijn in het
bundeltje der levenden bij den HEERE, uw God; maar de ziel
uwer vijanden zal Hij slingeren uit het midden van de holligheid
des slingers.
30. En het zal geschieden, als de HEERE mijn heer naar al het
goede doen zal, dat Hij over u gesproken heeft, en Hij u
gebieden zal een voorganger te zijn over Israel;
31. Zo zal dit u, mijn heer, niet zijn tot wankeling, noch aanstoot des
harten, te weten, dat gij bloed zonder oorzaak zoudt vergoten
hebben, en dat mijn heer zichzelven zou verlost hebben; en als
de HEERE mijn heer weldoen zal, zo zult gij uwer dienstmaagd
gedenken.
32. Toen zeide David tot Abigail: Gezegend zij de HEERE, de God
970
Israels, Die u te dezen dage mij tegemoet gezonden heeft!
33. En gezegend zij uw raad en gezegend zijt gij, dat gij mij te dezen
dage geweerd hebt, van te komen met bloedstorting, dat mijn
hand mij verlost zou hebben!
34. Want voorzeker, [het] [is] [zo] [waarachtig] [als] de HEERE, de
God Israels, leeft, Die mij verhinderd heeft, van u kwaad te
doen, dat, ten ware dat gij u gehaast hadt, en mij tegemoet
gekomen waart, zo ware van Nabal niemand, die mannelijk is,
overgebleven tot het morgenlicht!
35. Toen nam David uit haar hand, wat zij hem gebracht had; en hij
zeide tot haar: Trek met vrede op naar uw huis; zie, ik heb naar
uw stem gehoord, en heb uw aangezicht aangenomen.
36. Toen nu Abigail tot Nabal kwam, ziet, zo had hij een maaltijd in
zijn huis, als eens konings maaltijd; en het hart van Nabal was
vrolijk op denzelven, en hij was zeer dronken; daarom gaf zij
hem niet een woord, klein noch groot, te kennen, tot aan het
morgenlicht.
37. Het geschiedde nu in den morgen, toen de wijn van Nabal
gegaan was, zo gaf hem zijn huisvrouw die woorden te kennen.
Toen bestierf zijn hart in het binnenste van hem, en hij werd als
een steen.
38. En het geschiedde omtrent [na] tien dagen, zo sloeg de HEERE
Nabal, dat hij stierf.
39. Toen David hoorde, dat Nabal dood was, zo zeide hij: Gezegend
zij de HEERE, Die den twist mijner smaadheid getwist heeft van
de hand van Nabal, en heeft zijn knecht onthouden van het
kwade, en [dat] de HEERE het kwaad van Nabal op zijn hoofd
heeft doen wederkeren! En David zond heen, en liet met Abigail
971
spreken, dat hij ze zich ter vrouwe nam.
40. Als nu de knechten van David tot Abigail gekomen waren te
Karmel, zo spraken zij tot haar, zeggende: David heeft ons tot u
gezonden, dat hij zich u ter vrouwe neme.
41. Toen stond zij op, en neigde zich met het aangezicht ter aarde,
en zij zeide: Ziet, uw dienstmaagd zij tot een dienares, om de
voeten der knechten mijns heren te wassen.
42. Abigail nu haastte, en maakte zich op, en zij reed op een ezel,
met haar vijf jonge maagden, die haar voetstappen nawandelden;
zij dan volgde de boden van David na, en zij werd hem ter
huisvrouw.
43. Ook nam David Ahinoam van Jizreel; alzo waren ook die beiden
hem tot vrouwen.
44. Want Saul had zijn dochter Michal, de huisvrouw van David,
gegeven aan Palti, den zoon van Lais, die van Gallim was.


972
1. Samuël
Hoofdstuk 26
1. De Zifieten nu kwamen tot Saul te Gibea, zeggende: Houdt zich
David niet verborgen op den heuvel van Hachila, voor aan de
wildernis?
2. Toen maakte zich Saul op, en toog af naar de woestijn Zif, en
met hem drie duizend man, uitgelezenen van Israel, om David te
zoeken in de woestijn Zif.
3. En Saul legerde zich op den heuvel van Hachila, die voor aan de
wildernis is aan den weg, maar David bleef in de woestijn, en
zag, dat Saul achter hem kwam naar de woestijn.
4. Want David had verspieders gezonden, en hij vernam, dat Saul
voorzeker kwam.
5. En David maakte zich op, en kwam aan de plaats, waar Saul zich
gelegerd had, en David bezag de plaats, waar Saul lag, met
Abner, den zoon van Ner, zijn krijgsoverste. En Saul lag in den
wagenburg, en het volk was rondom hem gelegerd.
6. Toen antwoordde David, en sprak tot Achimelech, den Hethiet,
en tot Abisai, den zoon van Zeruja, den broeder van Joab,
zeggende: Wie zal met mij tot Saul in het leger afgaan? Toen
zeide Abisai: Ik zal met u afgaan.
7. Alzo kwamen David en Abisai tot het volk des nachts; en ziet,
Saul lag te slapen in den wagenburg, en zijn spies stak in de
aarde aan zijn hoofdeinde, en Abner, en het volk lag rondom
hem.
973
8. Toen zeide Abisai tot David: God heeft heden uw vijand in uw
hand besloten; laat mij toch hem nu met de spies op eenmaal ter
aarde slaan, en ik zal het hem niet ten tweeden male doen.
9. David daarentegen zeide tot Abisai: Verderf hem niet; want wie
heeft zijn hand aan den gezalfde des HEEREN gelegd, en is
onschuldig gebleven?
10. Verder zeide David: [Zo] [waarachtig] [als] de HEERE leeft,
maar de HEERE zal hem slaan, of zijn dag zal komen, dat hij zal
sterven, of hij zal in een strijd trekken, dat hij omkome.
11. De HEERE late het verre van mij zijn, dat ik mijn hand legge
aan den gezalfde des HEEREN! zo neem toch nu de spies, die
aan zijn hoofdeinde is, en de waterfles, en laat ons gaan.
12. Zo nam David de spies en de waterfles van Sauls hoofdeinde, en
zij gingen heen; en er was niemand, die het zag, en niemand, die
het merkte, ook niemand, die ontwaakte; want zij sliepen allen;
want er was een diepe slaap des HEEREN op hen gevallen.
13. Toen David over aan gene zijde gekomen was, zo stond hij op
de hoogte des bergs van verre, dat er een grote plaats tussen hen
was.
14. En David riep tot het volk, en tot Abner, den zoon van Ner,
zeggende: Zult gij niet antwoorden, Abner? Toen antwoordde
Abner en zeide: Wie zijt gij, die tot den koning roept?
15. Toen zeide David tot Abner: Zijt gij niet een man, en wie is u
gelijk in Israel? Waarom dan hebt gij over uw heer, den koning,
geen wacht gehouden? Want daar is een van het volk gekomen,
om den koning, uw heer, te verderven.
16. Deze zaak, die gij gedaan hebt, is niet goed; [zo] [waarachtig]
[als] de HEERE leeft, gijlieden zijt kinderen des doods, die over
974
uw heer, den gezalfde des HEEREN, geen wacht gehouden
hebt! En nu, zie, waar de spies des konings is, en de waterfles,
die aan zijn hoofdeinde was.
17. Saul nu kende de stem van David, en zeide: Is dit uw stem, mijn
zoon David? David zeide: Het is mijn stem, mijn heer koning!
18. Hij zeide verder: Waarom vervolgt mijn heer zijn knecht alzo
achterna, want wat heb ik gedaan, en wat kwaad is er in mijn
hand?
19. En nu, mijn heer de koning hore toch naar de woorden zijns
knechts. Indien de HEERE u tegen mij aanport, laat Hem het
spijsoffer rieken; maar indien het mensenkinderen zijn, zo zijn
zij vervloekt voor het aangezicht des HEEREN, dewijl zij mij
heden verstoten, dat ik niet mag vastgehecht blijven in het
erfdeel des HEEREN, zeggende: Ga heen, dien andere goden.
20. En nu, mijn bloed valle niet op de aarde van voor het aangezicht
des HEEREN; want de koning van Israel is uitgegaan om een
enige vlo te zoeken, gelijk als men een veldhoen op de bergen
najaagt.
21. Toen zeide Saul: Ik heb gezondigd; keer weder, mijn zoon
David, want ik zal u geen kwaad meer doen, voor dat mijn ziel
dezen dag dierbaar in uw ogen geweest is; zie, ik heb dwaselijk
gedaan, en ik heb zeer grotelijks gedwaald.
22. Toen antwoordde David, en zeide: Zie, de spies des konings; zo
laat een van de jongelingen overkomen, en halen ze.
23. De HEERE dan vergelde aan een iegelijk zijn gerechtigheid en
zijn getrouwheid; want de HEERE had u heden in [mijn] hand
gegeven; maar ik heb mijn hand niet willen uitsteken, aan den
gezalfde des HEEREN.
975
24. En zie, gelijk als te dezen dage uw ziel in mijn ogen is groot
geacht geweest, alzo zij mijn ziel in de ogen des HEEREN groot
geacht, en Hij verlosse mij uit allen nood.
25. Toen zeide Saul tot David: Gezegend zijt gij, mijn zoon David;
gij zult het ja gewisselijk doen, en gij zult ook gewisselijk de
overhand hebben. Toen ging David op zijn weg, en Saul keerde
weder naar zijn plaats.


976
1. Samuël
Hoofdstuk 27
1. David nu zeide in zijn hart: Nu zal ik een der dagen door Sauls
hand omkomen; mij is niet beter, dan dat ik haastelijk ontkome
in het land der Filistijnen, opdat Saul van mij de hoop verlieze,
om mij meer te zoeken in de ganse landpale van Israel; zo zal ik
ontkomen uit zijn hand.
2. Toen maakte zich David op, en hij ging door, hij en de
zeshonderd mannen, die bij hem waren, tot Achis, den zoon van
Maoch, den koning van Gath.
3. En David bleef bij Achis te Gath, hij en zijn mannen, een
iegelijk met zijn huis; David met zijn beide vrouwen, Ahinoam,
en Jizreelietische, en Abigail, de huisvrouw van Nabal, de
Karmelietische.
4. Toen aan Saul geboodschapt werd, dat David gevlucht was naar
Gath, zo voer hij niet meer voort hem te zoeken.
5. En David zeide tot Achis: Indien ik nu genade in uw ogen
gevonden heb, men geve mij een plaats in een van de steden des
lands, dat ik daar wone; want waarom zou uw knecht in de
koninklijke stad bij u wonen?
6. Toen gaf Achis te dien dage Ziklag; daarom is Ziklag van de
koningen van Juda geweest tot op dezen dag.
7. Het getal nu der dagen, die David in het land der Filistijnen
woonde, was een jaar en vier maanden.
8. David nu toog op met zijn mannen, en zij overvielen de
977
Gesurieten, en de Girzieten, en de Amalekieten (want deze zijn
vanouds geweest de inwoners des lands), dat gij gaat naar Sur,
en tot aan Egypteland.
9. En David sloeg dat land, en liet noch man noch vrouw leven;
ook nam hij de schapen en runderen, en de ezelen, en kemels, en
klederen, en keerde weder en kwam tot Achis.
10. Als Achis zeide: Waar zijt gijlieden heden ingevallen? zo zeide
David: Tegen het zuiden van Juda, en tegen het zuiden der
Jerahmeelieten, en tegen het zuiden der Kenieten.
11. En David liet noch man noch vrouw leven, om te Gath te
brengen, zeggende: Dat zij misschien van ons niet
boodschappen, zeggende: Alzo heeft David gedaan! En alzo was
zijn wijze al de dagen, die hij in der Filistijnen land gewoond
heeft.
12. En Achis geloofde David, zeggende: Hij heeft zich ten enenmaal
stinkende gemaakt bij zijn volk, in Israel; daarom zal hij
eeuwiglijk mij tot een knecht zijn.


978
1. Samuël
Hoofdstuk 28
1. En het geschiedde in die dagen, als de Filistijnen hun legers
vergaderden tot den strijd, om tegen Israel te strijden, zo zeide
Achis tot David: Gij zult zekerlijk weten, dat gij met mij in het
leger zult uittrekken, gij en uw mannen.
2. Toen zeide David tot Achis: Aldus zult gij weten, wat uw knecht
doen zal. En Achis zeide tot David: Daarom zal ik u ten
bewaarder mijns hoofds zetten, te allen dage.
3. Samuel nu was gestorven, en gans Israel had rouw over hem
bedreven; en zij hadden hem begraven te Rama, te weten in zijn
stad. En Saul had uit het land weggedaan de waarzeggers en
duivelskunstenaars.
4. En de Filistijnen kwamen en vergaderden zich, en zij legerden
zich te Sunem; en Saul vergaderde gans Israel, en zij legerden
zich op Gilboa.
5. Toen Saul het leger der Filistijnen zag, zo vreesde hij, en zijn
hart beefde zeer.
6. En Saul vraagde den HEERE; maar de HEERE antwoordde hem
niet; noch door dromen, noch door de urim, noch door de
profeten.
7. Toen zeide Saul tot zijn knechten: Zoekt mij een vrouw, die een
waarzeggenden geest heeft, dat ik tot haar ga, en door haar
onderzoeke. Zijn knechten nu zeiden tot hem: Zie, te Endor is
een vrouw, die een waarzeggenden geest heeft.
979
8. En Saul verstelde zich, en trok andere klederen aan, en ging
heen, en twee mannen met hem, en zij kwamen des nachts tot de
vrouw, en hij zeide: Voorzeg mij toch door den waarzeggenden
geest, en doe mij opkomen, dien ik tot u zeggen zal.
9. Toen zeide de vrouw tot hem: Zie, gij weet, wat Saul gedaan
heeft, hoe hij de waarzegsters en de duivelskunstenaars uit dit
land heeft uitgeroeid; waarom stelt gij dan mijn ziel een strik,
om mij te doden?
10. Saul nu zwoer haar bij den HEERE, zeggende: [Zo] [waarachtig]
[als] de HEERE leeft, indien u een straf om deze zaak zal
overkomen!
11. Toen zeide de vrouw: Wien zal ik u doen opkomen? En hij
zeide: Doe mij Samuel opkomen.
12. Toen nu de vrouw Samuel zag, zo riep zij met luider stem, en de
vrouw sprak tot Saul, zeggende: Waarom hebt gij mij bedrogen?
Want gij zijt Saul.
13. En de koning zeide tot haar: Vrees niet; maar wat ziet gij? Toen
zeide de vrouw tot Saul: Ik zie goden, uit de aarde opkomende.
14. Hij dan zeide tot haar: Hoe is zijn gedaante? En zij zeide: Er
komt een oud man op, en hij is met een mantel bekleed. Toen
Saul vernam, dat het Samuel was, zo neigde hij zich met het
aangezicht ter aarde, en hij boog zich.
15. En Samuel zeide tot Saul: Waarom hebt gij mij onrustig
gemaakt, mij doende opkomen? Toen zeide Saul: Ik ben zeer
beangstigd, want de Filistijnen krijgen tegen mij, en God is van
mij geweken, en antwoordt mij niet meer, noch door den dienst
der profeten, noch door dromen; daarom heb ik u geroepen, dat
gij mij te kennen geeft, wat ik doen zal.
980
16. Toen zeide Samuel: Waarom vraagt gij mij toch, dewijl de
HEERE van u geweken en uw vijand geworden is?
17. Want de HEERE heeft voor Zich gedaan, gelijk als Hij door
mijn dienst gesproken heeft; en heeft het koninkrijk van uw
hand gescheurd, en Hij heeft dat gegeven aan uw naaste, aan
David.
18. Gelijk als gij naar de stem des HEEREN niet gehoord hebt, en
de hittigheid Zijns toorns niet uitgericht hebt tegen Amalek;
daarom heeft de HEERE u deze zaak gedaan te dezen dage.
19. En de HEERE zal ook Israel met u in de hand der Filistijnen
geven, en morgen zult gij en uw zonen bij mij zijn; ook zal de
HEERE het leger van Israel in de hand der Filistijnen geven.
20. Toen viel Saul haastelijk ter aarde, zo lang als hij was, en hij
vreesde zeer vanwege de woorden van Samuel; ook was er geen
kracht in hem; want hij had den gehelen dag en den gehelen
nacht geen brood gegeten.
21. De vrouw nu kwam tot Saul, en zag, dat hij zeer verbaasd was;
en zij zeide tot hem: Zie, uw dienstmaagd heeft naar uw stem
gehoord, en ik heb mijn ziel in mijn hand gesteld, en ik heb uw
woorden gehoord, die gij tot mij gesproken hebt.
22. Zo hoor toch gij nu ook naar de stem uwer dienstmaagd, en laat
mij een bete broods voor u zetten, en eet; zo zal er kracht in u
zijn, dat gij over weg gaat.
23. Doch hij weigerde het, en zeide: Ik zal niet eten. Maar zijn
knechten, en ook de vrouw, hielden bij hem aan. Toen hoorde
hij naar hun stem, en hij stond op van de aarde, en zette zich op
het bed.
24. En de vrouw had een gemest kalf in het huis; en zij haastte zich
981
en slachtte het; en zij nam meel, en kneedde het, en bakte daar
ongezuurde [koeken] van.
25. En zij bracht ze voor Saul en voor zijn knechten, en zij aten;
daarna stonden zij op, en gingen weg in dienzelfden nacht.


982
1. Samuël
Hoofdstuk 29
1. De Filistijnen nu hadden al hun legers vergaderd te Afek; en de
Israelieten legerden zich bij de fontein, die bij Jizreel is.
2. En de vorsten der Filistijnen togen daarheen met honderden, en
met duizenden; doch David met zijn mannen togen met Achis in
den achtertocht.
3. Toen zeiden de oversten der Filistijnen: Wat zullen deze
Hebreen? Zo zeide Achis tot de oversten der Filistijnen: Is deze
niet David, de knecht van Saul, den koning van Israel, die deze
dagen of deze jaren bij mij geweest is? En ik heb in hem niets
gevonden van dien dag af, dat hij afgevallen is tot dezen dag toe.
4. Doch de oversten der Filistijnen werden zeer toornig op hem, en
de oversten der Filistijnen zeiden tot hem: Doe den man
wederkeren, dat hij tot zijn plaats wederkere, waar gij hem
besteld hebt, en dat hij niet met ons aftrekke in den strijd, opdat
You have read 1 text from Dutch literature.
Next - Statenvertaling - 2 - 15
  • Parts
  • Statenvertaling - 2 - 01
    Total number of words is 4418
    Total number of unique words is 802
    58.3 of words are in the 2000 most common words
    75.1 of words are in the 5000 most common words
    82.2 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 02
    Total number of words is 4559
    Total number of unique words is 787
    56.5 of words are in the 2000 most common words
    71.7 of words are in the 5000 most common words
    78.3 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 03
    Total number of words is 4395
    Total number of unique words is 806
    41.7 of words are in the 2000 most common words
    52.5 of words are in the 5000 most common words
    57.3 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 04
    Total number of words is 4378
    Total number of unique words is 808
    46.0 of words are in the 2000 most common words
    60.3 of words are in the 5000 most common words
    65.8 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 05
    Total number of words is 4503
    Total number of unique words is 910
    51.2 of words are in the 2000 most common words
    67.6 of words are in the 5000 most common words
    76.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 06
    Total number of words is 4519
    Total number of unique words is 936
    49.8 of words are in the 2000 most common words
    65.8 of words are in the 5000 most common words
    73.2 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 07
    Total number of words is 4551
    Total number of unique words is 820
    54.4 of words are in the 2000 most common words
    70.4 of words are in the 5000 most common words
    76.0 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 08
    Total number of words is 4580
    Total number of unique words is 847
    57.4 of words are in the 2000 most common words
    72.0 of words are in the 5000 most common words
    79.8 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 09
    Total number of words is 4521
    Total number of unique words is 877
    57.0 of words are in the 2000 most common words
    72.5 of words are in the 5000 most common words
    79.3 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 10
    Total number of words is 4527
    Total number of unique words is 900
    55.9 of words are in the 2000 most common words
    73.1 of words are in the 5000 most common words
    79.3 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 11
    Total number of words is 4590
    Total number of unique words is 866
    54.8 of words are in the 2000 most common words
    70.3 of words are in the 5000 most common words
    76.7 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 12
    Total number of words is 4586
    Total number of unique words is 877
    53.8 of words are in the 2000 most common words
    69.6 of words are in the 5000 most common words
    75.2 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 13
    Total number of words is 4601
    Total number of unique words is 784
    59.4 of words are in the 2000 most common words
    76.3 of words are in the 5000 most common words
    83.8 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 14
    Total number of words is 4605
    Total number of unique words is 809
    55.9 of words are in the 2000 most common words
    71.6 of words are in the 5000 most common words
    77.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 15
    Total number of words is 4538
    Total number of unique words is 877
    53.7 of words are in the 2000 most common words
    72.7 of words are in the 5000 most common words
    79.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 16
    Total number of words is 4474
    Total number of unique words is 876
    55.6 of words are in the 2000 most common words
    69.8 of words are in the 5000 most common words
    76.3 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 17
    Total number of words is 4639
    Total number of unique words is 871
    57.8 of words are in the 2000 most common words
    74.8 of words are in the 5000 most common words
    80.2 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 18
    Total number of words is 4679
    Total number of unique words is 859
    57.3 of words are in the 2000 most common words
    73.2 of words are in the 5000 most common words
    79.9 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 19
    Total number of words is 4485
    Total number of unique words is 1024
    49.3 of words are in the 2000 most common words
    64.6 of words are in the 5000 most common words
    71.0 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 20
    Total number of words is 4545
    Total number of unique words is 866
    54.2 of words are in the 2000 most common words
    69.6 of words are in the 5000 most common words
    76.6 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 21
    Total number of words is 4484
    Total number of unique words is 791
    55.1 of words are in the 2000 most common words
    70.9 of words are in the 5000 most common words
    78.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 22
    Total number of words is 4467
    Total number of unique words is 852
    56.6 of words are in the 2000 most common words
    72.4 of words are in the 5000 most common words
    78.7 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 23
    Total number of words is 4589
    Total number of unique words is 769
    59.7 of words are in the 2000 most common words
    72.6 of words are in the 5000 most common words
    79.6 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 24
    Total number of words is 4658
    Total number of unique words is 835
    58.9 of words are in the 2000 most common words
    73.3 of words are in the 5000 most common words
    80.3 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 25
    Total number of words is 4695
    Total number of unique words is 834
    58.8 of words are in the 2000 most common words
    74.5 of words are in the 5000 most common words
    81.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 26
    Total number of words is 4671
    Total number of unique words is 822
    59.4 of words are in the 2000 most common words
    73.7 of words are in the 5000 most common words
    80.7 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 27
    Total number of words is 4554
    Total number of unique words is 767
    55.2 of words are in the 2000 most common words
    70.9 of words are in the 5000 most common words
    78.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 28
    Total number of words is 4510
    Total number of unique words is 845
    55.2 of words are in the 2000 most common words
    71.3 of words are in the 5000 most common words
    78.2 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 29
    Total number of words is 4472
    Total number of unique words is 838
    53.5 of words are in the 2000 most common words
    69.2 of words are in the 5000 most common words
    76.2 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 30
    Total number of words is 4281
    Total number of unique words is 1088
    29.3 of words are in the 2000 most common words
    38.6 of words are in the 5000 most common words
    44.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 31
    Total number of words is 4308
    Total number of unique words is 934
    35.0 of words are in the 2000 most common words
    45.0 of words are in the 5000 most common words
    52.2 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 32
    Total number of words is 4376
    Total number of unique words is 1045
    45.9 of words are in the 2000 most common words
    59.7 of words are in the 5000 most common words
    67.8 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 33
    Total number of words is 4376
    Total number of unique words is 906
    48.0 of words are in the 2000 most common words
    63.2 of words are in the 5000 most common words
    71.0 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 34
    Total number of words is 4352
    Total number of unique words is 883
    46.5 of words are in the 2000 most common words
    60.9 of words are in the 5000 most common words
    68.4 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 35
    Total number of words is 4441
    Total number of unique words is 845
    53.0 of words are in the 2000 most common words
    69.3 of words are in the 5000 most common words
    75.9 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 36
    Total number of words is 4367
    Total number of unique words is 893
    51.8 of words are in the 2000 most common words
    68.5 of words are in the 5000 most common words
    76.2 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 37
    Total number of words is 4494
    Total number of unique words is 886
    53.1 of words are in the 2000 most common words
    70.2 of words are in the 5000 most common words
    77.4 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 38
    Total number of words is 4483
    Total number of unique words is 853
    50.2 of words are in the 2000 most common words
    66.8 of words are in the 5000 most common words
    74.6 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 39
    Total number of words is 4387
    Total number of unique words is 872
    51.6 of words are in the 2000 most common words
    67.9 of words are in the 5000 most common words
    76.7 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 40
    Total number of words is 4285
    Total number of unique words is 881
    46.6 of words are in the 2000 most common words
    60.8 of words are in the 5000 most common words
    67.6 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 41
    Total number of words is 4334
    Total number of unique words is 879
    49.4 of words are in the 2000 most common words
    64.6 of words are in the 5000 most common words
    73.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 42
    Total number of words is 4381
    Total number of unique words is 973
    50.4 of words are in the 2000 most common words
    64.1 of words are in the 5000 most common words
    69.4 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 43
    Total number of words is 4265
    Total number of unique words is 1012
    47.5 of words are in the 2000 most common words
    60.6 of words are in the 5000 most common words
    66.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 44
    Total number of words is 4313
    Total number of unique words is 953
    43.7 of words are in the 2000 most common words
    57.4 of words are in the 5000 most common words
    63.8 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 45
    Total number of words is 3955
    Total number of unique words is 718
    60.0 of words are in the 2000 most common words
    76.0 of words are in the 5000 most common words
    81.5 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.