Statenvertaling - 2 - 22

Total number of words is 4467
Total number of unique words is 852
56.6 of words are in the 2000 most common words
72.4 of words are in the 5000 most common words
78.7 of words are in the 8000 most common words
Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
dezelve nederbuigen zult;
1125
7. Zo zal Ik Israel uitroeien van het land, dat Ik hun gegeven heb,
en dit huis, hetwelk Ik Mijn Naam geheiligd heb, zal Ik van
Mijn aangezicht wegwerpen; en Israel zal tot een spreekwoord
en spotrede zijn onder alle volken.
8. En aangaande dit huis, [dat] verheven zal geweest zijn, al wie
voor hetzelve zal voorbijgaan, zal zich ontzetten en fluiten; men
zal zeggen: Waarom heeft de HEERE alzo gedaan aan dit land
en aan dit huis?
9. En men zal zeggen: Omdat zij den HEERE, hun God, verlaten
hebben, Die hun vaderen uit Egypteland uitgevoerd had, en
hebben zich aan andere goden gehouden, en zich voor dezelve
nedergebogen, en hen gediend; daarom heeft de HEERE al dit
kwaad over hen gebracht.
10. En het geschiedde ten einde van twintig jaren, in dewelke
Salomo die twee huizen gebouwd had, het huis des HEEREN en
het huis des konings;
11. ([Waartoe] Hiram, de koning van Tyrus, Salomo van
cederbomen, en van dennenbomen, en van goud, naar al zijn lust
opgebracht had), dat alstoen de koning Salomo aan Hiram
twintig steden gaf in het land van Galilea.
12. En Hiram toog uit van Tyrus, om de steden te bezien, die
Salomo hem gegeven had, maar zij waren niet recht in zijn ogen.
13. Daarom zeide hij: Wat zijn dat voor steden, mijn broeder, die gij
mij gegeven hebt? En hij noemde ze het land Kabul, tot op
dezen dag.
14. En Hiram had den koning gezonden honderd en twintig talenten
gouds.
15. Dit is nu de oorzaak van het uitschot, dat de koning Salomo deed
1126
opkomen, om het huis des HEEREN te bouwen, en zijn huis, en
Millo, en den muur van Jeruzalem, mitsgaders Hazor, en
Megiddo, en Gezer.
16. [Want] Farao, de koning van Egypte, was opgekomen, en had
Gezer ingenomen, en haar met vuur verbrand, en de
Kanaanieten, die in de stad woonden, gedood, en had haar aan
zijn dochter, de huisvrouw van Salomo, tot een geschenk
gegeven.
17. Alzo bouwde Salomo Gezer, en het lage Beth-horon.
18. En Baalath, en Tamor in de woestijn, in dat land;
19. En al de schatsteden, die Salomo had, en de wagensteden, en de
steden der ruiteren, en wat de begeerte van Salomo begeerde te
bouwen, in Jeruzalem, en op den Libanon, en in het ganse land
zijner heerschappij.
20. Aangaande al het volk, dat overgebleven was van de Amorieten,
Hethieten, Ferezieten, Hevieten, en Jebusieten, die niet waren
van de kinderen Israels;
21. Hun kinderen, die na hen in het land overgebleven waren, die de
kinderen Israels niet hadden kunnen verbannen, die heeft
Salomo gebracht op slaafsen uitschot tot op dezen dag.
22. Doch van de kinderen Israels maakte Salomo geen slaaf; maar
zij waren krijgslieden, en zijn knechten, en zijn vorsten, en zijn
hoofdlieden, en de oversten zijner wagenen, en zijner ruiteren.
23. Dezen waren de oversten der bestelden, die over het werk van
Salomo waren, vijfhonderd en vijftig, die heerschappij hadden
over het volk, dat in het werk doende was.
24. Doch de dochter van Farao toog van de stad Davids op tot haar
huis, hetwelk hij voor haar gebouwd had; toen bouwde hij
1127
Millo.
25. En Salomo offerde driemaal des jaars brandofferen en
dankofferen, op het altaar, dat hij den HEERE gebouwd had, en
rookte op dat, hetwelk voor het aangezicht des HEEREN was,
als hij het huis volmaakt had.
26. De koning Salomo maakte ook schepen te Ezeon-geber, dat bij
Eloth is, aan den oever der Schelfzee, in het land van Edom.
27. En Hiram zond met die schepen zijn knechten, scheepslieden,
kenners van de zee, met de knechten van Salomo.
28. En zij kwamen te Ofir, en haalden van daar aan goud,
vierhonderd en twintig talenten, en brachten het tot den koning
Salomo.


1128
1. Koningen
Hoofdstuk 10
1. En toen de koningin van Scheba het gerucht van Salomo hoorde,
aangaande den Naam des HEEREN, kwam zij, om hem met
raadselen te verzoeken.
2. En zij kwam te Jeruzalem, met een zeer zwaar heir, met
kemelen, dragende specerijen, en zeer veel gouds, en kostelijk
gesteente; en zij kwam tot Salomo, en sprak tot hem al wat in
haar hart was.
3. En Salomo verklaarde haar al haar woorden; geen ding was er
verborgen voor den koning, dat hij haar niet verklaarde.
4. Als nu de koningin van Scheba zag al de wijsheid van Salomo,
en het huis, hetwelk hij gebouwd had,
5. En de spijze zijner tafel, en het zitten zijner knechten, en het
staan zijner dienaren, en hun kledingen, en zijn schenkers, en
zijn opgang, waardoor hij henen opging in het huis des
HEEREN, zo was in haar geen geest meer.
6. En zij zeide tot den koning: Het woord is waarheid geweest, dat
ik in mijn land gehoord heb, van uw zaken en van uw wijsheid.
7. Ik heb die woorden niet geloofd, totdat ik gekomen ben, en mijn
ogen [dat] gezien hebben; en zie, de helft is mij niet aangezegd;
gij hebt met wijsheid en goed overtroffen het gerucht, dat ik
gehoord heb.
8. Welgelukzalig zijn uw mannen, welgelukzalig deze uw
knechten, die gedurig voor uw aangezicht staan, die uw wijsheid
1129
horen!
9. Geloofd zij de HEERE, uw God, Die behagen in u heeft gehad,
om u op den troon van Israel te zetten! Omdat de HEERE Israel
in eeuwigheid bemint, daarom heeft Hij u tot koning gesteld, om
recht en gerechtigheid te doen.
10. En zij gaf den koning honderd en twintig talenten gouds, en zeer
veel specerijen, en kostelijk gesteente; als deze specerij, die de
koningin van Scheba den koning Salomo gaf, is er nooit meer in
menigte gekomen.
11. Verder ook de schepen van Hiram, die goud uit Ofir voerden,
brachten uit Ofir zeer veel almuggimhout en kostelijk gesteente.
12. En de koning maakte van dit almuggimhout steunselen voor het
huis des HEEREN, en voor het huis des konings, mitsgaders
harpen en luiten voor de zangers. Het almuggimhout was zo niet
gekomen noch gezien geweest, tot op dezen dag.
13. En de koning Salomo gaf de koningin van Scheba al haar
behagen, wat zij begeerde; behalve dat hij haar gaf naar het
vermogen van den koning Salomo; zo keerde zij en toog in haar
land, zij en haar knechten.
14. Het gewicht nu van het goud, dat voor Salomo op een jaar
inkwam was zeshonderd zes en zestig talenten gouds;
15. Behalve dat van de kramers was, en van den handel der
kruideniers, en van alle koningen van Arabie, en van de
geweldigen van dat land.
16. Ook maakte de koning Salomo tweehonderd rondassen van
geslagen goud; zeshonderd [sikkelen] gouds liet hij opwegen tot
elke rondas.
17. Insgelijks driehonderd schilden van geslagen goud; drie pond
1130
gouds liet hij opwegen tot elk schild; en de koning leide ze in
het huis des wouds van Libanon.
18. Nog maakte de koning een groten elpenbenen troon, en hij
overtoog denzelven met dicht goud.
19. Deze troon had zes trappen, en het hoofd van den troon was van
achteren rond, en aan beide zijden waren leuningen tot de
zitplaats toe, en twee leeuwen stonden bij die leuningen.
20. En twaalf leeuwen stonden daar op de zes trappen aan beide
zijden, desgelijks is in geen koninkrijken gemaakt geweest.
21. Ook waren alle drinkvaten van den koning Salomo van goud, en
alle vaten van het huis des wouds van Libanon waren van
gesloten goud; geen zilver was er aan; [want] het werd in de
dagen van Salomo niet voor enig ding geacht.
22. Want de koning had in zee schepen van Tharsis, met de schepen
van Hiram; deze schepen van Tharsis kwamen in, eenmaal in
drie jaren, brengende goud, en zilver, elpenbeen, en apen, en
pauwen.
23. Alzo werd de koning Salomo groter dan alle koningen der aarde,
in rijkdom en in wijsheid.
24. En de ganse aarde zocht het aangezicht van Salomo, om zijn
wijsheid te horen, die God in zijn hart gegeven had.
25. En zij brachten een ieder zijn geschenk, zilveren vaten, en
gouden vaten, en klederen, en harnas, en specerijen, paarden en
muilezelen, elk ding van jaar tot jaar.
26. Daartoe vergaderde Salomo wagenen en ruiteren, en hij had
duizend en vierhonderd wagenen, en twaalf duizend ruiteren, en
leide ze in de wagensteden en bij den koning in Jeruzalem.
27. En de koning maakte het zilver in Jeruzalem te zijn als stenen,
1131
en de cederen maakte hij te zijn als de wilde vijgebomen, die in
de laagte zijn, in menigte.
28. En het uitbrengen der paarden was hetgeen Salomo uit Egypte
had; en aangaande het linnen garen, de kooplieden des konings
namen het linnen garen voor den prijs.
29. En een wagen kwam op, en ging uit van Egypte, voor
zeshonderd [sikkelen] zilvers, en een paard voor honderd en
vijftig; en alzo voerden ze [die] uit door hun hand voor alle
koningen der Hethieten, en voor de koningen van Syrie.


1132
1. Koningen
Hoofdstuk 11
1. En de koning Salomo had veel vreemde vrouwen lief, en dat
benevens de dochter van Farao: Moabietische, Ammonietische,
Edomietische, Sidonische, Hethietische;
2. Van die volken, waarvan de HEERE gezegd had tot de kinderen
Israels: Gijlieden zult tot hen niet ingaan, en zij zullen tot u niet
inkomen; zij zouden zekerlijk uw hart achter hun goden neigen;
aan deze hing Salomo met liefde.
3. En hij had zevenhonderd vrouwen, vorstinnen, en driehonderd
bijwijven en zijn vrouwen neigden zijn hart.
4. Want het geschiedde in den tijd van Salomo's ouderdom, [dat]
zijn vrouwen zijn hart achter andere goden neigden; dat zijn hart
niet volkomen was met den HEERE, zijn God, gelijk het hart
van zijn vader David.
5. Want Salomo wandelde Astoreth, den god der Sidoniers, na, en
Milchom, het verfoeisel der Ammonieten.
6. Alzo deed Salomo, dat kwaad was in de ogen des HEEREN; en
volhardde niet den HEERE te volgen, gelijk zijn vader David.
7. Toen bouwde Salomo een hoogte voor Kamos, het verfoeisel der
Moabieten, op den berg, die voor Jeruzalem is, en voor Molech,
het verfoeisel der kinderen Ammons.
8. En alzo deed hij voor al zijn vreemde vrouwen, die haar goden
rookten en offerden.
9. Daarom vertoornde Zich de HEERE tegen Salomo, omdat hij
1133
zijn hart geneigd had van den HEERE, den God Israels, Die hem
tweemaal verschenen was.
10. En hem van deze zaak geboden had, dat hij andere goden niet
zou nawandelen; doch hij hield niet, wat de HEERE geboden
had.
11. Daarom zeide de HEERE tot Salomo: Dewijl dit bij u geschied
is, dat gij niet hebt gehouden Mijn verbond en Mijn inzettingen,
die Ik u geboden heb; Ik zal gewisselijk dit koninkrijk van u
scheuren, en datzelve uw knecht geven.
12. In uw dagen nochtans zal Ik dat niet doen, om uws vaders
Davids wil, van de hand uws zoons zal Ik het scheuren.
13. Doch Ik zal het gehele koninkrijk niet afscheuren; een stam zal
Ik uw zoon geven, om Mijns knechts Davids wil, en om
Jeruzalems wil, dat Ik verkoren heb.
14. Zo verwekte de HEERE Salomo een tegenpartijder, Hadad, den
Edomiet; hij was van des konings zaad in Edom.
15. Want het was geschied, als David in Edom was, toen Joab, de
krijgsoverste, optoog, om de verslagenen te begraven, dat hij al
wat mannelijk was in Edom sloeg;
16. Want Joab bleef aldaar zes maanden, met het ganse Israel, totdat
hij al wat mannelijk was in Edom uitgeroeid had.
17. Doch Hadad was ontvloden, hij en [enige] Edomietische mannen
uit zijns vaders knechten met hem, om in Egypte te komen;
Hadad nu was een klein jongsken.
18. En zij maakten zich op van Midian, en kwamen tot Paran; en
namen met zich mannen van Paran, en kwamen in Egypte tot
Farao, den koning van Egypte, die hem een huis gaf, en hem
voeding toezeide, en hem een land gaf.
1134
19. En Hadad vond grote genade in de ogen van Farao, zodat hij
hem tot een vrouw gaf de zuster zijner huisvrouw, de zuster van
Tachpenes, de koningin.
20. En de zuster van Tachpenes baarde hem zijn zoon Genubath,
denwelken Tachpenes optoog in het huis van Farao; zodat
Genubath in het huis van Farao was, onder de zonen van Farao.
21. Toen nu Hadad in Egypte hoorde, dat David met zijn vaderen
ontslapen, en dat Joab, de krijgsoverste, dood was, zeide Hadad
tot Farao: Laat mij gaan, dat ik in mijn land trekke.
22. Doch Farao zeide: Maar wat ontbreekt u bij mij, dat, zie, gij in
uw land zoekt te trekken? En hij zeide: Niets, maar laat mij
evenwel gaan.
23. Ook verwekte God hem een wederpartijder, Rezon, den zoon
van Eljada, die gevloden was van zijn heer Hadad-ezer, den
koning van Zoba,
24. Tegen welken hij ook mannen vergaderd had, en werd overste
ener bende, als David die doodde; en getrokken zijnde naar
Damaskus, woonden zij aldaar, en regeerden in Damaskus.
25. En hij was Israels tegenpartijder al de dagen van Salomo, en dat
benevens het kwaad, dat Hadad [deed]; want hij had een afkeer
van Israel, en hij regeerde over Syrie.
26. Daartoe Jerobeam, de zoon van Nebat, een Efrathiet van Zereda,
Salomo's knecht (wiens moeders naam was Zerua, een
weduwvrouw), hief ook de hand op tegen den koning.
27. Dit is nu de zaak, waarom hij de hand tegen den koning ophief.
Salomo bouwde Millo, [en] sloot de breuk der stad van zijn
vader David toe.
28. En de man Jerobeam was een dapper held. Toen Salomo dezen
1135
jongeling zag, dat hij arbeidzaam was, zo stelde hij hem over al
den last van het huis van Jozef.
29. Het geschiedde nu te dier tijd, als Jerobeam uit Jeruzalem
uitging, dat de profeet Ahia, de Siloniet, hem op den weg vond,
en hij zich een nieuw kleed aangedaan had, en zij beiden alleen
op het veld waren;
30. Zo vatte Ahia het nieuwe kleed, dat aan hem was, en scheurde
het, in twaalf stukken.
31. En hij zeide tot Jerobeam: Neem u tien stukken; want alzo zegt
de HEERE, de God Israels: Zie, Ik zal het koninkrijk van de
hand van Salomo scheuren, en u tien stammen geven.
32. Maar een stam zal hij hebben, om Mijns knechts Davids wil, en
om Jeruzalems wil, de stad, die Ik verkoren heb uit alle stammen
van Israel.
33. Daarom dat zij Mij verlaten, en zich nedergebogen hebben voor
Astoreth, den god der Sidoniers, Kamos, den god der
Moabieten, en Milchom, den god der kinderen Ammons; en niet
gewandeld hebben in Mijn wegen, om te doen wat recht is in
Mijn ogen, te weten Mijn inzettingen en Mijn rechten; gelijk
zijn vader David.
34. Doch niets van dit koninkrijk zal Ik uit zijn hand nemen; maar Ik
stel hem tot een vorst al de dagen zijns levens, om Mijns knechts
Davids wil, dien Ik verkoren heb, die Mijn geboden en Mijn
inzettingen gehouden heeft.
35. Maar uit de hand zijns zoons zal Ik het koninkrijk nemen; en Ik
zal u daarvan tien stammen geven.
36. En zijn zoon zal Ik een stam geven; opdat Mijn knecht David
altijd een lamp voor Mijn aangezicht hebbe in Jeruzalem, de
1136
stad, die Ik Mij verkoren heb, om Mijn Naam daar te stellen.
37. Zo zal Ik u nemen, en gij zult regeren over al wat uw ziel zal
begeren; en gij zult koning zijn over Israel.
38. En het zal geschieden, zo gij horen zult al wat Ik u zal gebieden,
en in Mijn wegen zult wandelen, en doen wat recht in Mijn ogen
is, houdende Mijn inzettingen en Mijn geboden, gelijk als Mijn
knecht David gedaan heeft; dat Ik met u zal zijn, en u een
bestendig huis bouwen, gelijk als Ik David gebouwd heb, en zal
u Israel geven.
39. En Ik zal om diens wil het zaad van David verootmoedigen;
nochtans niet altijd.
40. Daarom zocht Salomo Jerobeam te doden; maar Jerobeam
maakte zich op, en vlood in Egypte, tot Sisak, den koning van
Egypte, en was in Egypte, totdat Salomo stierf.
41. Het overige nu der geschiedenissen van Salomo, en al wat hij
gedaan heeft, en zijn wijsheid, is dat niet geschreven in het boek
der geschiedenissen van Salomo?
42. De tijd nu, dien Salomo te Jeruzalem over het ganse Israel
regeerde, was veertig jaar.
43. Daarna ontsliep Salomo met zijn vaderen, en werd begraven in
de stad van zijn vader David; en Rehabeam, zijn zoon, werd
koning in zijn plaats.


1137
1. Koningen
Hoofdstuk 12
1. En Rehabeam toog naar Sichem, want het ganse Israel was te
Sichem gekomen, om hem koning te maken.
2. Het geschiedde nu, als Jerobeam, de zoon van Nebat, [dit]
hoorde, daar hij nog in Egypte was (want hij was van het
aangezicht van den koning Salomo gevloden; en Jerobeam
woonde in Egypte),
3. Dat zij henen zonden, en lieten hem roepen; en Jerobeam en de
ganse gemeente van Israel kwamen en spraken tot Rehabeam,
zeggende:
4. Uw vader heeft ons juk hard gemaakt; gij dan nu, maak uws
vaders harden dienst, en zijn zwaar juk, dat hij ons opgelegd
heeft, lichter, en wij zullen u dienen.
5. En hij zeide tot hen: Gaat heen tot aan den derden dag, komt dan
weder tot mij. En het volk ging heen.
6. En de koning Rehabeam hield raad met de oudsten, die gestaan
hadden voor het aangezicht van zijn vader Salomo, als hij
leefde, zeggende: Hoe raadt gijlieden, dat men dit volk
antwoorden zal?
7. En zij spraken tot hem, zeggende: Indien gij heden knecht van
dit volk wezen zult, en hen dienen, en hun antwoorden, en tot
hen goede woorden spreken zult, zo zullen zij te allen dage uw
knechten zijn.
8. Maar hij verliet den raad der oudsten, dien zij hem geraden
1138
hadden; en hij hield raad met de jongelingen, die met hem
opgewassen waren, die voor zijn aangezicht stonden.
9. En hij zeide tot hen: Wat raadt gijlieden, dat wij dit volk
antwoorden zullen, die tot mij gesproken hebben, zeggende:
Maak het juk, dat uw vader ons opgelegd heeft, lichter.
10. En de jongelingen, die met hem opgewassen waren, spraken tot
hem, zeggende: Alzo zult gij zeggen tot dat volk, die tot u
gesproken hebben, zeggende: Uw vader heeft ons juk zwaar
gemaakt, maar maak gij het over ons lichter; alzo zult gij tot hen
spreken: Mijn kleinste [vinger] zal dikker zijn dan mijns vaders
lenden.
11. Indien nu mijn vader een zwaar juk op u heeft doen laden, zo zal
ik boven uw juk nog daartoe doen; mijn vader heeft u met
geselen gekastijd, maar ik zal u met schorpioenen kastijden.
12. Zo kwam Jerobeam en het ganse volk tot Rehabeam op den
derden dag, gelijk als de koning gesproken had, zeggende: Komt
weder tot mij op den derden dag.
13. En de koning antwoordde het volk hardelijk; want hij verliet den
raad der oudsten, dien zij hem geraden hadden.
14. En hij sprak tot hen naar den raad der jongelingen, zeggende:
Mijn vader heeft uw juk zwaar gemaakt, maar ik zal boven uw
juk nog daartoe doen; mijn vader heeft u met geselen gekastijd,
maar ik zal u met schorpioenen kastijden.
15. Alzo hoorde de koning naar het volk niet; want deze omwending
was van den HEERE, opdat Hij Zijn woord bevestigde, hetwelk
de HEERE door den dienst van Ahia, den Siloniet, gesproken
had tot Jerobeam, den zoon van Nebat.
16. Toen gans Israel zag, dat de koning naar hen niet hoorde, zo gaf
1139
het volk den koning weder antwoord, zeggende: Wat deel
hebben wij aan David? Ja, geen erve [hebben] [wij] aan den
zoon van Isai; naar uw tenten, o Israel! Voorzie nu uw huis, o
David! Zo ging Israel naar zijn tenten.
17. Doch aangaande de kinderen van Israel, die in de steden van
Juda woonden, over die regeerde Rehabeam ook.
18. Toen zond de koning Rehabeam Adoram, die over de schatting
was; en het ganse Israel stenigde hem met stenen, dat hij stierf;
maar de koning Rehabeam verkloekte zich om op een wagen te
klimmen, dat hij naar Jeruzalem vluchtte.
19. Alzo vielen de Israelieten van het huis Davids af, tot op dezen
dag.
20. En het geschiedde, als gans Israel hoorde, dat Jerobeam
wedergekomen was, dat zij henen zonden, en hem in de
vergadering riepen, en hem over gans Israel koning maakten;
niemand volgde het huis Davids, dan de stam van Juda alleen.
21. Toen nu Rehabeam te Jeruzalem gekomen was, vergaderde hij
het ganse huis van Juda en den stam van Benjamin, honderd en
tachtig duizend uitgelezenen, geoefend ten oorlog, om tegen het
huis Israels te strijden, opdat hij het koninkrijk weder aan
Rehabeam, den zoon van Salomo, bracht.
22. Doch het woord van God geschiedde tot Semaja, den man Gods,
zeggende:
23. Zeg tot Rehabeam, den zoon van Salomo, den koning van Juda,
en tot het ganse huis van Juda en Benjamin, en overige des
volks, zeggende:
24. Zo zegt de HEERE: Gij zult niet optrekken, noch strijden tegen
uw broederen, de kinderen Israels; een ieder kere weder tot zijn
1140
huis, want deze zaak is van Mij geschied. En zij hoorden het
woord des HEEREN, en keerden weder, om weg te trekken naar
het woord des HEEREN.
25. Jerobeam nu bouwde Sichem op het gebergte van Efraim, en
woonde daarin, en toog van daar uit, en bouwde Penuel.
26. En Jerobeam zeide in zijn hart: Nu zal het koninkrijk weder tot
het huis van David keren.
27. Zo dit volk opgaan zal om offeranden te doen in het huis des
HEEREN te Jeruzalem, zo zal het hart dezes volks tot hun heer,
tot Rehabeam, den koning van Juda, wederkeren; ja, zij zullen
mij doden, en tot Rehabeam, den koning van Juda, wederkeren.
28. Daarom hield de koning een raad, en maakte twee gouden
kalveren; en hij zeide tot hen: Het is ulieden te veel om op te
gaan naar Jeruzalem; zie uw goden, o Israel, die u uit
Egypteland opgebracht hebben.
29. En hij zette het ene te Beth-el, en het andere stelde hij te Dan.
30. En deze zaak werd tot zonde; want het volk ging heen voor het
ene, tot Dan toe.
31. Hij maakte ook een huis der hoogten; en maakte priesteren van
de geringsten des volks, die niet waren uit de zonen van Levi.
32. En Jerobeam maakte een feest in de achtste maand, op den
vijftienden dag der maand, gelijk het feest, dat in Juda was, en
offerde op het altaar; van gelijken deed hij te Beth-el, offerende
den kalveren, die hij gemaakt had; hij stelde ook te Beth-el
priesteren der hoogten, die hij gemaakt had.
33. En hij offerde op het altaar, dat hij te Beth-el gemaakt had, op
den vijftienden dag der achtste maand, der maand, dewelke hij
uit zijn hart verdacht had; zo maakte hij den kinderen Israels een
1141
feest, en offerde op dat altaar, rokende.


1142
1. Koningen
Hoofdstuk 13
1. En ziet, een man Gods kwam uit Juda, door het woord des
HEEREN tot Beth-el; en Jerobeam stond bij het altaar, om te
roken.
2. En hij riep tegen het altaar, door het woord des HEEREN, en
zeide: Altaar, altaar, zo zegt de HEERE: Zie, een zoon zal aan
het huis Davids geboren worden, wiens naam zal zijn Josia; die
zal op u offeren de priesters der hoogten, die op u roken, en men
zal mensenbeenderen op u verbranden.
3. En hij gaf ten zelfden dage een wonderteken, zeggende: Dit is
dat wonderteken, waarvan de HEERE gesproken heeft; ziet, het
altaar zal vaneen gescheurd, en de as, die daarop is, afgestort
worden.
4. Het geschiedde nu, als de koning het woord van den man Gods
hoorde, hetwelk hij tegen het altaar te Beth-el geroepen had, dat
Jerobeam zijn hand van op het altaar uitstrekte, zeggende: Grijpt
hem! Maar zijn hand, die hij tegen hem uitgestrekt had,
verdorde, dat hij ze niet weder tot zich trekken kon.
5. En het altaar werd vaneen gescheurd, en de as van het altaar
afgestort, naar dat wonderteken, dat de man Gods gegeven had,
door het woord des HEEREN.
6. Toen antwoordde de koning, en zeide tot den man Gods: Aanbid
toch het aangezicht des HEEREN, uws Gods, ernstelijk, en bid
voor mij, dat mijn hand weder tot mij kome! Toen bad de man
1143
Gods het aangezicht des HEEREN ernstelijk; en de hand des
konings kwam weder tot hem, en werd gelijk te voren.
7. En de koning sprak tot den man Gods: Kom met mij naar huis,
en sterk [u], en ik zal u een geschenk geven.
8. Maar de man Gods zeide tot den koning: Al gaaft gij mij de helft
van uw huis, zo zou ik niet met u gaan, en ik zou in deze plaats
geen brood eten, noch water drinken.
9. Want zo heeft mij de HEERE geboden door Zijn woord,
zeggende: Gij zult geen brood eten, noch water drinken; en gij
zult niet wederkeren door den weg, dien gij gegaan zijt.
10. En hij ging door een anderen weg, en keerde niet weder door
den weg, door welken hij te Beth-el gekomen was.
11. Een oud profeet nu woonde te Beth-el; en zijn zoon kwam, en
vertelde hem al het werk, dat de man Gods te dien dage in Beth-
el gedaan had, met de woorden, die hij tot den koning gesproken
had; deze vertelden zij ook hun vader.
12. En hun vader sprak tot hen: Wat weg is hij getogen? En zijn
zonen hadden den weg gezien, welken de man Gods was
getogen, die uit Juda gekomen was.
13. Toen zeide hij tot zijn zonen: Zadelt mij den ezel. En zij
zadelden hem den ezel, en hij reed daarop.
14. En hij toog den man Gods na, en vond hem zittende onder een
eik; en hij zeide tot hem: Zijt gij de man Gods, die uit Juda
gekomen zijt? En hij zeide: Ik ben het.
15. Toen zeide hij tot hem: Kom met mij naar huis, en eet brood.
16. Doch hij zeide: Ik kan niet met u wederkeren, noch met u
inkomen; ik zal ook geen brood eten, noch met u water drinken,
in deze plaats.
1144
17. Want een woord is tot mij [geschied] door het woord des
HEEREN: Gij zult aldaar noch brood eten, noch water drinken;
gij zult niet wederkeren, gaande door den weg, door denwelken
gij gegaan zijt.
18. En hij zeide tot hem: Ik ben ook een profeet, gelijk gij, en een
engel heeft tot mij gesproken door het woord des HEEREN,
zeggende: Breng hem weder met u in uw huis, dat hij brood ete
en water drinke. [Doch] hij loog hem.
19. En hij keerde met hem wederom, en at brood in zijn huis, en
dronk water.
20. En het geschiedde, als zij aan de tafel zaten, dat het woord des
HEEREN geschiedde tot den profeet, die hem had doen
wederkeren;
21. En hij riep tot den man Gods, die uit Juda gekomen was,
zeggende: Zo zegt de HEERE: Daarom dat gij den mond des
HEEREN zijt wederspannig geweest, en niet gehouden hebt het
gebod, dat u de HEERE, uw God, geboden had,
22. Maar zijt wedergekeerd, en hebt brood gegeten en water
gedronken ter plaatse, waarvan Hij tot u gesproken had: Gij zult
geen brood eten noch water drinken; zo zal uw dood lichaam in
uw vaderen graf niet komen.
23. En het geschiedde, nadat hij brood gegeten, en nadat hij
gedronken had, dat hij hem den ezel zadelde, [te] [weten] [voor]
den profeet, dien hij had doen wederkeren.
24. Zo toog hij heen, en een leeuw vond hem op den weg, en doodde
hem; en zijn dood lichaam lag geworpen op den weg, en de ezel
stond daarbij; ook stond de leeuw bij het dode lichaam.
25. En ziet, er gingen lieden voorbij, en zagen het dode lichaam
1145
geworpen op den weg, en den leeuw, staande bij het dode
You have read 1 text from Dutch literature.
Next - Statenvertaling - 2 - 23
  • Parts
  • Statenvertaling - 2 - 01
    Total number of words is 4418
    Total number of unique words is 802
    58.3 of words are in the 2000 most common words
    75.1 of words are in the 5000 most common words
    82.2 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 02
    Total number of words is 4559
    Total number of unique words is 787
    56.5 of words are in the 2000 most common words
    71.7 of words are in the 5000 most common words
    78.3 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 03
    Total number of words is 4395
    Total number of unique words is 806
    41.7 of words are in the 2000 most common words
    52.5 of words are in the 5000 most common words
    57.3 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 04
    Total number of words is 4378
    Total number of unique words is 808
    46.0 of words are in the 2000 most common words
    60.3 of words are in the 5000 most common words
    65.8 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 05
    Total number of words is 4503
    Total number of unique words is 910
    51.2 of words are in the 2000 most common words
    67.6 of words are in the 5000 most common words
    76.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 06
    Total number of words is 4519
    Total number of unique words is 936
    49.8 of words are in the 2000 most common words
    65.8 of words are in the 5000 most common words
    73.2 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 07
    Total number of words is 4551
    Total number of unique words is 820
    54.4 of words are in the 2000 most common words
    70.4 of words are in the 5000 most common words
    76.0 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 08
    Total number of words is 4580
    Total number of unique words is 847
    57.4 of words are in the 2000 most common words
    72.0 of words are in the 5000 most common words
    79.8 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 09
    Total number of words is 4521
    Total number of unique words is 877
    57.0 of words are in the 2000 most common words
    72.5 of words are in the 5000 most common words
    79.3 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 10
    Total number of words is 4527
    Total number of unique words is 900
    55.9 of words are in the 2000 most common words
    73.1 of words are in the 5000 most common words
    79.3 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 11
    Total number of words is 4590
    Total number of unique words is 866
    54.8 of words are in the 2000 most common words
    70.3 of words are in the 5000 most common words
    76.7 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 12
    Total number of words is 4586
    Total number of unique words is 877
    53.8 of words are in the 2000 most common words
    69.6 of words are in the 5000 most common words
    75.2 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 13
    Total number of words is 4601
    Total number of unique words is 784
    59.4 of words are in the 2000 most common words
    76.3 of words are in the 5000 most common words
    83.8 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 14
    Total number of words is 4605
    Total number of unique words is 809
    55.9 of words are in the 2000 most common words
    71.6 of words are in the 5000 most common words
    77.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 15
    Total number of words is 4538
    Total number of unique words is 877
    53.7 of words are in the 2000 most common words
    72.7 of words are in the 5000 most common words
    79.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 16
    Total number of words is 4474
    Total number of unique words is 876
    55.6 of words are in the 2000 most common words
    69.8 of words are in the 5000 most common words
    76.3 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 17
    Total number of words is 4639
    Total number of unique words is 871
    57.8 of words are in the 2000 most common words
    74.8 of words are in the 5000 most common words
    80.2 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 18
    Total number of words is 4679
    Total number of unique words is 859
    57.3 of words are in the 2000 most common words
    73.2 of words are in the 5000 most common words
    79.9 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 19
    Total number of words is 4485
    Total number of unique words is 1024
    49.3 of words are in the 2000 most common words
    64.6 of words are in the 5000 most common words
    71.0 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 20
    Total number of words is 4545
    Total number of unique words is 866
    54.2 of words are in the 2000 most common words
    69.6 of words are in the 5000 most common words
    76.6 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 21
    Total number of words is 4484
    Total number of unique words is 791
    55.1 of words are in the 2000 most common words
    70.9 of words are in the 5000 most common words
    78.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 22
    Total number of words is 4467
    Total number of unique words is 852
    56.6 of words are in the 2000 most common words
    72.4 of words are in the 5000 most common words
    78.7 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 23
    Total number of words is 4589
    Total number of unique words is 769
    59.7 of words are in the 2000 most common words
    72.6 of words are in the 5000 most common words
    79.6 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 24
    Total number of words is 4658
    Total number of unique words is 835
    58.9 of words are in the 2000 most common words
    73.3 of words are in the 5000 most common words
    80.3 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 25
    Total number of words is 4695
    Total number of unique words is 834
    58.8 of words are in the 2000 most common words
    74.5 of words are in the 5000 most common words
    81.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 26
    Total number of words is 4671
    Total number of unique words is 822
    59.4 of words are in the 2000 most common words
    73.7 of words are in the 5000 most common words
    80.7 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 27
    Total number of words is 4554
    Total number of unique words is 767
    55.2 of words are in the 2000 most common words
    70.9 of words are in the 5000 most common words
    78.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 28
    Total number of words is 4510
    Total number of unique words is 845
    55.2 of words are in the 2000 most common words
    71.3 of words are in the 5000 most common words
    78.2 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 29
    Total number of words is 4472
    Total number of unique words is 838
    53.5 of words are in the 2000 most common words
    69.2 of words are in the 5000 most common words
    76.2 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 30
    Total number of words is 4281
    Total number of unique words is 1088
    29.3 of words are in the 2000 most common words
    38.6 of words are in the 5000 most common words
    44.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 31
    Total number of words is 4308
    Total number of unique words is 934
    35.0 of words are in the 2000 most common words
    45.0 of words are in the 5000 most common words
    52.2 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 32
    Total number of words is 4376
    Total number of unique words is 1045
    45.9 of words are in the 2000 most common words
    59.7 of words are in the 5000 most common words
    67.8 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 33
    Total number of words is 4376
    Total number of unique words is 906
    48.0 of words are in the 2000 most common words
    63.2 of words are in the 5000 most common words
    71.0 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 34
    Total number of words is 4352
    Total number of unique words is 883
    46.5 of words are in the 2000 most common words
    60.9 of words are in the 5000 most common words
    68.4 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 35
    Total number of words is 4441
    Total number of unique words is 845
    53.0 of words are in the 2000 most common words
    69.3 of words are in the 5000 most common words
    75.9 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 36
    Total number of words is 4367
    Total number of unique words is 893
    51.8 of words are in the 2000 most common words
    68.5 of words are in the 5000 most common words
    76.2 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 37
    Total number of words is 4494
    Total number of unique words is 886
    53.1 of words are in the 2000 most common words
    70.2 of words are in the 5000 most common words
    77.4 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 38
    Total number of words is 4483
    Total number of unique words is 853
    50.2 of words are in the 2000 most common words
    66.8 of words are in the 5000 most common words
    74.6 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 39
    Total number of words is 4387
    Total number of unique words is 872
    51.6 of words are in the 2000 most common words
    67.9 of words are in the 5000 most common words
    76.7 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 40
    Total number of words is 4285
    Total number of unique words is 881
    46.6 of words are in the 2000 most common words
    60.8 of words are in the 5000 most common words
    67.6 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 41
    Total number of words is 4334
    Total number of unique words is 879
    49.4 of words are in the 2000 most common words
    64.6 of words are in the 5000 most common words
    73.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 42
    Total number of words is 4381
    Total number of unique words is 973
    50.4 of words are in the 2000 most common words
    64.1 of words are in the 5000 most common words
    69.4 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 43
    Total number of words is 4265
    Total number of unique words is 1012
    47.5 of words are in the 2000 most common words
    60.6 of words are in the 5000 most common words
    66.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 44
    Total number of words is 4313
    Total number of unique words is 953
    43.7 of words are in the 2000 most common words
    57.4 of words are in the 5000 most common words
    63.8 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 45
    Total number of words is 3955
    Total number of unique words is 718
    60.0 of words are in the 2000 most common words
    76.0 of words are in the 5000 most common words
    81.5 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.