Statenvertaling - 2 - 13

Total number of words is 4601
Total number of unique words is 784
59.4 of words are in the 2000 most common words
76.3 of words are in the 5000 most common words
83.8 of words are in the 8000 most common words
Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
tegemoet, met trommelen, met vreugde en met
muziekinstrumenten.
7. En de vrouwen, spelende, antwoordden [elkander] en zeiden:
Saul heeft zijn duizenden verslagen, maar David zijn
tienduizenden!
8. Toen ontstak Saul zeer, en dat woord was kwaad in zijn ogen, en
942
hij zeide: Zij hebben David tien duizend gegeven, doch mij
hebben zij [maar] duizend gegeven; en voorzeker zal het
koninkrijk nog voor hem zijn.
9. En Saul had het oog op David, van dien dag af en voortaan.
10. En het geschiedde des anderen daags, dat de boze geest Gods
over Saul vaardig werd, en hij profeteerde midden in het huis, en
David speelde op snarenspel met zijn hand, als van dag tot dag;
Saul nu had een spies in zijn hand.
11. En Saul schoot de spies, en zeide: Ik zal David aan den wand
spitten; maar David wendde zich tweemaal van zijn aangezicht
af.
12. En Saul vreesde voor David, want de HEERE was met hem, en
Hij was van Saul geweken.
13. Daarom deed hem Saul van zich weg, en hij zette hem zich tot
een overste van duizend; en hij ging uit en hij ging in voor het
aangezicht des volks.
14. En David gedroeg zich voorzichtiglijk op al zijn wegen; en de
HEERE was met hem.
15. Toen nu Saul zag, dat hij zich zeer voorzichtiglijk gedroeg,
vreesde hij voor zijn aangezicht.
16. Doch gans Israel en Juda had David lief; want hij ging uit en hij
ging in voor hun aangezicht.
17. Derhalve zeide Saul tot David: Zie, mijn grootste dochter Merab
zal ik u tot een vrouw geven; alleenlijk, wees mij een dapper
zoon, en voer den krijg des HEEREN. Want Saul zeide: Dat
mijn hand niet tegen hem zij, maar dat de hand der Filistijnen
tegen hem zij.
18. Doch David zeide tot Saul: Wie ben ik, en wat is mijn leven,
943
[en] mijns vaders huisgezin in Israel, dat ik des konings
schoonzoon zou worden?
19. Het geschiedde nu ten tijde als men Merab, de dochter van Saul,
aan David geven zou, zo is zij aan Adriel, den Meholathiet, ter
vrouw gegeven.
20. Doch Michal, de dochter van Saul, had David lief. Toen dat Saul
te kennen werd gegeven, zo was die zaak recht in zijn ogen.
21. En Saul zeide: Ik zal haar hem geven, dat zij hem tot een valstrik
zij, en dat de hand der Filistijnen tegen hem zij. Daarom zeide
Saul tot David: Met de andere zult gij heden mijn schoonzoon
worden.
22. En Saul gebood zijn knechten: Spreekt met David in het
heimelijke, zeggende: Zie, de koning heeft lust aan u, en al zijn
knechten hebben u lief; word dan nu des konings schoonzoon.
23. En de knechten van Saul spraken deze woorden voor de oren
van David. Toen zeide David: Is dat licht in ulieder ogen, des
konings schoonzoon te worden, daar ik een arm en verachtzaam
man ben?
24. En de knechten van Saul boodschapten het hem, zeggende:
Zulke woorden heeft David gesproken.
25. Toen zeide Saul: Aldus zult gijlieden tot David zeggen: De
koning heeft geen lust aan den bruidschat, maar aan honderd
voorhuiden der Filistijnen, opdat men zich wreke aan des
konings vijanden. Want Saul dacht David te vellen door de hand
der Filistijnen.
26. Zijn knechten nu boodschapten David deze woorden. En die
zaak was recht in de ogen van David, dat hij des konings
schoonzoon zou worden; maar de dagen waren nog niet vervuld.
944
27. Toen maakte zich David op, en hij en zijn mannen gingen heen,
en zij sloegen onder de Filistijnen tweehonderd mannen, en
David bracht hun voorhuiden, en men leverde ze den koning
volkomenlijk, opdat hij schoonzoon des konings worden zou.
Toen gaf Saul hem zijn dochter Michal ter vrouw.
28. En Saul zag en merkte, dat de HEERE met David was; en
Michal, de dochter van Saul, had hem lief.
29. Toen vreesde zich Saul nog meer voor David; en Saul was
David een vijand al [zijn] dagen.
30. Als de vorsten der Filistijnen uittogen, zo geschiedde het, als zij
uittogen, dat David kloeker was, dan al de knechten van Saul;
zodat zijn naam zeer geacht was.


945
1. Samuël
Hoofdstuk 19
1. Derhalve sprak Saul tot zijn zoon Jonathan en tot al zijn
knechten, om David te doden. Doch Jonathan, Sauls zoon, had
groot welgevallen aan David.
2. En Jonathan verkondigde het David, zeggende: Mijn vader Saul
zoekt u te doden; nu dan, wacht u toch des morgens, en blijf in
het verborgene, en versteek u.
3. Doch ik zal uitgaan, en aan de hand mijns vaders staan op het
veld, waar gij zult zijn; en ik zal van u tot mijn vader spreken,
en zal zien wat het zij; dat zal ik u verkondigen.
4. Zo sprak dan Jonathan goed van David tot zijn vader Saul; en hij
zeide tot hem: De koning zondige niet tegen zijn knecht David,
omdat hij tegen u niet gezondigd heeft, en omdat zijn daden
voor u zeer goed zijn.
5. Want hij heeft zijn ziel in zijn hand gezet, en hij heeft den
Filistijn geslagen, en de HEERE heeft een groot heil aan het
ganse Israel gedaan; gij hebt het gezien, en gij zijt verblijd
geweest; waarom zoudt gij dan tegen onschuldig bloed
zondigen, David zonder oorzaak dodende?
6. Saul nu hoorde naar de stem van Jonathan; en Saul zwoer: [zo]
[waarachtig] [als] de HEERE leeft, hij zal niet gedood worden!
7. En Jonathan riep David, en Jonathan gaf hem al deze woorden te
kennen; en Jonathan bracht David tot Saul, en hij was voor zijn
aangezicht als gisteren [en] eergisteren.
946
8. En er werd wederom krijg; en David toog uit, en streed tegen de
Filistijnen, en hij sloeg hen met een groten slag, en zij vloden
voor zijn aangezicht.
9. Doch de boze geest des HEEREN was over Saul, en hij zat in
zijn huis, en zijn spies was in zijn hand; en David speelde op
snarenspel met de hand;
10. Saul nu zocht met de spies David aan den wand te spitten, doch
hij ontweek van het aangezicht van Saul, die met de spies in den
wand sloeg. Toen vlood David, en ontkwam in dienzelfden
nacht.
11. Maar Saul zond boden heen tot Davids huis, dat zij hem
bewaarden, en dat zij hem des morgens doodden. Dit gaf
Michal, zijn huisvrouw, David te kennen, zeggende: Indien gij
uw ziel dezen nacht niet behoedt, zo zult gij morgen gedood
worden.
12. En Michal liet David door een venster neder, en hij ging heen,
en vluchtte, en ontkwam.
13. En Michal nam een beeld, en zij leide het in het bed, en zij leide
een geitenvel aan zijn hoofdpeluw, en dekte het met een kleed
toe.
14. Saul nu zond boden, om David te halen. Zij dan zeide: Hij is
ziek.
15. Toen zond Saul boden, om David te bezien, zeggende: Breng
hem op het bed tot mij op, dat men hem dode.
16. Als de boden kwamen, zo ziet, er was een beeld in het bed, en er
was een geitenvel aan zijn hoofdpeluw.
17. Toen zeide Saul tot Michal: Waarom hebt gij mij alzo bedrogen
en hebt mijn vijand laten gaan, dat hij ontkomen is? Michal nu
947
zeide tot Saul: Hij zeide tot mij: Laat mij gaan, waarom zou ik u
doden?
18. Alzo vluchtte David en ontkwam, en hij kwam tot Samuel te
Rama, en hij gaf hem te kennen al wat Saul hem gedaan had; en
hij en Samuel gingen heen, en zij bleven te Najoth.
19. En men boodschapte Saul, zeggende: Zie, David is te Najoth, bij
Rama.
20. Toen zond Saul boden heen, om David te halen; die zagen een
vergadering van profeten, profeterende, en Samuel staande, over
hen gesteld; en de Geest Gods was over Sauls boden, en die
profeteerden ook.
21. Toen men het Saul boodschapte, zo zond hij andere boden, en
die profeteerden ook; toen voer Saul voort en zond de derde
boden, en die profeteerden ook.
22. Daarna ging hij ook zelf naar Rama, en hij kwam tot den groten
waterput, die te Sechu was, en hij vraagde en zeide: Waar is
Samuel, en David? Toen werd hem gezegd: Zie, zij zijn te
Najoth bij Rama.
23. Toen ging hij derwaarts naar Najoth bij Rama; en dezelfde Geest
Gods was ook op hem, en hij, al voortgaande, profeteerde, totdat
hij te Najoth in Rama kwam.
24. En hij toog zelf ook zijn klederen uit, en hij profeteerde zelf ook,
voor het aangezicht van Samuel; en hij viel bloot neder
dienzelfden gansen dag, en den gansen nacht. Daarom zegt men:
Is Saul ook onder de profeten?


948
1. Samuël
Hoofdstuk 20
1. Toen vluchtte David van Najoth bij Rama, en hij kwam, en zeide
voor het aangezicht van Jonathan: Wat heb ik gedaan, wat is
mijn misdaad, en wat is mijn zonde voor het aangezicht uws
vaders, dat hij mijn ziel zoekt?
2. Hij daarentegen zeide tot hem: Dat zij verre, gij zult niet sterven.
Zie, mijn vader doet geen grote zaak, en geen kleine zaak, die
hij voor mijn oor niet openbaart; waarom zou dan mijn vader
deze zaak van mij verbergen? Dat is niet.
3. Toen zwoer David verder, en zeide: Uw vader weet zeer wel, dat
ik genade in uw ogen gevonden heb; daarom heeft hij gezegd:
Dat Jonathan dit niet wete, opdat hij zich niet bekommere; en
zekerlijk, [zo] [waarachtig] [als] de HEERE leeft, en uw ziel
leeft, er is maar als een schrede tussen mij en tussen den dood!
4. Jonathan nu zeide tot David: Wat uw ziel zegt, dat zal ik u doen.
5. En David zeide tot Jonathan: Zie, morgen is de nieuwe maan,
dat ik zekerlijk met den koning zou aanzitten om te eten; zo laat
mij gaan, dat ik mij op het veld verberge tot aan den derden
avond.
6. Indien uw vader mij gewisselijk mist, zo zult gij zeggen: David
heeft van mij zeer begeerd, dat hij tot zijn stad Bethlehem mocht
lopen; want aldaar is een jaarlijks offer voor het ganse geslacht.
7. Indien hij aldus zegt: Het is goed, zo heeft uw knecht vrede;
maar indien hij gans ontstoken is, zo weet, dat het kwaad bij
949
hem ten volle besloten is.
8. Doe dan barmhartigheid aan uw knecht, want gij hebt uw knecht
in een verbond des HEEREN met u gebracht; maar is er een
misdaad in mij, zo dood gij mij; waarom zoudt gij mij toch tot
uw vader brengen?
9. Toen zeide Jonathan: Dat zij verre van u! Maar indien ik
zekerlijk merkte, dat dit kwaad bij mijn vader ten volle besloten
ware, dat het u zou overkomen, zou ik dat u dan niet te kennen
geven?
10. David nu zeide tot Jonathan: Wie zal het mij te kennen geven,
indien uw vader u wat hards antwoordt?
11. Toen zeide Jonathan tot David: Kom, laat ons toch uitgaan in het
veld; en die beiden gingen uit in het veld.
12. En Jonathan zeide tot David: De HEERE, de God Israels, indien
ik mijn vader onderzocht zal hebben omtrent dezen tijd, morgen
[of] overmorgen, en zie, het is goed voor David, en ik dan tot u
niet zende, en [voor] uw oor openbare;
13. Alzo doe de HEERE aan Jonathan, en alzo doe Hij daartoe! Als
mijn vader het kwaad over u behaagt, zo zal ik het voor uw oor
ontdekken, en ik zal u trekken laten, dat gij in vrede heengaat;
en de HEERE zij met u, gelijk als Hij met mijn vader geweest is.
14. En zult gij niet, indien ik dan nog leve, ja, zult gij niet de
weldadigheid des HEEREN aan mij doen, dat ik niet sterve?
15. Ook zult gij uw weldadigheid niet afsnijden van mijn huis tot in
eeuwigheid; ook niet wanneer de HEERE een iegelijk der
vijanden van David van den aardbodem zal afgesneden hebben.
16. Alzo maakte Jonathan [een] [verbond] met het huis van David,
[zeggende]: Dat het de HEERE eise van de hand der vijanden
950
Davids!
17. En Jonathan voer voort, met David te doen zweren, omdat hij
hem liefhad; want hij had hem lief met de liefde zijner ziel.
18. Daarna zeide Jonathan tot hem: Morgen is de nieuwe maan; dan
zal men u missen, want uw zitplaats zal ledig gevonden worden.
19. En als gij de drie dagen zult uitgebleven zijn, kom haastig af, en
ga tot die plaats, waar gij u verborgen hadt ten dage dezer
handeling; en blijf bij den steen Ezel.
20. Zo zal ik drie pijlen ter zijde schieten, als of ik naar een teken
schoot.
21. En zie, ik zal den jongen zenden, [zeggende]: Ga heen, zoek de
pijlen, indien ik uitdrukkelijk tot den jongen zeg: Zie, de pijlen
zijn van u af en herwaarts, neem hem; en kom gij, want er is
vrede voor u, en er is geen ding, [zo] [waarlijk] de HEERE leeft!
22. Maar indien ik tot den jongen alzo zeg: Zie, de pijlen zijn van u
af en verder; ga heen, want de HEERE heeft u laten gaan.
23. En aangaande de zaak, waarvan ik en gij gesproken hebben, zie,
de HEERE zij tussen mij en tussen u, tot in eeuwigheid!
24. David nu verborg zich in het veld; en als het nieuwe maan was,
zat de koning bij de spijze, om te eten.
25. Toen zich de koning gezet had op zijn zitplaats, op dit maal
gelijk de andere maal, aan de stede bij den wand, zo stond
Jonathan op, en Abner zat aan Sauls zijde, en Davids plaats
werd ledig gevonden.
26. En Saul sprak te dien dage niets, want hij zeide: Hem is wat
voorgevallen, dat hij niet rein is; voorzeker, hij is niet rein.
27. Het geschiedde nu des anderen daags, den tweeden der nieuwe
maan, als Davids plaats ledig gevonden werd, zo zeide Saul tot
951
zijn zoon Jonathan: Waarom is de zoon van Isai noch gisteren
noch heden tot de spijze gekomen?
28. En Jonathan antwoordde Saul: David begeerde van mij ernstelijk
naar Bethlehem te mogen gaan.
29. En hij zeide: Laat mij toch gaan; want ons geslacht heeft een
offer in de stad, en mijn broeder heeft het mij zelfs geboden; heb
ik nu genade in uw ogen gevonden, laat mij toch ontslagen zijn,
dat ik mijn broeders zie; hierom is hij aan des konings tafel niet
gekomen.
30. Toen ontstak de toorn van Saul tegen Jonathan, en hij zeide tot
hem: Gij, zoon der verkeerde in wederspannigheid, weet ik het
niet, dat gij den zoon van Isai verkoren hebt tot uw schande, en
tot schande van de naaktheid uwer moeder?
31. Want al de dagen, die de zoon van Isai op den aardbodem leven
zal, zo zult gij noch uw koninkrijk bevestigd worden; nu dan,
schik heen, en haal hem tot mij, want hij is een kind des doods.
32. Toen antwoordde Jonathan Saul, zijn vader, en zeide tot hem:
Waarom zal hij gedood worden? Wat heeft hij gedaan?
33. Toen schoot Saul de spies op hem, om hem te slaan. Alzo
merkte Jonathan, dat dit ten volle bij zijn vader besloten was,
David te doden.
34. Daarom stond Jonathan van de tafel op in hittigheid des toorns;
en hij at op den tweeden dag der nieuwe maan geen brood, want
hij was bekommerd om David, omdat zijn vader hem gesmaad
had.
35. En het geschiedde des morgens, dat Jonathan in het veld ging,
op den tijd, die David bestemd was; en er was een kleine jongen
bij hem.
952
36. En hij zeide tot zijn jongen: Loop, zoek nu de pijlen, die ik
schieten zal. De jongen liep heen, en hij schoot een pijl, dien hij
deed over hem vliegen.
37. Toen de jongen tot aan de plaats des pijls, dien Jonathan
geschoten had, gekomen was, zo riep Jonathan den jongen na,
en zeide: Is niet de pijl van u af en verder?
38. Wederom riep Jonathan den jongen na: Haast u, spoed u, sta niet
stil! De jongen van Jonathan nu raapte den pijl op, en hij kwam
tot zijn heer.
39. Doch de jongen wist er niets van; Jonathan en David alleen
wisten van de zaak.
40. Toen gaf Jonathan zijn gereedschap aan den jongen, dien hij
had; en hij zeide tot hem: Ga heen, breng het in de stad.
41. Als de jongen heenging, zo stond David op van de zuidzijde, en
hij viel op zijn aangezicht ter aarde, en hij boog zich driemaal;
en zij kusten elkander, en weenden met elkander, totdat het
David gans veel maakte.
42. Toen zeide Jonathan tot David: Ga in vrede; hetgeen wij beiden
in den Naam des HEEREN gezworen hebben, zeggende: De
HEERE zij tussen mij en tussen u, en tussen mijn zaad en tussen
uw zaad, zij tot in eeuwigheid!
43. Daarna stond hij op, en ging heen; en Jonathan kwam in de stad.


953
1. Samuël
Hoofdstuk 21
1. Toen kwam David te Nob, tot den priester Achimelech; en
Achimelech kwam bevende David tegemoet, en hij zeide tot
hem: Waarom zijt gij alleen, en geen man met u?
2. En David zeide tot den priester Achimelech: De koning heeft mij
een zaak bevolen, en zeide tot mij: Laat niemand iets van de
zaak weten, om dewelke ik u gezonden heb, en die ik u geboden
heb; den jongelingen nu heb ik de plaats van zulk een te kennen
te kennen gegeven.
3. En nu wat is er onder uw hand? Geef mij vijf broden in mijn
hand, of wat er gevonden wordt.
4. En de priester antwoordde David, en zeide: Er is geen gemeen
brood onder mijn hand; maar er is heilig brood, wanneer zich de
jongelingen slechts van de vrouwen onthouden hebben.
5. David nu antwoordde den priester, en zeide tot hem: Ja
trouwens, de vrouwen zijn ons onthouden geweest gisteren en
eergisteren, toen ik uitging, en de vaten der jongelingen zijn
heilig; en het is enigerwijze gemeen [brood], te meer dewijl
heden [ander] in de vaten zal geheiligd worden.
6. Toen gaf de priester hem dat heilige [brood], dewijl er geen
brood was dan de toonbroden, die van voor het aangezicht des
HEEREN weggenomen waren, dat men er warm brood leide, ten
dage als dat weggenomen werd.
7. Daar was nu een man van de knechten van Saul, te dienzelven
954
dage opgehouden voor het aangezicht des HEEREN, en zijn
naam was Doeg, een Edomiet, de machtigste onder de herderen,
die Saul had.
8. En David zeide tot Achimelech: Is hier onder uw hand geen
spies of zwaard? Want ik heb noch mijn zwaard noch ook mijn
wapenen in mijn hand genomen, dewijl de zaak des konings
haastig was.
9. Toen zeide de priester: Het zwaard van Goliath, den Filistijn,
denwelken gij sloegt in het eikendal, zie, dat is [hier], gewonden
in een kleed, achter den efod; indien gij u dat nemen wilt, zo
neem het, want hier is geen ander dan dit. David nu zeide: Er is
zijns gelijke niet; geef het mij.
10. En David maakte zich op, en vluchtte te dien dage van het
aangezicht van Saul; en hij kwam tot Achis, den koning van
Gath.
11. Doch de knechten van Achis zeiden tot hem: Is deze niet David,
de koning des lands? Zong men niet van dezen in de reien,
zeggende: Saul heeft zijn duizenden verslagen, maar David zijn
tienduizenden?
12. En David leide deze woorden in zijn hart; en hij was zeer
bevreesd voor het aangezicht van Achis, den koning van Gath.
13. Daarom veranderde hij zijn gelaat voor hun ogen, en hij maakte
zichzelven gek onder hun handen; en hij bekrabbelde de deuren
der poort, en hij liet zijn zever in zijn baard aflopen.
14. Toen zeide Achis tot zijn knechten: Ziet, gij ziet, dat de man
razende is, waarom hebt gij hem tot mij gebracht?
15. Heb ik razenden gebrek, dat gij dezen gebracht hebt, om voor
mij te razen? Zal deze in mijn huis komen?
955
1. Samuël
Hoofdstuk 22
1. Toen ging David van daar, en ontkwam in de spelonk van
Adullam. En zijn broeders hoorden het, en het ganse huis zijns
vaders, en kwamen derwaarts tot hem af.
2. En tot hem vergaderde alle man, die benauwd was, en alle man,
die een schuldeiser had, en alle man, wiens ziel bitterlijk
bedroefd was, en hij werd tot overste over hen; zodat bij hem
waren omtrent vierhonderd mannen.
3. En David ging van daar naar Mizpa der Moabieten; en hij zeide
tot den koning der Moabieten: Laat toch mijn vader en mijn
moeder bij ulieden uitgaan, totdat ik weet, wat God mij doen
zal.
4. En hij bracht hen voor het aangezicht van den koning der
Moabieten; en zij bleven bij hem al de dagen, die David in de
vesting was.
5. Doch de profeet Gad zeide tot David: Blijf in de vesting niet, ga
heen, en ga in het land van Juda. Toen ging David heen, en hij
kwam in het woud Chereth.
6. En Saul hoorde, dat David bekend geworden was, en de mannen,
die bij hem waren. Saul nu zat op een heuvel onder het
geboomte te Rama, en hij had zijn spies in zijn hand, en al zijn
knechten stonden bij hem.
7. Toen zeide Saul tot zijn knechten, die bij hem stonden: Hoort
toch, gij, zonen van Jemini, zal ook de zoon van Isai u altegader
956
akkers en wijnbergen geven? Zal hij u allen tot oversten van
duizenden, en oversten van honderden stellen?
8. Dat gij u allen tegen mij verbonden hebt, en niemand [voor]
mijn oor openbaart, dat mijn zoon een verbond gemaakt heeft
met den zoon van Isai; en niemand is onder ulieden, dien het
wee doet van mijnentwege, en die het [voor] mijn oor openbaart;
want mijn zoon heeft mijn knecht tegen mij opgewekt, tot een
lagenlegger, gelijk het te dezen dage is.
9. Toen antwoordde Doeg, de Edomiet, die bij de knechten van
Saul stond, en zeide: Ik zag den zoon van Isai, komende te Nob,
tot Achimelech, den zoon van Ahitub;
10. Die den HEERE voor hem vraagde, en gaf hem teerkost; hij gaf
hem ook het zwaard van Goliath, den Filistijn.
11. Toen zond de koning heen, om den priester Achimelech, den
zoon van Ahitub, te roepen, en zijns vaders ganse huis, de
priesters, die te Nob waren; en zij kwamen allen tot den koning.
12. En Saul zeide: Hoor nu, gij, zoon van Ahitub! En hij zeide: Zie,
[hier] ben ik, mijn heer!
13. Toen zeide Saul tot hem: Waarom hebt gijlieden samen u tegen
mij verbonden, gij en de zoon van Isai, mits dat gij hem gegeven
hebt brood en het zwaard, en God voor hem gevraagd, dat hij
zou opstaan tegen mij tot een lagenlegger, gelijk het te dezen
dage is?
14. En Achimelech antwoordde den koning en zeide: Wie is toch
onder al uw knechten getrouw als David, en des konings
schoonzoon, en voortgaande in uw gehoorzaamheid, en is eerlijk
in uw huis?
15. Heb ik heden begonnen God voor hem te vragen? Dat zij verre
957
van mij, de koning legge op zijn knecht geen ding, [noch] op het
ganse huis mijns vader; want uw knecht heeft van al deze dingen
niet geweten, klein noch groot.
16. Doch de koning zeide: Achimelech, gij moet den dood sterven,
gij en het ganse huis uws vaders.
17. En de koning zeide tot de trawanten, die bij hem stonden: Wendt
u, en doodt de priesters des HEEREN, omdat hun hand ook met
David is, en omdat zij geweten hebben, dat hij vluchtte, en
hebben het voor mijn oren niet geopenbaard. Doch de knechten
des konings wilden hun hand niet uitsteken, om op de priesters
des HEEREN aan te vallen.
18. Toen zeide de koning tot Doeg: Wend gij u, en val aan op de
priesters. Toen wendde zich Doeg, de Edomiet, en hij viel aan
op de priesters, en doodde te dien dage vijf en tachtig mannen,
die den linnen lijfrok droegen.
19. Hij sloeg ook Nob, de stad dezer priesters, met de scherpte des
zwaards, van den man tot de vrouw, van de kinderen tot de
zuigelingen, zelfs de ossen en ezels, en de schapen, [sloeg] [hij]
met de scherpte des zwaards.
20. Doch een der zonen van Achimelech, den zoon van Ahitub,
ontkwam, wiens naam was Abjathar; die vluchtte David na.
21. En Abjathar boodschapte het David, dat Saul de priesteren des
HEEREN gedood had.
22. Toen zeide David tot Abjathar: Ik wist wel te dien dage, toen
Doeg, de Edomiet, daar was, dat hij het voorzeker Saul zou te
kennen geven; ik heb oorzaak gegeven tegen al de zielen van
uws vaders huis.
23. Blijf bij mij; vrees niet; want wie mijn ziel zoeken zal, die zal
958
uw ziel zoeken; maar gij zult met mij in bewaring zijn.


959
1. Samuël
Hoofdstuk 23
1. En men boodschapte David, zeggende: Zie, de Filistijnen
strijden tegen Kehila, en zij beroven de schuren.
2. En David vraagde den HEERE, zeggende: Zal ik heengaan en
deze Filistijnen slaan? En de HEERE zeide tot David: Ga heen,
en gij zult de Filistijnen slaan en Kehila verlossen.
3. Doch de mannen Davids zeiden tot hem: Zie, wij vrezen hier in
Juda; hoeveel te meer, als wij naar Kehila tegen der Filistijnen
slagorden gaan zullen.
4. Toen vraagde David den HEERE nog verder; en de HEERE
antwoordde hem en zeide: Maak u op, trek af naar Kehila; want
Ik geef de Filistijnen in uw hand.
5. Alzo toog David en zijn mannen naar Kehila, en hij streed tegen
de Filistijnen, en dreef hun vee weg, en hij sloeg onder hen een
groten slag; alzo verloste David de inwoners van Kehila.
6. En het geschiedde, toen Abjathar, de zoon van Achimelech, tot
David vluchtte naar Kehila, dat hij afkwam met den efod in zijn
hand.
7. Als aan Saul te kennen gegeven werd, dat David te Kehila
gekomen was, zo zeide Saul: God heeft hem in mijn hand
overgegeven, want hij is besloten, komende in een stad met
poorten en grendelen.
8. Toen liet Saul al het volk ten strijde roepen, dat zij aftogen naar
Kehila, om David en zijn mannen te belegeren.
960
9. Als nu David verstond, dat Saul dit kwaad tegen hem heimelijk
voorhad, zeide hij tot den priester Abjathar: Breng den efod
herwaarts.
10. En David zeide: HEERE, God van Israel! Uw knecht heeft
zekerlijk gehoord, dat Saul zoekt naar Kehila te komen, en de
stad te verderven om mijnentwil.
11. Zullen mij ook de burgers van Kehila in zijn hand overgeven?
Zal Saul afkomen, gelijk als Uw knecht gehoord heeft? O
HEERE, God van Israel, geef het toch Uw knecht te kennen! De
HEERE nu zeide: Hij zal afkomen.
12. Daarna zeide David: Zouden de burgers van Kehila mij en mijn
mannen overgeven in de hand van Saul? En de HEERE zeide:
Zij zouden [u] overgeven.
13. Toen maakte zich David en zijn mannen op, omtrent zeshonderd
man, en zij gingen uit Kehila, en zij gingen heen, waar zij
konden gaan. Toen aan Saul geboodschapt werd, dat David uit
Kehila ontkomen was, zo hield hij op uit te trekken.
14. David nu bleef in de woestijn in de vestingen, en hij bleef op den
berg in de woestijn Zif; en Saul zocht hem alle dagen, doch God
gaf hem niet over in zijn hand.
15. Als David zag, dat Saul uitgetogen was, om zijn ziel te zoeken,
zo was David in de woestijn Zif in een woud.
16. Toen maakte zich Jonathan, de zoon van Saul, op, en hij ging tot
David in het woud; en hij versterkte zijn hand in God.
17. En hij zeide tot hem: Vrees niet, want de hand van Saul, mijn
vader, zal u niet vinden, maar gij zult koning worden over Israel,
en ik zal de tweede bij u zijn; ook weet mijn vader Saul zulks
wel.
961
18. En die beiden maakten een verbond voor het aangezicht des
HEEREN; en David bleef in het woud, maar Jonathan ging naar
zijn huis.
19. Toen togen de Zifieten op tot Saul naar Gibea, zeggende: Heeft
zich niet David bij ons verborgen in de vestingen in het woud,
op den heuvel van Hachila, die aan de rechterhand der wildernis
is?
20. Nu dan, o koning, kom spoedig af naar al de begeerte uwer ziel;
en het komt ons toe hem over te geven in de hand des konings.
21. Toen zeide Saul: Gezegend zijt gijlieden den HEERE, dat gij u
over mij ontfermd hebt!
22. Gaat toch heen, en bereidt [de] [zaak] nog meer, dat gij weet en
beziet zijn plaats, waar zijn gang is, wie hem daar gezien heeft;
You have read 1 text from Dutch literature.
Next - Statenvertaling - 2 - 14
  • Parts
  • Statenvertaling - 2 - 01
    Total number of words is 4418
    Total number of unique words is 802
    58.3 of words are in the 2000 most common words
    75.1 of words are in the 5000 most common words
    82.2 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 02
    Total number of words is 4559
    Total number of unique words is 787
    56.5 of words are in the 2000 most common words
    71.7 of words are in the 5000 most common words
    78.3 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 03
    Total number of words is 4395
    Total number of unique words is 806
    41.7 of words are in the 2000 most common words
    52.5 of words are in the 5000 most common words
    57.3 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 04
    Total number of words is 4378
    Total number of unique words is 808
    46.0 of words are in the 2000 most common words
    60.3 of words are in the 5000 most common words
    65.8 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 05
    Total number of words is 4503
    Total number of unique words is 910
    51.2 of words are in the 2000 most common words
    67.6 of words are in the 5000 most common words
    76.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 06
    Total number of words is 4519
    Total number of unique words is 936
    49.8 of words are in the 2000 most common words
    65.8 of words are in the 5000 most common words
    73.2 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 07
    Total number of words is 4551
    Total number of unique words is 820
    54.4 of words are in the 2000 most common words
    70.4 of words are in the 5000 most common words
    76.0 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 08
    Total number of words is 4580
    Total number of unique words is 847
    57.4 of words are in the 2000 most common words
    72.0 of words are in the 5000 most common words
    79.8 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 09
    Total number of words is 4521
    Total number of unique words is 877
    57.0 of words are in the 2000 most common words
    72.5 of words are in the 5000 most common words
    79.3 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 10
    Total number of words is 4527
    Total number of unique words is 900
    55.9 of words are in the 2000 most common words
    73.1 of words are in the 5000 most common words
    79.3 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 11
    Total number of words is 4590
    Total number of unique words is 866
    54.8 of words are in the 2000 most common words
    70.3 of words are in the 5000 most common words
    76.7 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 12
    Total number of words is 4586
    Total number of unique words is 877
    53.8 of words are in the 2000 most common words
    69.6 of words are in the 5000 most common words
    75.2 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 13
    Total number of words is 4601
    Total number of unique words is 784
    59.4 of words are in the 2000 most common words
    76.3 of words are in the 5000 most common words
    83.8 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 14
    Total number of words is 4605
    Total number of unique words is 809
    55.9 of words are in the 2000 most common words
    71.6 of words are in the 5000 most common words
    77.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 15
    Total number of words is 4538
    Total number of unique words is 877
    53.7 of words are in the 2000 most common words
    72.7 of words are in the 5000 most common words
    79.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 16
    Total number of words is 4474
    Total number of unique words is 876
    55.6 of words are in the 2000 most common words
    69.8 of words are in the 5000 most common words
    76.3 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 17
    Total number of words is 4639
    Total number of unique words is 871
    57.8 of words are in the 2000 most common words
    74.8 of words are in the 5000 most common words
    80.2 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 18
    Total number of words is 4679
    Total number of unique words is 859
    57.3 of words are in the 2000 most common words
    73.2 of words are in the 5000 most common words
    79.9 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 19
    Total number of words is 4485
    Total number of unique words is 1024
    49.3 of words are in the 2000 most common words
    64.6 of words are in the 5000 most common words
    71.0 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 20
    Total number of words is 4545
    Total number of unique words is 866
    54.2 of words are in the 2000 most common words
    69.6 of words are in the 5000 most common words
    76.6 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 21
    Total number of words is 4484
    Total number of unique words is 791
    55.1 of words are in the 2000 most common words
    70.9 of words are in the 5000 most common words
    78.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 22
    Total number of words is 4467
    Total number of unique words is 852
    56.6 of words are in the 2000 most common words
    72.4 of words are in the 5000 most common words
    78.7 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 23
    Total number of words is 4589
    Total number of unique words is 769
    59.7 of words are in the 2000 most common words
    72.6 of words are in the 5000 most common words
    79.6 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 24
    Total number of words is 4658
    Total number of unique words is 835
    58.9 of words are in the 2000 most common words
    73.3 of words are in the 5000 most common words
    80.3 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 25
    Total number of words is 4695
    Total number of unique words is 834
    58.8 of words are in the 2000 most common words
    74.5 of words are in the 5000 most common words
    81.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 26
    Total number of words is 4671
    Total number of unique words is 822
    59.4 of words are in the 2000 most common words
    73.7 of words are in the 5000 most common words
    80.7 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 27
    Total number of words is 4554
    Total number of unique words is 767
    55.2 of words are in the 2000 most common words
    70.9 of words are in the 5000 most common words
    78.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 28
    Total number of words is 4510
    Total number of unique words is 845
    55.2 of words are in the 2000 most common words
    71.3 of words are in the 5000 most common words
    78.2 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 29
    Total number of words is 4472
    Total number of unique words is 838
    53.5 of words are in the 2000 most common words
    69.2 of words are in the 5000 most common words
    76.2 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 30
    Total number of words is 4281
    Total number of unique words is 1088
    29.3 of words are in the 2000 most common words
    38.6 of words are in the 5000 most common words
    44.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 31
    Total number of words is 4308
    Total number of unique words is 934
    35.0 of words are in the 2000 most common words
    45.0 of words are in the 5000 most common words
    52.2 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 32
    Total number of words is 4376
    Total number of unique words is 1045
    45.9 of words are in the 2000 most common words
    59.7 of words are in the 5000 most common words
    67.8 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 33
    Total number of words is 4376
    Total number of unique words is 906
    48.0 of words are in the 2000 most common words
    63.2 of words are in the 5000 most common words
    71.0 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 34
    Total number of words is 4352
    Total number of unique words is 883
    46.5 of words are in the 2000 most common words
    60.9 of words are in the 5000 most common words
    68.4 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 35
    Total number of words is 4441
    Total number of unique words is 845
    53.0 of words are in the 2000 most common words
    69.3 of words are in the 5000 most common words
    75.9 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 36
    Total number of words is 4367
    Total number of unique words is 893
    51.8 of words are in the 2000 most common words
    68.5 of words are in the 5000 most common words
    76.2 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 37
    Total number of words is 4494
    Total number of unique words is 886
    53.1 of words are in the 2000 most common words
    70.2 of words are in the 5000 most common words
    77.4 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 38
    Total number of words is 4483
    Total number of unique words is 853
    50.2 of words are in the 2000 most common words
    66.8 of words are in the 5000 most common words
    74.6 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 39
    Total number of words is 4387
    Total number of unique words is 872
    51.6 of words are in the 2000 most common words
    67.9 of words are in the 5000 most common words
    76.7 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 40
    Total number of words is 4285
    Total number of unique words is 881
    46.6 of words are in the 2000 most common words
    60.8 of words are in the 5000 most common words
    67.6 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 41
    Total number of words is 4334
    Total number of unique words is 879
    49.4 of words are in the 2000 most common words
    64.6 of words are in the 5000 most common words
    73.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 42
    Total number of words is 4381
    Total number of unique words is 973
    50.4 of words are in the 2000 most common words
    64.1 of words are in the 5000 most common words
    69.4 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 43
    Total number of words is 4265
    Total number of unique words is 1012
    47.5 of words are in the 2000 most common words
    60.6 of words are in the 5000 most common words
    66.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 44
    Total number of words is 4313
    Total number of unique words is 953
    43.7 of words are in the 2000 most common words
    57.4 of words are in the 5000 most common words
    63.8 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 45
    Total number of words is 3955
    Total number of unique words is 718
    60.0 of words are in the 2000 most common words
    76.0 of words are in the 5000 most common words
    81.5 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.