Statenvertaling - 2 - 12

Total number of words is 4586
Total number of unique words is 877
53.8 of words are in the 2000 most common words
69.6 of words are in the 5000 most common words
75.2 of words are in the 8000 most common words
Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
rumoer, hetwelk in der Filistijnen leger was, zeer toenam en
vermenigvuldigde; zo zeide Saul tot den priester: Haal uw hand
in.
20. Saul nu, en al het volk, dat bij hem was, werd samengeroepen,
en zij kwamen ten strijde; en ziet, het zwaard des enen was
tegen den anderen, er was een zeer groot gedruis.
21. Er waren ook Hebreen bij de Filistijnen, als eertijds, die met hen
in het leger opgetogen waren rondom; dezen nu vervoegden zich
ook met de Israelieten, die bij Saul en Jonathan waren.
22. Als alle mannen van Israel, die zich verstoken hadden in het
gebergte van Efraim, hoorden, dat de Filistijnen vluchtten, zo
kleefden zij ook hen achteraan in den strijd.
23. Alzo verloste de HEERE Israel te dien dage; en het leger trok
over naar Beth-aven.
24. En de mannen van Israel werden mat te dien dage; want Saul
had het volk bezworen, zeggende: Vervloekt zij de man, die
spijze eet tot aan den avond, opdat ik mij aan mijn vijanden
wreke! Daarom proefde dat ganse volk geen spijs.
25. En het ganse volk kwam in een woud; en daar was honig op het
veld.
26. Toen het volk in het woud kwam, ziet, zo was er een
honigvloed; maar niemand raakte met zijn hand aan zijn mond,
924
want het volk vreesde de bezwering.
27. Maar Jonathan had het niet gehoord, toen zijn vader het volk
bezworen had, en hij reikte het einde van den staf uit, die in zijn
hand was, en hij doopte denzelven in een honigraat; als hij nu
zijn hand tot zijn mond wendde, zo werden zijn ogen verlicht.
28. Toen antwoordde een man uit het volk, en zeide: Uw vader heeft
het volk zwaarlijk bezworen, zeggende: Vervloekt zij de man,
die heden brood eet! Daarom bezwijkt het volk.
29. Toen zeide Jonathan: Mijn vader heeft het land beroerd; zie
toch, hoe mijn ogen verlicht zijn, omdat ik een weinig van dezen
honig gesmaakt heb;
30. Hoe veel meer, indien het volk heden had mogen vrijelijk eten
van den buit zijner vijanden, dien het gevonden heeft! Maar nu
is die slag niet groot geweest over de Filistijnen.
31. Doch zij sloegen te dien dage de Filistijnen van Michmas tot
Ajalon; en het volk was zeer moede.
32. Toen maakte zich het volk aan den buit, en zij namen schapen,
en runderen, en kalveren, en zij slachtten ze tegen de aarde; en
het volk at ze met het bloed.
33. En men boodschapte het Saul, zeggende: Zie, het volk
verzondigt zich aan den HEERE, etende met het bloed. En hij
zeide: Gij hebt trouwelooslijk gehandeld; wentelt heden een
groten steen tot mij.
34. Verder sprak Saul: Verstrooit u onder het volk, en zegt tot hen:
Brengt tot mij een iegelijk zijn os, en een iegelijk zijn schaap, en
slacht het hier, en eet, en bezondigt u niet aan den HEERE, die
etende met het bloed. Toen bracht al het volk een iegelijk zijn os
met zijn hand, des nachts, en slachtte ze aldaar.
925
35. Toen bouwde Saul den HEERE een altaar; dit was het eerste
altaar, dat hij den HEERE bouwde.
36. Daarna zeide Saul: Laat ons aftrekken de Filistijnen na, bij
nacht, en laat ons dezelve beroven, totdat het morgen licht
worde, en laat ons niet een man onder hen overig laten. Zij nu
zeiden: Doe al wat goed is in uw ogen; maar de priester zeide:
Laat ons herwaarts tot God naderen.
37. Toen vraagde Saul God: Zal ik aftrekken de Filistijnen na? Zult
Gij ze in de hand van Israel overgeven? Doch Hij antwoordde
hem niet te dien dage.
38. Toen zeide Saul: Komt herwaarts [uit] alle hoeken des volks, en
verneemt, en ziet, waarin deze zonde heden geschied zij.
39. Want [zo] [waarachtig] [als] de HEERE leeft, Die Israel verlost,
al ware het in mijn zoon Jonathan, zo zal hij den dood sterven;
en niemand uit het ganse volk antwoordde hem.
40. Verder zeide hij tot het ganse Israel: Gijlieden zult aan de ene
zijde zijn, en ik en mijn zoon Jonathan zullen aan de andere
zijde zijn. Toen zeide het volk tot Saul: Doe, wat goed is in uw
ogen.
41. Saul nu sprak tot den HEERE, den God Israels: Toon den
onschuldige. Toen werd Jonathan en Saul geraakt, en het volk
ging [vrij] uit.
42. Toen zeide Saul: Werpt [het] [lot] tussen mij en tussen mijn
zoon Jonathan. Toen werd Jonathan geraakt.
43. Saul dan zeide tot Jonathan: Geef mij te kennen, wat gij gedaan
hebt. Toen gaf het Jonathan hem te kennen, en zeide: Ik heb
maar een weinig honigs geproefd, met het uiterste des stafs, dien
ik in mijn hand had; zie [hier] ben ik, moet ik sterven?
926
44. Toen zeide Saul: Zo doe [mij] God, en zo doe Hij daartoe,
Jonathan! gij moet den dood sterven.
45. Maar het volk zeide tot Saul: Zou Jonathan sterven, die deze
grote verlossing in Israel gedaan heeft? Dat zij verre! [zo]
[waarachtig] [als] de HEERE leeft, als er een haar van zijn
hoofd op de aarde vallen zal; want hij heeft [dit] heden met God
gedaan. Alzo verloste het volk Jonathan, dat hij niet stierf.
46. Saul nu toog op van achter de Filistijnen, en de Filistijnen
trokken aan hun plaats.
47. Toen nam Saul het koninkrijk over Israel in; en hij streed
rondom tegen al zijn vijanden, tegen Moab, en tegen de
kinderen Ammons, en tegen Edom, en tegen de koningen van
Zoba, en tegen de Filistijnen; en overal, waar hij zich wendde,
oefende hij straf.
48. En hij handelde dapper, en hij sloeg de Amalekieten, en hij
redde Israel uit de hand desgenen, die hem beroofde.
49. De zonen van Saul nu waren: Jonathan, en Isvi, en Malchi-sua;
en de namen zijner twee dochteren waren [deze]: de naam der
eerstgeborene was Merab, en de naam der kleinste Michal.
50. En de naam van Sauls huisvrouw was Ahinoam, een dochter van
Ahimaaz; en de naam van zijn krijgsoverste was Abi-ner, een
zoon van Ner, Sauls oom.
51. En Kis was Sauls vader, en Ner, Abners vader, was een zoon
van Abiel.
52. En er was een sterke krijg tegen de Filistijnen al de dagen van
Saul; daarom alle helden en alle kloeke mannen, die Saul zag,
die vergaderde hij tot zich.

927
1. Samuël
Hoofdstuk 15
1. Toen zeide Samuel tot Saul: de HEERE heeft mij gezonden, dat
ik u ten koning zalfde over Zijn volk, over Israel; hoor dan nu de
stem van de woorden des HEEREN.
2. Alzo zegt de HEERE der heirscharen: Ik heb bezocht, hetgeen
Amalek aan Israel gedaan heeft, hoe hij zich tegen hem gesteld
heeft op den weg, toen hij uit Egypte opkwam.
3. Ga nu heen, en sla Amalek, en verban alles, wat hij heeft, en
verschoon hem niet; maar dood van den man af tot de vrouw
toe, van de kinderen tot de zuigelingen, van de ossen tot de
schapen, van de kemelen tot de ezelen toe.
4. Dit verkondigde Saul het volk, en hij telde hen te Telaim,
tweehonderd duizend voetvolks, en tien duizend mannen van
Juda.
5. Als Saul tot aan de stad Amalek kwam, zo leide hij een
achterlage in het dal.
6. En Saul liet den Kenieten zeggen: Gaat weg, wijkt, trekt af uit
het midden der Amalekieten, opdat ik u met hen niet wegruime;
want gij hebt barmhartigheid gedaan aan al de kinderen Israels,
toen zij uit Egypte opkwamen. Alzo weken de Kenieten uit het
midden der Amalekieten.
7. Toen sloeg Saul de Amalekieten van Havila af, tot daar gij komt
te Sur, dat voor aan Egypte is.
8. En hij ving Agag, den koning der Amalekieten, levend; maar al
928
het volk verbande hij door de scherpte des zwaards.
9. Doch Saul en het [ganse] volk verschoonde Agag, en de beste
schapen, en runderen, en de naast [beste], en de lammeren, en al
wat best was, en zij wilden ze niet verbannen; maar alle ding,
dat verachtzaam, en dat verdwijnende was, verbanden zij.
10. Toen geschiedde het woord des HEEREN tot Samuel, zeggende:
11. Het berouwt Mij, dat Ik Saul tot koning gemaakt heb, dewijl hij
zich van achter Mij afgekeerd heeft, en Mijn woorden niet
bevestigd heeft. Toen ontstak Samuel, en hij riep tot den
HEERE den gansen nacht.
12. Daarna maakte zich Samuel des morgens vroeg op, Saul
tegemoet; en het werd Samuel geboodschapt, zeggende: Saul is
te Karmel gekomen, en zie, hij heeft zich een pilaar gesteld;
daarna is hij omgetogen, en doorgetrokken, en naar Gilgal
afgekomen.
13. Samuel nu kwam tot Saul, en Saul zeide tot hem: Gezegend zijt
gij den HEERE! Ik heb des HEEREN woord bevestigd.
14. Toen zeide Samuel: Wat is dan dit voor een stem der schapen in
mijn oren, en een stem der runderen, die ik hoor?
15. Saul nu zeide: Zij hebben ze van de Amalekieten gebracht, want
het volk heeft de beste schapen en runderen verschoond, om den
HEERE, uw God, te offeren; maar het overige hebben wij
verbannen.
16. Toen zeide Samuel tot Saul: Houd op, zo zal ik u te kennen
geven, wat de HEERE vannacht tot mij gesproken heeft. Hij dan
zeide tot hem: Spreek.
17. En Samuel zeide: Is het niet [alzo], toen ge klein waart in uw
ogen, dat gij het hoofd der stammen van Israel geworden zijt, en
929
dat u de HEERE tot koning over Israel gezalfd heeft?
18. En de HEERE heeft u op den weg gezonden, en gezegd: Ga
heen en verban de zondaars, de Amalekieten, en strijd tegen hen,
totdat gij dezelve te niet doet.
19. Waarom toch hebt gij naar de stem des HEEREN niet gehoord,
maar zijt tot den roof gevlogen, en hebt gedaan dat kwaad was
in de ogen des HEEREN?
20. Toen zeide Saul tot Samuel: Ik heb immers naar de stem des
HEEREN gehoord, en heb gewandeld op den weg, op
denwelken mij de HEERE gezonden heeft; en ik heb Agag, den
koning der Amalekieten, [mede] gebracht, maar de Amalekieten
heb ik verbannen.
21. Het volk nu heeft genomen van den roof, schapen en runderen,
het voornaamste van het verbannene, om den HEERE, uw God,
op te offeren te Gilgal.
22. Doch Samuel zeide: Heeft de HEERE lust aan brandofferen, en
slachtofferen, als aan het gehoorzamen van de stem des
HEEREN? Zie, gehoorzamen is beter dan slachtoffer, opmerken
dan het vette der rammen.
23. Want wederspannigheid is een zonde der toverij, en
wederstreven is afgoderij en beeldendienst. Omdat gij des
HEEREN woord verworpen hebt, zo heeft Hij u verworpen, dat
gij geen koning zult zijn.
24. Toen zeide Saul tot Samuel: Ik heb gezondigd, omdat ik des
HEEREN bevel en uw woorden overtreden heb; want ik heb het
volk gevreesd en naar hun stem gehoord.
25. Nu dan, vergeef [mij] toch mijn zonde, en keer met mij
wederom, dat ik den HEERE aanbidde.
930
26. Doch Samuel zeide tot Saul: Ik zal met u niet wederkeren;
omdat gij het woord des HEEREN verworpen hebt, zo heeft u
de HEERE verworpen, dat gij geen koning over Israel zult zijn.
27. Als zich Samuel omkeerde om weg te gaan, zo greep hij een slip
van zijn mantel en zij scheurde.
28. Toen zeide Samuel tot hem: De HEERE heeft heden het
koninkrijk van Israel van u afgescheurd, en heeft het aan uw
naaste gegeven, die beter is dan gij.
29. En ook liegt Hij, Die de Overwinning van Israel is, niet, en het
berouwt Hem niet; want Hij is geen mens, dat Hem [iets]
berouwen zou.
30. Hij dan zeide: Ik heb gezondigd; eer mij toch nu voor de oudsten
mijns volks, en voor Israel; en keer wederom met mij, dat ik den
HEERE, uw God, aanbidde.
31. Toen keerde Samuel wederom Saul na; en Saul aanbad den
HEERE.
32. Toen zeide Samuel: Breng Agag, den koning der Amalekieten,
hier tot mij; Agag nu ging tot hem weeldelijk; en Agag zeide:
Voorwaar, de bitterheid des doods is geweken!
33. Maar Samuel zeide: Gelijk als uw zwaard de vrouwen van haar
kinderen beroofd heeft, alzo zal uw moeder van haar kinderen
beroofd worden onder de vrouwen. Toen hieuw Samuel Agag in
stukken, voor het aangezicht des HEEREN te Gilgal.
34. Daarna ging Samuel naar Rama; en Saul ging op naar zijn huis
te Gibea-sauls.
35. En Samuel zag Saul niet meer tot den dag zijns doods toe;
evenwel droeg Samuel leed om Saul; en het berouwde den
HEERE, dat Hij Saul tot koning over Israel gemaakt had.
931
1. Samuël
Hoofdstuk 16
1. Toen zeide de HEERE tot Samuel: Hoe lang draagt gij leed om
Saul, dien Ik toch verworpen heb, dat hij geen koning zij over
Israel? Vul uw hoorn met olie, en ga heen; Ik zal u zenden tot
Isai, den Bethlehemiet; want Ik heb Mij een koning onder zijn
zonen uitgezien.
2. Maar Samuel zeide: Hoe zou ik heengaan? Saul zal het toch
horen en mij doden. Toen zeide de HEERE: Neem een kalf van
de runderen met u, en zeg: Ik ben gekomen, om den HEERE
offerande te doen.
3. En gij zult Isai ten offer nodigen, en Ik zal u te kennen geven,
wat gij doen zult, en gij zult Mij zalven, dien Ik u zeggen zal.
4. Samuel nu deed, hetgeen de HEERE gesproken had, en hij
kwam te Bethlehem. Toen kwamen de oudsten der stad bevende
hem tegemoet, en zeiden: Is uw komst [met] vrede?
5. Hij dan zeide: [Met] vrede; ik ben gekomen om den HEERE
offerande te doen; heiligt u, en komt met mij ten offer; en hij
heiligde Isai en zijn zonen, en hij nodigde hen ten offer.
6. En het geschiedde, toen zij inkwamen, zo zag hij Eliab aan, en
dacht: Zekerlijk, is [deze] voor den HEERE, Zijn gezalfde.
7. Doch de HEERE zeide tot Samuel: Zie zijn gestalte niet aan,
noch de hoogte zijner statuur, want Ik heb hem verworpen; want
het is niet gelijk de mens ziet; want de mens ziet aan, wat voor
ogen is, maar de HEERE ziet het hart aan.
932
8. Toen riep Isai Abinadab, en hij deed hem voorbij het aangezicht
van Samuel gaan; doch hij zeide: Dezen heeft de HEERE ook
niet verkoren.
9. Daarna liet Isai Samma voorbijgaan; doch hij zeide: Dezen heeft
de HEERE ook niet verkoren.
10. Alzo liet Isai zijn zeven zonen voorbij het aangezicht van
Samuel gaan; doch Samuel zeide tot Isai: De HEERE heeft
dezen niet verkoren.
11. Voorts zeide Samuel tot Isai: Zijn dit al de jongelingen? En hij
zeide: De kleinste is nog overig, en zie, hij weidt de schapen.
Samuel nu zeide tot Isai: Zend heen en laat hem halen; want wij
zullen niet rondom aanzitten, totdat hij hier zal gekomen zijn.
12. Toen zond hij heen, en bracht hem in; hij nu was roodachtig,
mitsgaders schoon van ogen en schoon van aanzien; en de
HEERE zeide: Sta op, zalf hem, want deze is het.
13. Toen nam Samuel den oliehoorn, en hij zalfde hem in het
midden zijner broederen. En de Geest des HEEREN werd
vaardig over David van dien dag af en voortaan. Daarna stond
Samuel op, en hij ging naar Rama.
14. En de Geest des HEEREN week van Saul; en een boze geest van
den HEERE verschrikte hem.
15. Toen zeiden Sauls knechten tot hem: Zie toch, een boze geest
Gods verschrikt u.
16. Onze heer zegge toch tot uw knechten, die voor uw aangezicht
[staan], dat zij een man zoeken, die op de harp spelen kan; en
het zal geschieden, als de boze geest Gods op u is, dat hij met
zijn hand spele, dat het beter met u worde.
17. Toen zeide Saul tot zijn knechten: Ziet mij toch naar een man
933
uit, die wel spelen kan, en brengt hem tot mij.
18. Toen antwoordde een van de jongelingen, en zeide: Zie, ik heb
gezien een zoon van Isai, den Bethlehemiet, die spelen kan en
hij is een dapper held, en een krijgsman, en verstandig in zaken,
en een schoon man, en de HEERE is met hem.
19. Saul nu zond boden tot Isai, en zeide: Zend uw zoon David tot
mij, die bij de schapen is.
20. Toen nam Isai een ezel met brood, en een lederen zak met wijn,
en een geitenbokje; en hij zond ze door de hand van zijn zoon
David aan Saul.
21. Alzo kwam David tot Saul, en hij stond voor zijn aangezicht; en
hij beminde hem zeer, en hij werd zijn wapendrager.
22. Daarna zond Saul tot Isai, om te zeggen: Laat toch David voor
mijn aangezicht staan, want hij heeft genade in mijn ogen
gevonden.
23. En het geschiedde, als de geest Gods over Saul was, zo nam
David de harp, en hij speelde met zijn hand; dat was voor Saul
een verademing, en het werd beter met hem, en de boze geest
week van hem.


934
1. Samuël
Hoofdstuk 17
1. En de Filistijnen verzamelden hun heir ten strijde, en
verzamelden zich te Socho, dat in Juda is; en zij legerden zich
tussen Socho en tussen Azeka, aan het einde van Dammim.
2. Doch Saul en de mannen van Israel verzamelden zich, en
legerden zich in het eikendal; en stelden de slagorde tegen de
Filistijnen aan.
3. De Filistijnen nu stonden aan een berg aan gene, en de
Israelieten stonden aan een berg aan deze zijde; en de vallei was
tussen hen.
4. Toen ging er een kampvechter uit, uit het leger der Filistijnen;
zijn naam was Goliath, van Gath; zijn hoogte was zes ellen en
een span.
5. En hij had een koperen helm op zijn hoofd, en hij had een
schubachtig pantsier aan; en het gewicht van het pantsier was
vijf duizend sikkelen kopers;
6. En een koperen scheenharnas boven zijn voeten, en een koperen
schild tussen zijn schouders;
7. En de schacht zijner spies was als een weversboom, en het
lemmer zijner spies was van zeshonderd sikkelen ijzers; en de
schilddrager ging voor zijn aangezicht.
8. Deze nu stond, en riep tot de slagorden van Israel, en zeide tot
hen: Waarom zoudt gijlieden uittrekken, om de slagorde te
stellen? Ben ik niet een Filistijn, en gijlieden knechten van Saul?
935
Kiest een man onder u, die tot mij afkome.
9. Indien hij tegen mij strijden en mij verslaan kan, zo zullen wij
ulieden tot knechten zijn; maar indien ik hem overwin en hem
sla, zo zult gij ons tot knechten zijn, en ons dienen.
10. Verder zeide de Filistijn: Ik heb heden de slagorden van Israel
gehoond, [zeggende]: Geeft mij een man, dat wij te zamen
strijden!
11. Toen Saul en het ganse Israel deze woorden van den Filistijn
hoorden, zo ontzetten zij zich, en vreesden zeer.
12. David nu was de zoon van den Efrathischen man van
Bethlehem-juda, wiens naam was Isai, en [die] acht zonen had,
en in de dagen van Saul was hij een man, oud, afgaande onder
de mannen.
13. En de drie grootste zonen van Isai gingen heen; zij volgden Saul
na in den krijg. De namen nu zijner drie zonen, die in den krijg
gingen, waren: Eliab, de eerstgeborene, en zijn tweede
Abinadab, en de derde Samma.
14. En David was de kleinste; en de drie grootsten waren Saul
nagevolgd.
15. Doch David ging henen, en kwam weder van Saul, om zijns
vaders schapen te weiden te Bethlehem.
16. De Filistijn nu trad toe, des morgens vroeg en des avonds. Alzo
stelde hij zich [daar] veertig dagen lang.
17. En Isai zeide tot zijn zoon David: Neem toch voor uw broeders
een efa van dit geroost koren, en deze tien broden, en breng ze
terloops in het leger tot uw broederen.
18. Maar breng deze tien melkkazen aan de oversten over duizend;
en gij zult uw broederen bezoeken, of het hun welga, en gij zult
936
van hen pand medenemen.
19. Saul nu, en zij, en alle mannen van Israel waren bij het eikendal
met de Filistijnen strijdende.
20. Toen maakte zich David des morgens vroeg op, en hij liet de
schapen bij den hoeder, en hij nam het op, en ging henen, gelijk
als Isai hem bevolen had; en hij kwam aan den wagenburg, als
het heir in slagorde uittoog, en men ten strijde riep.
21. En de Israelieten en Filistijnen stelden slagorde tegen slagorde.
22. David nu liet de vaten van zich, onder de hand van den
bewaarder der vaten, en hij liep ter slagorde; en hij kwam en
vraagde zijn broederen naar [hun] welstand.
23. Toen hij met hen sprak, ziet, zo kwam de kampvechter op; zijn
naam was Goliath, de Filistijn van Gath, uit het heir der
Filistijnen, en hij sprak achtereenvolgens die woorden; en David
hoorde ze.
24. Doch alle mannen in Israel, als zij dien man zagen, zo vluchtten
zij voor zijn aangezicht, en zij vreesden zeer.
25. En de mannen Israels zeiden: Hebt gijlieden dien man wel
gezien, die opgekomen is? Want hij is opgekomen, om Israel te
honen; en het zal geschieden, dat de koning dien man, die hem
slaat, met groten rijkdom verrijken zal, en hij zal hem zijn
dochter geven, en hij zal zijns vaders huis vrijmaken in Israel.
26. Toen zeide David tot de mannen, die bij hem stonden, zeggende:
Wat zal men dien man doen, die dezen Filistijn slaat, en den
smaad van Israel wendt? Want wie is deze onbesneden Filistijn,
dat hij de slagorden van den levenden God zou honen?
27. Wederom zeide hem het volk achtervolgens dat woord,
zeggende: Alzo zal men den man doen, die hem slaat.
937
28. Als Eliab, zijn grootste broeder, hem tot die mannen hoorde
spreken, zo ontstak de toorn van Eliab tegen David, en hij zeide:
Waarom zijt gij nu afgekomen, en onder wien hebt gij de
weinige schapen in de woestijn gelaten? Ik ken uw
vermetelheid, en de boosheid uws harten wel; want gij zijt
afgekomen, opdat gij den strijd zaagt.
29. Toen zeide David: Wat heb ik nu gedaan? Is er geen oorzaak?
30. En hij wendde zich af van dien naar een anderen toe, en hij zeide
achtereenvolgens dat woord; en het volk gaf hem weder
antwoord, achtervolgens de eerste woorden.
31. Toen die woorden gehoord werden, die David gesproken had, en
in de tegenwoordigheid van Saul verkondigd werden, zo liet hij
hem halen.
32. En David zeide tot Saul: Aan geen mens ontvalle het hart, om
zijnentwil. Uw knecht zal heengaan en hij zal met dezen Filistijn
strijden.
33. Maar Saul zeide tot David: Gij zult niet kunnen heengaan tot
dezen Filistijn, om met hem te strijden; want gij zijt een
jongeling, en hij is een krijgsman van zijn jeugd af.
34. Toen zeide David tot Saul: Uw knecht weidde de schapen zijns
vaders, en er kwam een leeuw en een beer, en nam een schaap
van de kudde weg.
35. En ik ging uit hem na, en ik sloeg hem, en redde het uit zijn
mond; toen hij tegen mij opstond, zo vatte ik hem bij zijn baard,
en sloeg hem, en doodde hem.
36. Uw knecht heeft zo den leeuw als den beer geslagen; alzo zal
deze onbesneden Filistijn zijn, gelijk een van die, omdat hij de
slagorden van den levenden God gehoond heeft.
938
37. Verder zeide David: De HEERE, Die mij van de hand des
leeuws gered heeft, en uit de hand des beers, Die zal mij redden
uit de hand van dezen Filistijn. Toen zeide Saul tot David: Ga
heen, en de HEERE zij met u!
38. En Saul kleedde David met zijn klederen, en zette een koperen
helm op zijn hoofd, en kleedde hem met een pantsier.
39. En David gordde zijn zwaard aan over zijn klederen, en wilde
gaan; want hij had het nooit verzocht. Toen zeide David tot
Saul: Ik kan in deze niet gaan, want ik heb het nooit verzocht; en
David leide ze van zich.
40. En hij nam zijn staf in zijn hand, en hij koos zich vijf gladde
stenen uit de beek, en leide ze in de herderstas, die hij had, te
weten in den zak, en zijn slinger was in zijn hand; alzo naderde
hij tot den Filistijn.
41. De Filistijn ging ook heen, gaande en naderende tot David, en
zijn schilddrager [ging] voor zijn aangezicht.
42. Toen de Filistijn opzag, en David zag, zo verachtte hij hem;
want hij was een jongeling, roodachtig, mitsgaders schoon van
aanzien.
43. De Filistijn nu zeide tot David: Ben ik een hond, dat gij tot mij
komt met stokken? En de Filistijn vloekte David bij zijn goden.
44. Daarna zeide de Filistijn tot David: Kom tot mij, zo zal ik uw
vlees aan de vogelen des hemels geven, en aan de dieren des
velds.
45. David daarentegen zeide tot den Filistijn: Gij komt tot mij met
een zwaard, en met een spies, en met een schild; maar ik kom tot
u in den Naam van den HEERE der heirscharen, den God der
slagorden van Israel, Dien gij gehoond hebt.
939
46. Te dezen dage zal de HEERE u besluiten in mijn hand, en ik zal
u slaan, en ik zal uw hoofd van u wegnemen, en ik zal de dode
lichamen van der Filistijnen leger dezen dag aan de vogelen des
hemels, en aan de beesten des velds geven; en de ganse aarde zal
weten, dat Israel een God heeft.
47. En deze ganse vergadering zal weten, dat de HEERE niet door
het zwaard, noch door de spies verlost; want de krijg is des
HEEREN, Die zal ulieden in onze hand geven.
48. En het geschiedde, toen de Filistijn zich opmaakte, en heenging,
en David tegemoet naderde, zo haastte David, en liep naar de
slagorde toe, den Filistijn tegemoet.
49. En David stak zijn hand in de tas, en hij nam een steen daaruit,
en hij slingerde, en trof den Filistijn in zijn voorhoofd; zodat de
steen zonk in zijn voorhoofd, en hij viel op zijn aangezicht ter
aarde.
50. Alzo overweldigde David den Filistijn met een slinger en met
een steen; en hij versloeg den Filistijn, en doodde hem; doch
David had geen zwaard in de hand.
51. Daarom liep David, en stond op den Filistijn, en nam zijn
zwaard, en hij trok het uit zijn schede, en hij doodde hem, en hij
hieuw hem het hoofd daarmede af. Toen de Filistijnen zagen,
dat hun geweldigste dood was, zo vluchtten zij.
52. Toen maakten zich de mannen van Israel en van Juda op, en
juichten, en vervolgden de Filistijnen, tot daar men komt aan de
vallei, en tot aan de poorten van Ekron; en de verwonden der
Filistijnen vielen op den weg van Saaraim, en tot aan Gath, en
tot aan Ekron.
53. Daarna keerden de kinderen Israels om, van het hittig najagen
940
der Filistijnen, en zij beroofden hun legers.
54. Daarna nam David het hoofd van den Filistijn, en bracht het naar
Jeruzalem; maar zijn wapenen leide hij in zijn tent.
55. Toen Saul David zag uitgaan den Filistijn tegemoet, zeide hij tot
Abner, den krijgsoverste: Wiens zoon is deze jongeling, Abner?
En Abner zeide: [Zo] [waarachtig] [als] uw ziel leeft, o koning!
ik weet het niet.
56. De koning nu zeide: Vraag gij het, wiens zoon deze jongeling is.
57. Als David wederkeerde van het slaan des Filistijns, zo nam hem
Abner, en hij bracht hem voor het aangezicht van Saul, en het
hoofd van den Filistijn was in zijn hand.
58. En Saul zeide tot hem: Wiens zoon zijt gij, jongeling? En David
zeide: Ik ben een zoon van uw knecht Isai, den Bethlehemiet.


941
1. Samuël
Hoofdstuk 18
1. Het geschiedde nu, als hij geeindigd had tot Saul te spreken, dat
de ziel van Jonathan verbonden werd aan de ziel van David; en
Jonathan beminde hem als zijn ziel.
2. En Saul nam hem te dien dage, en liet hem niet werderkeren tot
zijns vaders huis.
3. Jonathan nu en David maakten een verbond, dewijl hij hem
liefhad als zijn ziel.
4. En Jonathan deed zijn mantel af, dien hij aan had, en gaf hem
aan David, ook zijn klederen, ja, tot zijn zwaard toe, en tot zijn
boog toe, en tot zijn gordel toe.
5. En David toog uit, overal, waar Saul hem zond; hij gedroeg zich
voorzichtiglijk, en Saul zette hem over de krijgslieden; en hij
was aangenaam in de ogen des gansen volks, en ook in de ogen
der knechten van Saul.
6. Het geschiedde nu, toen zij kwamen, en David wederkeerde van
het slaan der Filistijnen, dat de vrouwen uitgingen uit al de
steden van Israel, met gezang en reien, den koning Saul
You have read 1 text from Dutch literature.
Next - Statenvertaling - 2 - 13
  • Parts
  • Statenvertaling - 2 - 01
    Total number of words is 4418
    Total number of unique words is 802
    58.3 of words are in the 2000 most common words
    75.1 of words are in the 5000 most common words
    82.2 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 02
    Total number of words is 4559
    Total number of unique words is 787
    56.5 of words are in the 2000 most common words
    71.7 of words are in the 5000 most common words
    78.3 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 03
    Total number of words is 4395
    Total number of unique words is 806
    41.7 of words are in the 2000 most common words
    52.5 of words are in the 5000 most common words
    57.3 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 04
    Total number of words is 4378
    Total number of unique words is 808
    46.0 of words are in the 2000 most common words
    60.3 of words are in the 5000 most common words
    65.8 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 05
    Total number of words is 4503
    Total number of unique words is 910
    51.2 of words are in the 2000 most common words
    67.6 of words are in the 5000 most common words
    76.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 06
    Total number of words is 4519
    Total number of unique words is 936
    49.8 of words are in the 2000 most common words
    65.8 of words are in the 5000 most common words
    73.2 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 07
    Total number of words is 4551
    Total number of unique words is 820
    54.4 of words are in the 2000 most common words
    70.4 of words are in the 5000 most common words
    76.0 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 08
    Total number of words is 4580
    Total number of unique words is 847
    57.4 of words are in the 2000 most common words
    72.0 of words are in the 5000 most common words
    79.8 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 09
    Total number of words is 4521
    Total number of unique words is 877
    57.0 of words are in the 2000 most common words
    72.5 of words are in the 5000 most common words
    79.3 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 10
    Total number of words is 4527
    Total number of unique words is 900
    55.9 of words are in the 2000 most common words
    73.1 of words are in the 5000 most common words
    79.3 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 11
    Total number of words is 4590
    Total number of unique words is 866
    54.8 of words are in the 2000 most common words
    70.3 of words are in the 5000 most common words
    76.7 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 12
    Total number of words is 4586
    Total number of unique words is 877
    53.8 of words are in the 2000 most common words
    69.6 of words are in the 5000 most common words
    75.2 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 13
    Total number of words is 4601
    Total number of unique words is 784
    59.4 of words are in the 2000 most common words
    76.3 of words are in the 5000 most common words
    83.8 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 14
    Total number of words is 4605
    Total number of unique words is 809
    55.9 of words are in the 2000 most common words
    71.6 of words are in the 5000 most common words
    77.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 15
    Total number of words is 4538
    Total number of unique words is 877
    53.7 of words are in the 2000 most common words
    72.7 of words are in the 5000 most common words
    79.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 16
    Total number of words is 4474
    Total number of unique words is 876
    55.6 of words are in the 2000 most common words
    69.8 of words are in the 5000 most common words
    76.3 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 17
    Total number of words is 4639
    Total number of unique words is 871
    57.8 of words are in the 2000 most common words
    74.8 of words are in the 5000 most common words
    80.2 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 18
    Total number of words is 4679
    Total number of unique words is 859
    57.3 of words are in the 2000 most common words
    73.2 of words are in the 5000 most common words
    79.9 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 19
    Total number of words is 4485
    Total number of unique words is 1024
    49.3 of words are in the 2000 most common words
    64.6 of words are in the 5000 most common words
    71.0 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 20
    Total number of words is 4545
    Total number of unique words is 866
    54.2 of words are in the 2000 most common words
    69.6 of words are in the 5000 most common words
    76.6 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 21
    Total number of words is 4484
    Total number of unique words is 791
    55.1 of words are in the 2000 most common words
    70.9 of words are in the 5000 most common words
    78.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 22
    Total number of words is 4467
    Total number of unique words is 852
    56.6 of words are in the 2000 most common words
    72.4 of words are in the 5000 most common words
    78.7 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 23
    Total number of words is 4589
    Total number of unique words is 769
    59.7 of words are in the 2000 most common words
    72.6 of words are in the 5000 most common words
    79.6 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 24
    Total number of words is 4658
    Total number of unique words is 835
    58.9 of words are in the 2000 most common words
    73.3 of words are in the 5000 most common words
    80.3 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 25
    Total number of words is 4695
    Total number of unique words is 834
    58.8 of words are in the 2000 most common words
    74.5 of words are in the 5000 most common words
    81.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 26
    Total number of words is 4671
    Total number of unique words is 822
    59.4 of words are in the 2000 most common words
    73.7 of words are in the 5000 most common words
    80.7 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 27
    Total number of words is 4554
    Total number of unique words is 767
    55.2 of words are in the 2000 most common words
    70.9 of words are in the 5000 most common words
    78.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 28
    Total number of words is 4510
    Total number of unique words is 845
    55.2 of words are in the 2000 most common words
    71.3 of words are in the 5000 most common words
    78.2 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 29
    Total number of words is 4472
    Total number of unique words is 838
    53.5 of words are in the 2000 most common words
    69.2 of words are in the 5000 most common words
    76.2 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 30
    Total number of words is 4281
    Total number of unique words is 1088
    29.3 of words are in the 2000 most common words
    38.6 of words are in the 5000 most common words
    44.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 31
    Total number of words is 4308
    Total number of unique words is 934
    35.0 of words are in the 2000 most common words
    45.0 of words are in the 5000 most common words
    52.2 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 32
    Total number of words is 4376
    Total number of unique words is 1045
    45.9 of words are in the 2000 most common words
    59.7 of words are in the 5000 most common words
    67.8 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 33
    Total number of words is 4376
    Total number of unique words is 906
    48.0 of words are in the 2000 most common words
    63.2 of words are in the 5000 most common words
    71.0 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 34
    Total number of words is 4352
    Total number of unique words is 883
    46.5 of words are in the 2000 most common words
    60.9 of words are in the 5000 most common words
    68.4 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 35
    Total number of words is 4441
    Total number of unique words is 845
    53.0 of words are in the 2000 most common words
    69.3 of words are in the 5000 most common words
    75.9 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 36
    Total number of words is 4367
    Total number of unique words is 893
    51.8 of words are in the 2000 most common words
    68.5 of words are in the 5000 most common words
    76.2 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 37
    Total number of words is 4494
    Total number of unique words is 886
    53.1 of words are in the 2000 most common words
    70.2 of words are in the 5000 most common words
    77.4 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 38
    Total number of words is 4483
    Total number of unique words is 853
    50.2 of words are in the 2000 most common words
    66.8 of words are in the 5000 most common words
    74.6 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 39
    Total number of words is 4387
    Total number of unique words is 872
    51.6 of words are in the 2000 most common words
    67.9 of words are in the 5000 most common words
    76.7 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 40
    Total number of words is 4285
    Total number of unique words is 881
    46.6 of words are in the 2000 most common words
    60.8 of words are in the 5000 most common words
    67.6 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 41
    Total number of words is 4334
    Total number of unique words is 879
    49.4 of words are in the 2000 most common words
    64.6 of words are in the 5000 most common words
    73.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 42
    Total number of words is 4381
    Total number of unique words is 973
    50.4 of words are in the 2000 most common words
    64.1 of words are in the 5000 most common words
    69.4 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 43
    Total number of words is 4265
    Total number of unique words is 1012
    47.5 of words are in the 2000 most common words
    60.6 of words are in the 5000 most common words
    66.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 44
    Total number of words is 4313
    Total number of unique words is 953
    43.7 of words are in the 2000 most common words
    57.4 of words are in the 5000 most common words
    63.8 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 45
    Total number of words is 3955
    Total number of unique words is 718
    60.0 of words are in the 2000 most common words
    76.0 of words are in the 5000 most common words
    81.5 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.