Statenvertaling - 2 - 15

Total number of words is 4538
Total number of unique words is 877
53.7 of words are in the 2000 most common words
72.7 of words are in the 5000 most common words
79.1 of words are in the 8000 most common words
Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
hij ons niet tot een tegenpartijder worde in den strijd; want
waarmede zou deze zich bij zijn heer aangenaam maken? Is het
niet met de hoofden dezer mannen?
5. Is dit niet die David, van denwelken zij in den rei [elkander]
antwoordden, zeggende: Saul heeft zijn duizenden geslagen,
maar David zijn tienduizenden?
6. Toen riep Achis David, en zeide tot hem: [Het] [is] [zo]
[waarachtig] [als] de HEERE leeft, dat gij oprecht zijt, en uw
uitgang en uw ingang met mij in het leger is goed in mijn ogen;
983
want ik heb geen kwaad bij u gevonden, van dien dag af, dat gij
tot mij zijt gekomen, tot dezen dag toe; maar gij zijt niet
aangenaam in de ogen der vorsten.
7. Zo keer nu om, en ga in vrede, opdat gij geen kwaad doet in de
ogen van de vorsten der Filistijnen.
8. Toen zeide David tot Achis: Maar wat heb ik gedaan? Of wat
hebt gij in uw knecht gevonden, van dien dag af, dat ik voor uw
aangezicht geweest ben, tot dezen dag toe, dat ik niet zal gaan
en strijden tegen de vijanden van mijn heer, den koning?
9. Achis nu antwoordde en zeide tot David: Ik weet het; voorwaar,
gij zijt aangenaam in mijn ogen, als een engel Gods; maar de
oversten der Filistijnen hebben gezegd: Laat hem met ons in
dezen strijd niet optrekken.
10. Nu dan, maak u morgen vroeg op met de knechten uws heren,
die met u gekomen zijn; en als gijlieden u morgen vroeg zult
opgemaakt hebben, en het ulieden licht geworden is, zo gaat
heen.
11. Toen maakte zich David vroeg op, hij en zijn mannen, dat zij des
morgens weggingen, om weder te keren in het land der
Filistijnen; de Filistijnen daarentegen togen op naar Jizreel.


984
1. Samuël
Hoofdstuk 30
1. Het geschiedde nu, als David en zijn mannen den derden dag te
Ziklag kwamen, dat de Amalekieten in het zuiden en te Ziklag
ingevallen waren, en Ziklag geslagen, en dezelve met vuur
verbrand hadden;
2. En dat zij de vrouwen, die daarin waren, gevankelijk
weggevoerd hadden; [doch] zij hadden niemand doodgeslagen,
van den kleinste tot den grootste, maar hadden ze weggevoerd
en waren huns weegs gegaan.
3. En David en zijn mannen kwamen aan de stad, en ziet, zij was
met vuur verbrand; en hun vrouwen, en hun zonen en hun
dochteren waren gevankelijk weggevoerd.
4. Toen hief David en het volk, dat bij hem was, hun stem op, en
weenden, tot dat er geen kracht [meer] in hen was om te wenen.
5. Davids beide vrouwen waren ook gevankelijk weggevoerd,
Ahinoam, de Jizreelietische, en Abigail, de huisvrouw van
Nabal, den Karmeliet.
6. En David werd zeer bang, want het volk sprak van hem te
stenigen; want de zielen van het ganse volk waren verbitterd,
een iegelijk over zijn zonen en over zijn dochteren; doch David
sterkte zich in den HEERE, zijn God.
7. En David zeide tot den priester Abjathar, den zoon van
Achimelech: Breng mij toch den efod hier. En Abjathar bracht
den efod tot David.
985
8. Toen vraagde David den HEERE, zeggende: Zal ik deze bende
achternajagen? Zal ik ze achterhalen? En Hij zeide tot hem: Jaag
na, want gij zult gewisselijk achterhalen, en gij zult gewisselijk
verlossen.
9. David dan ging heen, hij en de zes honderd mannen, die bij hem
waren; en als zij kwamen aan de beek Besor, zo bleven de
overigen staan.
10. En David vervolgde hen, hij en die vierhonderd mannen; en
tweehonderd mannen bleven staan, die zo moede waren, dat zij
over de beek Besor niet konden gaan.
11. En zij vonden een Egyptischen man op het veld, en zij brachten
hem tot David; en zij gaven hem brood, en hij at, en zij gaven
hem water te drinken.
12. Zij gaven hem ook een stuk van een klomp vijgen, en twee
stukken rozijnen; en hij at, en zijn geest kwam weder in hem;
want hij had [in] drie dagen en drie nachten geen brood gegeten,
noch water gedronken.
13. Daarna zeide David tot hem: Wiens zijt gij? En van waar zijt
gij? Toen zeide de Egyptische jongen: Ik ben de knecht van een
Amalekietischen man, en mijn heer heeft mij verlaten, omdat ik
[voor] drie dagen krank geworden ben.
14. Wij waren ingevallen tegen het zuiden van de Cherethieten, en
op hetgeen van Juda is, en tegen het zuiden van Kaleb; en wij
hebben Ziklag met vuur verbrand.
15. Toen zeide David tot hem: Zoudt gij mij wel henen afleiden tot
deze bende? Hij dan zeide: Zweer mij bij God, dat gij mij niet
zult doden, en dat gij mij niet zult overleveren in de hand mijns
heren! Zo zal ik u tot deze bende afleiden.
986
16. En hij leidde hem af, en ziet, zij lagen verstrooid over de ganse
aarde, etende, en drinkende, en dansende, om al den groten buit,
dien zij genomen hadden uit het land der Filistijnen, en uit het
land van Juda.
17. En David sloeg hen van de schemering tot aan den avond van
hunlieder anderen dag; en er ontkwam niet een man van hen,
behalve vierhonderd jonge mannen, die op kemelen reden en
vloden.
18. Alzo redde David al wat de Amalekieten genomen hadden; ook
redde David zijn twee vrouwen.
19. En onder hen werd niet gemist van den kleinste tot aan den
grootste, en tot aan de zonen en dochteren; en van den buit, ook
tot alles, wat zij van hen genomen hadden; David bracht het
altemaal weder.
20. David nam ook al de schapen en de runderen; zij dreven ze voor
datzelve vee heen, en zeiden: Dit is Davids buit.
21. Als David tot de tweehonderd mannen kwam, die zo moede
waren geweest, dat zij David niet hadden kunnen navolgen, en
die zij aan de beek Besor hadden laten blijven, die gingen David
tegemoet, en het volk, dat bij hem was, tegemoet; en David trad
tot het volk, en hij vraagde hen naar den welstand.
22. Toen antwoordde een ieder boos en Belials man onder de
mannen, die met David getogen waren, en zij zeiden: Omdat zij
met ons niet getogen zijn, zullen wij hun van den buit, dien wij
gered hebben, niet geven, maar aan een iegelijk zijn vrouw en
zijn kinderen; laat hen die heenleiden, en weggaan.
23. Maar David zeide: Alzo zult gij niet doen, mijn broeders, met
hetgeen ons de HEERE gegeven heeft, en Hij heeft ons
987
bewaard, en heeft de bende, die tegen ons kwam, in onze hand
gegeven.
24. Wie zou toch ulieden in deze zaak horen? Want gelijk het deel
dergenen is, die in den strijd mede afgetogen zijn, alzo zal ook
het deel dergenen zijn, die bij het gereedschap gebleven zijn; zij
zullen gelijkelijk delen.
25. En dit is van dien dag af en voortaan [alzo] geweest; want hij
heeft het tot een inzetting en tot een recht gesteld in Israel, tot op
dezen dag.
26. Als nu David te Ziklag kwam, zo zond hij tot de oudsten van
Juda, zijn vrienden, van den buit, zeggende: Ziet, daar is een
zegen voor ulieden, van den buit der vijanden des HEEREN.
27. [Namelijk] tot die te Beth-el, en tot die te Ramoth tegen het
zuiden, en tot die te Jather,
28. En tot die te Aroer, en tot die te Sifmoth, en tot die te Esthemoa,
29. En tot die te Rachel, en tot die, welke in de steden der
Jerahmeelieten waren, en tot die, welke in de steden der
Kenieten waren,
30. En tot die te Horma, en tot die te Chor-asan, en tot die te Atach,
31. En tot die te Hebron, en tot al de plaatsen, waar David
gewandeld had, hij en zijn mannen.


988
1. Samuël
Hoofdstuk 31
1. De Filistijnen dan steden tegen Israel; en de mannen Israels
vloden voor het aangezicht der Filistijnen, en vielen verslagen
op het gebergte Gilboa.
2. En de Filistijnen hielden dicht op Saul en zijn zonen; en de
Filistijnen sloegen Jonathan, en Abinadab, en Malchisua, de
zonen van Saul.
3. En de strijd werd zwaar tegen Saul; en de mannen, die met den
boog schieten, troffen hem aan, en hij vreesde zeer voor de
schutters.
4. Toen zeide Saul tot zijn wapendrager: Trek uw zwaard uit, en
doorsteek mij daarmede, dat misschien deze onbesnedenen niet
komen, en mij doorsteken, en met mij den spot drijven. Maar
zijn wapendrager wilde niet, want hij vreesde zeer. Toen nam
Saul het zwaard, en viel daarin.
5. Toen zijn wapendrager zag, dat Saul dood was, zo viel hij ook in
zijn zwaard en stierf met hem.
6. Alzo stierf Saul, en zijn drie zonen, en zijn wapendrager, ook al
zijn mannen, te dienzelven dage te gelijk.
7. Als de mannen van Israel, die aan deze zijde van het dal waren,
en die aan deze zijde der Jordaan waren, zagen, dat de mannen
van Israel gevloden waren, en dat Saul en zijn zonen dood
waren, zo verlieten zij de steden, en zij vloden. Toen kwamen de
Filistijnen en woonden daarin.
989
8. Het geschiedde nu des anderen daags, als de Filistijnen kwamen,
om de verslagenen te plunderen, zo vonden zij Saul en zijn drie
zonen, liggende op het gebergte Gilboa.
9. En zij hieuwen zijn hoofd af, en zij togen zijn wapenen uit, en
zij zonden ze in der Filistijnen land rondom, om te
boodschappen in het huis hunner afgoden, en onder het volk.
10. En zij leiden zijn wapenen in het huis van Astharoth; en zijn
lichaam hechtten zij aan den muur te Beth-san.
11. Als de inwoners van Jabes in Gilead daarvan hoorden, wat de
Filistijnen Saul gedaan hadden;
12. Zo maakten zich op alle strijdbare mannen, en gingen den
gehelen nacht, en zij namen het lichaam van Saul, en de
lichamen zijner zonen, van den muur te Beth-san; en zij kwamen
te Jabes, en brandden ze aldaar.
13. En zij namen hun beenderen, en begroeven ze onder het
geboomte te Jabes; en zij vastten zeven dagen.


990
2. Samuël
Hoofdstuk 1
1. Voorts geschiedde het na Sauls dood, als David van den slag der
Amalekieten was wedergekomen, en David twee dagen te
Ziklag gebleven was;
2. Zo geschiedde het op den derden dag, dat, ziet, uit het heirleger
van Saul, een man kwam, wiens klederen gescheurd waren, en
aarde was op zijn hoofd; en het geschiedde, als hij tot David
kwam, zo viel hij ter aarde en boog zich neder.
3. En David zeide tot hem: Van waar komt gij? En hij zeide tot
hem: Ik ben ontkomen uit het heirleger van Israel.
4. Voorts zeide David tot hem: Wat is de zaak? Verhaal het mij
toch. En hij zeide, dat het volk uit den strijd gevloden was, en
dat er ook velen van het volk gevallen en gestorven waren, dat
ook Saul en zijn zoon Jonathan dood waren.
5. En David zeide tot den jongen, die hem de boodschap bracht:
Hoe weet gij, dat Saul dood is, en zijn zoon Jonathan?
6. Toen zeide de jongen, die hem de boodschap bracht: Ik kwam
bij geval op het gebergte van Gilboa; en ziet, Saul leunde op zijn
spies; en ziet, de wagens en ritmeesters hielden dicht op hem.
7. Zo zag hij achter zich om, en zag mij, en hij riep mij, en ik
zeide: Zie, [hier] ben ik.
8. En hij zeide tot mij: Wie zijt gij? En ik zeide tot hem: Ik ben een
Amalekiet.
9. Toen zeide hij tot mij: Sta toch bij mij, en dood mij; want deze
991
malienkolder heeft mij opgehouden; want mijn leven is nog gans
in mij.
10. Zo stond ik bij hem, en doodde hem; want ik wist, dat hij na zijn
val niet leven zou; en ik nam de kroon, die op zijn hoofd was, en
het armgesmijde, dat aan zijn arm was, en heb ze hier tot mijn
heer gebracht.
11. Toen vatte David zijn klederen en scheurde ze; desgelijks ook al
de mannen, die met hem waren.
12. En zij weeklaagden, en weenden, en vastten tot op den avond,
over Saul en over Jonathan, zijn zoon, en over het volk des
HEEREN, en over het huis Israels, omdat zij door het zwaard
gevallen waren.
13. Voorts zeide David tot den jongen, die hem de boodschap
gebracht had: Van waar zijt gij? En hij zeide: Ik ben de zoon van
een vreemden man, van een Amalekiet.
14. En David zeide tot hem: Hoe, hebt gij niet gevreesd uw hand uit
te strekken, om den gezalfde des HEEREN te verderven?
15. En David riep een van de jongens, en zeide: Treed toe, val op
hem aan. En hij sloeg hem, dat hij stierf.
16. En David zeide tot hem: Uw bloed zij op uw hoofd; want uw
mond heeft tegen u getuigd, zeggende: ik heb den gezalfde des
HEEREN gedood.
17. David nu klaagde deze klage over Saul en over Jonathan, zijn
zoon;
18. Als hij gezegd had, dat men den kinderen van Juda den boog zou
leren; ziet, het is geschreven in het boek des Oprechten.
19. O Sieraad van Israel, op uw hoogten is hij verslagen; hoe zijn de
helden gevallen!
992
20. Verkondigt het niet te Gath, boodschapt het niet op de straten
van Askelon; opdat de dochters der Filistijnen zich niet
verblijden, opdat de dochters der onbesnedenen niet opspringen
van vreugde.
21. Gij, bergen van Gilboa, noch dauw noch regen moet zijn op u,
noch velden der hefofferen; want aldaar is der helden schild
smadelijk weggeworpen, het schild van Saul, alsof hij niet
gezalfd ware geweest met olie.
22. Van het bloed der verslagenen, van het vette der helden, werd
Jonathans boog niet achterwaarts gedreven; en Sauls zwaard
keerde niet ledig weder.
23. Saul en Jonathan, die beminden, en die liefelijken in hun leven,
zijn ook in hun dood niet gescheiden; zij waren lichter dan
arenden, zij waren sterker dan leeuwen.
24. Gij, dochteren Israels, weent over Saul; die u kleedde met
scharlaken, met weelde; die u sieraad van goud deed dragen
over uw kleding.
25. Hoe zijn de helden gevallen in het midden van den strijd!
Jonathan is verslagen op uw hoogten!
26. Ik ben benauwd om uwentwil, mijn broeder Jonathan! Gij waart
mij zeer liefelijk; uw liefde was mij wonderlijker dan liefde der
vrouwen.
27. Hoe zijn de helden gevallen, en de krijgswapenen verloren!


993
2. Samuël
Hoofdstuk 2
1. En het geschiedde daarna, dat David den HEERE vraagde,
zeggende: Zal ik optrekken in een der steden van Juda? En de
HEERE zeide tot hem: Trek op. En David zeide: Waarheen zal
ik optrekken? En Hij zeide: Naar Hebron.
2. Alzo toog David derwaarts op, als ook zijn twee vrouwen,
Ahinoam, de Jizreelietische, en Abigail, de huisvrouw van
Nabal, de Karmeliet.
3. Ook deed David zijn mannen optrekken, die bij hem waren, een
iegelijk met zijn huisgezin; en zij woonden in de steden van
Hebron.
4. Daarna kwamen de mannen van Juda, en zalfden aldaar David
tot een koning over het huis van Juda. Toen boodschapten zij
David, zeggende: Het zijn de mannen van Jabes in Gilead, die
Saul begraven hebben.
5. Toen zond David boden tot de mannen van Jabes in Gilead, en
hij zeide tot hen: Gezegend zijt gij den HEERE, dat gij deze
weldadigheid gedaan hebt aan uw heer, aan Saul, en hebt hem
begraven.
6. Zo doe nu de HEERE aan u weldadigheid en trouw! En ik ook,
ik zal aan u dit goede doen, dewijl gij deze zaak gedaan hebt.
7. En nu, laat uw handen sterk zijn, en zijt dapper, dewijl uw heer
Saul gestorven is; en ook hebben mij die van het huis van Juda
tot koning over zich gezalfd.
994
8. Abner nu, de zoon van Ner, de krijgsoverste, dien Saul gehad
had, nam Isboseth, Sauls zoon, en voerde hem over naar
Mahanaim,
9. En maakte hem ten koning over Gilead, en over de Aschurieten,
en over Jizreel, en over Efraim, en over Benjamin, en over gans
Israel.
10. Veertig jaren was Isboseth, Sauls zoon, oud, als hij koning werd
over Israel; en hij regeerde het tweede jaar; alleenlijk die van het
huis van Juda volgden David na.
11. Het getal nu der dagen, die David koning geweest is te Hebron,
over het huis van Juda, is zeven jaren en zes maanden.
12. Toen toog Abner, de zoon van Ner, uit, met de knechten van
Isboseth, den zoon van Saul, van Mahanaim naar Gibeon.
13. Joab, de zoon van Zeruja, en de knechten van David, togen ook
uit; en zij ontmoetten elkander bij den vijver van Gibeon; en zij
bleven, deze aan deze zijde des vijvers, en die aan gene zijde des
vijvers.
14. En Abner zeide tot Joab: Laat zich nu de jongens opmaken, en
voor ons aangezicht spelen. En Joab zeide: Laat hen zich
opmaken.
15. Toen maakten zich op, en gingen over in getal, twaalf van
Benjamin, te weten voor Isboseth, Sauls zoon, en twaalf van
Davids knechten.
16. En de een greep den ander bij het hoofd, en [stiet] zijn zwaard in
de zijde des anderen, en zij vielen te zamen; daarvan noemde
men dezelve plaats Chelkathhazurim, die bij Gibeon is.
17. En er was op dienzelfden dag een gans zeer harde strijd. Doch
Abner en de mannen van Israel werden voor het aangezicht der
995
knechten van David geslagen.
18. Nu waren aldaar drie zonen van Zeruja, Joab, en Abisai en
Asahel; en Asahel was licht op zijn voeten, als een der reeen, die
in het veld zijn.
19. En Asahel jaagde Abner achterna; en hij week niet, om van
achter Abner ter rechter [hand] of ter linkerhand af te gaan.
20. Toen zag Abner achter zich om, en zeide: Zijt gij dit, Asahel? En
hij zeide: Ik ben het.
21. En Abner zeide tot hem: Wijk tot uw rechterhand of tot uw
linkerhand, en grijp u een van die jongens, en neem voor u hun
gewaad; maar Asahel wilde niet afwijken van achter hem.
22. Toen voer Abner wijders voort, zeggende tot Asahel: Wijkt af
van achter mij; waarom zal ik u ter aarde slaan? Hoe zou ik dan
mijn aangezicht opheffen voor uw broeder Joab?
23. Maar hij weigerde af te wijken. Zo sloeg hem Abner met het
achterste van de spies aan de vijfde rib, dat de spies van achter
hem uitging; en hij viel aldaar, en stierf op zijn plaats. En het
geschiedde, dat allen, die tot de plaats kwamen, alwaar Asahel
gevallen en gestorven was, staan bleven.
24. Maar Joab en Abisai jaagden Abner achterna; en de zon ging
onder, als zij gekomen waren tot den heuvel van Amma,
dewelke is voor Giach, op den weg der woestijn van Gibeon.
25. En de kinderen van Benjamin verzamelden zich achter Abner, en
werden tot een hoop; en zij stonden op de spits van een heuvel.
26. Toen riep Abner tot Joab, en zeide: Zal dan het zwaard
eeuwiglijk verteren? Weet gij niet, dat het in het laatste
bitterheid zal zijn? En hoe lang zult gij het volk niet zeggen, dat
zij wederkeren van hun broederen te vervolgen?
996
27. En Joab zeide: [Zo] [waarachtig] [als] God leeft, ten ware dat gij
gesproken hadt, zekerlijk het volk zou al toen van den morgen af
weggevoerd zijn geweest, een iegelijk van zijn broeder te
vervolgen!
28. Toen blies Joab met de bazuin; en al het volk stond stil, en zij
jaagden Israel niet meer achterna, en voeren niet wijders voort te
strijden.
29. Abner dan en zijn mannen gingen dienzelfden gansen nacht over
het vlakke veld; en zij gingen over de Jordaan en wandelden het
ganse Bithron door, en kwamen tot Mahanaim.
30. Joab keerde ook weder van achter Abner, en verzamelde het
ganse volk. En er werden van Davids knechten gemist negentien
mannen, en Asahel.
31. Maar Davids knechten hadden van Benjamin en onder Abners
mannen geslagen: driehonderd en zestig mannen waren er dood
gebleven.
32. En zij namen Asahel op, en begroeven hem in zijns vaders graf,
dat te Bethlehem was. Joab nu en zijn mannen gingen den
gansen nacht, dat hun het licht aanbrak te Hebron.


997
2. Samuël
Hoofdstuk 3
1. En er was een lange krijg tussen het huis van Saul, en tussen het
huis van David. Doch David ging en werd sterker; maar die van
het huis van Saul gingen en werden zwakker.
2. En David werden zonen geboren te Hebron. Zijn eerstgeborene
nu was Amnon, van Ahinoam, de Jizreelietische;
3. En zijn tweede was Chileab, van Abigail, de huisvrouw van
Nabal, den Karmeliet; en de derde, Absalom, de zoon van
Maacha, de dochter van Thalmai, koning van Gesur;
4. En de vierde, Adonia, de zoon van Haggith; en de vijfde Sefatja,
de zoon van Abital;
5. En de zesde, Jithream, van Egla, Davids huisvrouw. Dezen zijn
David geboren te Hebron.
6. Terwijl die krijg was tussen het huis van Saul, en tussen het huis
van David, zo geschiedde het, dat Abner zich sterkte in het huis
van Saul.
7. Saul nu had een bijwijf gehad, welker naam was Rizpa, dochter
van Aja; en [Isboseth] zeide tot Abner: Waarom zijt gij ingegaan
tot mijns vaders bijwijf?
8. Toen ontstak Abner zeer over Isboseths woorden, en zeide: Ben
ik dan een hondskop, ik, die tegen Juda, aan het huis van Saul,
uw vader, aan zijn broederen en aan zijn vrienden, heden
weldadigheid doe, en u niet overgeleverd heb in Davids hand,
dat gij heden aan mij onderzoekt de ongerechtigheid ener
998
vrouw?
9. God doe Abner zo, en doe hem zo daartoe! Voorzeker, gelijk als
de HEERE aan David gezworen heeft, dat ik even alzo aan hem
zal doen.
10. Overbrengende het koninkrijk van het huis van Saul, en
oprichtende den stoel van David over Israel en over Juda, van
Dan tot Ber-seba toe.
11. En hij kon Abner verder niet een woord antwoorden, omdat hij
hem vreesde.
12. Toen zond Abner boden voor zich tot David, zeggende: Wiens is
het land? zeggende [wijders]: Maak uw verbond met mij, en zie,
mijn hand zal met u zijn, om gans Israel tot u om te keren.
13. En hij zeide: Wel, ik zal een verbond met u maken; doch een
ding begeer ik van u, zeggende: Gij zult mijn aangezicht niet
zien, tenzij dat gij Michal, Sauls dochter, te voren inbrengt, als
gij komt om mijn aangezicht te zien.
14. Ook zond David boden tot Isboseth, den zoon van Saul,
zeggende: Geef [mij] mijn huisvrouw Michal, die ik mij met
honderd voorhuiden der Filistijnen ondertrouwd heb.
15. Isboseth dan zond heen, en nam haar van den man, van Paltiel,
den zoon van Lais.
16. En haar man ging met haar, al gaande en wenende achter haar,
tot Bahurim toe. Toen zeide Abner tot hem: Ga weg, keer
weder. En hij keerde weder.
17. Abner nu had woorden met de oudsten van Israel, zeggende: Gij
hebt David te voren lang tot een koning over u begeerd.
18. Zo doet het nu; want de HEERE heeft tot David gesproken,
zeggende: Door de hand van David, Mijn knecht, zal Ik Mijn
999
volk Israel verlossen van de hand der Filistijnen, en van de hand
van al hun vijanden.
19. En Abner sprak ook voor de oren van Benjamin. Voorts ging
Abner ook heen, om te Hebron voor Davids oren te spreken
alles, wat goed was in de ogen van Israel, en in de ogen van het
ganse huis van Benjamin.
20. En Abner kwam tot David te Hebron, en twintig mannen met
hem. En David maakte Abner, en den mannen, die met hem
waren, een maaltijd.
21. Toen zeide Abner tot David: Ik zal mij opmaken, en heengaan,
en vergaderen gans Israel tot mijn heer, den koning, dat zij een
verbond met u maken, en gij regeert over alles, wat uw ziel
begeert. Alzo liet David Abner gaan, en hij ging in vrede.
22. En ziet, Davids knechten en Joab kwamen van een bende, en
brachten met zich een groten roof. Abner nu was niet bij David
te Hebron; want hij had hem laten gaan, en hij was gegaan in
vrede.
23. Als nu Joab en het ganse heir, dat met hem was, aankwamen, zo
gaven zij Joab te kennen, zeggende: Abner, de zoon van Ner, is
gekomen tot den koning, en hij heeft hem laten gaan, en hij is
gegaan in vrede.
24. Toen ging Joab tot den koning in, en zeide: Wat hebt gij gedaan?
Zie, Abner is tot u gekomen; waarom nu hebt gij hem laten
gaan, dat hij zo vrij is weggegaan?
25. Gij kent Abner, den zoon van Ner; dat hij gekomen is om u te
overreden, en om te weten uw uitgang en uw ingang, ja, om te
weten alles, wat gij doet.
26. En Joab ging uit van David, en zond Abner boden na, die hem
1000
wederom haalden van den bornput van Sira; maar David wist
het niet.
27. Als nu Abner weder te Hebron kwam, zo leidde Joab hem ter
zijde af in het midden der poort, om in de stilte met hem te
spreken; en hij sloeg hem aldaar aan de vijfde rib, dat hij stierf,
om des bloeds wil van zijn broeder Asahel.
28. Als David dat daarna hoorde, zo zeide hij: Ik ben onschuldig, en
mijn koninkrijk, bij den HEERE, tot in eeuwigheid, van het
bloed van Abner, den zoon van Ner.
29. Het blijve op het hoofd van Joab, en op het ganse huis zijns
vaders; en er worde van het huis van Joab niet afgesneden, die
een vloed hebbe, en melaats zij, en zich aan den stok houde, en
door het zwaard valle, en broodsgebrek hebbe!
30. Alzo hebben Joab en zijn broeder Abisai Abner doodgeslagen,
omdat hij hun broeder Asahel te Gibeon in den strijd gedood
had.
31. David dan zeide tot Joab en tot al het volk, dat bij hem was:
Scheurt uw klederen, en gordt zakken aan, en weeklaagt voor
Abner henen; en de koning David ging achter de baar.
32. Als zij nu Abner te Hebron begroeven, zo hief de koning zijn
stem op, en weende bij Abners graf; ook weende al het volk.
33. En de koning maakte een klage over Abner, en zeide: Is dan
Abner gestorven, als een dwaas sterft?
34. Uw handen waren niet gebonden, noch uw voeten in koperen
boeien gedaan, [maar] gij zijt gevallen, gelijk men valt voor het
aangezicht van kinderen der verkeerdheid. Toen weende het
ganse volk nog meer over hem.
35. Daarna kwam al het volk, om David brood te doen eten, als het
1001
nog dag was; maar David zwoer, zeggende: God doe mij zo, en
doe er zo toe, indien ik voor het ondergaan der zon brood of iets
smake!
36. Als al het volk dit vernam, zo was het goed in hun ogen, alles,
zoals de koning gedaan had, was goed in de ogen van het ganse
volk.
37. En al het volk en gans Israel merkten te dienzelven dage, dat het
van den koning niet was, dat men Abner, den zoon van Ner,
gedood had.
38. Voorts zeide de koning tot zijn knechten: Weet gij niet, dat te
dezen dage een vorst, ja, een grote in Israel gevallen is?
39. Maar ik ben heden teder, en gezalfd ten koning, en deze mannen,
de zonen van Zeruja, zijn harder dan ik; de HEERE zal den
boosdoener vergelden naar zijn boosheid.


1002
2. Samuël
Hoofdstuk 4
1. Als nu Sauls zoon hoorde, dat Abner te Hebron gestorven was,
werden zijn handen slap, en gans Israel werd verschrikt.
2. En Sauls zoon had twee mannen, oversten van benden; de naam
des enen was Baena, en de naam des anderen Rechab, zonen van
Rimmon, den Beerothiet, van de kinderen van Benjamin; want
ook Beeroth werd aan Benjamin gerekend.
3. En de Beerothieten waren gevloden naar Gitthaim, en waren
aldaar vreemdelingen tot op dezen dag.
4. En Jonathan, Sauls zoon, had een zoon, die geslagen was aan
beide voeten; vijf jaren was hij oud als het gerucht van Saul en
Jonathan uit Jizreel kwam; en zijn voedster hem opnam, en
vluchtte; en het geschiedde, als zij haastte, om te vluchten, dat
hij viel en kreupel werd; en zijn naam was Mefiboseth.
5. En de zonen van Rimmon: den Beerothiet, Rechab en Baena,
gingen heen, en kwamen ten huize van Isboseth, als de dag heet
You have read 1 text from Dutch literature.
Next - Statenvertaling - 2 - 16
  • Parts
  • Statenvertaling - 2 - 01
    Total number of words is 4418
    Total number of unique words is 802
    58.3 of words are in the 2000 most common words
    75.1 of words are in the 5000 most common words
    82.2 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 02
    Total number of words is 4559
    Total number of unique words is 787
    56.5 of words are in the 2000 most common words
    71.7 of words are in the 5000 most common words
    78.3 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 03
    Total number of words is 4395
    Total number of unique words is 806
    41.7 of words are in the 2000 most common words
    52.5 of words are in the 5000 most common words
    57.3 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 04
    Total number of words is 4378
    Total number of unique words is 808
    46.0 of words are in the 2000 most common words
    60.3 of words are in the 5000 most common words
    65.8 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 05
    Total number of words is 4503
    Total number of unique words is 910
    51.2 of words are in the 2000 most common words
    67.6 of words are in the 5000 most common words
    76.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 06
    Total number of words is 4519
    Total number of unique words is 936
    49.8 of words are in the 2000 most common words
    65.8 of words are in the 5000 most common words
    73.2 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 07
    Total number of words is 4551
    Total number of unique words is 820
    54.4 of words are in the 2000 most common words
    70.4 of words are in the 5000 most common words
    76.0 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 08
    Total number of words is 4580
    Total number of unique words is 847
    57.4 of words are in the 2000 most common words
    72.0 of words are in the 5000 most common words
    79.8 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 09
    Total number of words is 4521
    Total number of unique words is 877
    57.0 of words are in the 2000 most common words
    72.5 of words are in the 5000 most common words
    79.3 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 10
    Total number of words is 4527
    Total number of unique words is 900
    55.9 of words are in the 2000 most common words
    73.1 of words are in the 5000 most common words
    79.3 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 11
    Total number of words is 4590
    Total number of unique words is 866
    54.8 of words are in the 2000 most common words
    70.3 of words are in the 5000 most common words
    76.7 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 12
    Total number of words is 4586
    Total number of unique words is 877
    53.8 of words are in the 2000 most common words
    69.6 of words are in the 5000 most common words
    75.2 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 13
    Total number of words is 4601
    Total number of unique words is 784
    59.4 of words are in the 2000 most common words
    76.3 of words are in the 5000 most common words
    83.8 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 14
    Total number of words is 4605
    Total number of unique words is 809
    55.9 of words are in the 2000 most common words
    71.6 of words are in the 5000 most common words
    77.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 15
    Total number of words is 4538
    Total number of unique words is 877
    53.7 of words are in the 2000 most common words
    72.7 of words are in the 5000 most common words
    79.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 16
    Total number of words is 4474
    Total number of unique words is 876
    55.6 of words are in the 2000 most common words
    69.8 of words are in the 5000 most common words
    76.3 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 17
    Total number of words is 4639
    Total number of unique words is 871
    57.8 of words are in the 2000 most common words
    74.8 of words are in the 5000 most common words
    80.2 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 18
    Total number of words is 4679
    Total number of unique words is 859
    57.3 of words are in the 2000 most common words
    73.2 of words are in the 5000 most common words
    79.9 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 19
    Total number of words is 4485
    Total number of unique words is 1024
    49.3 of words are in the 2000 most common words
    64.6 of words are in the 5000 most common words
    71.0 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 20
    Total number of words is 4545
    Total number of unique words is 866
    54.2 of words are in the 2000 most common words
    69.6 of words are in the 5000 most common words
    76.6 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 21
    Total number of words is 4484
    Total number of unique words is 791
    55.1 of words are in the 2000 most common words
    70.9 of words are in the 5000 most common words
    78.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 22
    Total number of words is 4467
    Total number of unique words is 852
    56.6 of words are in the 2000 most common words
    72.4 of words are in the 5000 most common words
    78.7 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 23
    Total number of words is 4589
    Total number of unique words is 769
    59.7 of words are in the 2000 most common words
    72.6 of words are in the 5000 most common words
    79.6 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 24
    Total number of words is 4658
    Total number of unique words is 835
    58.9 of words are in the 2000 most common words
    73.3 of words are in the 5000 most common words
    80.3 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 25
    Total number of words is 4695
    Total number of unique words is 834
    58.8 of words are in the 2000 most common words
    74.5 of words are in the 5000 most common words
    81.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 26
    Total number of words is 4671
    Total number of unique words is 822
    59.4 of words are in the 2000 most common words
    73.7 of words are in the 5000 most common words
    80.7 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 27
    Total number of words is 4554
    Total number of unique words is 767
    55.2 of words are in the 2000 most common words
    70.9 of words are in the 5000 most common words
    78.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 28
    Total number of words is 4510
    Total number of unique words is 845
    55.2 of words are in the 2000 most common words
    71.3 of words are in the 5000 most common words
    78.2 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 29
    Total number of words is 4472
    Total number of unique words is 838
    53.5 of words are in the 2000 most common words
    69.2 of words are in the 5000 most common words
    76.2 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 30
    Total number of words is 4281
    Total number of unique words is 1088
    29.3 of words are in the 2000 most common words
    38.6 of words are in the 5000 most common words
    44.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 31
    Total number of words is 4308
    Total number of unique words is 934
    35.0 of words are in the 2000 most common words
    45.0 of words are in the 5000 most common words
    52.2 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 32
    Total number of words is 4376
    Total number of unique words is 1045
    45.9 of words are in the 2000 most common words
    59.7 of words are in the 5000 most common words
    67.8 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 33
    Total number of words is 4376
    Total number of unique words is 906
    48.0 of words are in the 2000 most common words
    63.2 of words are in the 5000 most common words
    71.0 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 34
    Total number of words is 4352
    Total number of unique words is 883
    46.5 of words are in the 2000 most common words
    60.9 of words are in the 5000 most common words
    68.4 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 35
    Total number of words is 4441
    Total number of unique words is 845
    53.0 of words are in the 2000 most common words
    69.3 of words are in the 5000 most common words
    75.9 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 36
    Total number of words is 4367
    Total number of unique words is 893
    51.8 of words are in the 2000 most common words
    68.5 of words are in the 5000 most common words
    76.2 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 37
    Total number of words is 4494
    Total number of unique words is 886
    53.1 of words are in the 2000 most common words
    70.2 of words are in the 5000 most common words
    77.4 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 38
    Total number of words is 4483
    Total number of unique words is 853
    50.2 of words are in the 2000 most common words
    66.8 of words are in the 5000 most common words
    74.6 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 39
    Total number of words is 4387
    Total number of unique words is 872
    51.6 of words are in the 2000 most common words
    67.9 of words are in the 5000 most common words
    76.7 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 40
    Total number of words is 4285
    Total number of unique words is 881
    46.6 of words are in the 2000 most common words
    60.8 of words are in the 5000 most common words
    67.6 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 41
    Total number of words is 4334
    Total number of unique words is 879
    49.4 of words are in the 2000 most common words
    64.6 of words are in the 5000 most common words
    73.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 42
    Total number of words is 4381
    Total number of unique words is 973
    50.4 of words are in the 2000 most common words
    64.1 of words are in the 5000 most common words
    69.4 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 43
    Total number of words is 4265
    Total number of unique words is 1012
    47.5 of words are in the 2000 most common words
    60.6 of words are in the 5000 most common words
    66.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 44
    Total number of words is 4313
    Total number of unique words is 953
    43.7 of words are in the 2000 most common words
    57.4 of words are in the 5000 most common words
    63.8 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 45
    Total number of words is 3955
    Total number of unique words is 718
    60.0 of words are in the 2000 most common words
    76.0 of words are in the 5000 most common words
    81.5 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.