Statenvertaling - 2 - 18

Total number of words is 4679
Total number of unique words is 859
57.3 of words are in the 2000 most common words
73.2 of words are in the 5000 most common words
79.9 of words are in the 8000 most common words
Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
gezadelde ezelen, en daarop tweehonderd broden, met honderd
stukken rozijnen, en honderd [stukken] zomervruchten, en een
lederen zak wijns.
2. En de koning zeide tot Ziba: Wat zult gij daarmede? En Ziba
zeide: De ezels zijn voor het huis des konings, om op te rijden
en het brood en de zomervruchten, om te eten voor de jongens;
en de wijn, opdat de moeden in de woestijn drinken.
3. Toen zeide de koning: Waar is dan de zoon uws heren? En Ziba
zeide tot den koning: Zie, hij blijft te Jeruzalem, want hij zeide:
Heden zal mij het huis Israels mijns vaders koninkrijk
wedergeven.
4. Zo zeide de koning tot Ziba: Zie, het zal het uwe zijn alles wat
Mefiboseth heeft. En Ziba zeide: Ik buig mij neder, laat mij
genade vinden in uw ogen, mijn heer koning!
5. Als nu de koning David tot aan Bahurim kwam, ziet, toen kwam
van daar een man uit, van het geslacht van het huis van Saul,
wiens naam was Simei, de zoon van Gera; hij ging steeds voort,
en vloekte.
6. En hij wierp David met stenen, mitsgaders alle knechten van den
koning David, hoewel al het volk en al de helden aan zijn
rechter- en aan zijn linkerhand waren.
1045
7. Aldus nu zeide Simei in zijn vloeken: Ga uit, ga uit, gij, man des
bloeds, en gij, Belials man!
8. De HEERE heeft op u doen wederkomen al het bloed van Sauls
huis, in wiens plaats gij geregeerd hebt; nu heeft de HEERE het
koninkrijk gegeven in de hand van Absalom, uw zoon; zie nu,
gij zijt in uw ongeluk, omdat gij een man des bloeds zijt.
9. Toen zeide Abisai, de zoon van Zeruja, tot den koning: Waarom
zou deze dode hond mijn heer den koning vloeken? Laat mij
toch overgaan en zijn kop wegnemen.
10. Maar de koning zeide: Wat heb ik met u te doen, gij zonen van
Zeruja? Ja, laat hem vloeken; want de HEERE toch heeft tot
hem gezegd: Vloek David; wie zou dan zeggen: Waarom hebt
gij alzo gedaan?
11. Voorts zeide David tot Abisai en tot al zijn knechten: Ziet, mijn
zoon, die van mijn lijf is voortgekomen, zoekt mijn ziel; hoeveel
te meer dan nu deze zoon van Jemini? Laat hem geworden, dat
hij vloeke, want de HEERE heeft het hem gezegd.
12. Misschien zal de HEERE mijn ellende aanzien; en de HEERE
zal mij goed vergelden voor zijn vloek, te dezen dage.
13. Alzo ging David met zijn lieden op den weg; en Simei ging al
voort langs de zijde des bergs tegen hem over, en vloekte, en
wierp met stenen van tegenover hem, en stoof met stof.
14. En de koning kwam in, en al het volk, dat met hem was, moede
zijnde; en hij verkwikte zich aldaar.
15. Absalom nu en al het volk, de mannen van Israel, kwamen te
Jeruzalem, en Achitofel met hem.
16. En het geschiedde, als Husai, de Archiet, Davids vriend, tot
Absalom kwam, dat Husai tot Absalom zeide: De koning leve,
1046
de koning leve!
17. Maar Absalom zeide tot Husai: Is dit uw weldadigheid aan uw
vriend? Waarom zijt gij niet met uw vriend getogen?
18. En Husai zeide tot Absalom: Neen, maar welken de HEERE
verkiest, en al dit volk, en alle mannen van Israel, diens zal ik
zijn, en bij hem zal ik blijven.
19. En ten andere, wien zou ik dienen? Zou het niet zijn voor het
aangezicht zijns zoons? Gelijk als ik voor het aangezicht uws
vaders gediend heb, alzo zal ik voor uw aangezicht zijn.
20. Toen zeide Absalom tot Achitofel: Geeft onder ulieden raad, wat
zullen wij doen?
21. En Achitofel zeide tot Absalom: Ga in tot de bijwijven uws
vaders, die hij gelaten heeft om het huis te bewaren; zo zal gans
Israel horen, dat gij bij uw vader stinkende zijt geworden, en de
handen van allen, die met u zijn, zullen gesterkt worden.
22. Zo spanden zij Absalom een tent op het dak; en Absalom ging in
tot de bijwijven zijns vaders, voor de ogen van het ganse Israel.
23. En in die dagen was Achitofels raad, dien hij raadde, als of men
naar Gods woord gevraagd had; alzo was alle raad van
Achitofel, zo bij David als bij Absalom.


1047
2. Samuël
Hoofdstuk 17
1. Voorts zeide Achitofel tot Absalom: Laat mij nu twaalf duizend
mannen uitlezen, dat ik mij opmake en David dezen nacht
achterna jage.
2. Zo zal ik over hem komen, daar hij moede en slap van handen is,
en zal hem verschrikken, en al het volk, dat met hem is, zal
vluchten; dan zal ik den koning alleen slaan.
3. En ik zal al het volk tot u doen wederkeren; de man, dien gij
zoekt, is gelijk het wederkeren van allen; zo zal al het volk in
vrede zijn.
4. Dit woord nu was recht in Absaloms ogen, en in de ogen van
alle oudsten Israels.
5. Doch Absalom zeide: Roep toch ook Husai, den Archiet, en laat
ons horen, wat hij ook zegt.
6. En als Husai tot Absalom inkwam, zo sprak Absalom tot hem,
zeggende: Aldus heeft Achitofel gesproken; zullen wij zijn
woord doen? Zo niet, spreek gij.
7. Toen zeide Husai tot Absalom: De raad, dien Achitofel op
ditmaal geraden heeft, is niet goed.
8. Wijders zeide Husai: Gij kent uw vader en zijn mannen, dat zij
helden zijn, dat zij bitter van gemoed zijn, als een beer, die van
de jongen beroofd is in het veld; daartoe is uw vader een
krijgsman, en zal niet vernachten met het volk.
9. Zie, nu heeft hij zich verstoken in een der holen, of in een der
1048
plaatsen. En het zal geschieden, als er in het eerst [sommigen]
onder hen vallen, dat een ieder, die het zal horen, alsdan zal
zeggen: Er is een slag geschied onder het volk, dat Absalom
navolgt.
10. Zo zou hij, die ook een dapper man is, wiens hart is als een
leeuwenhart, te enen male smelten; want gans Israel weet, dat
uw vader een held is, en het dappere mannen zijn, die met hem
zijn.
11. Maar ik rade, dat in alle haast tot u verzameld worde gans Israel,
van Dan tot Berseba toe, als zand, dat aan de zee is, in menigte;
en dat uw persoon medega in den strijd.
12. Dan zullen wij tot hem komen, in een der plaatsen, waar hij
gevonden wordt, en hem gemakkelijk overvallen, gelijk als de
dauw op den aardbodem valt; en er zal van hem, en van al de
mannen, die met hem zijn, ook niet een worden overgelaten.
13. En indien hij zich in een stad zal begeven, zo zal gans Israel
koorden tot dezelve stad aandragen, en wij zullen ze tot in de
beek nedertrekken, totdat ook niet een steentje aldaar gevonden
worde.
14. Toen zeide Absalom, en alle man van Israel: De raad van Husai,
den Archiet, is beter dan Achitofels raad. Doch de HEERE had
het geboden, om den goeden raad van Achitofel te vernietigen,
opdat de HEERE het kwaad over Absalom bracht.
15. En Husai zeide tot Zadok en tot Abjathar, de priesters: Alzo en
alzo heeft Achitofel Absalom en den oudsten van Israel geraden,
maar alzo en alzo heb ik geraden.
16. Nu dan, zendt haastelijk henen, en boodschapt David, zeggende:
Vernacht dezen nacht niet in de vlakke velden der woestijn, en
1049
ook ga spoedig over; opdat de koning niet verslonden worde, en
al het volk, dat met hem is.
17. Jonathan nu en Ahimaaz stonden bij de fontein Rogel; en een
dienstmaagd ging henen en zeide het hun aan; en zij gingen
henen en zeiden het den koning David aan; want zij mochten
zich niet zien laten, dat zij in de stad kwamen.
18. Een jongen dan nog zag hen, en zeide het Absalom aan; doch die
beiden gingen haastelijk, en kwamen in eens mans huis te
Bahurim, dewelke een put had in zijn voorhof, en zij daalden
daarin.
19. En de vrouw nam en spreidde een deksel over het opene van den
put, en strooide gort daarop. Alzo werd de zaak niet bekend.
20. Toen nu Absaloms knechten tot de vrouw in het huis kwamen,
zeiden zij: Waar zijn Ahimaaz en Jonathan? En de vrouw zeide
tot hen: Zij zijn over dat waterriviertje gegaan. En toen zij hen
gezocht en niet gevonden hadden, keerden zij weder naar
Jeruzalem.
21. En het geschiedde, nadat zij weggegaan waren, zo klommen zij
uit den put, en gingen henen en boodschapten het den koning
David; en zij zeiden tot David: Maakt ulieden op, en gaat
haastelijk over het water, want alzo heeft Achitofel tegen
ulieden geraden.
22. Toen maakte zich David op, en al het volk, dat met hem was; en
zij gingen over de Jordaan. Aan het morgenlicht ontbrak er niet
tot een toe, die niet over de Jordaan gegaan was.
23. Als nu Achitofel zag, dat zijn raad niet gedaan was, zadelde hij
den ezel, en maakte zich op, en toog naar zijn huis in zijn stad,
en gaf bevel aan zijn huis, en verhing zich. Alzo stierf hij, en
1050
werd begraven in zijns vaders graf.
24. David nu kwam te Mahanaim, en Absalom toog over de Jordaan,
hij en alle mannen van Israel met hem.
25. En Absalom had Amasa in Joabs plaats gesteld over het heir.
Amasa nu was eens mans zoon, wiens naam was Jethra, de
Israeliet, die ingegaan was tot Abigail, dochter van Nahas,
zuster van Zeruja, Joabs moeder.
26. Israel nu en Absalom legerden zich in het land van Gilead.
27. En het geschiedde, als David te Mahanaim gekomen was, dat
Sobi, de zoon van Nahas, van Rabba der kinderen Ammons, en
Machir, de zoon van Ammiel, van Lodebar, en Barzillai, de
Gileadiet, van Rogelim,
28. Beddewerk, en schalen, en aarden vaten, en tarwe, en gerst, en
meel, en geroost [koren], en bonen, en linzen, ook geroost,
29. En honig, en boter, en schapen, en koeienkazen, brachten tot
David, en tot het volk, dat met hem was, om te eten, want zij
zeiden: Dit volk is hongerig, en moede, en dorstig in de
woestijn.


1051
2. Samuël
Hoofdstuk 18
1. En David monsterde het volk, dat met hem was; en hij stelde
over hen oversten van duizenden, en oversten van honderden.
2. Voorts zond David het volk uit, een derde deel onder de hand
van Joab, en een derde deel onder de hand van Abisai, den zoon
van Zeruja, Joabs broeder, en een derde deel onder de hand van
Ithai, den Gethiet. En de koning zeide tot het volk: Ik zal ook
zelf zekerlijk met ulieden uittrekken.
3. Maar het volk zeide: Gij zult niet uittrekken; want of wij te enen
male vloden, zij zullen het hart op ons niet stellen; ja, of de helft
van ons stierf, zij zullen het hart op ons niet stellen; maar [gij]
[zijt] nu als tien duizend onzer. Zo zal het nu beter zijn, dat gij
ons uit de stad ter hulpe zijt.
4. Toen zeide de koning tot hen: Ik zal doen, wat goed is in uw
ogen. De koning nu stond aan de zijde van de poort, en al het
volk trok uit bij honderden en bij duizenden.
5. En de koning gebood Joab, en Abisai, en Ithai, zeggende:
[Handelt] mij zachtkens met den jongeling, met Absalom. En al
het volk hoorde het, als de koning aan al de oversten van
Absaloms zaak gebood.
6. Alzo toog het volk uit in het veld, Israel tegemoet, en de strijd
geschiedde bij Efraims woud.
7. En het volk van Israel werd aldaar voor het aangezicht van
Davids knechten geslagen; en aldaar geschiedde te dienzelven
1052
dage een grote slag, van twintig duizend.
8. Want de strijd werd aldaar verspreid over al dat land. En het
woud verteerde meer van het volk, dan die het zwaard verteerde,
te dienzelven dage.
9. Absalom nu ontmoette voor het aangezicht der knechten Davids;
en Absalom reed op een muildier; en als het muildier kwam
onder de dichte takken van een groten eik, zo werd zijn hoofd
vast aan den eik, dat hij hangen bleef tussen den hemel en tussen
de aarde, en het muildier, dat onder hem was, ging door.
10. Als dat een man zag, zo gaf hij het Joab te kennen, en zeide: Zie,
ik heb Absalom zien hangen aan een eik.
11. Toen zeide Joab tot den man, die het hem te kennen gaf: Zie
toch, gij hebt het gezien, waarom dan hebt gij hem niet aldaar
ter aarde geslagen, alzo het aan mij [stond] om u tien
zilverlingen en een gordel te geven?
12. Maar die man zeide tot Joab: En of ik al duizend zilverlingen op
mijn handen mocht wegen, zo zou ik mijn hand aan des konings
zoon niet slaan; want de koning heeft u, en Abisai, en Ithai, voor
onze oren geboden, zeggende: Hoedt u, wie [gij] [zijt], van den
jongeling, van Absalom.
13. Of ik al valselijk tegen mijn ziel handelde, zo zou toch geen ding
voor den koning verborgen worden; ook gij zelf zoudt er u van
tegenover stellen.
14. Toen zeide Joab: Ik zal hier bij u alzo niet vertoeven; en hij nam
drie pijlen, en stak ze in Absaloms hart, daar hij nog levend was
in het midden van den eik.
15. En tien jongens, wapendragers van Joab, omringden [hem], en
zij sloegen Absalom, en doodden hem.
1053
16. Toen blies Joab met de bazuin, en al het volk keerde af van
Israel achterna te jagen, want Joab hield het volk terug.
17. En zij namen Absalom, en wierpen hem in het woud, in een
groten kuil, en stelden op hem een zeer groten steenhoop; en
gans Israel vluchtte, een iegelijk naar zijn tent.
18. Absalom nu had genomen, en in zijn leven voor zich opgericht
een pilaar, die in het koningsdal is; want hij zeide: Ik heb geen
zoon, om aan mijn naam te doen gedenken; en hij had dien
pilaar genoemd naar zijn naam; daarom wordt hij tot op dezen
dag genoemd: Absaloms hand.
19. Toen zeide Ahimaaz, Zadoks zoon: Laat mij toch heenlopen, en
den koning boodschappen, dat de HEERE hem recht gedaan
heeft van de hand zijner vijanden.
20. Maar Joab zeide tot hem: Gij zult dezen dag geen boodschapper
zijn, maar op een anderen dag zult gij boodschappen; dezen dag
nu zult gij niet boodschappen, daarom dat des konings zoon
dood is.
21. En Joab zeide tot Cuschi: Ga heen, en zeg den koning aan, wat
gij gezien hebt; en Cuschi boog zich voor Joab, en liep heen.
22. Doch Ahimaaz, Zadoks zoon, voer nog voort en zeide tot Joab:
Wat het ook zij, laat mij toch ook Cuschi achterna lopen. En
Joab zeide: Waarom zoudt gij nu heenlopen, mijn zoon! Zo gij
toch geen bekwame boodschap hebt?
23. Wat het ook zij, [zeide] [hij], laat mij heenlopen; zo zeide hij tot
hem: Loop heen. En Ahimaaz liep den weg van het effen veld,
en kwam Cuschi voorbij.
24. David nu zat tussen de twee poorten; en de wachter ging op het
dak der poort aan den muur, en hief zijn ogen op, en zag, en ziet,
1054
er liep een man alleen.
25. Zo riep de wachter, en zeide het den koning aan; en de koning
zeide: Indien hij alleen is, zo is er een boodschap in zijn mond;
en hij ging al voort en naderde.
26. Toen zag de wachter een anderen man lopende, en de wachter
riep tot den poortier en zeide: Zie, er loopt [nog] een man alleen.
Toen zeide de koning: Die is ook een boodschapper.
27. Voorts zeide de wachter: Ik zie den loop des eersten aan, als den
loop van Ahimaaz, Zadoks zoon. Toen zeide de koning: Dat is
een goed man, en hij zal met een goede boodschap komen.
28. Ahimaaz dan riep en zeide tot den koning Vrede! En hij boog
zich voor den koning met het aangezicht ter aarde, en hij zeide:
Geloofd zij de HEERE, uw God, Die de mannen, dewelke hun
hand tegen mijn heer den koning ophieven, heeft overgegeven.
29. Toen zeide de koning: Is het wel met den jongeling, met
Absalom? En Ahimaaz zeide: Ik zag een groot rumoer, als Joab,
den knecht des konings, en [mij] uw knecht afzond, maar ik
weet niet wat.
30. En de koning zeide: Ga om, stel u hier; zo ging hij om, en bleef
staan.
31. En ziet, Cuschi kwam aan; en Cuschi zeide: Mijn heer den
koning wordt geboodschapt, dat u de HEERE heden heeft recht
gedaan van de hand van al degenen, die tegen u opstonden.
32. Toen zeide de koning tot Cuschi: Is het wel met den jongeling,
met Absalom? En Cuschi zeide: De vijanden van mijn heer den
koning, en allen, die tegen u ten kwade opstaan, moeten worden
als die jongeling.
33. Toen werd de koning zeer beroerd, en ging op naar de opperzaal
1055
der poort, en weende; en in zijn gaan zeide hij alzo: Mijn zoon
Absalom, mijn zoon, mijn zoon Absalom! Och, dat ik, ik voor u
gestorven ware, Absalom, mijn zoon, mijn zoon!


1056
2. Samuël
Hoofdstuk 19
1. En Joab werd aangezegd: Zie, de koning weent, en bedrijft rouw
over Absalom.
2. Toen werd de verlossing te dienzelven dage het ganse volk tot
rouw; want het volk had te dienzelven dage horen zeggen: Het
smart den koning over zijn zoon.
3. En het volk kwam te dienzelven dage steelsgewijze in de stad,
gelijk als het volk zich wegsteelt, dat beschaamd is, wanneer zij
in den strijd gevloden zijn.
4. De koning nu had zijn aangezicht toegewonden, en de koning
riep met luider stem: Mijn zoon Absalom, Absalom, mijn zoon,
mijn zoon!
5. Toen kwam Joab tot den koning in het huis, en zeide: Gij hebt
heden beschaamd het aangezicht van al uw knechten, die uw
ziel, en de ziel uwer zonen en uwer dochteren, en de ziel uwer
vrouwen, en de ziel uwer bijwijven heden hebben bevrijd;
6. Liefhebbende die u haten, en hatende die u liefhebben; want gij
geeft heden te kennen, dat oversten en knechten bij u niets zijn;
want ik merk heden, dat zo Absalom leefde, en wij heden allen
dood waren, dat het alsdan recht zou zijn in uw ogen.
7. Zo sta nu op, ga uit, en spreek naar het hart uwer knechten; want
ik zweer bij den HEERE, als gij niet uitgaat, zo er een man
dezen nacht bij u zal vernachten! En dit zal u kwader zijn, dan al
het kwaad, dat over u gekomen is van uw jeugd af tot nu toe.
1057
8. Toen stond de koning op, en zette zich in de poort. En zij lieten
al het volk weten, zeggende: Ziet, de koning zit in de poort.
Toen kwam al het volk voor des konings aangezicht, maar Israel
was gevloden, een iegelijk naar zijn tenten.
9. En al het volk, in alle stammen van Israel, was onder zich
twistende, zeggende: De koning heeft ons gered van de hand
onzer vijanden en hij heeft ons bevrijd van de hand der
Filistijnen, en nu is hij uit het land gevlucht voor Absalom;
10. En Absalom, die wij over ons gezalfd hadden, is in den strijd
gestorven; nu dan, waarom zwijgt gijlieden van den koning
weder te halen?
11. Toen zond de koning David tot Zadok en tot Abjathar, de
priesteren, zeggende: Spreekt tot de oudsten van Juda,
zeggende: Waarom zoudt gijlieden de laatsten zijn, om den
koning weder te halen in zijn huis? (Want de rede van het ganse
Israel was tot den koning gekomen in zijn huis.)
12. Gij zijt mijn broederen; mijn been en mijn vlees zijt gij; waarom
zoudt gij dan de laatsten zijn, om den koning weder te halen?
13. En tot Amasa zult gijlieden zeggen: Zijt gij niet mijn been en
mijn vlees? God doe mij zo, en doe er zo toe, zo gij niet
krijgsoverste zult zijn voor mijn aangezicht, te allen dage, in
Joabs plaats.
14. Alzo neigde hij het hart aller mannen van Juda, als van een
enigen man; en zij zonden henen tot den koning, [zeggende]:
Keer weder, gij en al uw knechten.
15. Toen keerde de koning weder, en kwam tot aan de Jordaan; en
Juda kwam te Gilgal, om den koning tegemoet te gaan, dat zij
den koning over de Jordaan voerden.
1058
16. En Simei, de zoon van Gera, een zoon van Jemini, die van
Bahurim was, haastte zich, en kwam af met de mannen van
Juda, den koning David tegemoet;
17. En duizend man van Benjamin met hem; ook Ziba, de knecht
van Sauls huis, en zijn vijftien zonen en zijn twintig knechten
met hem; en zij togen vaardiglijk over de Jordaan, voor den
koning.
18. Als nu de pont overvoer, om het huis des konings over te halen,
en te doen, wat goed was in zijn ogen, zo viel Simei, de zoon
van Gera, neder voor het aangezicht des konings, als hij over de
Jordaan voer;
19. En hij zeide tot den koning: Mijn heer rekene mij niet toe de
misdaad, en gedenke niet, wat uw knecht verkeerdelijk gedaan
heeft, te dien dage, als mijn heer de koning uit Jeruzalem
uitging, dat het de koning zich ter harte zoude nemen.
20. Want uw knecht weet [het] zekerlijk, ik heb gezondigd; doch
zie, ik ben heden gekomen, de eerste van het ganse huis van
Jozef, om mijn heer den koning tegemoet af te komen.
21. Toen antwoordde Abisai, de zoon van Zeruja, en zeide: Zou dan
Simei hiervoor niet gedood worden? Zo hij toch den gezalfde
des HEEREN gevloekt heeft.
22. Maar David zeide: Wat heb ik met ulieden te doen, gij zonen
van Zeruja! Dat gij mij heden ten satan zoudt zijn? Zou heden
iemand gedood worden in Israel? Want weet ik niet, dat ik
heden koning geworden ben over Israel?
23. En de koning zeide tot Simei: Gij zult niet sterven. En de koning
zwoer hem.
24. Mefiboseth, Sauls zoon, kwam ook af den koning tegemoet; en
1059
hij had zijn voeten niet schoon gemaakt, noch zijn knevelbaard
beschoren, noch zijn klederen gewassen, van dien dag af, dat de
koning was weggegaan, tot dien dag toe, dat hij met vrede
wederkwam.
25. En het geschiedde, als hij te Jeruzalem den koning tegemoet
kwam, dat de koning tot hem zeide: Waarom zijt gij niet met mij
getogen, Mefiboseth?
26. En hij zeide: Mijn heer koning, mijn knecht heeft mij bedrogen;
want uw knecht zeide: Ik zal mij een ezel zadelen, en daarop
rijden, en tot den koning trekken, want uw knecht is kreupel.
27. Daartoe heeft hij uw knecht bij mijn heer den koning valselijk
aangedragen; doch mijn heer de koning is als een engel Gods;
doe dan, wat goed is in uw ogen.
28. Want al mijns vaders huis is niet geweest, dan maar lieden des
doods voor mijn heer den koning; nochtans hebt gij uw knecht
gezet onder degenen, die aan uw tafel eten; wat heb ik dan meer
voor gerechtigheid, en meer te roepen aan den koning?
29. Toen zeide de koning tot hem: Waarom spreekt gij meer [van]
uw zaken? Ik heb gezegd: Gij en Ziba, deelt het land.
30. En Mefiboseth zeide tot den koning: Hij neme het ook gans weg,
naardien mijn heer de koning met vrede in zijn huis is gekomen.
31. Barzillai, de Gileadiet, kwam ook af van Rogelim; en hij toog
met den koning over de Jordaan, om hem over de Jordaan te
geleiden.
32. Barzillai nu was zeer oud, een man van tachtig jaren; en hij had
den koning onderhouden, toen hij te Mahanaim zijn verblijf had;
want hij was een zeer groot man.
33. En de koning zeide tot Barzillai: Trekt gij met mij over, en ik zal
1060
u bij mij te Jeruzalem onderhouden.
34. Maar Barzillai zeide tot den koning: Hoe veel zullen de dagen
der jaren mijns levens zijn, dat ik met den koning zou optrekken
naar Jeruzalem?
35. Ik ben heden tachtig jaren oud; zou ik kunnen onderscheiden
tussen goed en kwaad? Zou uw knecht kunnen smaken, wat ik
eet en wat ik drink? Zoude ik meer kunnen horen naar de stem
der zangers en zangeressen? En waarom zou uw knecht mijn
heer den koning verder tot een last zijn?
36. Uw knecht zal maar een weinig met den koning over de Jordaan
gaan; waarom toch zou mij de koning zulk een vergelding doen?
37. Laat toch uw knecht wederkeren, dat ik sterve in mijn stad, bij
het graf mijns vaders en mijner moeder; maar zie, daar is uw
knecht Chimham, laat dien met mijn heer den koning
overtrekken, en doe hem, wat goed is in uw ogen.
38. Toen zeide de koning: Chimham zal met mij overtrekken, en ik
zal hem doen, wat goed is in uw ogen; ja, alles, wat gij op mij
begeren zult, zal ik u doen.
39. Toen nu al het volk over de Jordaan gegaan was, en de koning
[ook] was overgegaan, kuste de koning Barzillai, en zegende
hem; alzo keerde hij weder naar zijn plaats.
40. En de koning toog voort naar Gilgal, en Chimham toog met hem
voort; en al het volk van Juda had den koning overgevoerd, als
ook een gedeelte van het volk Israels.
41. En ziet, alle mannen van Israel kwamen tot den koning; en zij
zeiden tot den koning: Waarom hebben u onze broeders, de
mannen van Juda, gestolen, en hebben den koning en zijn huis
over de Jordaan gevoerd, en alle mannen Davids met hem?
1061
42. Toen antwoordden alle mannen van Juda tegen de mannen van
Israel: Omdat de koning ons na verwant is; en waarom zijt gij nu
toornig over deze zaak? Hebben wij dan enigszins gegeten van
des konings [kost], of heeft hij ons een geschenk geschonken?
43. En de mannen van Israel antwoordden den mannen van Juda, en
zeiden: Wij hebben tien delen aan den koning, en ook aan
David, wij, meer dan gij; waarom hebt gij ons dan gering
geacht, dat ons woord niet het eerste geweest is, om onzen
koning weder te halen? Maar het woord der mannen van Juda
was harder dan het woord der mannen van Israel.


1062
2. Samuël
Hoofdstuk 20
1. Toen was daar bij geval een Belials man, wiens naam was Seba,
een zoon van Bichri, een man van Jemini; die blies met de
bazuin, en zeide: Wij hebben geen deel aan David, en wij
hebben geen erfenis aan den zoon van Isai, een iegelijk naar zijn
tenten, o Israel!
2. Toen toog alle man van Israel op van achter David, Seba, den
zoon van Bichri, achterna; maar de mannen van Juda kleefden
hun koning aan, van de Jordaan af tot aan Jeruzalem.
3. Toen nu David in zijn huis te Jeruzalem kwam, nam de koning
de tien vrouwen, [zijn] bijwijven, die hij gelaten had, om het
huis te bewaren, en deed ze in een huis van bewaring, en
onderhield ze, maar ging tot haar niet in. En zij waren
opgesloten tot op den dag van haarlieder dood, levende als
weduwen.
4. Voorts zeide de koning tot Amasa: Roep mij de mannen van
Juda te zamen, tegen den derden dag; en gij, stel u [dan] hier.
5. En Amasa ging heen, om Juda bijeen te roepen; maar hij bleef
achter, boven den gezetten tijd, dien hij hem gezet had.
6. Toen zeide David tot Abisai: Nu zal ons Seba, de zoon van
Bichri, meer kwaads doen, dan Absalom; neem gij de knechten
uws heren, en jaag hem achterna, opdat hij niet misschien vaste
steden voor zich vinde, en zich aan onze ogen onttrekke.
7. Toen togen uit, hem achterna, de mannen van Joab, en de Krethi,
1063
en de Plethi, en al de helden. Dezen togen uit van Jeruzalem, om
Seba, den zoon van Bichri, achterna te jagen.
8. Als zij nu waren bij den groten steen, die bij Gibeon is, zo kwam
Amasa voor hun aangezicht. En Joab was omgord over zijn
kleed, dat hij aan had, en daarop was een gordel, daar het
zwaard aan vastgemaakt was op zijn lenden in zijn schede; en
als hij voortging, zo viel het uit.
9. En Joab zeide tot Amasa: Is het wel met u, mijn broeder? En
Joab vatte met de rechterhand den baard van Amasa, om hem te
kussen.
10. En Amasa hoedde zich niet voor het zwaard, dat in Joabs hand
was; zo sloeg hij hem daarmede aan de vijfde rib, en hij stortte
zijn ingewand ter aarde uit, en hij sloeg hem niet ten tweeden
male, en hij stierf. Toen jaagden Joab en zijn broeder Abisai,
Seba, den zoon van Bichri, achterna.
11. Maar een man, van Joabs jongens, bleef bij hem staan, en hij
zeide: Wie is er, die lust heeft aan Joab, en wie is er, die voor
David is, die volge Joab na!
12. Amasa nu lag in het bloed gewenteld, midden op de straat. Als
die man zag, dat al het volk staan bleef, zo deed hij Amasa weg
You have read 1 text from Dutch literature.
Next - Statenvertaling - 2 - 19
  • Parts
  • Statenvertaling - 2 - 01
    Total number of words is 4418
    Total number of unique words is 802
    58.3 of words are in the 2000 most common words
    75.1 of words are in the 5000 most common words
    82.2 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 02
    Total number of words is 4559
    Total number of unique words is 787
    56.5 of words are in the 2000 most common words
    71.7 of words are in the 5000 most common words
    78.3 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 03
    Total number of words is 4395
    Total number of unique words is 806
    41.7 of words are in the 2000 most common words
    52.5 of words are in the 5000 most common words
    57.3 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 04
    Total number of words is 4378
    Total number of unique words is 808
    46.0 of words are in the 2000 most common words
    60.3 of words are in the 5000 most common words
    65.8 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 05
    Total number of words is 4503
    Total number of unique words is 910
    51.2 of words are in the 2000 most common words
    67.6 of words are in the 5000 most common words
    76.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 06
    Total number of words is 4519
    Total number of unique words is 936
    49.8 of words are in the 2000 most common words
    65.8 of words are in the 5000 most common words
    73.2 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 07
    Total number of words is 4551
    Total number of unique words is 820
    54.4 of words are in the 2000 most common words
    70.4 of words are in the 5000 most common words
    76.0 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 08
    Total number of words is 4580
    Total number of unique words is 847
    57.4 of words are in the 2000 most common words
    72.0 of words are in the 5000 most common words
    79.8 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 09
    Total number of words is 4521
    Total number of unique words is 877
    57.0 of words are in the 2000 most common words
    72.5 of words are in the 5000 most common words
    79.3 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 10
    Total number of words is 4527
    Total number of unique words is 900
    55.9 of words are in the 2000 most common words
    73.1 of words are in the 5000 most common words
    79.3 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 11
    Total number of words is 4590
    Total number of unique words is 866
    54.8 of words are in the 2000 most common words
    70.3 of words are in the 5000 most common words
    76.7 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 12
    Total number of words is 4586
    Total number of unique words is 877
    53.8 of words are in the 2000 most common words
    69.6 of words are in the 5000 most common words
    75.2 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 13
    Total number of words is 4601
    Total number of unique words is 784
    59.4 of words are in the 2000 most common words
    76.3 of words are in the 5000 most common words
    83.8 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 14
    Total number of words is 4605
    Total number of unique words is 809
    55.9 of words are in the 2000 most common words
    71.6 of words are in the 5000 most common words
    77.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 15
    Total number of words is 4538
    Total number of unique words is 877
    53.7 of words are in the 2000 most common words
    72.7 of words are in the 5000 most common words
    79.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 16
    Total number of words is 4474
    Total number of unique words is 876
    55.6 of words are in the 2000 most common words
    69.8 of words are in the 5000 most common words
    76.3 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 17
    Total number of words is 4639
    Total number of unique words is 871
    57.8 of words are in the 2000 most common words
    74.8 of words are in the 5000 most common words
    80.2 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 18
    Total number of words is 4679
    Total number of unique words is 859
    57.3 of words are in the 2000 most common words
    73.2 of words are in the 5000 most common words
    79.9 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 19
    Total number of words is 4485
    Total number of unique words is 1024
    49.3 of words are in the 2000 most common words
    64.6 of words are in the 5000 most common words
    71.0 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 20
    Total number of words is 4545
    Total number of unique words is 866
    54.2 of words are in the 2000 most common words
    69.6 of words are in the 5000 most common words
    76.6 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 21
    Total number of words is 4484
    Total number of unique words is 791
    55.1 of words are in the 2000 most common words
    70.9 of words are in the 5000 most common words
    78.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 22
    Total number of words is 4467
    Total number of unique words is 852
    56.6 of words are in the 2000 most common words
    72.4 of words are in the 5000 most common words
    78.7 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 23
    Total number of words is 4589
    Total number of unique words is 769
    59.7 of words are in the 2000 most common words
    72.6 of words are in the 5000 most common words
    79.6 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 24
    Total number of words is 4658
    Total number of unique words is 835
    58.9 of words are in the 2000 most common words
    73.3 of words are in the 5000 most common words
    80.3 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 25
    Total number of words is 4695
    Total number of unique words is 834
    58.8 of words are in the 2000 most common words
    74.5 of words are in the 5000 most common words
    81.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 26
    Total number of words is 4671
    Total number of unique words is 822
    59.4 of words are in the 2000 most common words
    73.7 of words are in the 5000 most common words
    80.7 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 27
    Total number of words is 4554
    Total number of unique words is 767
    55.2 of words are in the 2000 most common words
    70.9 of words are in the 5000 most common words
    78.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 28
    Total number of words is 4510
    Total number of unique words is 845
    55.2 of words are in the 2000 most common words
    71.3 of words are in the 5000 most common words
    78.2 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 29
    Total number of words is 4472
    Total number of unique words is 838
    53.5 of words are in the 2000 most common words
    69.2 of words are in the 5000 most common words
    76.2 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 30
    Total number of words is 4281
    Total number of unique words is 1088
    29.3 of words are in the 2000 most common words
    38.6 of words are in the 5000 most common words
    44.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 31
    Total number of words is 4308
    Total number of unique words is 934
    35.0 of words are in the 2000 most common words
    45.0 of words are in the 5000 most common words
    52.2 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 32
    Total number of words is 4376
    Total number of unique words is 1045
    45.9 of words are in the 2000 most common words
    59.7 of words are in the 5000 most common words
    67.8 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 33
    Total number of words is 4376
    Total number of unique words is 906
    48.0 of words are in the 2000 most common words
    63.2 of words are in the 5000 most common words
    71.0 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 34
    Total number of words is 4352
    Total number of unique words is 883
    46.5 of words are in the 2000 most common words
    60.9 of words are in the 5000 most common words
    68.4 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 35
    Total number of words is 4441
    Total number of unique words is 845
    53.0 of words are in the 2000 most common words
    69.3 of words are in the 5000 most common words
    75.9 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 36
    Total number of words is 4367
    Total number of unique words is 893
    51.8 of words are in the 2000 most common words
    68.5 of words are in the 5000 most common words
    76.2 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 37
    Total number of words is 4494
    Total number of unique words is 886
    53.1 of words are in the 2000 most common words
    70.2 of words are in the 5000 most common words
    77.4 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 38
    Total number of words is 4483
    Total number of unique words is 853
    50.2 of words are in the 2000 most common words
    66.8 of words are in the 5000 most common words
    74.6 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 39
    Total number of words is 4387
    Total number of unique words is 872
    51.6 of words are in the 2000 most common words
    67.9 of words are in the 5000 most common words
    76.7 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 40
    Total number of words is 4285
    Total number of unique words is 881
    46.6 of words are in the 2000 most common words
    60.8 of words are in the 5000 most common words
    67.6 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 41
    Total number of words is 4334
    Total number of unique words is 879
    49.4 of words are in the 2000 most common words
    64.6 of words are in the 5000 most common words
    73.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 42
    Total number of words is 4381
    Total number of unique words is 973
    50.4 of words are in the 2000 most common words
    64.1 of words are in the 5000 most common words
    69.4 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 43
    Total number of words is 4265
    Total number of unique words is 1012
    47.5 of words are in the 2000 most common words
    60.6 of words are in the 5000 most common words
    66.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 44
    Total number of words is 4313
    Total number of unique words is 953
    43.7 of words are in the 2000 most common words
    57.4 of words are in the 5000 most common words
    63.8 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 45
    Total number of words is 3955
    Total number of unique words is 718
    60.0 of words are in the 2000 most common words
    76.0 of words are in the 5000 most common words
    81.5 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.