Statenvertaling - 2 - 11

Total number of words is 4590
Total number of unique words is 866
54.8 of words are in the 2000 most common words
70.3 of words are in the 5000 most common words
76.7 of words are in the 8000 most common words
Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
hij zal uw zonen nemen, dat hij hen zich stelle tot zijn wagen, en
tot zijn ruiteren, dat zij voor zijn wagen henen lopen;
12. En dat hij hen zich stelle tot oversten der duizenden, en tot
oversten der vijftigen; en dat zij zijn akker ploegen, en dat zij
zijn oogst oogsten, en dat zij zijn krijgswapenen maken,
mitsgaders zijn wapentuig.
13. En uw dochteren zal hij nemen tot apothekeressen, en tot
keukenmaagden, en tot baksters.
14. En uw akkers, en uw wijngaarden, en uw olijfgaarden, die de
beste zijn, zal hij nemen, en zal ze aan zijn knechten geven.
15. En uw zaad, en uw wijngaarden zal hij vertienen, en hij zal ze
aan zijn hovelingen, en aan zijn knechten geven.
16. En hij zal uw knechten, en uw dienstmaagden, en uw beste
jongelingen, en uw ezelen nemen, en hij zal zijn werk daarmede
doen.
17. Hij zal uw kudden vertienen; en gij zult hem tot knechten zijn.
18. Gij zult wel te dien dage roepen, vanwege uw koning, dien gij u
zult verkoren hebben, maar de HEERE zal u te dien dage niet
verhoren.
19. Doch het volk weigerde Samuels stem te horen; en zij zeiden:
Neen, maar er zal een koning over ons zijn.
20. En wij zullen ook zijn gelijk al de volken; en onze koning zal
ons richten, en hij zal voor onze aangezichten uitgaan, en hij zal
onze krijgen voeren.
903
21. Als Samuel al de woorden des volks gehoord had, zo sprak hij
dezelve voor de oren des HEEREN.
22. De HEERE nu zeide tot Samuel: Hoor naar hun stem, en stel
hun een koning. Toen zeide Samuel tot de mannen van Israel:
Gaat heen, een iegelijk naar zijn stad.


904
1. Samuël
Hoofdstuk 9
1. Er was nu een man van Benjamin, wiens naam was Kis, een
zoon van Abiel, den zoon van Zeror, den zoon van Bechorath,
den zoon van Afiah, den zoon eens mans van Jemini, een dapper
held.
2. Die had een zoon, wiens naam was Saul, een jongeling, en
schoon, ja, er was geen schoner man dan hij onder de kinderen
Israels; van zijn schouderen en opwaarts was hij hoger dan al het
volk.
3. De ezelinnen nu van Kis, den vader van Saul, waren verloren;
daarom zeide Kis tot zijn zoon Saul: Neem nu een van de
jongens met u, en maak u op, ga heen, zoek de ezelinnen.
4. Hij dan ging door het gebergte van Efraim, en hij ging door het
land van Salisa, maar zij vonden ze niet; daarna gingen zij door
het land van Sahalim, maar zij waren er niet; verder ging hij
door het land van Jemini, doch zij vonden ze niet.
5. Toen zij in het land van Zuf kwamen, zeide Saul tot zijn jongen,
die bij hem was: Kom en laat ons wederkeren; dat niet
misschien mijn vader van de ezelinnen aflate, en voor ons
bekommerd zij.
6. Hij daarentegen zeide tot hem: Zie toch, er is een man Gods in
deze stad, en hij is een geeerd man; al wat hij spreekt, dat komt
zekerlijk; laat ons nu derwaarts gaan, misschien zal hij ons
onzen weg aanwijzen, op denwelken wij gaan zullen.
905
7. Toen zeide Saul tot zijn jongen: Maar zie, zo wij gaan, wat
zullen wij toch dien man brengen? Want het brood is weg uit
onze vaten, en wij hebben geen gaven, om den man Gods te
brengen; wat hebben wij?
8. En de jongen antwoordde Saul verder en zeide: Zie, er vindt zich
in mijn hand het vierendeel eens zilveren sikkels; dat zal ik den
man Gods geven, opdat hij ons onzen weg wijze.
9. (Eertijds zeide een ieder aldus in Israel, als hij ging om God te
vragen: Komt en laat ons gaan tot den ziener; want die heden
een profeet [genoemd] [wordt], die werd eertijds een ziener
genoemd.)
10. Toen zeide Saul tot zijn jongen: Uw woord is goed, kom, laat
ons gaan. En zij gingen naar de stad, waar de man Gods was.
11. Als zij opklommen door den opgang der stad, zo vonden zij
maagden, die uitgingen om water te putten; en zij zeiden tot
haar: Is de ziener hier?
12. Toen antwoordden zij hun, en zeiden: Ziet, hij is voor uw
aangezicht; haast u nu, want hij is heden in de stad gekomen,
dewijl het volk heden een offerande heeft op de hoogte.
13. Wanneer gijlieden in de stad komt, zo zult gij hem vinden, eer
hij opgaat op de hoogte om te eten; want het volk zal niet eten,
totdat hij komt, want hij zegent het offer, daarna eten de
genodigden; daarom gaat nu op, want hem, als heden zult gij
hem vinden.
14. Alzo gingen zij op in de stad. Toen zij in het midden der stad
kwamen, ziet, zo ging Samuel uit hun tegemoet, om op te gaan
naar de hoogte.
15. Want de HEERE had het [voor] Samuels oor geopenbaard, een
906
dag eer Saul kwam, zeggende:
16. Morgen omtrent dezen tijd zal Ik tot u zenden een man uit het
land van Benjamin, dien zult gij ten voorganger zalven over
Mijn volk Israel; en hij zal Mijn volk verlossen uit der
Filistijnen hand, want Ik heb Mijn volk aangezien, dewijl
deszelfs geroep tot Mij gekomen is.
17. Toen Samuel Saul aanzag, zo antwoordde hem de HEERE: Zie,
dit is de man, van welken Ik u gezegd heb: Deze zal over Mijn
volk heersen.
18. En Saul naderde tot Samuel in het midden der poort, en zeide:
Wijs mij toch, waar is hier het huis des zieners?
19. En Samuel antwoordde Saul en zeide: Ik ben de ziener; ga op
voor mijn aangezicht op de hoogte, dat gijlieden heden met mij
eet; zo zal ik u morgen vroeg laten gaan, en alles, wat in uw hart
is, zal ik u te kennen geven.
20. Want de ezelinnen aangaande, die gij heden den derden dag
verloren hebt, zet uw hart daarop niet, want zij zijn gevonden;
en wiens zal zijn al het gewenste, dat in Israel is? Is het niet van
u, en van het ganse huis uws vaders?
21. Toen antwoordde Saul, en zeide: Ben ik niet een zoon van
Jemini, van den kleinsten der stammen van Israel? en mijn
geslacht [is] [het] [niet] het kleinste van al de geslachten van den
stam van Benjamin? Waarom spreekt gij mij dan aan met zulke
woorden?
22. Samuel dan nam Saul en zijn jongen, en hij bracht ze in de
kamer; en hij gaf hun plaats aan het opperste der genodigden;
die nu waren omtrent dertig man.
23. Toen zeide Samuel tot den kok: Lang dat stuk, hetwelk Ik u
907
gegeven heb, waarvan ik tot u zeide: Zet het bij u weg.
24. De kok nu bracht een schouder op, met wat daaraan was, en
zette het voor Saul; en hij zeide: Zie, dit is het overgeblevene;
zet het voor u, eet, want het is ter bestemder tijd voor u bewaard,
als ik zeide: Ik heb het volk genodigd. Alzo at Saul met Samuel
op dien dag.
25. Daarna gingen zij af van de hoogte in de stad; en hij sprak met
Saul op het dak.
26. En zij stonden vroeg op; en het geschiedde, omtrent den opgang
des dageraads, zo riep Samuel Saul op het dak, zeggende: Sta
op, dat ik u gaan late. Toen stond Saul op, en zij beiden gingen
uit, hij en Samuel, naar buiten.
27. Toen zij afgegaan waren aan het einde der stad, zo zeide Samuel
tot Saul: Zeg den jongen, dat hij voor onze aangezichten heenga;
toen ging hij heen; maar sta gij als nu stil, en ik zal u Gods
woord doen horen.


908
1. Samuël
Hoofdstuk 10
1. Toen nam Samuel een oliekruik, en goot ze uit op zijn hoofd, en
kuste hem, en zeide: Is het niet [alzo], dat de HEERE u tot een
voorganger over Zijn erfdeel gezalfd heeft?
2. Als gij heden van mij gaat, zo zult gij twee mannen vinden bij
het graf van Rachel, aan de landpale van Benjamin, te Zelzah;
die zullen tot u zeggen: De ezelinnen zijn gevonden, die gij zijt
gaan zoeken, en zie, uw vader heeft de zaken der ezelinnen
verlaten, en hij is bekommerd voor ulieden, zeggende: Wat zal
ik om mijn zoon doen?
3. Als gij u van daar en verder aan begeeft, en zult komen tot aan
Elon-thabor, daar zullen u drie mannen vinden, opgaande tot
God naar Beth-el; een, dragende drie bokjes, en een, dragende
drie bollen broods, en een, dragende een fles wijn.
4. En zij zullen u naar [uw] welstand vragen, en zij zullen u twee
broden geven; die zult gij van hun hand nemen.
5. Daarna zult gij komen op den heuvel Gods, waar der Filistijnen
bezettingen zijn; en het zal geschieden, als gij aldaar in de stad
komt, zo zult gij ontmoeten een hoop profeten, van de hoogte
afkomende, en voor hun aangezichten luiten, en trommelen, en
pijpen, en harpen, en zij zullen profeteren.
6. En de Geest des HEEREN zal vaardig worden over u, en gij zult
met hen profeteren; en gij zult in een anderen man veranderd
worden.
909
7. En het zal geschieden, als u deze tekenen zullen komen, doe gij,
wat uw hand vinden zal, want God zal met u zijn.
8. Gij nu zult voor mijn aangezicht afgaan naar Gilgal, en zie, ik
zal tot u afkomen, om brandofferen te offeren, om te offeren
offeranden der dankzegging; zeven dagen zult gij [daar] beiden,
totdat ik tot u kome, en u bekend make, wat gij doen zult.
9. Het geschiedde nu, toen hij zijn schouder keerde, om van
Samuel te gaan, veranderde God hem het hart [in] een ander; en
al die tekenen kwamen ten zelven dage.
10. Toen zij daar aan den heuvel kwamen, zie, zo [kwam] hem een
hoop profeten tegemoet; en de Geest des HEEREN werd vaardig
over hem, en hij profeteerde in het midden van hen.
11. En het geschiedde, als een iegelijk, die hem van te voren gekend
had, zag, dat hij, ziet, profeteerde met de profeten, zo zeide het
volk, een ieder tot zijn metgezel: Wat is dit, dat den zoon van
Kis geschied is? Is Saul ook onder de profeten?
12. Toen antwoordde een man van daar, en zeide: Wie is toch hun
vader? Daarom is het tot een spreekwoord geworden: Is Saul
ook onder de profeten?
13. Toen hij nu voleind had te profeteren, zo kwam hij op de hoogte.
14. En Sauls oom zeide tot hem en tot zijn jongen: Waar zijt
gijlieden heengegaan? Hij nu zeide: Om de ezelinnen te zoeken;
toen wij zagen, dat zij er niet waren, zo kwamen wij tot Samuel.
15. Toen zeide Sauls oom: Geef mij toch te kennen, wat heeft
Samuel ulieden gezegd?
16. Saul nu zeide tot zijn oom: Hij heeft ons voorzeker te kennen
gegeven, dat de ezelinnen gevonden waren; maar de zaak des
koninkrijks, waarvan Samuel gezegd had, gaf hij hem niet te
910
kennen.
17. Doch Samuel riep het volk te zamen tot den HEERE, te Mizpa.
18. En hij zeide tot de kinderen Israels: Alzo heeft de HEERE, de
God Israel, gesproken: Ik heb Israel uit Egypte opgebracht, en Ik
heb ulieden van de hand der Egyptenaren gered, en van de hand
van alle koninkrijken, die u onderdrukten.
19. Maar gijlieden hebt heden uw God verworpen, Die u uit al uw
ellenden en uw noden verlost heeft, en hebt tot Hem gezegd: Zet
een koning over ons; nu dan, stelt u voor het aangezicht des
HEEREN, naar uw stammen en naar uw duizenden.
20. Toen nu Samuel al de stammen van Israel had doen naderen, zo
is de stam van Benjamin geraakt.
21. Toen hij den stam van Benjamin deed aankomen naar zijn
geslachten, zo werd het geslacht van Matri geraakt; en Saul, de
zoon van Kis, werd geraakt. En zij zochten hem, maar hij werd
niet gevonden.
22. Toen vraagden zij verder den HEERE, of die man nog derwaarts
komen zou? De HEERE dan zeide: Ziet, hij heeft zich tussen de
vaten verstoken.
23. Zij nu liepen, en namen hem van daar, en hij stelde zich in het
midden des volks; en hij was hoger dan al het volk, van zijn
schouder en opwaarts.
24. Toen zeide Samuel tot het ganse volk: Ziet gij, dien de HEERE
verkoren heeft? Want gelijk hij, is er niemand onder het ganse
volk. Toen juichte het ganse volk, en zij zeiden: de koning leve!
25. Samuel nu sprak tot het volk het recht des koninkrijks, en
schreef het in een boek, en leide het voor het aangezicht des
HEEREN. Toen liet Samuel het ganse volk gaan, elk naar zijn
911
huis.
26. En Saul ging ook naar zijn huis te Gibea, en [van] het heir
gingen met hem, welker hart God geroerd had.
27. Doch de kinderen Belials zeiden: Wat zou ons deze verlossen?
en zij verachtten hem, en brachten hem geen geschenk. Doch hij
was als doof.


912
1. Samuël
Hoofdstuk 11
1. Toen toog Nahas, de Ammoniet, op, en belegerde Jabes in
Gilead. En al de mannen van Jabes zeiden tot Nahas: Maak een
verbond met ons, zo zullen wij u dienen.
2. Doch Nahas, de Ammoniet, zeide tot hen: Mits dezen zal ik
[een] [verbond] met ulieden maken, dat ik u allen het rechteroog
uitsteke; en dat ik deze schande op gans Israel legge.
3. Toen zeiden tot hem de oudsten Jabes: Laat zeven dagen van ons
af, dat wij boden zenden in al de landpalen van Israel; is er dan
niemand, die ons verlost, zo zullen wij tot u uitgaan.
4. Als de boden te Gibea-sauls kwamen, zo spraken zij deze
woorden voor de oren van het volk. Toen hief al het volk zijn
stem op, en weende.
5. En ziet, Saul kwam achter de runderen uit het veld, en Saul
zeide: Wat is den volke, dat zij wenen? Toen vertelden zij hem
de woorden der mannen van Jabes.
6. Toen werd de Geest Gods vaardig over Saul, als hij deze
woorden hoorde; en zijn toorn ontstak zeer.
7. En hij nam een paar runderen, en hieuw ze in stukken, en hij
zond ze in alle landpalen van Israel door de hand der boden,
zeggende: Die niet zelf uittrekt achter Saul en achter Samuel,
alzo zal men zijn runderen doen. Toen viel de vreze des
HEEREN op het volk, en zij gingen uit als een enig man.
8. En hij telde hen te Bezek; en van de kinderen Israels waren
913
driehonderd duizend, en van de mannen van Juda dertig
duizend.
9. Toen zeiden zij tot de boden, die gekomen waren: Aldus zult
gijlieden den mannen te Jabes in Gilead zeggen: Morgen zal u
verlossing geschieden, als de zon heet worden zal. Als de boden
kwamen, en verkondigden [dat] aan de mannen te Jabes, zo
werden zij verblijd.
10. En de mannen van Jabes zeiden: Morgen zullen wij tot ulieden
uitgaan, en gij zult ons doen naar alles, wat goed is in uw ogen.
11. Het geschiedde nu des anderen daags, dat Saul het volk stelde in
drie hopen, en zij kwamen in het midden des legers, in de
morgenwake, en zij sloegen Ammon, totdat de dag heet werd;
en het geschiedde, dat de overigen alzo verstrooid werden, dat er
onder hen geen twee te zamen bleven.
12. Toen zeide het volk tot Samuel: Wie is hij, die zeide: Zou Saul
over ons regeren? Geeft hier die mannen, dat wij hen doden.
13. Maar Saul zeide: Er zal te dezen dage geen man gedood worden,
want de HEERE heeft heden een verlossing in Israel gedaan.
14. Verder zeide Samuel tot het volk: Komt en laat ons naar Gilgal
gaan, en het koninkrijk aldaar vernieuwen.
15. Toen ging al het volk naar Gilgal, en maakte Saul aldaar koning
voor het aangezicht des HEEREN te Gilgal; en zij offerden
aldaar dankofferen voor het aangezicht des HEEREN; en Saul
verheugde zich aldaar gans zeer, met al de mannen van Israel.


914
1. Samuël
Hoofdstuk 12
1. Toen zeide Samuel tot gans Israel: Ziet, ik heb naar ulieder stem
gehoord in alles, wat gij mij gezegd hebt, en ik heb een koning
over u gezet.
2. En nu, ziet, daar trekt de koning voor uw aangezicht heen, en ik
ben oud en grijs geworden, en ziet, mijn zonen zijn bij ulieden;
en ik heb voor uw aangezichten gewandeld van mijn jeugd af tot
dezen dag toe.
3. Ziet, [hier] ben ik, betuigt tegen mij voor den HEERE, en voor
Zijn gezalfde, wiens os ik genomen heb, en wiens ezel ik
genomen heb, en wien ik verongelijkt heb, wien ik onderdrukt
heb, en van wiens hand ik een geschenk genomen heb, dat ik
mijn ogen van hem zou verborgen hebben; zo zal ik het ulieden
wedergeven.
4. Toen zeiden zij: Gij hebt ons niet verongelijkt, en gij hebt ons
niet onderdrukt, en gij hebt van niemands hand iets genomen.
5. Toen zeide hij tot hen: De HEERE zij een Getuige tegen ulieden,
en Zijn gezalfde zij te dezen dage getuige, dat gij in mijn hand
niets gevonden hebt! En [het] [volk] zeide: Hij zij Getuige!
6. Verder zeide Samuel tot het volk: Het is de HEERE, Die Mozes
en Aaron gemaakt heeft, en Die uw vaders uit Egypteland
opgebracht heeft.
7. En nu, stelt u [hier], dat ik met ulieden rechte, voor het
aangezicht des HEEREN, over al de gerechtigheden des
915
HEEREN, die Hij aan u en aan uw vaderen gedaan heeft.
8. Nadat Jakob in Egypte gekomen was, zo riepen uw vaders tot
den HEERE; en de HEERE zond Mozes en Aaron, en zij
leidden uw vaders uit Egypte, en deden hen aan deze plaats
wonen.
9. Maar zij vergaten den HEERE, hun God; zo verkocht Hij hen in
de hand van Sisera, den krijgsoverste, te Hazor, en in de hand
der Filistijnen, en in de hand van den koning der Moabieten, die
tegen hen streden.
10. En zij riepen tot den HEERE, en zeiden: Wij hebben gezondigd,
dewijl wij den HEERE verlaten, en de Baals en Astharoths
gediend hebben; en nu, ruk ons uit de hand onzer vijanden, en
wij zullen U dienen.
11. En de HEERE zond Jerubbaal, en Bedan, en Jeftha, en Samuel,
en Hij rukte u uit de hand uwer vijanden rondom, alzo dat gij
zeker woondet.
12. Als gij nu zaagt, dat Nahas, de koning van de kinderen Ammons,
tegen u kwam, zo zeidet gij tot mij: Neen, maar een koning zal
over ons regeren; zo toch de HEERE, uw God, uw Koning was.
13. En nu, ziet daar den koning, dien gij verkoren hebt, dien gij
begeerd hebt; en ziet, de HEERE heeft een koning over ulieden
gezet.
14. Zo gij den HEERE zult vrezen, en Hem dienen, en naar Zijn
stem horen, en den mond des HEEREN niet wederspannig zijt,
zo zult gijlieden, zowel gij als de koning, die over u regeren zal,
achter den HEERE, uw God, zijn.
15. Doch zo gij naar de stem des HEEREN niet zult horen, maar den
mond des HEEREN wederspannig zijn, zo zal de hand des
916
HEEREN, tegen u zijn, als tegen uw vaders.
16. Ook stelt u nu [hier], en ziet die grote zaak, die de HEERE voor
uw ogen doen zal.
17. Is het niet vandaag de tarweoogst? Ik zal tot den HEERE roepen,
en Hij zal donder en regen geven; zo weet dan, en ziet, dat uw
kwaad groot is, dat gij voor de ogen des HEEREN gedaan hebt,
dat gij een koning voor u begeerd hebt.
18. Toen Samuel den HEERE aanriep, zo gaf de HEERE donder en
regen te dien dage; daarom vreesde al het volk zeer den HEERE
en Samuel.
19. En al het volk zeide tot Samuel: Bid voor uw knechten den
HEERE, uw God, dat wij niet sterven; want boven al onze
zonden hebben wij dit kwaad daartoe gedaan, dat wij voor ons
een koning begeerd hebben.
20. Toen zeide Samuel tot het volk: Vreest niet, gij hebt al dit kwaad
gedaan; doch wijkt niet van achter den HEERE af, maar dient
den HEERE met uw ganse hart.
21. En wijkt niet af; want gij zoudt de ijdelheden na [volgen], die
niet bevorderlijk zijn, noch verlossen, want zij zijn ijdelheden.
22. Want de HEERE zal Zijn volk niet verlaten, om Zijns groten
Naams wil, dewijl het den HEERE beliefd heeft, ulieden Zich
tot een volk te maken.
23. Wat ook mij aangaat, het zij verre van mij, dat ik tegen den
HEERE zou zondigen, dat ik zou aflaten voor ulieden te bidden;
maar ik zal u den goeden en rechten weg leren.
24. Vreest slechts den HEERE, en dient Hem trouwelijk met uw
ganse hart; want ziet, hoe grote dingen Hij bij ulieden gedaan
heeft!
917
25. Maar indien gij voortaan kwaad doet, zo zult gijlieden, als ook
uw koning, omkomen.


918
1. Samuël
Hoofdstuk 13
1. Saul was een jaar in zijn regering geweest, en het tweede jaar
regeerde hij over Israel.
2. Toen verkoos zich Saul drie duizend [mannen] uit Israel; en er
waren bij Saul twee duizend te Michmas en op het gebergte van
Beth-el, en duizend waren er bij Jonathan te Gibea-benjamins;
en het overige des volks liet hij gaan, een iegelijk naar zijn tent.
3. Doch Jonathan sloeg de bezetting der Filistijnen, die te Geba
was, hetwelk de Filistijnen hoorden. Daarom blies Saul met de
bazuin in het ganse land, zeggende: Laat het de Hebreen horen.
4. Toen hoorde het ganse Israel zeggen: Saul heeft de bezetting der
Filistijnen geslagen, en ook is Israel stinkende geworden bij de
Filistijnen. Toen werd het volk samengeroepen achter Saul, naar
Gilgal.
5. En de Filistijnen werden verzameld om te strijden tegen Israel,
dertig duizend wagens, en zes duizend ruiters, en volk in
menigte als het zand, dat aan den oever der zee is; en zij togen
op, en legerden zich te Michmas, tegen het oosten van Bethaven.
6. Toen de mannen van Israel zagen, dat zij in nood waren (want
het volk was benauwd), zo verborg zich het volk in de
spelonken, en in de doornbossen, en in de steenklippen, en in de
vestingen, en in de putten.
7. De Hebreen nu gingen over de Jordaan in het land van Gad en
Gilead. Toen Saul nog zelf te Gilgal was, zo kwam al het volk
919
bevende achter hem.
8. En hij vertoefde zeven dagen, tot den tijd, dien Samuel bestemd
had. Als Samuel te Gilgal niet opkwam, zo verstrooide het volk
van hem.
9. Toen zeide Saul: Brengt tot mij herwaarts een brandoffer, en
dankofferen; en hij offerde brandoffer.
10. En het geschiedde, toen hij geeindigd had het brandoffer te
offeren, ziet, zo kwam Samuel; en Saul ging uit hem tegemoet,
om hem te zegenen.
11. Toen zeide Samuel: Wat hebt gij gedaan? Saul nu zeide: Omdat
ik zag, dat zich het volk van mij verstrooide, en gij op den
bestemden tijd der dagen niet kwaamt, en de Filistijnen te
Michmas vergaderd waren,
12. Zo zeide ik: Nu zullen de Filistijnen tot mij afkomen te Gilgal,
en ik heb het aangezicht des HEEREN niet ernstelijk
aangebeden, zo dwong ik mijzelven, en heb brandoffer geofferd.
13. Toen zeide Samuel tot Saul: Gij hebt zottelijk gedaan; gij hebt
het gebod van den HEERE, uw God, niet gehouden, dat Hij u
geboden heeft; want de HEERE zou nu uw rijk over Israel
bevestigd hebben tot in eeuwigheid.
14. Maar nu zal uw rijk niet bestaan. De HEERE heeft Zich een man
gezocht naar Zijn hart, en de HEERE heeft hem geboden een
voorganger te zijn over Zijn volk, omdat gij niet gehouden hebt,
wat u de HEERE geboden had.
15. Toen maakte zich Samuel op, en hij ging op van Gilgal naar
Gibea-benjamins; en Saul telde het volk, dat bij hem gevonden
werd, omtrent zeshonderd man.
16. En Saul en zijn zoon Jonathan, en het volk, dat bij hen gevonden
920
was, bleven te Gibea-benjamins; maar de Filistijnen waren te
Michmas gelegerd.
17. En de verdervers gingen uit het leger der Filistijnen, in drie
hopen; de ene hoop keerde zich op den weg naar Ofra, naar het
land Sual;
18. En een hoop keerde zich naar den weg van Beth-horon; en een
hoop keerde zich naar den weg der landpale, die naar het dal
Zeboim naar de woestijn uitziet.
19. En er werd geen smid gevonden in het ganse land van Israel;
want de Filistijnen hadden gezegd: Opdat de Hebreen geen
zwaard noch spies maken.
20. Daarom moest gans Israel tot de Filistijnen aftrekken, opdat een
iegelijk zijn ploegijzer, of zijn spade, of zijn bijl, of zijn
houweel scherpen liet.
21. Maar zij hadden tandige vijlen tot hun houwelen, en tot hun
spaden, en tot de drietandige vorken, en tot de bijlen, en tot het
stellen der prikkelen.
22. En het geschiedde ten dage des strijds, dat er geen zwaard noch
spies gevonden werd in de hand van het ganse volk, dat bij Saul
en bij Jonathan was; doch bij Saul en bij Jonathan, zijn zoon,
werden zij gevonden.
23. En der Filistijnen leger toog naar den doortocht van Michmas.


921
1. Samuël
Hoofdstuk 14
1. Het geschiedde nu op een dag, dat Jonathan, de zoon van Saul,
tot den jongen, die zijn wapenen droeg, zeide: Kom, en laat ons
tot de bezetting der Filistijnen overgaan, welke aan gene zijde is;
doch hij gaf het zijn vader niet te kennen.
2. Saul nu zat aan het uiterste van Gibea onder den granatenboom,
die te Migron was; en het volk, dat bij hem was, was omtrent
zeshonderd man.
3. En Ahia, de zoon van Ahitub, den broeder van Ikabod, den zoon
van Pinehas, den zoon van Eli, was priester des HEEREN, te
Silo, dragende den efod; doch het volk wist niet, dat Jonathan
heengegaan was.
4. Er was nu tussen de doortochten, waar Jonathan zocht door te
gaan tot der Filistijnen bezetting, een scherpte van een steenklip
aan deze zijde, en een scherpte van een steenklip aan gene zijde;
en de naam der ene was Bozes, en de naam der andere Sene.
5. De ene tand was gelegen tegen het noorden, tegenover Michmas,
en de andere tegen het zuiden, tegenover Geba.
6. Jonathan nu zeide tot den jongen, die zijn wapenen droeg: Kom,
en laat ons tot de bezetting dezer onbesnedenen overgaan;
misschien zal de HEERE voor ons werken; want bij den HEERE
is geen verhindering, om te verlossen door velen of door
weinigen.
7. Toen zeide zijn wapendrager tot hem: Doe al, wat in uw hart is;
922
wend u, zie ik ben met u, naar uw hart.
8. Jonathan nu zeide: Zie, wij zullen overgaan tot die mannen, en
wij zullen ons aan hen ontdekken.
9. Indien zij aldus tot ons zeggen: Staat stil, totdat wij aan ulieden
komen; zo zullen wij blijven staan aan onze plaats, en tot hen
niet opklimmen.
10. Maar zeggen zij aldus: Klimt tot ons op; zo zullen wij
opklimmen, want de HEERE heeft hen in onze hand gegeven;
en dit zal ons een teken zijn.
11. Toen zij beiden zich aan der Filistijnen bezetting ontdekten, zo
zeiden de Filistijnen: Ziet, de Hebreen zijn uit de holen
uitgegaan, waarin zij zich verstoken hadden.
12. Verder antwoordden de mannen der bezetting aan Jonathan en
zijn wapendrager, en zeiden: Klimt op tot ons, en wij zullen het
u wijs maken. En Jonathan zeide tot zijn wapendrager: Klim op
achter mij, want de HEERE heeft hen gegeven in de hand van
Israel.
13. Toen klom Jonathan op zijn handen en op zijn voeten, en zijn
wapendrager hem na; en zij vielen voor Jonathans aangezicht,
en zijn wapendrager doodde ze achter hem.
14. Deze eerste slag nu, waarmede Jonathan en zijn wapendrager
omtrent twintig mannen versloegen, geschiedde omtrent in de
helft eens bunders, zijnde een juk ossen lands.
15. En er was een beving in het leger, op het veld en onder het ganse
volk; de bezetting en de verdervers beefden ook zelven; ja, het
land werd beroerd, want het was een beving Gods.
16. Als nu de wachters van Saul te Gibea-benjamins zagen, dat, ziet,
de menigte versmolt, en doorging, en geklopt werd;
923
17. Toen zeide Saul tot het volk, dat bij hem was: Telt toch, en
beziet, wie van ons weggegaan zijn. En zij telden, en ziet,
Jonathan en zijn wapendrager waren daar niet.
18. Toen zeide Saul tot Ahia: Breng de ark Gods herwaarts. Want de
ark Gods was te dien dage bij de kinderen Israels.
19. En het geschiedde, toen Saul nog tot den priester sprak, dat het
You have read 1 text from Dutch literature.
Next - Statenvertaling - 2 - 12
  • Parts
  • Statenvertaling - 2 - 01
    Total number of words is 4418
    Total number of unique words is 802
    58.3 of words are in the 2000 most common words
    75.1 of words are in the 5000 most common words
    82.2 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 02
    Total number of words is 4559
    Total number of unique words is 787
    56.5 of words are in the 2000 most common words
    71.7 of words are in the 5000 most common words
    78.3 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 03
    Total number of words is 4395
    Total number of unique words is 806
    41.7 of words are in the 2000 most common words
    52.5 of words are in the 5000 most common words
    57.3 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 04
    Total number of words is 4378
    Total number of unique words is 808
    46.0 of words are in the 2000 most common words
    60.3 of words are in the 5000 most common words
    65.8 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 05
    Total number of words is 4503
    Total number of unique words is 910
    51.2 of words are in the 2000 most common words
    67.6 of words are in the 5000 most common words
    76.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 06
    Total number of words is 4519
    Total number of unique words is 936
    49.8 of words are in the 2000 most common words
    65.8 of words are in the 5000 most common words
    73.2 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 07
    Total number of words is 4551
    Total number of unique words is 820
    54.4 of words are in the 2000 most common words
    70.4 of words are in the 5000 most common words
    76.0 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 08
    Total number of words is 4580
    Total number of unique words is 847
    57.4 of words are in the 2000 most common words
    72.0 of words are in the 5000 most common words
    79.8 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 09
    Total number of words is 4521
    Total number of unique words is 877
    57.0 of words are in the 2000 most common words
    72.5 of words are in the 5000 most common words
    79.3 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 10
    Total number of words is 4527
    Total number of unique words is 900
    55.9 of words are in the 2000 most common words
    73.1 of words are in the 5000 most common words
    79.3 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 11
    Total number of words is 4590
    Total number of unique words is 866
    54.8 of words are in the 2000 most common words
    70.3 of words are in the 5000 most common words
    76.7 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 12
    Total number of words is 4586
    Total number of unique words is 877
    53.8 of words are in the 2000 most common words
    69.6 of words are in the 5000 most common words
    75.2 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 13
    Total number of words is 4601
    Total number of unique words is 784
    59.4 of words are in the 2000 most common words
    76.3 of words are in the 5000 most common words
    83.8 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 14
    Total number of words is 4605
    Total number of unique words is 809
    55.9 of words are in the 2000 most common words
    71.6 of words are in the 5000 most common words
    77.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 15
    Total number of words is 4538
    Total number of unique words is 877
    53.7 of words are in the 2000 most common words
    72.7 of words are in the 5000 most common words
    79.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 16
    Total number of words is 4474
    Total number of unique words is 876
    55.6 of words are in the 2000 most common words
    69.8 of words are in the 5000 most common words
    76.3 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 17
    Total number of words is 4639
    Total number of unique words is 871
    57.8 of words are in the 2000 most common words
    74.8 of words are in the 5000 most common words
    80.2 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 18
    Total number of words is 4679
    Total number of unique words is 859
    57.3 of words are in the 2000 most common words
    73.2 of words are in the 5000 most common words
    79.9 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 19
    Total number of words is 4485
    Total number of unique words is 1024
    49.3 of words are in the 2000 most common words
    64.6 of words are in the 5000 most common words
    71.0 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 20
    Total number of words is 4545
    Total number of unique words is 866
    54.2 of words are in the 2000 most common words
    69.6 of words are in the 5000 most common words
    76.6 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 21
    Total number of words is 4484
    Total number of unique words is 791
    55.1 of words are in the 2000 most common words
    70.9 of words are in the 5000 most common words
    78.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 22
    Total number of words is 4467
    Total number of unique words is 852
    56.6 of words are in the 2000 most common words
    72.4 of words are in the 5000 most common words
    78.7 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 23
    Total number of words is 4589
    Total number of unique words is 769
    59.7 of words are in the 2000 most common words
    72.6 of words are in the 5000 most common words
    79.6 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 24
    Total number of words is 4658
    Total number of unique words is 835
    58.9 of words are in the 2000 most common words
    73.3 of words are in the 5000 most common words
    80.3 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 25
    Total number of words is 4695
    Total number of unique words is 834
    58.8 of words are in the 2000 most common words
    74.5 of words are in the 5000 most common words
    81.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 26
    Total number of words is 4671
    Total number of unique words is 822
    59.4 of words are in the 2000 most common words
    73.7 of words are in the 5000 most common words
    80.7 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 27
    Total number of words is 4554
    Total number of unique words is 767
    55.2 of words are in the 2000 most common words
    70.9 of words are in the 5000 most common words
    78.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 28
    Total number of words is 4510
    Total number of unique words is 845
    55.2 of words are in the 2000 most common words
    71.3 of words are in the 5000 most common words
    78.2 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 29
    Total number of words is 4472
    Total number of unique words is 838
    53.5 of words are in the 2000 most common words
    69.2 of words are in the 5000 most common words
    76.2 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 30
    Total number of words is 4281
    Total number of unique words is 1088
    29.3 of words are in the 2000 most common words
    38.6 of words are in the 5000 most common words
    44.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 31
    Total number of words is 4308
    Total number of unique words is 934
    35.0 of words are in the 2000 most common words
    45.0 of words are in the 5000 most common words
    52.2 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 32
    Total number of words is 4376
    Total number of unique words is 1045
    45.9 of words are in the 2000 most common words
    59.7 of words are in the 5000 most common words
    67.8 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 33
    Total number of words is 4376
    Total number of unique words is 906
    48.0 of words are in the 2000 most common words
    63.2 of words are in the 5000 most common words
    71.0 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 34
    Total number of words is 4352
    Total number of unique words is 883
    46.5 of words are in the 2000 most common words
    60.9 of words are in the 5000 most common words
    68.4 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 35
    Total number of words is 4441
    Total number of unique words is 845
    53.0 of words are in the 2000 most common words
    69.3 of words are in the 5000 most common words
    75.9 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 36
    Total number of words is 4367
    Total number of unique words is 893
    51.8 of words are in the 2000 most common words
    68.5 of words are in the 5000 most common words
    76.2 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 37
    Total number of words is 4494
    Total number of unique words is 886
    53.1 of words are in the 2000 most common words
    70.2 of words are in the 5000 most common words
    77.4 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 38
    Total number of words is 4483
    Total number of unique words is 853
    50.2 of words are in the 2000 most common words
    66.8 of words are in the 5000 most common words
    74.6 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 39
    Total number of words is 4387
    Total number of unique words is 872
    51.6 of words are in the 2000 most common words
    67.9 of words are in the 5000 most common words
    76.7 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 40
    Total number of words is 4285
    Total number of unique words is 881
    46.6 of words are in the 2000 most common words
    60.8 of words are in the 5000 most common words
    67.6 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 41
    Total number of words is 4334
    Total number of unique words is 879
    49.4 of words are in the 2000 most common words
    64.6 of words are in the 5000 most common words
    73.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 42
    Total number of words is 4381
    Total number of unique words is 973
    50.4 of words are in the 2000 most common words
    64.1 of words are in the 5000 most common words
    69.4 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 43
    Total number of words is 4265
    Total number of unique words is 1012
    47.5 of words are in the 2000 most common words
    60.6 of words are in the 5000 most common words
    66.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 44
    Total number of words is 4313
    Total number of unique words is 953
    43.7 of words are in the 2000 most common words
    57.4 of words are in the 5000 most common words
    63.8 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Statenvertaling - 2 - 45
    Total number of words is 3955
    Total number of unique words is 718
    60.0 of words are in the 2000 most common words
    76.0 of words are in the 5000 most common words
    81.5 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.