De Leeuw van Vlaanderen - 22

Total number of words is 4633
Total number of unique words is 1522
44.8 of words are in the 2000 most common words
62.9 of words are in the 5000 most common words
72.3 of words are in the 8000 most common words
Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
door het gaan bezeerd waren, werden op de brede schouders der behulpzame
Burgers van Kortrijk stedewaarts gedragen: allen werden geherbergd, en
zorgvuldig gevoed en getroost. De dankbaarheid der Kortrijkers en hun
vurige vriendschap vergrootte de moed der Bruggelingen zeer, want altijd
wordt der mensen ziel bij edele gevoelens verheven.
Machteld en Maria, de zuster van Adolf van Nieuwland, met nog een groot
getal Edelvrouwen uit Brugge waren reeds enige uren te Kortrijk eer het
leger aankwam; zij hadden zich bij hun kennissen gehuisvest, en hadden
insgelijks de herbergen voor de ridders, hun bloedverwanten of vrienden
voorbereid; in zulker voege dat de edellieden, die met Gwyde waren, het
avondmaal bij hun aankomst mochten nutten.
Des anderdaags, in de vroege morgen, ging Gwyde met enige voorname inwoners
de vestingwerken van het kasteel bezichtigen; tot zijn grote droefheid
bevond hij dat men hetzelve niet zonder de zwaarste stormtuigen kon
verwinnen. De muren waren al te hoog, en uit de torens, welke boven
dezelve uitstaken, kon men te veel pijlen op de belegeraars werpen. Hij
begreep dat de minste roekeloze poging hem duizend mannen kosten zou; zich
dan met wijsheid beraamd hebbende, besloot hij de stormloping niet vermetel
te beginnen. Hij gebood dadelijk dat men stormrammen en valtorens moest
bouwen, en dat men de in de stad zijnde oorlogstuigen zou aanbrengen; deze
laatste bestonden in enige springalen en een klein getal blijden[109]. Het
was denkelijk dat men het kasteel niet voor de vijf dagen later zou kunnen
bespringen: dit uitstel was de Kortrijkers nu zo schadelijk niet meer, want
sedert de aankomst des Vlaamsen legers had de Franse bezetting opgehouden
met vuurpijlen op de stad te werpen; men zag de wachten voor de stormgaten
der torens met hun kruisbogen wel gereed staan, maar zij schoten echter
niet. De Vlamingen wisten de oorzaak hiervan niet, zij dachten dat enige
list eronder verborgen lag, en hielden van hun kant een nauwkeurige wacht.
Alle aanval was door Gwyde verboden; hij wilde niets wagen vooraleer, zijn
stormtuigen klaar zijnde, hij de zege zeker mocht zijn.
De Kastelein van Lens was in de uiterste nood, zijn schutters hadden
slechts een klein getal pijlen meer over; dus gebood hem de voorzichtigheid
dezelve tot een aanval te bewaren. Ook was de lijftocht zodanig verminderd
dat hij de bezetting niet meer dan de helft van de gewone nooddruft kon
geven. Hij hoopte dat de waakzaamheid der Vlamingen enigszins zou
verminderen, en dat hij de gelegenheid zou kunnen vinden om een bode naar
Rijsel in het Franse leger te zenden.
Arnold van Oudenaarde, die enige dagen vroeger met driehonderd man tot
bijstand der Kortrijkers was gekomen, had zich onder de stadswallen op de
Groeningekouter, omtrent de Abdij, met zijn volk neergeslagen. De ligging
was hoogst voordelig voor een algemene legerplaats en werd in de
krijgsraad, welke door Gwyde was bijeengeroepen, tot die bestemming
verkozen. Reeds des anderdaags, terwijl het ambacht der timmerlieden aan de
stormtuigen werkte, werden de andere Vlamingen buiten de stad geleid om de
begrachting der legerplaats te graven[110]. De wevers en beenhouwers kregen
elk een houweel of een spade, en begaven zich met drift aan het werk; de
verschansing werd als door toverij verheven,--het ganse leger wedijverde
aan de arbeid, het was als een strijd. De spaden en houwelen klommen en
daalden zo snel dat men ze met het gezicht niet volgen kon, en de aarde
vloog in dikke vlokken boven de verschansing, als de ontellijke stenen
welke een belegerde stad op de vijand werpt.
Naarmate er een deel der aardewerken voltooid was, kwamen andere mannen er
de tenten tegenplaatsen. Van tijd tot tijd lieten de arbeiders hun
werktuigen in de grond steken en klommen met haastigheid boven de
verschansing; dan liep er een algemene welkomstgroet boven het leger en de
schreeuw, Vlaanderen de Leeuw! Vlaanderen de Leeuw! deed zich nog in de
verte als een antwoord horen.--Dit geschiedde iedermaal dat er bijstand uit
andere steden aankwam.
Het Vlaamse volk had zijn Edelen enigszins ten onrechte van trouwloosheid
en lafheid beschuldigd; weliswaar een groot getal derzelve had zich
openlijk voor Frankrijk verklaard, maar het getal der trouwgeblevenen was
groter dan dit der bastaarden. Tweeënvijftig der bijzonderste Vlaamse
ridders zaten in Frankrijk gevangen, zeker was het de liefde tot het
Vaderland en tot hun Vorst, welke hen daartoe gebracht had; de andere
trouwe Edelen, die in Vlaanderen woonden, vonden het niet eerlijk met een
oproerig volk samen te spannen, voor hen was de renbaan of het slagveld de
enige plaats waar hun wapendaden mochten geschieden. De zeden van die tijd
hadden hun die gevoelens gegeven, want er was alsdan zoveel afstand tussen
een ridder en een burger als er nu tussen de meester en zijn dienstknecht
is. Zolang de strijd binnen de muren der steden en onder het bevel der
volksaanleiders geschiedde, bleven zij in hun kastelen over de verdrukking
des Vaderlands zuchten, maar nu Gwyde als wettige Veldoverste over zijn
onderdanen gebood, kwamen zij uit alle heerlijkheden met hun Laten
toegelopen[111].
De eersten dag des morgens kwamen de heren Boudewyn van Papenrode, Hendrik
van Raveschoot, Ivo van Bellegem, Salomon van Zevekote en Mijnheer Van
Maldegem met zijn twee zonen, te Kortrijk. Op de middag vloog het stof der
baan in de richting van Moorsele als een wolk boven het omstaande geboomte.
Terwijl de Bruggelingen van hun verschansingen hevig juichten, gingen er
vijftienhonderd mannen van Veurne in de stad, aan hun hoofd en als
bevelhebber hebbende de befaamde krijger Eustachius Sporkyn[112]. Een
menigte ridders, die zij onderweg ontmoet hadden, vergezelden hen; onder
dezen waren Mijnheer Jan van Ayshoven, Willem van Daknam en zijn broeder
Pieter, Mijnheer Van Landegem, Hugo van der Moere, Simon van Kaster de
voornaamsten. Jan Willebaert van Torhout had zich ook met enige mannen
onder het bevel van Sporkyn geplaatst. Alle ogenblikken kwamen eenzame
ridders bij het leger, zelfs waren er uit andere landen of graafschappen,
die zich alsdan in Vlaanderen bevonden, en niet aarzelden tot de vrijmaking
der Vlamingen mee te werken.--Zo waren Hendrik van Loncin uit Luxemburg,
Goswyn van Goetsenhoven en Jan van Cuyck, twee edele Brabanders, reeds bij
Gwyde, wanneer de mannen van Veurne in de stad kwamen. Al deze krijgslieden
werden onmiddellijk, nadat zij in Kortrijk wat ververst waren, onder het
bevel van Mijnheer Van Renesse in het leger geplaatst.
De tweede dag kwamen de Ieperlingen toegelopen. Alhoewel zij hun eigen
stad bewaken moesten, wilden zij echter niet lijden dat men Vlaanderen
zonder hun toedoen zou verlossen. Hun benden waren de schoonste en de
rijkste die men zien mocht; er waren vijfhonderd knotsdragers, gans in
scharlaken gekleed, met fraaie vedertjes op hun blinkende huiven; ook
hadden zij kleine borstplaten en knieschijven, welke tegen de schijn der
zon hevig glinsterden. Zevenhonderd andere mannen droegen overgrote
kruisbogen met stalen veren, hun kleding was groen met gele boordsels[113].
Met hen waren de volgende heren: Jacob van leper, Wapendrager van de Graaf
Jan van Namen, Mijnheer Diederik van Vlamertinge, Josef van Hollebeke,
Boudewyn van Passendale; de Aanleiders waren Philip Baelde en Pieter Belle,
Dekens der twee voornaamste ambachten van leper.
In de namiddag kwam het overige volk van het Oost- en Westvrije uit de
omliggende dorpen van Brugge, ten getale van tweehonderd wel uitgeruste
krijgslieden.
De derde dag voor de noen kwam Mijnheer Willem van Gulik, de Priester, met
Jan van Renesse terug van Kassel. Vijfhonderd ruiters, vierhonderd
Zeelanders en nog een bende Bruggelingen traden met hen in het leger[114].
De beroepen ridders en steden waren meest al aangekomen; alle soorten van
wapenknechten bevonden zich onder het bevel van Gwyde. De blijdschap, die
de Vlamingen gedurende deze dagen vervoerde, is onuitsprekelijk, nu zagen
zij dat hun landgenoten zozeer niet verbasterd waren, en dat het Vaderland,
op de ganse uitgestrektheid van de Vlaamse bodem, nog moedige mannen
teelde: reeds waren er bij de eenentwintigduizend strijdbare krijgers onder
de Standaard van de zwarte Leeuw gelegerd, en nog kwamen er onophoudelijk
andere kleinere benden bij.
Alhoewel de Fransen een heir van tweeënzestigduizend man hadden, waarvan de
helft te paard was, kon de minste vrees nu geen plaats meer in het hart der
Vlamingen vinden. In hun opgetogenheid verlieten zij dikwijls hun werk om
elkander te omhelzen, en dan spraken zij met zegepralende woorden alsof
niets hun de overwinning kon ontroven.
Tegen de avond op het ogenblik dat zij met hun spaden naar de hutten
gingen, rees de schreeuw "Vlaanderen de Leeuw!" opnieuw boven de muren van
Kortrijk, iedereen liep terug naar de verschansing om te zien wat er te
doen was. Zodra zij hun ogen buiten de legerplaats gewend hadden,
antwoordden zij met luider en blijder kreten op de roep der
Kortrijkers.--Zeshonderd ruiters gans met ijzer bekleed renden, tussen
bruisend gejuich, binnen de legerplaats. Dit gevaarte kwam van Namen en
was door Graaf Jan, broeder van Robrecht van Bethune, naar Vlaanderen
gezonden[115]. Door de toekomst dezer hulp, werd de vreugde der Vlamingen
nog heviger, want ruiterij ontbrak hun grotelijks. Niettegenstaande zij wel
wisten dat de mannen van Namen hen niet verstonden, riepen zij hun allerlei
welkomstgroeten toe, en brachten hun wijn in overvloed. De vreemde
krijgers, die grote vriendschap ziende, voelden zich innerlijk tot
wederliefde gedwongen, en zwoeren dat zij hun bloed voor zulke goede lieden
wilden vergieten.
De enige stad Gent had op de roep niet geantwoord, nog geen enkel gezel was
uit dezelve naar Kortrijk gekomen; men wist sedert lang dat Gent van
Leliaards krioelde en dat het Magistraat gans voor de Fransen gezind was.
Nochtans had men er zevenhonderd soldeniers verslagen, en Jan Borluut had
zijn bijstand beloofd. In die twijfel dorsten de Vlamingen, die zich bij
het leger bevonden, hun broederen van Gent niet met luider stem van
verraderij beschuldigen, echter werden de Gentenaren door velen verdacht
gehouden, en menig eenzame vloek, welkers doel men niet zou geraden hebben,
was hun toegestuurd.
Des avonds, wanneer de zon sedert een uur achter het dorp Moorsele was
verdwenen, waren al de arbeiders in hun tenten vertrokken. Men hoorde hier
en daar een gezang, dat soms door het klinken der hanapsen werd opgevolgd
en waarvan vele stemmen het slotvers juichend herhaalden; in andere tenten
was het een verwarde redekaveling, uit dewelke men bij de roep "Vlaanderen
de Leeuw!" verstaan kon, dat de sprekenden elkander tot onversaagdheid
aanporden en de ontheffing hunner zielen elkander in ruwe en losse woorden
mededeelden. In het midden der legerplaats, op een zekere afstand der
tenten, brandde een groot vuur, hetwelk met zijn rode glans een gedeelte
des legers verlichtte, een tiental mannen waren met deszelfs onderhoud
belast; men zag ze beurtelings met grote boomtakken komen aangesleurd, en
dan hoorde men de stem van een Overste, die riep: "Voorzichtig mannen! Let
op, en roert het vuur zo niet:--jaagt de spranken niet boven het leger!"
Enige treden van die vuurgloed stond de hut der legerwacht, het was een dak
met ossenhuiden overdekt, en waarvan het timmerwerk op acht zware opgaande
balken rustte, de vier zijden waren open, opdat men in alle richtingen over
de legerplaats mocht zien.
Jan Breydel met vijftig zijner mannen moesten die nacht waken, zij zaten
allen op kleine houten stoelen rondom een tafel, onder het dak dat hen voor
de dauw en de regen moest behoeden; hun bijlen ontvingen de schijn van het
vuur en vlamden in hun handen alsof zij gloeiende wapens hadden gedragen.
Schildwachten, die zij uitgezet hadden, kon men in de duisternis zien
wandelen. Een grote kruik wijn en enige tinnen hanapsen stonden voor hen
op de tafel, en alhoewel hun de drank niet ontzegd was, kon men echter wel
bemerken dat zij met matigheid dronken, want zij brachten de hanaps zelden
aan de mond. Zij lachten en klapten vrolijk om de tijd door te brengen, en
vertelden op voorhand welke schone slagen zij de Fransen in de strijd
zouden toebrengen.
"Welnu," riep Breydel, "men zegge dat de Vlamingen hun vaderen niet
gelijken, wanneer een leger als het onze uit vrije wil te samen loopt! Laat
de Fransen nu maar afkomen met hun tweeënzestigduizend man! Hoe meer wild
hoe betere jacht. Zij zeggen dat wij een hoop slechte honden zijn, maar zij
mogen God bidden dat zij niet terdege gebeten worden; die honden hebben
goede tanden."
De beenhouwers lachten hartelijk om de schertsende woorden van hun Deken,
zij bezagen met inzicht een stokoude gezel, wiens grijze baard zijner jaren
getuigde. Een van hen riep hem toe: "Gij, Jacob, zult ze niet goed meer
bijten kunnen!"
"Indien mijn tanden niet zo goed als de uwe zijn," morde de oude Maceclier,
"heb ik toch een bijl die het bijten lang gewoon is. Ik zou met u wel
twintig maten wijns verwedden, wie van ons beiden het meest Fransen naar de
hel zenden zal."
"Dat gaat erom," riep de andere. "Wij zullen ze seffens uitdrinken,--ik ga
ze halen."
"Ho! Ho!" viel Breydel uit. "Wilt gij u wel stil houden! Drinkt morgen;
want, op mijn ziel, de eerste van Ulieden, die zich dronken maakt, zal ik
in Kortrijk doen kerkeren, hij zal de strijd niet bijwonen."
Die bedreiging trof de Macecliers verwonderlijk; de woorden vergingen in
hun mond, en geen van hen roerde nog een lid van zijn lichaam: de oude
Maceclier alleen dorst nog spreken.
"Bij de baard van onze Deken!" riep hij. "Indien mij zulks moest gebeuren,
liet ik mij nog liever in het vuur braden, gelijk Mijnheer St.-Laureys
weleer gebeurd is, want ik zal zulk feest in mijn leven niet meer kunnen
zien."
Breydel bemerkte dat zijn bedreiging het ganse gezelschap met vrees en
droefheid had bevangen: dit beviel hem niet, daar hij zelf tot vrolijkheid
genegen was. Willende dan de moed en de losse vreugd onder hen weder
opwekken, vatte hij de kruik, en de hanapsen beurtelings vullende, sprak
hij: "Wat duivel, mannen, waarom zwijgt gij nu? Daar, neemt en drinkt dat
de wijn u de spraak teruggeve. Het spijt mij dat ik u dus toegesproken heb.
Ken ik u niet? Weet ik niet dat het Macecliersbloed u door de aderen
stroomt? Welaan, en dit gaat op uw welvaart, makkers!"
De uitdrukking van genoegen kwam plotseling op het gelaat der beenhouwers
terug, en hun stilte eindigde met een lange lach, nu zagen zij dat de
bedreiging van hun Deken enkel scherts was geweest.
"Drinkt maar," hernam Breydel, zijn beker vullende, "die kruik zij u
gegeven, gij moogt ze tot de bodem ledigen. Uw gezellen die op de
schildwacht staan, zal een andere bezorgd worden. Nu wij zien dat er uit
alle steden hulp toekomt, en dat wij zo sterk worden, mogen wij dit geluk
wel vieren."
"Ik drink ter schande van de Gentenaars!" riep een gezel. "Reeds lang weten
wij, dat wie in hen zijn betrouwen stelt, op een gebroken stok steunt; maar
dit is niets, zij mogen thuis blijven--dan heeft onze stad Brugge alleen de
eer van de strijd en van de verlossing."
"Zijn de Gentenaren Vlamingen als wij?" sprak een andere. "Klopt hun hart
voor de vrijheid? En wonen er ook wel Macecliers in Gent? Heil Brugge! Daar
is de echte stam."
"Ho!" riep Breydel. "Er woont een man in Gent die een leeuwenhart heeft.
Kent men Jan Borluut niet door de ganse wereld? Ik ben zeker dat, indien
hij de zaak wilde onderzoeken, hij bevinden zou dat zijn vaders Macecliers
waren, of zo iets dergelijks;--want Mijnheer Jan gelijkt aan een Gentenaar
als een stier aan een schaap."
De beenhouwers vielen opnieuw in een schaterende lach uit; zij verstonden
dat hun Deken wilde te kennen geven dat de Gentenaren schapen waren.
"En ik weet niet," ging Breydel voort, "waarom Mijnheer Gwyde om hun komst
wenst; er is niet teveel nooddruft in het leger om nog meer eters tot de
maaltijd te roepen. Denkt de Veldheer dat wij het spel zullen verliezen?
Het is wel te zien dat hij te Namen gewoond heeft, hij kent de Bruggelingen
niet, anders zou hij de Gentenaren niet begeren. Wij hebben hen niet nodig,
of't kwaad vuur moet mij branden! Dat zij thuis blijven, wij zullen onze
zaken zonder hen wel africhten--en daarenboven het zijn toch maar
wankelaars!"
Als een echte Bruggeling beminde Breydel de Gentenaren niet. De twee
voornaamste steden van Vlaanderen stonden van hun geboorte af altijd in
geschil, niet dat de een moediger mannen dan de andere bezat, maar omdat
zij, beide nijverig zijnde, elkanders koophandel poogden te roven en tot
zich te trekken. Heden bestaat die haat tussen de inwoners van Gent en
Brugge nog;--zo moeilijk is het het gemene volk zijn erfelijke inborst te
ontroven, dat dit gevoel van naijver, ondanks al de omwentelingen, tot ons
overgekomen is.
Op die wijze ging Breydel voort met zijn makkers te redeneren; er werd
menig honend scheldwoord tegen de Gentenaren uitgesproken, totdat dit stuk
ten einde zijnde, zij weer op een ander voorwerp het gesprek lieten vallen.
Eensklaps werd hun aandacht door een vreemd gerucht gaande gemaakt; zij
hoorden op enige treden achter de tent een gekijf, alsof twee mannen aan
het vechten waren; allen stonden op om te gaan zien wat dit zijn mocht,
maar eer zij de tent konden verlaten, kwam er een Maceclier, die op
schildwacht gestaan had, met een andere persoon, welke hij met geweld
voorttrok, bij hen: "Meester," sprak hij, terwijl hij de vreemdeling in de
tent stiet, "deze Spreker heb ik achter het leger gevonden; hij ging aan al
de hutten luisteren en sloop als een vos met zachte treden door de
duisternis: lang heb ik hem gevolgd en bespied. Voorzeker schuilt enig
verraad eronder, want zie hoe de schelm beeft."
De man, welke hij in de tent gebracht had, was met een blauwe kolder
gekleed,--een mutsje met een veder op zijn hoofd. Een lange baard bedekte
de helft van zijn aangezicht. In de linkerhand hield hij een klein
speeltuig dat wel naar een harp geleek, en scheen op hetzelve een deuntje
voor het gezelschap te willen spelen. Hij sidderde van vrees, en zijn
gelaat was bleek, alsof het leven hem ging verlaten; het was zichtbaar dat
hij de blik van Jan Breydel wilde ontwijken, want hij wendde het hoofd om
naar de andere zijde, opdat de Deken zijn wezenstrekken niet zou gezien
hebben.
"Wat komt gij in het leger doen?" riep Breydel. "Waarom luistert gij aan de
tenten? Antwoord spoedig!"
De Zanger antwoordde in een spraak welke naar het Hoog-Duits zweemde, en
deed gissen dat hij ergens in een ander deel des lands thuis behoorde:
"Meester, ik kom van Luxemburg, en heb Mijnheer Van Loncin te Kortrijk een
boodschap gedragen. Men heeft mij gezegd dat een mijner broederen in het
leger is, en ik was gekomen om hem te zoeken. Ik ben bang en bevreesd, daar
de schildwacht mij voor een bespieder heeft aanzien; maar ik hoop dat gij
mij niet zult schaden." Breydel, die zich voor de Dichter met medelijden
voelde ingenomen, zond de schildwacht terug, en de vreemdeling een stoel
wijzende sprak hij:
"Gij moet van zulke lange reis vermoeid zijn. Daar, mijn schone Spreker,
zet u neer. Drink, die hanaps is uwe. Gij zult ons enige liedjes zingen en
wij zullen u voorschenken. Heb moed, gij bevindt u tussen goede lieden."
"Vergeef het mij, Meester," antwoordde de Zanger, "ik kan hier niet
blijven, want Mijnheer Van Loncin wacht mij. Ik denk dat gij de begeerte
van die edele ridder niet zult tegengaan met mij langer te wederhouden."
"Er moet een lied zijn!" riepen de beenhouwers. "Hij gaat niet heen, of er
moet een lied gezongen zijn!"
"Bij de duivel," riep Breydel, "zo gij ons het vermaak van enige liedjes
te horen niet wilt geven, dan hou ik u hier tot morgen. Indien gij met
goede wil begonnen waart, zoudt gij nu reeds gedaan hebben. Zing, ik beveel
het u!"
De benauwdheid van de Dichter vermeerderde bij het dwingend bevel, met
moeite kon hij de harp in de hand blijven houden, want hij beefde zodanig
dat de snaren van het speeltuig, zijn klederen rakende, een geluid gaven en
enige twijfelachtige tonen in het oor der beenhouwers zonden; dit
vergrootte hun lust nog meer.
"Wilt gij spelen of zingen?" riep Breydel. "Want zo gij u niet spoedt, zal
u iets kwaads gebeuren."
De Zanger, tot de dood toe verschrikt, bracht zijn bevende vingeren op de
harp en haalde slechts valse en verwarde tonen uit het speeltuig. De
beenhouwers bemerkten stellig dat hij er niet op spelen kon.
"Het is een bespieder!" riep Breydel. "Ontkleedt hem en onderzoekt of hij
geen verraad op zich draagt."
In een ogenblik waren de bovenklederen hem van het lijf gerukt, en
niettegenstaande hij smekend om genade bad, werd hij in dit onstuimig
onderzoek van de ene kant naar de andere gestoten.
"Hier, hier heb ik het!" riep een beenhouwer, die zijn hand tussen het
wambuis, op de borst van de onbekende gestoken had. "Hier is het verraad!"
Zijn hand uit het wambuis getogen hebbende, hield hij in dezelve een vel
perkament dat in drie- of vierdubbel was gevouwen, en waaraan een zegel
hing, welke voor het breken met vlas omwonden was. De Dichter stond stom
alsof hij de dood voor zich had gezien; hij morde enige onverstaanbare
woorden, die niet door de beenhouwers gehoord werden, terwijl hij de Deken
met angst aanzag.
Jan Breydel vatte het perkament, en hetzelve ontvouwen hebbende, bleef hij
het lange tijd bestaren zonder dat het hem iets kon verklaren; in die tijd
waren er buiten de Geestelijken weinig personen die lezen konden, zelfs
waren de Edelen meestal nog in de grootste onwetendheid gedompeld.
"Wat is dit, schelm dat gij zijt?" schreeuwde Breydel. "Het is een brief
van Mijnheer Van Loncin ..." stamelde de geveinsde Dichter met gebroken
woorden.
"Wacht!" hernam de Deken. "Ik zal het welhaast zien." Hij nam zijn
kruismes, en sneed het er omgewonden vlas van de zegel. De leliebloemen,
het wapen van Frankrijk gezien hebbend, sprong hij vloekend vooruit, en
vatte de onbekende bij de baard. Hem bij dezelve heen en weer slingerende,
viel hij uit: "Het is een brief van Mijnheer Van Loncin, gij verrader? Neen
het is een brief van de Kastelein van Lens, en gij zijt een bespieder. Zo
de duivel u op staande voet niet weghaalt, zult gij een bittere dood
sterven, booswicht!"
Dit zeggende trok hij met zoveel geweld aan de baard van de bespieder dat
de linten, waarmede hij dezelve aan zijn hoofd gebonden had, losbraken, en
dan herkende Breydel zijn gelaat. Hij stiet hem met zoveel gramschap
achteruit dat hij tegen een der stijlen van de tent bonsde.
"O Brakels! Brakels! Uw laatste uur is gekomen!" riep Breydel als
verschrikt van dit verschijnsel.
De oude Maceclier, die men om zijn slechte tanden bespot had, sprong op
Brakels en hem met de handen bij de keel gevat hebbende, drukte hij hem zo
vast tegen de stijl, waarop Breydel hem geworpen had, dat de ogen van de
lijdende in zijn hoofd draaiden, want onder de nijpingen van de Maceclier
kon de verrader niet meer ademen; hij ware weldra verworgd geweest indien
de beweging, die hij om los te raken deed, van tijd tot tijd hem niet
toegelaten had zijn benauwde borst te ontlasten.
Het geschreeuw der beenhouwers had een menigte volks gewekt, dat uit alle
tenten uit nieuwsgierigheid kwam toegelopen, de een zonder kolder, de
andere zonder wambuis; zodra zij de oorzaak des geruchts vernamen, begonnen
zij met razernij om het lichaam van Brakels te roepen.
"Geeft hem ons!" schreeuwden zij. "Zijn bloed! Zijn lijf!" Breydel vatte de
oude Maceclier bij de schouders, en rukte hem Brakels weg, roepende:
"Besmeur u niet met het bloed van de verrader. Hij is te verachtelijk,
anders zou hij reeds door mijn handen gestorven zijn."
"Neen, bij God!" riep de Maceclier, zijn bijl opheffende. "Ik wil mij aan
dit spel vermaken. Men wint een plaats in de hemel, wanneer men een
landverrader doodslaat. Laat mij doen, Meester, ik bid u, om Gods wil, maar
een kap!"
Brakels zat geknield te gronde en smeekte met gevouwen handen om
lijfsgenade, hij kroop tot bij de Deken en zuchtte: "O Meester, heb toch
medelijden met mij ... Ik zal het Vaderland met trouw dienen ... Dood mij
toch niet!"
Breydel bezag hem met woede en verachting, en hem de voet in de zijde
plaatsende, schopte hij hem ineens tot aan de andere kant der
tent.--Intussentijd hadden de beenhouwers de grootste moeite om de
duizenden mannen, die vol wraakzucht rondom de tent bezig waren met vloeken
en schreeuwen, eruit te houden: "Geeft ons zijn lijf!" riep de woedende
schaar. "In het vuur, in het vuur!"
"Ik wil niet," sprak Breydel met een dwingende blik tot zijn mannen, "dat
het bloed van die slang uw bijlen rake.--Men geve hem aan het volk over."
Dit bevel was zijn mond nog niet ontgaan, of er kwam een man uit de
schaar, die een strop om de hals van Brakels wierp: dan het eind daarvan
bij honderden in de hand nemende, trokken zij de verrader achterover en
sleepten hem uit de tent. Zijn bange gillen versmolten in het bruisend
gejuich der menigte. Na hem rond het leger gesleurd te hebben, kwamen zij
altijd huilende, bij het vuur, en trokken hem vier of vijf malen dwars
erdoor totdat de kolen, die op zijn aanzicht kleefden, hem onkennelijk
hadden gemaakt. Hun loop dan weer hernemende, verdwenen zij met het dode
lichaam in de duisternis. Lang nog hoorde men hun kreten in de verte, en
lang nog martelden zij het lijk van de verrader totdat het gans verminkt en
een uur later aan een galg bij het vuur ten toon hing. Ieder keerde naar
zijn tent terug, en de grootste stilte volgde op dit schaterend gerucht.



21
_Vlaendren en de Leu! es onse gecri._
LODEWYK VAN VELTHEM

Gwyde had bevel gegeven dat het ganse leger, ieder onder zijn Aanleider,
des anderendaags 's morgens op de Groeningekouter voor de legerplaats moest
geschaard staan; hij wilde een algemene monstering doen.
Volgens dit bevel hadden de Vlamingen zich op de aangewezen plaats
kundiglijk in een vierkant geschikt, het was als de vier grondmuren van een
gebouw. Elke schaar bestond uit acht opeengesloten gelederen: de
vierduizend wevers van Deconinck vormden het oppereinde van de
rechtervleugel. Het eerste gelid zijner bende waren allen schutters, wier
zware kruisbogen achterover op hun schouders lagen, terwijl ijzeren
schichten aan hun zijden in een koker hingen; zij hadden geen ander
behoedwapen dan een grove ijzeren plaat, welke hun met vier riempjes over
de borst gebonden was. Boven de zes diepere gelederen staken duizenden
speren tien voet in de hoogte; dit wapen, de beruchte Goedendag, was door
de Fransen het meest gevreesd want met hetzelve kon men een paard
gemakkelijk doorboren, geen harnas kon tegen deszelfs geweldige steek
behoeden, elke ruiter, die erdoor geraakt werd, viel onfeilbaar uit de
zadel.
Op dezelfde zijde stonden ook de zwierige Ieperlingen, hun voorste gelid
bestond uit vijfhonderd zwaarlijvige mannen wiens kleding zo rood als het
fijnste koraal was. Van hun fraaie helmen vielen donzige vederbosjes op hun
schouders, grote knotsen, met stalen punten bezet, stonden met het dikke
einde bij hun voet, terwijl het handvest met hun vuist tegen hun lenden
rustte. Kleine ijzeren platen waren ook aan hun armen en billen geriemd. De
andere gelederen dezer schone schaar waren allen in het groen gekleed; de
stalen bogen staken afgespannen boven hun hoofden.
De linkervleugel bestond alleenlijk uit de tienduizend man van Breydel; aan
de ene zijde blonken de ontellijke bijlen der beenhouwers in de ogen der
andere krijgsknechten, ook wendden zij gedurig het hoofd af, want de gloed
der zon, die in deze stalen spiegels weerkaatste, bedreigde hen met
verblindheid. De Macecliers waren niet zwierig gekleed: korte bruine hozen
en een kolder van dezelfde kleur was al hun kleedsel; hun mouwen waren tot
aan de elleboog opgestroopt, dit was hun gewoonlijke doenwijs, want zij
waren trots over de krachtvolle spieren die zij tonen mochten. Velen waren
blond van haar, doch bruingezengd, lange littekens, welke zij uit vorige
gevechten gehaald hadden, lagen als diepe groeven op hun aangezicht; voor
hen waren dit lauwertakken, van hun dapperheid getuigende. De
You have read 1 text from Dutch literature.
Next - De Leeuw van Vlaanderen - 23
  • Parts
  • De Leeuw van Vlaanderen - 01
    Total number of words is 4444
    Total number of unique words is 1630
    38.9 of words are in the 2000 most common words
    55.6 of words are in the 5000 most common words
    65.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Leeuw van Vlaanderen - 02
    Total number of words is 4636
    Total number of unique words is 1491
    45.5 of words are in the 2000 most common words
    61.4 of words are in the 5000 most common words
    69.5 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Leeuw van Vlaanderen - 03
    Total number of words is 4674
    Total number of unique words is 1476
    47.2 of words are in the 2000 most common words
    64.0 of words are in the 5000 most common words
    72.3 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Leeuw van Vlaanderen - 04
    Total number of words is 4677
    Total number of unique words is 1415
    47.4 of words are in the 2000 most common words
    65.8 of words are in the 5000 most common words
    74.3 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Leeuw van Vlaanderen - 05
    Total number of words is 4694
    Total number of unique words is 1379
    47.4 of words are in the 2000 most common words
    65.1 of words are in the 5000 most common words
    73.5 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Leeuw van Vlaanderen - 06
    Total number of words is 4634
    Total number of unique words is 1429
    46.4 of words are in the 2000 most common words
    64.8 of words are in the 5000 most common words
    73.0 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Leeuw van Vlaanderen - 07
    Total number of words is 4578
    Total number of unique words is 1480
    44.4 of words are in the 2000 most common words
    62.9 of words are in the 5000 most common words
    71.8 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Leeuw van Vlaanderen - 08
    Total number of words is 4563
    Total number of unique words is 1510
    42.2 of words are in the 2000 most common words
    59.2 of words are in the 5000 most common words
    68.2 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Leeuw van Vlaanderen - 09
    Total number of words is 4626
    Total number of unique words is 1462
    43.3 of words are in the 2000 most common words
    62.7 of words are in the 5000 most common words
    70.9 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Leeuw van Vlaanderen - 10
    Total number of words is 4657
    Total number of unique words is 1421
    45.8 of words are in the 2000 most common words
    65.1 of words are in the 5000 most common words
    74.5 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Leeuw van Vlaanderen - 11
    Total number of words is 4670
    Total number of unique words is 1444
    46.5 of words are in the 2000 most common words
    65.8 of words are in the 5000 most common words
    74.0 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Leeuw van Vlaanderen - 12
    Total number of words is 4589
    Total number of unique words is 1454
    48.1 of words are in the 2000 most common words
    66.1 of words are in the 5000 most common words
    74.4 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Leeuw van Vlaanderen - 13
    Total number of words is 4690
    Total number of unique words is 1510
    43.5 of words are in the 2000 most common words
    62.3 of words are in the 5000 most common words
    71.4 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Leeuw van Vlaanderen - 14
    Total number of words is 4727
    Total number of unique words is 1488
    44.2 of words are in the 2000 most common words
    63.4 of words are in the 5000 most common words
    72.5 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Leeuw van Vlaanderen - 15
    Total number of words is 4721
    Total number of unique words is 1381
    48.2 of words are in the 2000 most common words
    65.8 of words are in the 5000 most common words
    75.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Leeuw van Vlaanderen - 16
    Total number of words is 4615
    Total number of unique words is 1431
    46.3 of words are in the 2000 most common words
    66.4 of words are in the 5000 most common words
    74.8 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Leeuw van Vlaanderen - 17
    Total number of words is 4613
    Total number of unique words is 1502
    44.7 of words are in the 2000 most common words
    61.8 of words are in the 5000 most common words
    70.2 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Leeuw van Vlaanderen - 18
    Total number of words is 4692
    Total number of unique words is 1389
    48.9 of words are in the 2000 most common words
    68.3 of words are in the 5000 most common words
    76.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Leeuw van Vlaanderen - 19
    Total number of words is 4662
    Total number of unique words is 1402
    46.0 of words are in the 2000 most common words
    64.3 of words are in the 5000 most common words
    72.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Leeuw van Vlaanderen - 20
    Total number of words is 4652
    Total number of unique words is 1426
    45.7 of words are in the 2000 most common words
    64.6 of words are in the 5000 most common words
    73.5 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Leeuw van Vlaanderen - 21
    Total number of words is 4559
    Total number of unique words is 1440
    44.6 of words are in the 2000 most common words
    64.0 of words are in the 5000 most common words
    72.7 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Leeuw van Vlaanderen - 22
    Total number of words is 4633
    Total number of unique words is 1522
    44.8 of words are in the 2000 most common words
    62.9 of words are in the 5000 most common words
    72.3 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Leeuw van Vlaanderen - 23
    Total number of words is 4601
    Total number of unique words is 1476
    45.6 of words are in the 2000 most common words
    64.1 of words are in the 5000 most common words
    72.3 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Leeuw van Vlaanderen - 24
    Total number of words is 4599
    Total number of unique words is 1412
    44.5 of words are in the 2000 most common words
    61.5 of words are in the 5000 most common words
    69.9 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Leeuw van Vlaanderen - 25
    Total number of words is 4590
    Total number of unique words is 1432
    42.8 of words are in the 2000 most common words
    60.1 of words are in the 5000 most common words
    68.7 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Leeuw van Vlaanderen - 26
    Total number of words is 4681
    Total number of unique words is 1299
    43.0 of words are in the 2000 most common words
    61.6 of words are in the 5000 most common words
    69.9 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Leeuw van Vlaanderen - 27
    Total number of words is 4655
    Total number of unique words is 1426
    44.5 of words are in the 2000 most common words
    61.7 of words are in the 5000 most common words
    70.0 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Leeuw van Vlaanderen - 28
    Total number of words is 4681
    Total number of unique words is 1444
    45.1 of words are in the 2000 most common words
    63.9 of words are in the 5000 most common words
    72.6 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Leeuw van Vlaanderen - 29
    Total number of words is 4562
    Total number of unique words is 1460
    40.3 of words are in the 2000 most common words
    57.6 of words are in the 5000 most common words
    65.3 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Leeuw van Vlaanderen - 30
    Total number of words is 4131
    Total number of unique words is 1603
    28.7 of words are in the 2000 most common words
    40.1 of words are in the 5000 most common words
    46.0 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Leeuw van Vlaanderen - 31
    Total number of words is 3905
    Total number of unique words is 1480
    30.1 of words are in the 2000 most common words
    41.0 of words are in the 5000 most common words
    48.0 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.