De Leeuw van Vlaanderen - 14

Total number of words is 4727
Total number of unique words is 1488
44.2 of words are in the 2000 most common words
63.4 of words are in the 5000 most common words
72.5 of words are in the 8000 most common words
Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
maagd vloog in de wind en haar vrije lokken golfden zachtjes achter haar
neerhangend hoofd; zij verweerde zich wanhopiglijk tegen degene die haar in
zijn armen gevangen hield, en vervulde de lucht met haar smartlijke kreten.
De zwarte ridder bleef in de weg staan en velde de speer om de schakers af
te wachten. Verwonderd over zulk een onverwachte hinderpaal vertraagden de
ruiters de gang hunner paarden, en bezagen die zwarte kamper niet zonder
innige vrees. Hij, die onder hen scheen te gebieden, kwam vooruit, en riep:
"Uit de weg, heer ridder! Uit de weg, of wij lopen u over het lijf!"
"Ik beroep u, valse en oneerlijke ridders, dat gij deze Vrouw loslaat," was
het antwoord, "zo niet verklaar ik mij haar kamper!"
"Vooruit! Vooruit!" riep de Overste tegen zijn mannen.
De zwarte ridder gaf hun geen tijd om te naderen, hij boog zich voorover op
de nek van zijn paard en viel plotseling te midden der verbaasde Fransen.
Met de eerste steek zijner speer boorde hij door de stormhoed en het hoofd
van een Fransman, en wierp hem dodelijk uit de zadel; maar terwijl het hem
alzo gelukt was, een zijner vijanden te verwinnen, hadden de anderen hun
zwaarden van alle kanten boven zijn hoofd geheven, en reeds had de Overste
De St.-Pol met een schrikkelijke houw de schouderplaat van de zwarte ridder
losgehakt.
Deze, door zoveel vijanden besprongen, liet zijn speer vallen en toog zijn
reuzenzwaard uit de schede; hij omvatte het gevest met de twee handen en
sloeg zo wild in 't rond dat geen Fransman hem dorst genaken, want elke
houw van zijn wapen viel als een pletterende hamerslag op de uitrusting
zijner vijanden. De ruiter welke de Vrouw droeg, verweerde zich met een
lange degen en hield het sprakeloze meisje met de andere hand tegen zijn
borst gevestigd. Door al te grote aandoeningen van schrik en hoop geschokt,
had de geschaakte maagd geen kracht meer om te spreken of te klagen. Haar
ogen stonden met een ijslijke onbeweeglijkheid in haar hoofd, en haar
wangen, hoe teder ook, waren in bevende rimpels samengetrokken; soms bracht
zij haar armen als in een smeking naar de onbekende, die haar moest
verlossen, doch zij hing welhaast machteloos en slap over de rug van het
paard.
De ijslijke slagen der zwaarden op de helmen en beukelaars deden het
omstaande geboomte weergalmend dreunen, bloed liep onder de harnassen uit;
doch in de drift der wraak gaven de kampers hierop geen acht, en gingen
hijgend in het strijden voort. De wapenrustingen waren op veel plaatsen
doorhakt en verbroken, en het paard van De St.-Pol had een wijde wonde in
de nek; het liet zich daarom door zijn meester niet wel meer sturen en deze
had de grootste moeite om de slagen van de zwarte ridder te ontwijken.
Ziende dat het gevecht voor de Fransen een zeer nadelige wending kreeg,
deed hij een teken aan de soldenier die de Vrouw bewaarde. De ruiter dit
verstaande poogde, volgens het bevel, van het slagveld te vluchten, maar de
zwarte ridder begreep zijn inzicht, en de spoor in de zijde zijns dravers
drukkende, sprong hij plotseling voor de soldenier, terwijl hij met
kundigheid de slagen der overige vijanden wist af te weren, riep hij: "Op
uw lijf en ziel, zet die Vrouw ter aarde!"
Zonder op die roep te letten keerde de soldenier zijn paard ter zijde en
zocht alzo uit de baan te springen;--maar het zwaard van de zwarte ridder
viel met een verdubbelde kracht op zijn helm, en kloof hem het hoofd tot
bij de schouders. Het bloed sprong in twee dikke stralen uit de nek van de
ruiter en viel terug op het hoofd en het witte kleed der maagd, haar fijne
blonde lokken werden er gans door bevochtigd, en verfden zich met een
donkerrode kleur. De geslachte Fransman viel uit de zadel; alhoewel het
leven in hem was opgehouden, bleven er echter nog krachtige stuiptrekkingen
in de spieren van het lijk, en het meisje werd nog met nijdigheid tegen het
harnas gedrukt. Na een vluchtig ogenblik lieten de armen van het lijk haar
los, Vrouw en lijk rolden beiden op de grond.
Terwijl had de zwarte ridder nog een andere Fransman in de baan
nedergeworpen en er bleven hem niet meer dan drie vijanden over. Het
gevecht scheen nu nog hardnekkiger te worden, want bij het zien van het
rokende bloed, wierden deze strijdbare mannen als door razernij vervoerd;
de paarden werden heen en weer geslingerd en briesten bij elke slag die op
hun ijzeren deksel neerviel. Het meisje lag zonder gevoel tussen hun
voeten; daar zij bij de val eerst uit de zadel raakte, was het lijk van de
soldenier op haar gevallen en zo bevond het bloedend lichaam zich boven
haar. Verwonderlijk was het dat de paarden haar niet kwetsten, want zij
stapten om en bij haar, doch raakten haar uitgestrekte leden niet,
alleenlijk stampten deze dieren de aarde der baan in de hoogte, en bedekten
de wangen der maagd met slijk en stof.
De strijders hijgden om adem, en waren allen, door zware kneuzingen of
verlies van bloed, verlamd of verzwakt; echter hielden zij niet af en
zwoeren in hun ziel, dat zij tot de dood vechten zouden. Eensklaps week de
draver van de zwarte ridder enige treden achteruit en bleef staan. De
Fransen verblijdden zich innerlijk op het gezicht van die wijkende beweging
huns vijands. Zij dachten dat hij rust nodig had en het weldra zou opgeven;
maar zij bedrogen zich, want hij kwam met losse toom op hen aanvallen, en
had zijn slag zo juist berekend, dat het hoofd van de voorste soldenier met
de helm uit de baan vloog. Door deze wonderdaad verschrikt en verbaasd,
vlood De St.-Pol met zijn overblijvende makker in allerijl van het
slagveld; zij dreven hun paarden als pijlen voort, en verlieten de zwarte
ridder met het innig geloof, dat hij zich van duivelskonst had bediend.
Dit gevecht had slechts enige ogenblikken geduurd, want de slagen der
strijders waren zonder tussenpoos geweest; diensvolgens was de zon nog niet
boven de kim, en de velden waren nog niet met haar stralen verlicht, echter
klommen de dampen reeds boven het woud, en de toppen der bomen kleurden
zich met lieflijker groen.
Wanneer de ridder zich meester van het slagveld zag, en geen vijanden meer
ontwaarde, steeg hij van zijn paard, bond het aan een boom en naderde bij
de roerloze maagd: zij lag uitgestrekt onder het lijk van de soldenier, en
gaf geen teken van leven, de grond was om haar door de voeten der paarden
geploegd en tot modder gekneed. Onmogelijk was het voor de zwarte ridder
haar wezenstrekken te herkennen;--het bloed van de Fransman was op haar
wangen met aarde gemengd en gestold, en haar lange lokken waren door de
paarden in de grond getreden. Zonder langer onderzoek hief de ridder dit
ongelukkig slachtoffer van de grond en droeg het in zijn armen, tot binnen
de puinen van Nieuwenhove. Hier plaatste hij haar zachtjes op het gras van
de voorhof, en ging in het overblijvend gedeelte van het gebouw. Tussen al
de rechtstaande muren vond hij nog een zaal, welkers welfsel niet gevallen
was, en die nog tot schuilplaats kon dienen. De ruiten der vensters waren
wel door de vlam gesprongen en gesmolten, maar de overige delen waren nog
in hun geheel: lange stukken van gescheurde tapijten hingen aan de wand, en
gedeelten van verbrijzelde kasten en bedden lagen in wanorde op de vloer.
De ridder raapte enige dezer overblijfsels bijeen en vormde van dezelve,
met planken die hij er op schikte, een hoop die wel aan een legerbed
geleek, dan scheurde hij de tapijten voorts van de muur, en legde dezelve
op de planken welke hij geschikt had.
Verheugd over het vinden dezer gunstige plaats, keerde hij bij de
gevoelloze Jonkvrouw terug, en droeg ze in de zaal. Met angstige zorg liet
hij ze uitgestrekt op de zonderlinge bedstede neergaan, en schikte nog een
ander stuk tapijt onder haar hoofd. Geen ander gevoel dan dit der edele
menslievendheid en der plichten eens ridders dreven hem tot die pogingen
en zorgen. Om zich te verzekeren dat zij niet gewond was, bezag hij haar
klederen met nauwkeurigheid, en bevond, tot zijn grote blijdschap dat het
bloed alleenlijk boven haar samaar lag, en dat haar boezem nog tastbaar
klopte. De eerbied, welke hij voor deze Vrouw gevoelde, liet hem niet toe
zijn onderzoek verder te doen strekken; na hij haar mond en ogen afgevaagd
had, verliet hij de puinen en keerde terug naar de baan, waar de lijken
zijner vijanden lagen; hij nam de helm van een der dode Fransen en schepte
dezelve vol water uit de beek die bij het slagveld stroomde, dan vatte hij
de toom van zijn draver, en bracht hem terug achter een hoek van het slot.
In de zaal bij de Jonkvrouw gekomen zijnde, scheurde hij een stuk van de
binnen-kolder welke hij onder het harnas droeg, en gebruikte hetzelve als
een doek om het wezen der maagd te wassen.
Alhoewel het volle daglicht nabij was, en de velden reeds met stellige
verven begonnen te pralen, was het echter onder het welfsel dezer zaal nog
tamelijk duister, want de ridder kon niet zien of hij de wangen der maagd
genoeg van slijk en bloed gezuiverd had. Hij waste haar hoofd, haar hals en
haar handen, en dekte haar voor de koude met een groot stuk tapijt, dat hij
hiertoe van de wand scheurde.
Al de middelen, die in zijn vermogen waren aldus gebruikt hebbende, en
overtuigd dat de maagd leefde, gaf hij het de rust en de natuur over haar
te versterken, en keerde terug naar zijn paard; de uitrusting vaagde hij af
met kruiden om de bloedige tekens van de strijd zoveel mogelijk teniet te
doen, en ging vervolgens op de voorhof het langste gras in een hoop
plukken.
Dit werk kostte hem een ruime tijd, doch hij liet zich dit niet bedroeven,
en gebruikte zijn edele handen met onderwerping tot die nederige arbeid;
eindelijk bracht hij zijn draver een volle arm sappig voedsel.
Nu was de zon boven de kim gerezen en haar stralen hadden de velden met
heldere kleuren verlicht, door het venster der zaal kwam ook genoeg
klaarheid om al de voorwerpen die tegen de grond lagen, te onderscheiden.
Met de hoop van de jonge maagd nu beter te kunnen zien, ging de ridder naar
de zaal.--De Jonkvrouw zat recht op het bed en stuurde haar stijve blikken
met verbaasdheid op de zwarte wanden harer akelige woning, zij spalkte de
ogen verschriklijk open en scheen verdwaald, want haar wimpers daalden niet
en bleven steeds met halsstarrigheid opgeheven staan. Zodra de ridder zijn
gezicht tot haar gewend had, liep er een plotselinge siddering over al de
leden zijns lichaams, hij verbleekte en voelde dat de koude der benauwdheid
hem de spraak benam, want in de plaats der woorden welke hij meende te
vormen, kwamen slechts onverstaanbare klanken uit zijn mond. In deze
ontroering sprong hij vooruit, omhelsde de Jonkvrouw, en drukte ze met
vurige liefde tegen zijn hart.
"Mijn kind! Mijn rampzalige Machteld!" riep hij met pijn. "Moest ik mijn
gevangenis daarom verlaten,--om u zo, in de armen des doods weder te
vinden!"
Het meisje bracht de hand met afkeer tegen de borst des ridders en stiet
hem driftiglijk van haar.
"Verrader!" sprak zij. "Hoe durft gij de dochter der Graven van Vlaanderen,
in uw onzuivere armen drukken? Gij schaamt u niet een weerloze maagd te
krenken,--maar God waakt over mij. Er zijn nog bliksems in de lucht;--hoort
gij?--Uw straf naakt.--Luister hoe de donder grolt, booswicht!...."
Op het horen dier woorden sprongen twee bronnen uit de ogen des ridders,
hij rukte de helm met onstuimigheid van zijn hoofd en dan kon men het
smartwater, zo blikkerend over zijn wangen zien rollen.
"O mijn welbeminde Machteld," riep hij, "herken mij toch! Ik ben uw vader
Robrecht, die gij zo liefhebt, die zozeer om u in zijn gevangenis geweend
heeft. O hemel! Gij stoot mij van uw borst....."
Een nijdige grimlach liep over de wangen der maagd en zij antwoordde: "Nu
beeft gij, eerloze schaker.--Nu benijpt uw hart zich met de vrees der
booswichten. Maar er is geen genade voor u.--De Leeuw, mijn vader, zal mij
wreken en gij--zult niet ongestraft het graaflijk bloed van Vlaanderen
gehoond hebben. Stil!.....Ik hoor het gehuil van de Leeuw..... Mijn vader
nadert--Voel! De aarde dreunt onder zijn stappen. Voor mij een zoen, voor u
de dood, o vreugde!"
Ieder woord ging als een vergiftige schicht door het hart des ridders. Al
de pijnen der hel benepen zijn boezem en hij werd met onuitsprekelijke
droefheid bevangen, brandende tranen liepen door de diepe rimpels zijner
wangen, en hij sloeg zich wanhopig tegen de borst.
"Ik bezweer u bij de gekruiste Zaligmaker!" riep hij. "Herken mij toch, o
mijn arm kind;--doe mij niet sterven. Lach zo bitter niet.--Uw blikken
drijven de dood in mijn ziel. Ik ben die Leeuw, welke gij bemint--die
vader, welke gij roept."
"Gij de Leeuw?" antwoordde Machteld met verachting. "Gij de Leeuw?? O
lasteraar! Neen, de Leeuw spreekt Vlaams..... Hoor ik niet dat de taal der
Koningin Johanna in uw mond is? Die taal--die vleit en verraadt. De Leeuw
is ook gegaan--men zegde hem, kom!--en een keten ... een kerker--een gulden
vat en vergif.--O Frankrijk! Frankrijk! Zijn bloed!.....En ik ook--ik zijn
kind;--maar gij overweegt niet dat het graf een schuilplaats is. Een ziel
kan bij God, in de hemel, niet onteerd worden!"
De ridder kon zich van wanhoop niet inhouden, hij omarmde nogmaals het
meisje, en riep: "Maar gij hoort wel, mijn kind, dat ik de taal onzer
vaderen spreek. Wat bitter lijden heeft u dan gefolterd dat uw ziel
verdwaalt? Herinner u, dat onze vriend, Mijnheer Adolf van Nieuwland, mij
moest verlossen,--en noem mij niet meer verrader of booswicht, want uw
woorden pletteren mij het hart."
Bij de naam van Adolf verhelderden zich de stuiptrekkende wangen der maagd.
Een zachte glimlach dreef de pijnlijke uitdrukking van haar gelaat, en
zonder de ridder van zich te stoten, antwoordde zij met rustiger tonen:
"Adolf hebt gij gezegd? Adolf is de Leeuw gaan halen. Hebt gij hem gezien?
Hij heeft u van zijn onzalige Machteld gesproken, nietwaar? Ho ja,--hij
bemint mij zo innig. Er was zulk een teder vuur in zijn ogen--zo zoet en zo
liefderijk was zijn stem voor mij,--maar nu--nu..."
Een geheim ontvouwde zich voor de ridder. De dochter der Graven van
Vlaanderen, die de bruid van een Vorst zijn moest, had zich voor een man
met liefde laten innemen. Die slag was in andere omstandigheden geweldig
voor hem geweest, maar nu was hij door al te grote pijnen ontroerd om zich
daarbij nog meer te laten bedroeven; echter verliet hij de Jonkvrouw, en
ging afgemat op een steen zitten. Hij liet het hoofd in de hand neerzinken
en zuchtte stilzwijgend, terwijl bitter hartzeer zijn tranen nog meer deed
vloeien. Zonder hierop acht te geven, ging de Jonkvrouw dus in haar
dwalende rede voort: "En ik zal mijn heer Vader de hand van Adolf vragen:
mijn liefde is het loon zijner edelmoedigheid. Terwijl hij de ketens van de
Leeuw draagt, wordt hij edeler dan andere heren die ons hebben verlaten en
verraden. Ja, ik bewaar mijn trouw--een eed zo plechtig breekt men niet--in
mijn hart woont hij ... Mijn vader komt!--Ik zie reeds een straal ... een
heilig licht ..."
Nu vergingen haar woorden in doffe klanken, en haar rede werd
onverstaanbaar. Na enige ogenblikken aldus gesuisd te hebben, bezag zij de
neergezeten ridder met angst, en haar wezenstrekken werden door een
grammoedige uitdrukking verduisterd. Alhoewel in diepe bedenking verzonken,
had de ridder haar woorden verstaan, en dit had hem grote troost
toegebracht. Het oud edel geslacht Van Nieuwland was zonder vlek, en Adolf
de eerlijkste ridder die hij kende. Om de pijnen zijner dochter te
verzachten, besloot hij deze liefde met zijn toestemming te begunstigen en
stond op: "Machteld," sprak hij, "Adolf zij u ten bruidegom geschonken,--uw
vader geeft hem u."
Hij dacht dat deze woorden op de Jonkvrouw een gunstige werking hebben
zouden, maar hij verschrikte toen zij hem met dreigende blikken bezag. Door
innige pijn gefolterd wist hij niet hoe zich te gedragen en voelde de moed
hem begeven. Zonder meer te spreken, vatte hij de hand der kranke maagd en
besproeide dezelve met tranen van liefde en smart. Zij rukte weldra haar
hand uit de zijne en riep: "Deze hand is niet voor een Fransman,--zij
behoort Adolf. Een valse ridder, een schaker als gij, mag dezelve niet
raken.--Uw tranen zijn vlekken die de Leeuw met bloed zal uitvagen. Schrik,
gij slang!--Beef! Want het ogenblik naakt. Ziet gij dit bloed op mijn
kleedsel?--Dit is ook Frans bloed--zie hoe zwart!"
De ridder kon aan zijn martelpijnen niet meer weerstaan, hij viel met
smekend gelaat op zijn twee knieรซn voor de Jonkvrouw en zuchtte: "Om de
liefde des Heren, mijn rampzalige Machteld, verwerp de liefde uws vaders
niet langer. Laat mijn droeve reis niet nutteloos zijn.--Kunt gij mijn
tranen zo onverschillig aanschouwen, en zal uw dierbare stem geen enkel
troostend woord voortbrengen? Zult gij mij van smart voor uw voeten laten
sterven? O ik smeek u, gij wie ik het leven gaf, een zoen, o een zoen van
uw mond....!"
"Een zoen!" riep de Jonkvrouw met afkeer. "Een zoen aan u?"
"Een woord!" hernam de ridder. "Noem mij uw vader, verstoot mij niet meer.
Wist gij, mijn ongelukkig kind, welke afgrijselijke pijnen uw verwerping
mij aandoet, kondet gij de benauwdheid uws vaders kennen. Maar neen, gij
dwaalt, de vervolging der Fransen heeft uw ziel getroffen. O wanhoop!"
"Gij vraagt een zoen?" antwoordde het meisje. "Neen. Een zoen aan een
Fransman?--Ga heen--reik uw armen zo niet tot mij. Het zijn slangen die het
venijn der oneer met zich dragen. O raak mij niet--houd op booswicht! Uw
zoen brandt op mijn voorhoofd.--Hulp! O hulp!"
Door een krachtige beweging geraakte zij uit de armen van de ridder en
sprong huilend van de bedstede, in haar vervaardheid liep zij naar de
ingang der zaal en wilde ontvluchten. De ridder beefde, en sprong angstig
vooruit om haar te wederhouden. Hoe verschriklijk was dit toneel, hoe
onbegrijpelijk de pijn des ridders! Hij omvatte zijn ongelukkige dochter
met een bange zorg, en poogde haar tot de bedstede terug te brengen, maar
zij, in haar dwaling, aanzag hem als een vijand, en vocht met een nijdige
weerstand tegen haar wanhopige vader. Door pogingen die bovennatuurlijk
schenen, rukte zij zich menigmaal uit zijn handen en verplichtte hem haar
in de zaal te vervolgen; zij huilde vervaarlijk en sloeg hem in haar
wederstreving met bitsige kracht. Om haar de uitgang te beletten, zag de
vader zich genoodzaakt haar met meer geweld te wederhouden, en haar
pijnlijk in zijn armen te drukken. Van zijn mannenkracht gebruik makende,
hief hij het huilende meisje van de grond en plaatste ze terug op het bed.
Zij bezag hem met verwijtend gelaat, en begon bitter te wenen.
"Gij hebt de krachten ener maagd overwonnen," zuchtte zij. "O gij valse
ridder! Wat aarzelt gij nu? Niemand ziet immers uw verbreken--dan God! Maar
die God heeft de dood tussen ons beiden geplaatst.--Een graf gaapt tussen
ons. Daarom weent gij ..."
De ongelukkige vader was zozeer door pijn en smart ontroerd dat hij deze
woorden niet hoorde. Hij zette zich nogmaals vol wanhoop op de steen, en
bezag zijn wenend kind met dwalende blikken, onuitsprekelijke folteringen
maakten hem sprakeloos en de moed ontviel hem; zijn hoofd zonk machteloos
op zijn borst.
Terwijl hadden de ogen van Machteld zich gesloten en zij scheen te slapen.
Een lichte straal van hoop drong in het hart des vaders, deze rust kon zijn
leed en de smarten zijner dochter verzachten. In dit gedacht hield hij zich
beweegloos en stoorde de slaap der maagd niet: alleenlijk bezag hij haar
met liefdevolle blikken, en smaakte nog enig genot tussen al zijn pijnen.

* * * * *


14
_Verdraecht soe wie ghi syt;
Want wie verdraecht hi wint den stryt
Verdraghen en es ghene blame;
Het es een dinc van hoghen name._
BELGISCH MUSEUM

Enige stonden nadat Breydel het verdelgde slot Male verlaten had, kwam hij
met zijn beenhouwers te Sint-Kruis. Reeds onderweg waren hem menige
Bruggelingen tegemoet gekomen, en hadden hem verwittigd dat de Franse
bezetting der stad te wapen gelopen was, om hem af te wachten. Door de
behaalde zegepraal nog gans vervoerd, luisterde hij naar geen waarschuwing
en achtte zich machtig genoeg om, in weerwil der Fransen, in Brugge te
treden; maar enige stappen voorbij het dorp Sint-Kruis werd hij met zijn
beenhouwers door een onverwachte hinderpaal wederhouden.
De baan was tot aan de stadspoort zodanig met mensen overdekt dat het
onmogelijk ware geweest door derzelver dichtgesloten scharen heen te
dringen. Alhoewel het nog duister nacht was, kon men echter aan de
duizenden stemmen, die zich bruisend mengden, wel herkennen dat een
ontelbaar gevaarte de stad ontvlood. Verwonderd en verbaasd bezag Breydel
dit volk, dat als een golvende zee vooruitdreef,--en schikte zich met zijn
mannen bij de boord der baan.
De vluchtelingen liepen niet verward door elkander; ieder huisgezin vormde
op zich een afzonderlijk gedeelte, en mengde zich niet met anderen. Een
wenende vrouw was in het midden van ieder hoopje, op haar schouder leunde
een stokoude vader, aan haar borst hing een zuigeling, en aan haar handen
liepen schreiende en afgematte kinderen.
Achter haar volgden oudere zonen, die onder de last van het huisraad en
beddengoed moesten bukken. Zulke troepjes waren er oneindig veel, enigen
hadden kleine wagens vol gevluchte waren, anderen zaten te paard; echter
was het getal dergenen, die zich met lastdieren mochten behelpen, zeer
gering.
Begerig om de oorzaak van die wonderbare tocht te kennen, vroeg Breydel aan
veel der voorbijvluchtende lieden, waarheen zij zich wilden begeven en
waarom zij dus hun stad verlieten, maar de klagende uitroepingen der
vrouwen konden hem dit raadsel niet verklaren.
"O heer," riep de ene, "de Fransen willen ons levend verbranden. Wij
ontvluchten een bittere dood ...!"
"Och Meester Breydel," riep een andere, met meer pijn, "ga toch om uw
levens wil niet naar Brugge, want er staat een galg voor u boven de
Smedenpoort!"
En wanneer de Deken, door een tweede vraag, zich deze zaak wilde
ophelderen, klom een krachtiger stem als het gehuil eens wolfs boven het
gevaarte, en galmde: "Vooruit! Vooruit wij rampzaligen! De Franse ruiters
vervolgen ons!"
Dan wierp iedereen zich met wanhoop vooruit, en de hoofden der menigte
vloden in de duisternis met ongelooflijke snelheid voorbij.--Op dit
ogenblik verenigden zich meer klagende stemmen en riepen:
"Wee! Wee! Zij verbranden onze vaderstad ... Zie de vlammen verheffen zich
boven onze daken. O wee! O wee!"
Breydel, die tot daar toe verbaasd was blijven staan, wendde zijn gezicht
naar de stad en ontwaarde de kronkelende vlammen met de rode smook boven de
vesten. Woede en pijn brandden in zijn boezem; naar de stad wijzende,
barstte hij uit: "O mannen, is er een onder u laf genoeg, om zijn stad zo
te laten verdelgen? Neen, bij de ziel mijns overleden vaders! Zij zullen
zich om dit vreugdevuur niet vermaken, of de Heer straffe mij
onbarmhartiglijk--Op! Op! Werpt alles uit de weg!--Wij moeten erdoor ..."
Door zijn makkers gevolgd sprong hij met onweerstaanbaar geweld tussen de
scharen, en dreef de verschrikte huisgezinnen uiteen. Een naar gedruis, een
schriklijk gehuil ontstond, en de vluchtelingen liepen ijlings langs alle
kanten uit de baan; want zij dachten dat de Franse ruiters hun op het lijf
waren. Het was Jan Breydel niet moeilijk door deze dwalende vrouwen en
kinderen te dringen, ook kon hij zich met genoegzame snelheid voortspoeden.
Terwijl hij zich verwonderde geen strijdbare mannen of ambachtsgezellen aan
te treffen, en nutteloos naar dezelve uitzag, werd hij onverwachts in zijn
loop door een regelmatige schaar wederhouden.
Zij bestond uit een groot getal gezellen van het weversambacht, allen waren
gewapend alhoewel niet op dezelfde wijze. Zij droegen kruisbogen, messen,
bijlen of dergelijk opgenomen wapen. Een Deken of Hopman ging met statige
tred voor deze mannen, en sloot alzo de baan als met een dwarsboom af. Nog
meer zulke scharen kwamen beurtelings uit de stad, en het getal der
gewapende Bruggelingen beliep tot vijfduizend hoofden. Breydel meende bij
de Hopman te naderen, maar dan hoorde hij wat verder een stem, die het
gerucht der wapenen beheerste. Hij herkende Deconinck aan deze woorden:
"Dat er rustigheid en moed in uw harten zij, mijn gezellen! Niemand verlate
zijn gelid!--En gaat niet te driftig voort, opdat er geen wanorde onder u
kome.--Vooruit de derde schaar! Sluit op, de tros!--Hopman Lindens, breek
uw linkervleugel!"
"Bij God!" riep Jan Breydel, toen hij bij Deconinck genaderd was. "Gij
vermaakt u met schone oefeningen. Zult gij lijden dat men onze stad
verbrande? En zult gij als lafaards uw vrouwen en kinderen in de vlucht
volgen? Arme zielen die gij zijt!"
"Altijd driftig--altijd vervoerd!" antwoordde Deconinck. "Wat spreekt gij
nu van branden?--Wees verzekerd dat de Fransen niets verbranden zullen."
"Maar meester Pieter, zijt gij blind?--Ziet gij de vlam niet die boven onze
muren stijgt?"
"Welnu, dit is het stro dat wij aangestoken hebben om onze troswagens
zonder belemmering door de poort te brengen. De stad heeft geen nood, mijn
vriend. Kom terug met mij tot Sint-Kruis, ik heb u gewichtige geheimen mede
te delen:--nu is de tijd gekomen. Gij weet dat ik de zaken met koelen
bloede beoordeel, en daarom veeltijds gelijk heb; voldoe mijn begeerte en
schaar uw beenhouwers in orde vooruit.--Wilt gij?"
"Ik moet wel; want ik weet niet wat er gaande is. Houd uw wevers dan wat
staande."
Deconinck beval de aanleiders dat zij hun mannen zouden doen ophouden. Dan
verhief zich de stem van Jan Breydel, hij riep: "Macecliers, schaart u in
gelederen voor het hoofd des lichaams! Ieder in zijn bende--maakt spoed!"
Onderwijl liep hij tussen de beenhouwers en schikte ze in hun plaats.
Wanneer dit gedaan was, kwam hij weder bij Deconinck en sprak: "Wij zijn
klaar, meester, gij kunt de tocht gebieden."
"Neen, Breydel," antwoordde de Deken der wevers, "ik laat u het opperbevel
der benden over. Gebiedt gij het vertrek, gij lijkt meer dan ik naar een
legerheer."
De Deken der beenhouwers verblijdde zich grotelijks bij deze hulde, en
schreeuwde met donderende stem: "Macecliers en wevers! Op matige tred ...
Vooruit!"
Op dit bevel bewogen zich de scharen en het kleine leger ging langzaam
voort in de baan. Na weinig tijds kwamen zij te Sint-Kruis, bij de vrouwen
en kinderen, die zich aldaar met hun goederen hadden
neergeslagen.--Verwonderlijk was die verwarde legering. Ontellijke
huisgezinnen hadden zich op een uitgestrekt veld neergezet. Het ware
onmogelijk geweest op dit ogenblik verder dan enige stappen van zich iets
te onderscheiden, zo duister was de nacht; maar reeds waren er menigvuldige
vuren ontstoken, invoege dat men de bedrukte huisgezinnen in gloeiende
kringen van ver kon zien. De vlam verlichtte het beschreide wezen der
moeder met een rode glans, en toonde met welke bange liefde zij de
zuigeling tegen de uitgeputte borsten drukte. Andere kinderen lagen afgemat
op haar knieรซn en weenden bitter van honger en dorst, zonder dat hun enige
lafenis kon gegeven worden;--en de gepijnde moeder moest bij dit
hartnijpend gezicht voor allen lijden. Het gerucht dat boven de legerplaats
heerste, werd, bij de donkerheid en bij de toverglans der vuren, nog
vervaarlijker.--Het geschrei der kinderen, de doffe klachten der vrouwen
benepen de ziel, als het laatste gebed dat bij het graf eens vriends
gezongen wordt. Boven dit alles galmden de angstige roepen der dwalende
zonen, die hun moeder verloren hadden; en nog hoger galmde het gehuil der
honden, welke hun meester tevergeefs in de verwarring hadden gezocht.
Deconinck ging met Breydel in een huis dat bij de weg stond en gebood de
bewoners hem een kamer aan te wijzen. Met de grootste eerbied voor de Deken
der wevers boden de landlieden hem de ganse woning aan, en brachten de twee
vermaarde Bruggelingen op een kleine kelderkamer. Deconinck nam de lamp uit
de handen der vrouw die hen geleidde, en nadat zij het vertrek verlaten
had, sloot hij de deur vast toe, opdat niemand hen mocht bespieden of
verrassen; hij gaf Breydel een zetel, en plaatste zich nevens hem. Terwijl
de beenhouwer hem met nieuwsgierigheid bezag, ving hij aan: "Eerst wil ik u
You have read 1 text from Dutch literature.
Next - De Leeuw van Vlaanderen - 15
  • Parts
  • De Leeuw van Vlaanderen - 01
    Total number of words is 4444
    Total number of unique words is 1630
    38.9 of words are in the 2000 most common words
    55.6 of words are in the 5000 most common words
    65.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Leeuw van Vlaanderen - 02
    Total number of words is 4636
    Total number of unique words is 1491
    45.5 of words are in the 2000 most common words
    61.4 of words are in the 5000 most common words
    69.5 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Leeuw van Vlaanderen - 03
    Total number of words is 4674
    Total number of unique words is 1476
    47.2 of words are in the 2000 most common words
    64.0 of words are in the 5000 most common words
    72.3 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Leeuw van Vlaanderen - 04
    Total number of words is 4677
    Total number of unique words is 1415
    47.4 of words are in the 2000 most common words
    65.8 of words are in the 5000 most common words
    74.3 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Leeuw van Vlaanderen - 05
    Total number of words is 4694
    Total number of unique words is 1379
    47.4 of words are in the 2000 most common words
    65.1 of words are in the 5000 most common words
    73.5 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Leeuw van Vlaanderen - 06
    Total number of words is 4634
    Total number of unique words is 1429
    46.4 of words are in the 2000 most common words
    64.8 of words are in the 5000 most common words
    73.0 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Leeuw van Vlaanderen - 07
    Total number of words is 4578
    Total number of unique words is 1480
    44.4 of words are in the 2000 most common words
    62.9 of words are in the 5000 most common words
    71.8 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Leeuw van Vlaanderen - 08
    Total number of words is 4563
    Total number of unique words is 1510
    42.2 of words are in the 2000 most common words
    59.2 of words are in the 5000 most common words
    68.2 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Leeuw van Vlaanderen - 09
    Total number of words is 4626
    Total number of unique words is 1462
    43.3 of words are in the 2000 most common words
    62.7 of words are in the 5000 most common words
    70.9 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Leeuw van Vlaanderen - 10
    Total number of words is 4657
    Total number of unique words is 1421
    45.8 of words are in the 2000 most common words
    65.1 of words are in the 5000 most common words
    74.5 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Leeuw van Vlaanderen - 11
    Total number of words is 4670
    Total number of unique words is 1444
    46.5 of words are in the 2000 most common words
    65.8 of words are in the 5000 most common words
    74.0 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Leeuw van Vlaanderen - 12
    Total number of words is 4589
    Total number of unique words is 1454
    48.1 of words are in the 2000 most common words
    66.1 of words are in the 5000 most common words
    74.4 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Leeuw van Vlaanderen - 13
    Total number of words is 4690
    Total number of unique words is 1510
    43.5 of words are in the 2000 most common words
    62.3 of words are in the 5000 most common words
    71.4 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Leeuw van Vlaanderen - 14
    Total number of words is 4727
    Total number of unique words is 1488
    44.2 of words are in the 2000 most common words
    63.4 of words are in the 5000 most common words
    72.5 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Leeuw van Vlaanderen - 15
    Total number of words is 4721
    Total number of unique words is 1381
    48.2 of words are in the 2000 most common words
    65.8 of words are in the 5000 most common words
    75.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Leeuw van Vlaanderen - 16
    Total number of words is 4615
    Total number of unique words is 1431
    46.3 of words are in the 2000 most common words
    66.4 of words are in the 5000 most common words
    74.8 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Leeuw van Vlaanderen - 17
    Total number of words is 4613
    Total number of unique words is 1502
    44.7 of words are in the 2000 most common words
    61.8 of words are in the 5000 most common words
    70.2 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Leeuw van Vlaanderen - 18
    Total number of words is 4692
    Total number of unique words is 1389
    48.9 of words are in the 2000 most common words
    68.3 of words are in the 5000 most common words
    76.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Leeuw van Vlaanderen - 19
    Total number of words is 4662
    Total number of unique words is 1402
    46.0 of words are in the 2000 most common words
    64.3 of words are in the 5000 most common words
    72.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Leeuw van Vlaanderen - 20
    Total number of words is 4652
    Total number of unique words is 1426
    45.7 of words are in the 2000 most common words
    64.6 of words are in the 5000 most common words
    73.5 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Leeuw van Vlaanderen - 21
    Total number of words is 4559
    Total number of unique words is 1440
    44.6 of words are in the 2000 most common words
    64.0 of words are in the 5000 most common words
    72.7 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Leeuw van Vlaanderen - 22
    Total number of words is 4633
    Total number of unique words is 1522
    44.8 of words are in the 2000 most common words
    62.9 of words are in the 5000 most common words
    72.3 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Leeuw van Vlaanderen - 23
    Total number of words is 4601
    Total number of unique words is 1476
    45.6 of words are in the 2000 most common words
    64.1 of words are in the 5000 most common words
    72.3 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Leeuw van Vlaanderen - 24
    Total number of words is 4599
    Total number of unique words is 1412
    44.5 of words are in the 2000 most common words
    61.5 of words are in the 5000 most common words
    69.9 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Leeuw van Vlaanderen - 25
    Total number of words is 4590
    Total number of unique words is 1432
    42.8 of words are in the 2000 most common words
    60.1 of words are in the 5000 most common words
    68.7 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Leeuw van Vlaanderen - 26
    Total number of words is 4681
    Total number of unique words is 1299
    43.0 of words are in the 2000 most common words
    61.6 of words are in the 5000 most common words
    69.9 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Leeuw van Vlaanderen - 27
    Total number of words is 4655
    Total number of unique words is 1426
    44.5 of words are in the 2000 most common words
    61.7 of words are in the 5000 most common words
    70.0 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Leeuw van Vlaanderen - 28
    Total number of words is 4681
    Total number of unique words is 1444
    45.1 of words are in the 2000 most common words
    63.9 of words are in the 5000 most common words
    72.6 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Leeuw van Vlaanderen - 29
    Total number of words is 4562
    Total number of unique words is 1460
    40.3 of words are in the 2000 most common words
    57.6 of words are in the 5000 most common words
    65.3 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Leeuw van Vlaanderen - 30
    Total number of words is 4131
    Total number of unique words is 1603
    28.7 of words are in the 2000 most common words
    40.1 of words are in the 5000 most common words
    46.0 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Leeuw van Vlaanderen - 31
    Total number of words is 3905
    Total number of unique words is 1480
    30.1 of words are in the 2000 most common words
    41.0 of words are in the 5000 most common words
    48.0 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.