De Leeuw van Vlaanderen - 24

Total number of words is 4599
Total number of unique words is 1412
44.5 of words are in the 2000 most common words
61.5 of words are in the 5000 most common words
69.9 of words are in the 8000 most common words
Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
geplaatst. Waarlijk, een paleis kon niet meer rijkdom of pracht
voorstellen.
Aan het oppereinde der tafel zat Mijnheer Robert, Graaf van Artois, hij was
reeds in hoge ouderdom, echter nog in de volle kracht des levens; een
litteken, dat een deel zijner rechterwang misvormde, getuigde zijner
dapperheid in de krijg en gaf aan zijn wezenstrekken nog meer hardheid.
Alhoewel zijn wangen door diepe rimpels en bruine vlekken verslensd waren,
blonken zijn ogen nog met al het vuur der manlijke drift onder zijn zware
wenkbrauwen. Zijn voorkomen was wreed, en zijn woeste blikken gaven in hem
de onverbiddelijke krijgsman te kennen.
Nevens hem, aan de rechterzijde, zat de grijsaard Sigis, Koning van
Melinde; de ouderdom had zijn haar verzilverd en zijn hoofd voorover
gebogen, nochtans wilde hij bij de slag tegenwoordig zijn. In het
gezelschap van zoveel oude krijgsgezellen voelde hij de moed in zijn hart
terugkomen, en beloofde zich innerlijk nog enige schone wapenfeiten uit te
voeren. Het gelaat van de oude Vorst boezemde de grootste eerbied in;
zachtheid en zielsrust stond er op geprent. Gewis had de goede Sigis niet
de Vlamingen willen bestrijden, ware hem de stand der zaken bekend geweest;
maar men had hem met veel anderen bedrogen, voorgevende dat de Vlamingen
slechte christenen waren, en dat men alzo een goed werk voor God doen zou,
indien men hen tot de laatsten uitroeide[120]. Het was op dit tijdstip van
het vurigst geloof genoeg iemand van ketterij te beschuldigen, om hem
iedereen tot bloedvijand te maken.
Aan de linkerzijde des Veldheers zat Balthazar, Koning van Majorca, een
onstuimige en dappere krijger: ook kon men dit op zijn wezenstrekken genoeg
zien, ja het was niet mogelijk de stijve blik zijner zwarte ogen te
verdragen. Een wilde vreugd verhelderde zijn gelaat omdat hij nu hoopte
zijn Rijk, hetwelk hem door de Moren ontnomen was, weder te krijgen. Nevens
hem zat De Chatillon, gewezen Landvoogd van Vlaanderen, die mens welke, als
werktuig der Koningin Johanna, de oorzaak van al de gebeurde onheilen was;
zijn schuld was het dat zovele Fransen in Brugge en in Gent vermoord waren;
hij was de oorzaak der schriklijke mensenslachting, die er moest
volgen.--Welke hoeveelheid wraakroepend bloed hing er niet boven het hoofd
van die dwingeland! Hij herinnerde zich hoe de Bruggelingen hem, met schand
beladen, uit hun stad verjaagd hadden, en beloofde zich geen geringe
wederwraak; het scheen hem onmogelijk dat de Vlamingen aan de verenigde
macht van zoveel Koningen, Prinsen en Graven weerstonden; ook juichte hij
reeds in zijn hart en betoonde een blij gelaat.
Op hem volgde zijn broeder Guy de St.-Pol, die niet min wraakzuchtig dan
hij was; dan kon men Thibaud, Hertog van Lotharingen, tussen de heren Jean
de Barlas en Renauld de Trie, bemerken; hij was de Fransen met zeshonderd
paarden en tweeduizend boogschutters komen bijstaan. Rodolf de Nesle, een
braaf en edelmoedig ridder, zat nevens Mijnheer Henri de Ligny aan de
linkerzijde der tafel; ongenoegen en droefheid schetste zich op zijn
gelaat, en het was zichtbaar dat de wrede bedreigingen, welke de ridders
tegen Vlaanderen uitspraken, hem niet behaagden. Te midden der
rechterzijde, tussen Louis de Clermont en de Graaf Jean d'Aumale, zat
Godfried van Brabant, die de Fransen vijfhonderd paarden had gebracht[121].
Nevens deze bewonderde men de grote gestalte van de Zeelander Hugo van
Arkel, zijn hoofd stak boven de andere ridders uit, en zijn machtig lichaam
gaf genoeg te kennen hoe schriklijk zulk een strijder op het slagveld zijn
moest. Die ridder had sedert lange jaren nog geen andere woning dan de een
of andere legerplaats gehad; om zijn strijdbaarheid en schone wapenfeiten
overal vermaard, had hij een bende van achthonderd onversaagde mannen
bijeengeraapt, en ging met dezelve in alle landen waar slechts te vechten
was. Meermalen had hij de zege door zijn tegenwoordigheid naar de zijde van
de Vorst, welke hij diende, doen hellen, en was, zowel als zijn mannen, met
wonden overdekt. Dit gedurig strijden was zijn leven en zijn vermaak, de
rust kon hij niet verdragen. Hij had zich bij het Franse leger vervoegd,
omdat hij onder hetzelve veel zijner wapenbroeders had gevonden: de enige
neiging tot de oorlog hem aandrijvende, bekreunde hij zich weinig voor wie
of waarom hij strijden zou.
Dan nog waren er, onder anderen, tegenwoordig de heren Simon de Piémont,
Louis de Beaujeu, Froald Kastelein van Douai en Alin de Bretagne.
Een ander slag van ridders trof men bij het lager einde der tafel aan.
Alsof de Fransen zich niet onder hen hadden willen mengen, zaten zij allen
nevens elkander op de minst vererende plaats. Waarlijk de Fransen hadden
hierin geen ongelijk, deze ridders waren verachtelijk; want terwijl hun
vazallen als echte Vlamingen de vijand afwachtten, waren deze hun Leenheren
in het Franse leger.--Wat verblindheid dreef die bastaarden aan om de
schoot hunner moeder, evenals de slangen doen, te verscheuren? Zij gingen
onder een vijandlijke standaard het bloed hunner landgenoten op vaderlandse
grond vergieten; misschien het bloed eens broeders of dit eens
boezemvriends;--en waarom? Om het land, dat hun het leven gegeven had, tot
een slavenbodem te maken, en de vreemden te onderwerpen.
Die aterlingen hadden dan geen ziel om te ontwaren dat schande en
verachting hun boven het hoofd hing, om in hun eigen hart de knaging eens
worms te voelen!--De namen dier bastaardvlamingen zijn voor het nageslacht
bewaard, onder vele anderen waren Hendrik van Boutersem, Geldof van
Wingene, Arnold van Eikhove en zijn oudste zoon, Hendrik van Wilre, Willem
van Redinge, Arnold van Hofstad, Willem van Cranendonk en Jan van Raneel de
voornaamsten[122].
Al de ridders aten uit gedreven zilveren schotels, en dronken de lekkerste
wijnen uit gulden koppen. De vaten, die voor Robert d'Artois en voor de
twee Koningen stonden, waren kostelijker en groter dan die der andere
heren; hun wapentekenen waren er kunstig ingesneden, en meer dan een
onschatbaar gesteente blonk aan derzelver boorden. Gedurende de maaltijd
werd er over de stand der zaken veel geredeneerd; uit de woorden der gasten
kon men begrijpen wat schriklijk lot het veroordeelde Vlaanderen was
beschoren.
"Ja, ja," antwoordde de Veldheer op een vraag van De Chatillon, "alles
moet vernield worden. Die vervloekte Vlamingen zijn niet te temmen dan door
het vuur en het zwaard;--en zouden wij die hoop boeren laten leven? Dan
zouden wij nooit ermee gedaan hebben, dit moet een einde nemen; Mijne
heren, laat ons een kort spel maken, opdat wij onze degens niet langer met
dit slecht bloed zouden te besmetten hebben."
"Voorwaar," sprak Jan van Raneel, de Leliaard[123], "voorwaar, Mijnheer
d'Artois, gij hebt gelijk; want het is niet mogelijk iets met die
muitelingen uit te richten; zij zijn te rijk, en zouden zich weldra boven
ons achten: reeds willen zij niet meer bekennen dat wij, die uit edel bloed
gesproten zijn, hen als onze onderdanen mogen behandelen, alsof het geld,
dat zij met handwerk gewonnen hebben, hun bloed edeler maken kon. Zij
hebben zich in Brugge en in Gent huizen gebouwd, welke onze kastelen in
pracht te boven gaan; is dit niet een hoon voor ons? Gewis, dit mogen wij
niet langer verdragen."
"Indien wij niet alle dagen een nieuwe oorlog voeren willen," bemerkte Jan
van Cranendonk, "moeten al de ambachtslieden verslagen worden, want de
overblijvende zullen zich niet stil houden: derhalve vind ik dat Mijnheer
d'Artois de grootste reden der wereld heeft om er geen te sparen."
"En wat zult gij doen, wanneer gij al uw vazallen zult vermoord hebben?"
vroeg de zwaarlijvige Hugo van Arkel, lachende. "Op mijn trouw! Dan kunt
gij zelf uw landen beploegen.--Een schoon vooruitzicht, waarlijk!"
"Ho," antwoordde Jan van Raneel, "ik weet een goed middel om hierin te
voorzien; wanneer Vlaanderen van dit koppig rot zal gezuiverd zijn, zal ik
Franse Vrijlaten uit Normandië roepen, en hun mijn landen geven."
"In zulker voege zou Vlaanderen wel een echt deel van Frankrijk kunnen
worden; dit is een goed ontwerp, ik zal aan de Koning dit voorstellen,
opdat hij de andere Leenheren ook tot het gebruiken van dit middel
aanporre. Ik geloof dat dit niet moeilijk zijn zou."
"Zeker niet, Mijnheer, vindt gij mijn voorstel niet goed?"
"Ja, ja, dit zullen wij bewerken, laat ons maar beginnen met de plaats
zuiver te maken."
De wezenstrekken van Rodolf de Nesle betrokken zich met een innige spijt;
de woorden welke hij hoorde, mishaagden hem zeer, daar zijn edelmoedigheid
zich tegen zoveel wreedheid verzette. Hij sprak met drift: "Maar, Mijnheer
d'Artois, ik vraag u, zijn wij ridders of niet, en is de eer ons niets
meer, dat wij aldus erger dan Saracenen zouden tewerk gaan? Bij God, gij
brengt de wreedheid te ver, ik verzeker u dat het ons een schande voor de
ganse wereld zijn zal. Laat ons het leger der Vlamingen bevechten en
overwinnen, dit zij ons genoeg! En noemt dit volk niet een hoop boeren, wij
zullen er spel genoeg mede hebben,--en staan zij niet onder de zoon van hun
Vorst?"
"Konstabel De Nesle," riep d'Artois hem driftig tegen, "ik weet dat gij de
Vlamingen uitermate bemint. Die liefde vereert u, inderdaad! Het is gewis
uw dochter, die u zulke loflijke gevoelens inboezemt[124]?"
"Mijnheer d'Artois," antwoordde Rodolf, "omdat mijn dochter in Vlaanderen
woont, belet mij dit niet zo goede Fransman als iemand te zijn; mijn degen
heeft dit genoeg bewezen, en ik heb daarom reden te geloven dat deze
ridders uw schertsende woorden geen gehoor geven zullen. Maar iets dat mij
meer aan het hart ligt, is de eer des ridderschaps, en ik verzeker u dat
gij dezelve in groot gevaar stelt."
"Wat duivel!" riep de Veldheer. "Zou men niet zeggen dat gij die
muitelingen wilt verschonen! Hebben zij de dood niet verdiend, mits zij
zevenduizend Fransen zonder genade hebben vermoord?"
"Zonder twijfel, zij hebben zich der dood schuldig gemaakt, ook zal ik de
Kroon van mijn Vorst zoveel mogelijk wreken; maar dit slechts op die welke
met het wapen in de hand zullen bevonden worden. Ik beroep al deze ridders,
of het wel betaamt dat wij onze degens tot een beulenwerk gebruiken, en
weerloze Laten vermoorden, terwijl zij op het veld aan het ploegen zijn?"
"Hij heeft gelijk!" riep Hugo van Arkel met gramschap. "Wij strijden tegen
geen Moren, Mijne heren, en het is een schandelijk werk dat ons wordt
voorgedragen. Denkt dat wij met christenen te doen hebben. Er stroomt ook
nog Diets[125] bloed in mijn aderen, en ik zal niet lijden dat men mijn
broederen als honden behandele; zij voeren de krijg in het open veld, en
moeten dus volgens de wetten des oorlogs bestreden worden."
"Bij St.-Jacob mijn Patroon!" hernam d'Artois. "Is het mogelijk dat
gijlieden die slechte boeren kunt voorstaan? Reeds heeft onze te goede
Vorst alle andere middelen om hen te temmen beproefd, maar het is al om
niet. Wij zouden dus onze mannen moeten laten vermoorden, onze Koning laten
honen en lasteren, en dan nog het leven van die oproerige Laten moeten
bewaren! Op mijn ziel, dit zal niet geschieden: ik weet welke bevelen mij
gegeven zijn, en zal dezelve volbrengen en doen volbrengen."
"Mijnheer d'Artois," viel Rodolf de Nesle met heviger drift in, "ik weet
niet welke bevelen gij ontvangen hebt, maar ik zeg u dat ik aan dezelve
niet zal gehoorzamen, indien zij met de eer des ridderschaps strijdig zijn;
de Koning zelf heeft geen recht om mij mijn wapens te doen besmetten.--En
luistert, Mijne heren, of ik gelijk heb of niet: heden morgen ben ik heel
vroeg uit het leger gegaan, ik heb overal de tekens der schrikkelijkste
verwoesting gevonden. De kerken zijn verbrand en de altaren ontroofd, hopen
lijken van jonge kinderen en vrouwen liggen in de velden, en worden door de
raven verscheurd. Is dit de handelwijs van eerlijke krijgers?--Dit vraag ik
u."
Deze woorden gesproken hebbende, stond hij van de tafel op, en hief een
gedeelte van het deksel der tent omhoog.
"Ziet, Mijne heren," hernam hij in het veld wijzende, "laat uw ogen in alle
richtingen gaan, gij treft overal de vlammen der verwoesting aan;--de hemel
is met rook bezwart, ginds staat een ganse gemeente in brand. Wat betekent
zulk een oorlog? Het is erger dan of de wrede Noormannen weder gekomen
waren, om de wereld tot een moordkuil te maken!"
Robert d'Artois werd rood van toorn; hij bewoog zich ongeduldig in zijn
zetel en riep: "Bij al de Heiligen des Hemels! Ik zal niet lijden dat men
aldus in mijn tegenwoordigheid spreke. Ik weet wat ik te doen heb,
Vlaanderen moet gevaagd worden; ik kan het niet helpen.--Deze redekaveling
mishaagt mij zeer, en ik verzoek Mijnheer de Konstabel zich niet meer in
dier voege uit te laten. Hij beware zijn degen zuiver, dit zullen wij ook
doen: immers kunnen de daden onzer soldeniers ons niet ten schande worden.
Laat ons derhalve dit spijtig gesprek eindigen, en dat een ieder zijn
plicht doe."
Hij hief zijn gulden drinkschaal omhoog, en riep: "Op de eer van Frankrijk
en de vernieling der muitelingen!"
Rodolf de Nesle herhaalde: op de eer van Frankrijk, en drukte met inzicht
op die woorden. Elkeen verstond dat hij niet op de vernieling der Vlamingen
wilde drinken. Hugo van Arkel plaatste zijn hand aan de beker die voor hem
stond, doch hief hem niet van de tafel en sprak niet. Al de anderen
herhaalden met nauwkeurigheid de roep van de Veldheer en dronken op de
vernieling der Vlamingen.
Sedert enige ogenblikken had het gelaat van Hugo van Arkel een zonderlinge
uitdrukking bekomen, misprijzen en spijt was erop te lezen; hij blikte
stijf op de Veldheer, gelijk iemand die zich had bereid gemaakt om hem te
trotsen.
"Indien ik nog op de eer van Frankrijk drinke, dan straffe mij God!" riep
hij.
Robert d'Artois ontvlamde in woede, hij sloeg zo sterk met zijn schaal op
de tafel dat de drinkvaten der andere ridders opsprongen.--Hij riep:
"Bij God, Mijnheer Van Arkel, gij zult op de eer van Frankrijk drinken ...
Ik wil het!"
"Mijnheer," antwoordde Hugo met een geveinsde koelheid, "ik drink niet op
de verwoesting van een christenland. Lang heb ik in alle gewesten
gestreden, maar nooit heb ik ridders aangetroffen die hun geweten met zulke
schriklijke euveldaden wilden bezwaren."
"Gij zult mij bescheid doen, ik wil het, zeg ik u!"
"En ik wil het niet," antwoordde Hugo. "Hoor, Mijnheer d'Artois, gij hebt
mij reeds gezegd dat mijn mannen te hoge betaling eisten en dat zij u te
duur stonden: welaan gij zult ze niet meer te betalen hebben, ik wil onder
uw leger niet meer dienen; dus is ons geschil ten einde."
Al de ridders, ja de Veldheer zelf verbaasden bij dit gezegde, want zij
aanzagen het vertrek van Hugo als een waar verlies. De Zeelander stiet zijn
zetel achteruit, en riep, terwijl hij een zijner handschoenen op de tafel
wierp: "Mijne heren, ik zeg dat gij allen liegt! Ik hoon u in het
aangezicht. Daar is mijn handschoen, wie begeert, kan dezelve opnemen; ik
beroep hem in het strijdperk."
Meest al de ridders grepen onstuimig naar de handschoen, ook Rodolf de
Nesle; maar Robert d'Artois had zich zo haastig vooruitgeworpen, dat hij
dezelve voor de anderen gevat had.
"Ik neem uw uitdaging aan," sprak hij. "Kom, wij gaan!"
De oude Koning Sigis van Melinde richtte zich op, en bracht zijn hand, als
een teken dat hij spreken wilde, over de tafel. De grote eerbied, welke de
twee kampers voor hem gevoelden, weerhield hen: zij bleven stilzwijgend
staan om hem te horen.--De grijsaard sprak: "Mijne heren, gelieft uw drift
een weinig te laten zinken, en geeft gehoor aan mijn raad. Gij, Graaf
Robert, zijt in dit ogenblik niet meester over uw leven; indien gij
sneuveldet, zou het leger van uw Vorst zonder Veldheer blijven, en
diensvolgens aan de wanorde en de verdeeldheid blootgesteld worden: dit
moogt gij niet wagen. U, Mijnheer Van Arkel, vraag ik, of gij aan de
dapperheid van Mijnheer d'Artois twijfelt?"
"Geenszins," antwoordde Van Arkel, "ik erken Mijnheer Robert voor een
onversaagd en moedig ridder."
"Welaan," hernam de Koning van Melinde, "gij hoort het, Veldheer, men doet
uw eer niet te kort; er blijft u niets over dan de hoon, die Frankrijk
geschied is, te wreken. Ik raad u beide de kampstrijd uit te stellen tot de
dag welke op de slag volgen zal. Ik vraag u, Mijne heren, zegt het allen,
is mijn raad niet op een wijze voorzichtigheid gevestigd?"
"Ja, ja," antwoordden de ridders, "tenzij de Veldheer aan een onzer de
gunst wil bewijzen, voor hem de handschoen op te rapen."
"Men zwijge!" riep d'Artois. "Ik wil er niet van horen."
"Mijnheer Van Arkel, staat gij het uitstel toe?"
"Dit gaat mij niet aan, ik heb mijn handschoen geworpen, de Veldheer heeft
hem opgenomen; hij bepale de tijd die hij bestemt, om dezelve mij weder te
geven."
"Het zij zo," sprak Robert d'Artois. "Indien de slag niet tot zonsondergang
duurt, zal ik u reeds dezelfde avond gaan zoeken."
"Geef u die moeite niet," antwoordde Hugo, "ik zal eer bij u zijn dan gij
denken zult."
Nog enige bedreigingen stuurden zij elkander toe, doch dit ging niet
verder.
"Mijne heren," viel de Koning Sigis in, "het betaamt niet dat gij langer
daarover spreekt. Laat ons de koppen nog eens vol schenken, en vergeet uw
euvele moed. Zet u neder, Mijnheer Van Arkel."
"Neen, neen," riep Hugo, "ik zit niet neer; op staande voet verlaat ik het
leger. Vaartwel, Mijne heren, wij zullen elkander op het slagveld weerzien;
God hebbe u onder zijn hoede!"
Hiermee ging hij uit de tent, en riep zijn achthonderd man bijeen; weinig
tijds daarna hoorde men het geschater der bazuinen en het gerucht der
wapenen van een wegtrekkende bende. Hugo van Arkel verliet de legerplaats
der Fransen, en kwam nog dezelfde avond bij de Vlamingen, die hij zijn
dienst aanbood. Het is te denken met wat blijdschap zij hem ontvingen, want
hij en zijn mannen waren als onverwinnelijk befaamd, en die naam verdienden
zij[126].
De Franse ridders hadden zich weer bij de tafel gezet, en dronken rustig.
Terwijl zij over de vermetelheid van Hugo spraken, kwam er een wapenbode in
de tent, dewelke zich eerbiediglijk voor de ridders boog: zijn kleding en
wapens waren met stof bedekt, en het zweet liep van zijn voorhoofd.--Alles
gaf te kennen dat hij zich op de reis zeer gespoed had en zich schier
buiten adem had gelopen. De ridders bezagen hem met nieuwsgierigheid,
terwijl hij een vel perkament onder uit zijn harnas toog. Hetzelve aan de
Veldheer gereikt hebbende, sprak hij:
"Mijnheer, dit schrift betuigt u dat ik door Mijnheer Van Lens uit Kortrijk
tot U gezonden ben, om u over onze nood te klagen."
"Welaan, spreek!" riep d'Artois met ongeduld. "Kan Mijnheer van Lens het
kasteel van Kortrijk niet tegen een hoop voetgangers verdedigen?"
"Het zij mij geoorloofd u te zeggen dat gij u bedriegt, edele heer,"
antwoordde de bode. "De Vlamingen hebben een heir dat men niet mag
misachten; het is alsof zij bijeengetoverd waren,--zij zijn meer dan
dertigduizend sterk, en hebben paarden en oorlogstuig in overvloed; zij
bouwen ontzaglijke werprustingen om het kasteel te bespringen. Onze
levensmiddelen en onze pijlen zijn uitgeput, en wij hebben reeds enige
onzer slechtste paarden beginnen te eten. Zo uw Hoogheid nog een dag langer
wacht om Mijnheer Van Lens te gaan ontzetten zullen al de Fransen in
Kortrijk reeds doodgeslagen zijn; want er is geen uitvlucht om het te
ontkomen. De heren Van Lens, De Mortenay en De Rayecourt bidden u
ootmoedelijk dat het u believe hen uit dit gevaar te redden[127]."
"Mijne heren," riep Robert d'Artois, "dit is een schone gelegenheid: wij
konden niet beter wensen, al de Vlamingen zijn bij Kortrijk te saamgelopen.
Wij gaan erop aanvallen, en zo straffe mij God, indien er veel ontvlieden:
de voeten onzer paarden zullen over dit slechte volk recht doen. Gij, bode,
blijft in het leger, morgen zult gij met ons te Kortrijk zijn. Nu nog een
teug voor de laatsten. Mijne heren! Gaat en bereidt uw scharen tot de
tocht: wij gaan zo spoedig mogelijk vertrekken."
Na enige ogenblikken verlieten zij allen de tent, om het bevel van hun
overste te volbrengen. Uit al de hoeken der legerplaats klonken de bazuinen
om de soldeniers uit het veld te roepen, de paarden briesten, de wapens
stieten krijsend tegen elkander, en er rees een akelig krijgsgerucht boven
de verschillende delen der legering. Enige uren later waren al de tenten
opgevouwen en op de troswagens gepakt,--alles was veerdig. Er ontbraken nog
wel een groot getal soldeniers, die zich met plunderen hier of daar
ophielden, maar dit kon aan zulk machtig leger niet gemerkt worden. Ieder
Aanleider, zich aan het hoofd zijner scharen gesteld hebbende, verenigde
zich de ridders in twee benden, en het leger toog in de volgende orde uit
de verschansing: de eerste bende, die met vliegende Standaarden uit de
legerplaats kwam, bestond uit drieduizend beste wapenlieden op lichte
dravers; zij hadden een lange helmbijl in de hand, en lange degens hingen
aan de kop van hun zadels. Hun uitrusting was niet zo zwaar als die der
andere ruiters; daarom gingen zij vooraan, als zijnde tot de eerste
schermutselingen bestemd. Onmiddellijk hierop volgden vierduizend
handboogschutters te voet, zij dreven statig in dikke gelederen voort, hun
aanzichten voor de stralen der zon met hoge vierkante schilden
beschermende.
Hun kokers waren met pijlen gevuld, en een korte degen zonder schede blonk
aan hun gordel. Dit waren de krijgslieden, uit het zuiden van Frankrijk
gekomen; meer dan de helft waren Spanjaarden en Lombarden. Jean de Barlas,
een moedig krijger, reed heen en weer bij die twee scharen en gebood over
dezelve als Opperaanleider.
De tweede bende stond onder het bevel van Renauld de Trie, en telde
drieduizend tweehonderd zware ruiters. Zij waren op hoge en sterke
slagpaarden gezeten, en droegen een breed en blinkend zwaard op de
rechterschouder; harnassen van ruw ijzer omvingen hun lichamen, en platen,
uit één stuk gevormd, waren overal aan hun leden geriemd. Het Orléansgebied
had die mannen meest geleverd.
Mijnheer de Konstabel De Nesle voerde de derde bende aan. Eerst kwam er
een schaar van zevenhonderd edele ridders, met schitterende uitrusting op
het lijf, en liefelijke wimpels aan hun lange speren; wapperende
vederbossen vielen van hun helmen achterover op hun rug; hun wapentekens
waren in allerlei kleuren op hun harnassen geschilderd. De paarden door hen
bereden, waren van het hoofd tot de voeten met ijzer bekleed, en zwierige
kwispeltrossen waggelden overal nevens hun zijde. Uit die schaar staken
meer dan tweehonderd geborduurde Standaarden. Het was waarlijk de
prachtigste ridderbende, welke men in die tijd had kunnen zien: allen waren
op het rijkste gewapend. Achter hen kwamen nog tweeduizend soldeniers te
paard, met lange martelen of wapenhamers op de schouders, boven dit hing er
nog een slagzwaard bij hun zadel. Zij waren samengesteld uit vaandels, tot
het bestendige leger van de Koning Philippe le Bel behorende.
Aan het hoofd der vierde bende reed Mijnheer Louis de Clermont, een ervaren
krijgsman, als Aanleider. Zij bestond uit drieduizend zeshonderd ruiters
met speren, uit het Koninkrijk Navarra. Men kon aan hun regelmatige
uitrusting genoeg bemerken, dat zij welgeoefende en uitgelezen mannen
waren. Voor het eerste gelid reed de vaandrager met de grote Standaard van
Navarra.
Robert, Graaf van Artois, Opperveldheer des legers, had de middenbende
onder zijn bevel genomen. Al de ridders, die geen mannen hadden
aangebracht, of dezelve in andere scharen gesteld hadden, bevonden zich met
hem, de Koningen van Majorca en Melinde renden aan zijn zijde. Tussen al de
anderen kon men Thibaut II, Hertog van Lotharingen, aan zijn prachtige
uitrusting herkennen; insgelijks bemerkte men de fraaie Standaarden van de
heren Jean, Graaf van Tarcanville, Angelin de Vimeu, Renold de Longueval,
Farald de Reims, Arnold van Wesemaal, Maarschalk van Brabant, Robert de
Montfort en een oneindig getal anderen, die zich in één schaar hadden
gevormd.
Die bende ging de derde nog in pracht te boven: de helmen der ridders waren
verzilverd of verguld, en hun harnassen met gouden knopen op de gewrichten
versierd. De zon, die op al het blinkend staal hunner uitrusting haar
brandende stralen schoot, veranderde dit heerlijk gevaarte in een vlammende
gloed. De grote slagzwaarden, die aan hun zadels hingen, slingerden heen en
weer, en vielen met klinkend geluid op de ijzeren deksels der paarden;
hieruit sproot een akelig gerucht dat hen als een gedurige krijgsmuziek op
de baan vergezelde. Na de edele ridders volgden vijfduizend andere ruiters
met helmbijlen en wapenhamers. Bij die afdeling behoorden nog
zestienduizend voetgangers, welke in drie scharen verdeeld waren. De eerste
was uit duizend kruisboogschutters gevormd; zij hadden slechts een stalen
borstplaat en een platte vierkante helm tot behoedwapen, kleine kokers vol
ijzeren schichten hingen aan hun gordels, en lange degens aan hun zijden.
Het tweede gedeelte telde zesduizend mannen en knotsen, welke aan het dikke
einde met schriklijke stalen punten waren beslagen. Het derde gedeelte
bestond uit helmhouwers met lange bijlen. Al die mannen waren uit Gascogne,
Languedoc en Auvergne gekomen.
Mijnheer Jacques de Chatillon, de Landvoogd, voerde het bevel over de zesde
bende. De talrijke gelederen bestonden uit drieduizend tweehonderd
soldeniers te paard. Op de wimpels hunner speren hadden zij vlammende
bezems geschilderd, ten teken dat zij Vlaanderen zuiver maken wilden; hun
paarden waren van de zwaarste uit het leger, en echter konden dezelve met
moeite onder de last van al het ijzer dat hen dekte, vooruitstappen, zo
zwaar waren zij beladen.
Dan volgden de zevenste en achtste benden; de eerste onder het bevel van
Jean, Graaf van Aumale, de andere onder Mijnheer Ferry van Lotharingen.
Ieder derzelve bestond uit tweeduizend zevenhonderd ruiters, altemaal
mannen uit Lotharingen, Normandië en Picardië.
Mijnheer Godfried van Brabant met zijn eigen Vazallen, ten getale van
zevenhonderd wel uitgeruste ruiters, vormde de negenste bende.
Het tiende en laatste gedeelte van het leger was Mijnheer Guy de St.-Pol
toevertrouwd, hij was met de achterwacht belast en moest de legertros
bewaken.
Drieduizend vierhonderd ruiters van alle wapenen reden vooraan; dan volgde
nog een wolk voetgangers met handbogen en slagzwaarden: derzelver getal
beliep tot bij de zevenduizend. Een gedeelte ervan verwijderde zich in alle
richtingen van het leger, en liep met brandende toortsen, om al wat maar
vlammen kon te verdelgen. Eindelijk volgden de ontelbare troswagens met de
tenten en het oorlogstuig beladen[128].
Het Frans leger, in tien benden verdeeld en boven de zestigduizend man
sterk, toog langzaam door de velden en volgde de baan welke naar Kortrijk
leidde. Het oog kon de uitgestrektheid van dit ontzaglijk gevaarte niet
meten, reeds waren de voorsten op de kim onvatbaar geworden eer de laatsten
uit de verschansing gingen, het duurde meer dan een uur tijds.
Duizenden zwepende wimpels dreven in de wind boven het reizend leger, en de
zon spiegelde zich met luisterlijke gloed in de uitrusting der trotse
benden. De paarden briesten hevig en zuchtten onder hun last; de wapens
krijsten en klonken tegen elkander; een dof geruis als het bruisen der
stormende zee ontstond uit al die verschillende geruchten: hetzelve was zo
eentonig dat het de stilte der verlaten velden niet stoorde. Overal waar
die vernielende krijgers doorgetrokken waren, verhieven zich de vlammen met
dikke rookwolken hemelwaarts. Geen enkele woonplaats ontging de
verwoesting, geen mens, geen dier werd gespaard; de kronieken getuigen
ervan. Des anderendaags, wanneer de vlammen het al verbrand en ter neder
geworpen hadden, kon men noch mens, noch mensenwerk meer aantreffen;
Vlaanderen was van Rijsel af tot Douai en Kortrijk zo schriklijk verwoest
dat de Franse Vandalen zich wel mochten beroemen dat zij het als met een
bezem gevaagd hadden[129].
Diep in de nacht kwam het leger van Mijnheer d'Artois omtrent Kortrijk. De
Chatillon kende het land zeer wel, uit reden hij lang genoeg in de stad had
gewoond: hierom werd hij door de Veldheer geroepen om de legerplaats, welke
You have read 1 text from Dutch literature.
Next - De Leeuw van Vlaanderen - 25
  • Parts
  • De Leeuw van Vlaanderen - 01
    Total number of words is 4444
    Total number of unique words is 1630
    38.9 of words are in the 2000 most common words
    55.6 of words are in the 5000 most common words
    65.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Leeuw van Vlaanderen - 02
    Total number of words is 4636
    Total number of unique words is 1491
    45.5 of words are in the 2000 most common words
    61.4 of words are in the 5000 most common words
    69.5 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Leeuw van Vlaanderen - 03
    Total number of words is 4674
    Total number of unique words is 1476
    47.2 of words are in the 2000 most common words
    64.0 of words are in the 5000 most common words
    72.3 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Leeuw van Vlaanderen - 04
    Total number of words is 4677
    Total number of unique words is 1415
    47.4 of words are in the 2000 most common words
    65.8 of words are in the 5000 most common words
    74.3 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Leeuw van Vlaanderen - 05
    Total number of words is 4694
    Total number of unique words is 1379
    47.4 of words are in the 2000 most common words
    65.1 of words are in the 5000 most common words
    73.5 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Leeuw van Vlaanderen - 06
    Total number of words is 4634
    Total number of unique words is 1429
    46.4 of words are in the 2000 most common words
    64.8 of words are in the 5000 most common words
    73.0 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Leeuw van Vlaanderen - 07
    Total number of words is 4578
    Total number of unique words is 1480
    44.4 of words are in the 2000 most common words
    62.9 of words are in the 5000 most common words
    71.8 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Leeuw van Vlaanderen - 08
    Total number of words is 4563
    Total number of unique words is 1510
    42.2 of words are in the 2000 most common words
    59.2 of words are in the 5000 most common words
    68.2 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Leeuw van Vlaanderen - 09
    Total number of words is 4626
    Total number of unique words is 1462
    43.3 of words are in the 2000 most common words
    62.7 of words are in the 5000 most common words
    70.9 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Leeuw van Vlaanderen - 10
    Total number of words is 4657
    Total number of unique words is 1421
    45.8 of words are in the 2000 most common words
    65.1 of words are in the 5000 most common words
    74.5 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Leeuw van Vlaanderen - 11
    Total number of words is 4670
    Total number of unique words is 1444
    46.5 of words are in the 2000 most common words
    65.8 of words are in the 5000 most common words
    74.0 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Leeuw van Vlaanderen - 12
    Total number of words is 4589
    Total number of unique words is 1454
    48.1 of words are in the 2000 most common words
    66.1 of words are in the 5000 most common words
    74.4 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Leeuw van Vlaanderen - 13
    Total number of words is 4690
    Total number of unique words is 1510
    43.5 of words are in the 2000 most common words
    62.3 of words are in the 5000 most common words
    71.4 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Leeuw van Vlaanderen - 14
    Total number of words is 4727
    Total number of unique words is 1488
    44.2 of words are in the 2000 most common words
    63.4 of words are in the 5000 most common words
    72.5 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Leeuw van Vlaanderen - 15
    Total number of words is 4721
    Total number of unique words is 1381
    48.2 of words are in the 2000 most common words
    65.8 of words are in the 5000 most common words
    75.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Leeuw van Vlaanderen - 16
    Total number of words is 4615
    Total number of unique words is 1431
    46.3 of words are in the 2000 most common words
    66.4 of words are in the 5000 most common words
    74.8 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Leeuw van Vlaanderen - 17
    Total number of words is 4613
    Total number of unique words is 1502
    44.7 of words are in the 2000 most common words
    61.8 of words are in the 5000 most common words
    70.2 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Leeuw van Vlaanderen - 18
    Total number of words is 4692
    Total number of unique words is 1389
    48.9 of words are in the 2000 most common words
    68.3 of words are in the 5000 most common words
    76.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Leeuw van Vlaanderen - 19
    Total number of words is 4662
    Total number of unique words is 1402
    46.0 of words are in the 2000 most common words
    64.3 of words are in the 5000 most common words
    72.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Leeuw van Vlaanderen - 20
    Total number of words is 4652
    Total number of unique words is 1426
    45.7 of words are in the 2000 most common words
    64.6 of words are in the 5000 most common words
    73.5 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Leeuw van Vlaanderen - 21
    Total number of words is 4559
    Total number of unique words is 1440
    44.6 of words are in the 2000 most common words
    64.0 of words are in the 5000 most common words
    72.7 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Leeuw van Vlaanderen - 22
    Total number of words is 4633
    Total number of unique words is 1522
    44.8 of words are in the 2000 most common words
    62.9 of words are in the 5000 most common words
    72.3 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Leeuw van Vlaanderen - 23
    Total number of words is 4601
    Total number of unique words is 1476
    45.6 of words are in the 2000 most common words
    64.1 of words are in the 5000 most common words
    72.3 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Leeuw van Vlaanderen - 24
    Total number of words is 4599
    Total number of unique words is 1412
    44.5 of words are in the 2000 most common words
    61.5 of words are in the 5000 most common words
    69.9 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Leeuw van Vlaanderen - 25
    Total number of words is 4590
    Total number of unique words is 1432
    42.8 of words are in the 2000 most common words
    60.1 of words are in the 5000 most common words
    68.7 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Leeuw van Vlaanderen - 26
    Total number of words is 4681
    Total number of unique words is 1299
    43.0 of words are in the 2000 most common words
    61.6 of words are in the 5000 most common words
    69.9 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Leeuw van Vlaanderen - 27
    Total number of words is 4655
    Total number of unique words is 1426
    44.5 of words are in the 2000 most common words
    61.7 of words are in the 5000 most common words
    70.0 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Leeuw van Vlaanderen - 28
    Total number of words is 4681
    Total number of unique words is 1444
    45.1 of words are in the 2000 most common words
    63.9 of words are in the 5000 most common words
    72.6 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Leeuw van Vlaanderen - 29
    Total number of words is 4562
    Total number of unique words is 1460
    40.3 of words are in the 2000 most common words
    57.6 of words are in the 5000 most common words
    65.3 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Leeuw van Vlaanderen - 30
    Total number of words is 4131
    Total number of unique words is 1603
    28.7 of words are in the 2000 most common words
    40.1 of words are in the 5000 most common words
    46.0 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Leeuw van Vlaanderen - 31
    Total number of words is 3905
    Total number of unique words is 1480
    30.1 of words are in the 2000 most common words
    41.0 of words are in the 5000 most common words
    48.0 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.