De Leeuw van Vlaanderen - 15

Total number of words is 4721
Total number of unique words is 1381
48.2 of words are in the 2000 most common words
65.8 of words are in the 5000 most common words
75.1 of words are in the 8000 most common words
Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
verklaren waarom wij de stad des nachts en als vluchtelingen verlaten. Het
is uw schuld, door de onvoorzichtige wraak welke gij, tegen uw belofte, op
de bezetting van het slot Male gepleegd hebt. De vlammen die hemelhoog
boven het woud stegen, hebben de noodklok in onze stad doen kleppen, en al
de inwoners zijn met angst te saam gelopen;--want in deze droeve tijden
hebben zij altijd de dood voor ogen. Mijnheer De Mortenay had zijn Franse
soldeniers, zonder ander inzicht dan voor eigen veiligheid, op de markt
geschaard; men wist niet wat er gaande was, maar wanneer enige uwer
slachtoffers van Male bij hen kwamen, en luidkeels om wraak over de
Bruggelingen riepen, was er geen tegenhouden meer aan: zij wilden het al
verbrand en vermoord hebben, en Mijnheer De Mortenay moest hen met de
doodstraf bedreigen, om hen te bedwingen. Gij kunt wel denken dat ik in die
omstandigheden mijn wevers vergaderd had, en mij tot bloedige tegenweer
bereid maakte. Misschien ware het ons gelukt de Fransen zelf te verjagen,
maar die zege kon ons niet dan schadelijk zijn, dit zal ik u aanstonds
bewijzen. Ik ging dan onder vrijgeleide bij Mijnheer De Mortenay en
verkreeg van hem, dat hij de stad niet schaden zou op voorwaarde dat wij
allen op staande voet zouden vertrekken.--Bij het rijzen der zon zal hij
al de in de stad blijvende Klauwaards doen hangen."
Breydel verbitterde zich hevig, daar hij die schandelijke voorwaarde met
zulke koelen bloede door de Deken der wevers hoorde verhalen.
"Bij al de Engelen des hemels!" riep hij. "Hoe hebt gij dit zo lafhartig
aangenomen: gij laat u als een kudde domme schapen verdrijven. Ware ik ter
plaatse geweest, gij zoudt Brugge niet verlaten hebben ..."
"Ho, waart gij daar geweest! Weet gij wat er zou gebeurd zijn? De straten
van Brugge zouden vol lijken liggen en de verdelgende vlammen zouden nu
onze huizen in as gelegd hebben. Maar, mijn driftige vriend Jan, laat mij u
eerst wijdlopiger over de stand der zaken spreken, en dan zult gij mij
gelijk geven, dit weet ik.--Het is zeker, Meester, dat de stad Brugge niet
vrij en onafhankelijk blijven kan, zolang de andere steden des Lands in de
slavernij der Vreemden zijn, immers dan wonen onze vijanden gedurig onder
onze wallen. Het is ook niet billijk, het heilige woord Vaderland voor het
mindere woord geboortestad te vergeten. De banden der Franse dwingelandij
kunnen wij niet breken dan met de hulp der steden van Vlaanderen, dewijl in
elke plaats vijanden wonen, wie het belangrijk zijn zou ons de bevochten
vrijdom te ontroven. Gewis hebt gij aan dit alles ook wel eens gedacht,
maar in uw manlijke drift springt gij over de hinderpalen, zonder dezelve
uit de weg te ruimen. Iets van hoger belang is u ontgaan: gelief mij op
deze vraag te antwoorden.--Wie gaf ons de macht om te moorden en te
branden? Wie heeft deze daden, welke op aarde met de dood en bij God met
doemnis gestraft worden, in ons heilig gemaakt?"
Breydel blikte met misnoegen op de Deken der wevers, en antwoordde: "Maar
Meester, ik geloof dat gij, met uw hoge rede, mij zoekt te verwarren. Zo
worde de galg der Smedenpoort mijn rustplaats, indien ik slechts weet wat
gij zeggen wilt.--Wie gaf ons de macht om te moorden en te branden! Wie gaf
die macht aan de Fransen, zeg?"
"Wie? Hun Koning Philippe le Bel en hun Veldheer De Chatillon. De Vorsten
dragen op hun gekroonde hoofden ook de beloning of de straf hunner goede of
boze geboden. Door trouw en gehoorzaamheid kan een onderdaan niet zondigen.
Het vergoten bloed getuigt tegen de Meester die gebiedt, en niet tegen de
dienaar die gehoorzaamt. Maar wij, die zonder bevel en door eigen wil te
werk gaan, zijn ook voor God en de wereld verantwoordelijk voor onze
daden,--op onze hoofden valt het door ons vergoten bloed!"
Een innige spijt ontroerde de Deken der beenhouwers. De verklaring van
Deconinck woog zwaar op zijn hart en alhoewel hij niet veel er tegen wist
te zeggen pijnde het hem zeer dezelve aan te nemen.
"Maar Meester," viel hij in, "gij schijnt naberouw te hebben, dit ware
schande. Hebben wij ons lijf en goed niet verweerd, en heeft de liefde tot
onze wettige heer, de Leeuw, ons niet daartoe gedreven? Ik ken mij vrij van
misdaad;--en ik hoop wel dat mijn bijl haar laatste slachtoffer niet gezien
heeft. Hoezeer ik soms genegen ben uw onverstaanbaar gedrag te berispen,
durf ik het echter niet doen; want uw gangen zijn geheimer dan de baan der
ziel van een stervend mens."
"Gij denkt wel, er schuilt iets anders onder, en dit is de knoop welke ik u
ga ontbinden. Gij hebt altijd gedacht, meester Jan, dat ik te lijdzaam en
te traag was; maar luister wat ik deed, terwijl gij uit wraaklust het bloed
der vijanden nutteloos deed stromen. Ik heb onze pogingen tot de vrijmaking
des Vaderlands aan onze Graaf Gwyde bedektelijk doen kennen, en hij heeft
dezelve met zijn vorstelijke goedkeuring bekrachtigd.--Nu zijn wij geen
muitelingen meer, mijn vriend,--nu zijn wij wettige veldoversten onzes
Landheers.......!"
"Dank zij u, o Meester," riep Breydel in verrukking uit, "nu versta ik u.
Hoe trots klopt mij het hart bij die erenaam! Ja, ik was een muiter, en ik
wist het; maar nu een waardige krijger..... De Fransen zullen die
verandering terdege gewaarworden--dit zweer ik!"
"Van deze goedkeuring heb ik gebruik gemaakt, om al de vrienden van het
Vaderland heimelijk tot een algemene opstand te roepen, en dit is mij
gelukt: op de eerste uitnodiging zullen in alle steden van Vlaanderen
moedige Klauwaards als uit de grond oprijzen......."
De Deken der wevers werd door een heilvol vooruitzicht ontroerd; terwijl
een traan onder zijn ooglid glimde, drukte hij de hand van Breydel en, zijn
afgebroken rede hervattende, sprak hij: "En dan, mijn heldhaftige vriend
Breydel, o dan zal de zon der vrijheid in Vlaanderen geen enkele levende
Fransman meer beschijnen!--En uit schrik onzer wraak zullen zij ons de
Leeuw wedergeven. Aan ons--aan ons, zonen van Brugge, zal Vlaanderen zijn
verlossing schuldig zijn. Wordt uw geest niet door edele trotsheid vervoerd
bij die overtuiging?"
Breydel omarmde Deconinck met onstuimige blijdschap.
"Mijn vriend, o mijn vriend!" riep hij. "Uw woorden vloeien zo treffend
over mijn hart: een onbekend gevoel ontheft mij--ik ben de gelukkigste mens
op aarde! O vaderland, hoe groot maakt gij de zielen dergenen die u
beminnen! Zie, meester Pieter, op dit ogenblik zou ik mijn naam van Vlaming
voor de kroon van Philippe le Bel niet verruilen!"
"Gij weet nog alles niet, meester. De jonge Gwyde van Vlaanderen en Jan de
Graaf van Namen hebben met ons saamgespannen. Mijnheer Jan Borluut zal de
Gentenaren aanbrengen, in Oudenaarde hebben wij Mijnheer Arnold, in Aalst
Boudewyn van Papenrode. Mijnheer Jan van Renesse belooft ons al zijn
vazallen uit Zeeland, en nog meer machtige Leenheren zullen ons bijstaan.
Wat zegt gij nu van mijn lijdzaamheid?"
"Ho, ik bewonder u, mijn vriend, en dank God innerlijk dat hij u zoveel
vernuft gegeven heeft. Nu is het met de Fransen gedaan: ik geef geen zes
Groten voor het leven van de laatste!"
"Het is heden om negen uur in de morgen dat de Vlaamse heren moeten
bijeenkomen, om de dag der wraak te bepalen. De jonge Gwyde blijft als
Veldheer onder ons, de anderen keren onmiddellijk naar hun Lenen terug om
hun mannen gereed te houden. Het zou raadzaam zijn dat gij met mij ook
derwaarts gingt, dan zoudt gij de genomen maatregels, bij gebrek aan kennis
niet verijdelen. Wilt gij met mij tot in het witte bos bij den Dale
reizen?"
"Het zij volgens uw begeerte, Meester; maar wat zullen onze gezellen over
onze afwezendheid zeggen?"
"Daarin is alreeds voorzien; ik heb hun mijn vertrek kenbaar gemaakt, en
het opperbevel de Deken Lindens overgegeven: hij zal zich met onze mannen
naar Damme begeven en ons daar afwachten. Kom, wij vertrekken terstond,
want het wordt klaar dag".
Met allerhaast werden er twee zadelpaarden bereid, en nadat Breydel de
nodige bevelen aan zijn beenhouwers gegeven had, verlieten de twee Dekens
het dorp Sint-Kruis. Gedurende deze snelle reis was het hun niet mogelijk
veel te spreken, echter antwoordde Deconinck met korte woorden op de vragen
van Breydel, en ontvouwde hem het grote ontwerp der algemene
verlossing.--Na gedurende een uur met losse toom gereden te hebben zagen
zij de gescheurde torens van Nieuwenhove boven de bomen uitsteken.
"Dit is immers Nieuwenhove, waar de Leeuw zoveel Fransen verslagen heeft?"
vroeg Breydel.
"Ja, nog een halve mijl van het witte bos."
"Gij moet bekennen dat men onze heer Robrecht niet beter kon dopen, want
hij is een waarachtige leeuw als hij het zwaard in de vuist heeft."
Eer Breydel deze woorden geëindigd had, waren zij ter plaatse waar de
zwarte ridder de schakers der maagd had bevochten; zij zagen de bebloede
lijken op de aarde liggen.
"Het zijn Fransen!" morde Deconinck nevens de baan voorbijrijdende.
"Kom voort, meester Jan, wij mogen ons niet ophouden."
Breydel bezag dit ijselijk toneel met nijdige blijdschap, hij dreef zijn
paard heen en weer over de uitgestrekte lijken, en verplichtte het beest
dezelve te vertreden. Op de roep van Deconinck gaf hij geen acht, en
vertrapte het ene lichaam na het andere met een wrede nauwkeurigheid. De
Deken der wevers moest tegen dank bij hem terugkomen.
"Maar Meester Breydel," riep hij, "wat doet gij? Om Gods wil, houd op! Gij
neemt een eerloze wraak."
"Laat mij doen," antwoordde Breydel, "gij weet niet dat dit die soldeniers
zijn, welke mij in het aangezicht geslagen hebben.--Maar wat hoor ik?
Luister! Hoort gij ginds, in de puinen van Nieuwenhove, geen klank, als de
klacht ener vrouw? Ho welk gedacht! Zij hebben de Jonkvrouw Machteld langs
hier uit Male vervoerd...."
Op hetzelfde ogenblik sprong hij van zijn paard en zonder het ergens aan te
binden, liep hij uit alle kracht naar de puinen. Zijn vriend volgde hem
hierin na, doch Breydel was reeds op de voorhof van het slot eer Deconinck
van zijn draver gestegen was. Deze gebruikte dan nog enige ogenblikken om
de twee paarden bij de baan vast te maken. Hoe meer Breydel bij de puinen
naderde, hoe klaarder hij de klachten der maagd hoorde. Dewijl hij de
ingang der plaats waar zij zich bevond niet ras genoeg kon aantreffen, klom
hij op een hoop stenen en zag door het venster in de zaal. Hij herkende
Machteld bij de eerste blik, maar de zwarte ridder die haar wilde omhelzen
en tegen dewelke zij zich wanhopiglijk verweerde kon hem niet dan als een
vijand toeschijnen. Op dit gedacht trok hij de bijl van onder zijn kolder,
klom op de dorpel van het venster, en liet zich als een steen op de vloer
der zaal vallen.
"Boze schaker!" riep hij de zwarte ridder toe. "Eerloze Fransman!--Gij hebt
lang genoeg geleefd.--Gij zult niet ongestraft de handen op de dochter van
de Leeuw, mijn heer, gelegd hebben!"
De ridder stond als verstomd over die plotselinge verschijning en had de
bedreigingen van de Deken met verbaasdheid aanhoord, doch na hij zijn ogen
van de beenhouwer op het venster had gestuurd, herstelde hij zich enigszins
en antwoordde: "Gij bedriegt u, Meester Breydel, ik ben een zoon van
Vlaanderen. Bedaar, de dochter van de Leeuw is gewroken."
Breydel wist niet wat denken, hij trilde nog van toorn, maar de woorden van
de ridder, die in de Vlaamse taal antwoordde en hem bij zijn naam kende,
hadden macht genoeg om hem te wederhouden. Machteld had zich geenszins bij
de verschijning van Breydel verschrikt; in haar dwaling overtuigd zijnde
dat de zwarte ridder een harer schakers was, lachte zij met vreugde en
riep: "Dood hem! Hij heeft mijn vader gekerkerd--en wil mij bij de boze
Johanna van Navarra voeren,--de valsaard! Waarom wreekt gij het bloed uwer
Graven niet, Vlaming?"
De ridder bezag de Jonkvrouw met smartelijk medelijden en tranen barstten
in overvloed uit zijn ogen.
"Rampzalig kind!" was zijn zucht.
"Gij bemint en beklaagt de dochter van de Leeuw," sprak Breydel, de hand
des ridders drukkende, "vergeef mij, Mijnheer--ik heb u niet gekend."
Op dit ogenblik kwam Deconinck aan de ingang der zaal. Hij hief de handen
met verbaasdheid boven zijn hoofd, en zich voor de ridder op de knieën
werpende, riep hij uit: "O hemel! De Leeuw, onze heer!"
"De Leeuw, onze heer?" herhaalde Breydel, terwijl hij zich ook geknield
nevens de Deken der wevers plaatste. "God, wat heb ik gedaan!"
Zij bleven vol eerbied en diepgebogen voor de ridder, en zonder te spreken
zitten.
"Staat op, mijn trouwe onderdanen," sprak Robrecht van Bethune hun toe. "Ik
weet wat gij voor uw Vorsten gedaan hebt."
Nadat zij zich hadden opgericht ging hij voort: "Aanziet de dochter van uw
Graaf, en overdenkt hoe het hart eens vaders bij dit gezicht moet geplet
worden.--En niets om haar te helpen, geen voedsel, geen andere drank dan
het kille water der beek ... Gij ziet het, de Heer beproeft mij bij felle
slagen."
"Gelieft het u, doorluchtige Graaf, mij te bevelen dat ik u dit alles
bezorge?" vroeg Breydel. "Mag een gering onderdaan u daarin dienen?"
Bij deze vraag liep hij reeds naar de deur, doch een gebiedend teken van de
Graaf bracht hem terug.
"Ga," sprak hij, "zoek een geneesheer; maar het zij een trouwe onderdaan.
Eis van hem de eed dat hij niets van hetgeen hij zien of horen kan, zal
kenbaar maken."
"Heer Graaf," riep Breydel juichend, "ik weet juist een mijner goede
vrienden: de warmste Klauwaard van Vlaanderen. Hij woont te Waardamme, ik
zal hem welhaast hier brengen."
"Ik verzoek u dat gij hem de Leeuw van Vlaanderen niet noemt, en beveel u
beiden een eeuwig geheim.--Ga!"
Breydel verliet de zaal.
Na menigvuldige vragen, welke de Graaf de Deken der wevers over 's Lands
zaken deed, sprak hij: "Ja, meester Deconinck, ik heb in mijn gevangenis
door Mijnheer De Vos en door Adolf van Nieuwland uw mislukte pogingen
vernomen. Het is mij een groot genoegen nog zulke trouwe onderdanen te
hebben, terwijl de meeste Edelen mij verlaten."
"Waar is het, doorluchtige Graaf," antwoordde de Deken, "vele heren hebben
zich tegen het Vaderland verklaard; doch het getal der trouwgebleven
Edelen is groter dan dit der bastaarden. Mijn pogingen zijn ook niet
mislukt, zoals het uw graaflijke Hoogheid denkt: nooit was Vlaanderen nader
bij de verlossing; op het tegenwoordig uur zijn de heren Gwyde en Jan van
Namen, met talrijke andere Edelen in het Witbos bij den Dale vergaderd, om
een machtige samenspanning aan te gaan: zij wachten slechts naar mij[79]."
"Wat zegt gij, Deken, zo nabij deze puinen? Mijn twee broeders!"
"Ja Mijnheer, uw twee doorluchtige broeders en ook uw trouwe vriend Jan van
Renesse."
"O God! En ik mag ze niet omhelzen. Mijnheer De Vos heeft u gezegd op welke
voorwaarde ik mijn gevangenis heb verlaten; ik wil het leven van degene die
mij ogenblikkelijk de vrijheid schonk niet in gevaar stellen. Nochtans
begeer ik mijn broeders te zien, ik zal met u gaan, maar met gesloten helm.
Indien ik nodig oordele mij bekend te maken, zal ik u een teken doen, en
gij zult de bijzijnde ridders hun erewoord afeisen, dat zij het geheim van
mijn naam zullen bewaren; indien zij dit weigerden, zouden zij mij niet
kennen. Ik wil ook niet spreken."
"Uw wil zal geschieden, Mijnheer, wees verzekerd dat gij over mij zult
voldaan zijn, ik begrijp uw inzicht zeer wel ... De kranke Machteld schijnt
te slapen: de rust zij haar heilzaam!"
"Zij slaapt niet, het arm kind,--zij sluimert van vermoeidheid. Maar, mij
dunkt, ik hoor stappen van mensen. Nu ik mijn helm op het hoofd geplaatst
heb, kent gij mij niet meer,--vergeet dit niet."
De geneesheer kwam met Breydel in de zaal, hij groette de zwarte ridder met
eerbied en ging zonder spreken tot bij de kranke maagd. Nadat hij de gewone
onderzoekingen gedaan had, verklaarde hij dat de Jonkvrouw ten spoedigste
moest gelaten worden, en gaf haar vervolgens een vlijmsteek in de ader van
de linkerarm, terwijl de twee Dekens haar op het bed gevestigd hielden. De
Graaf zuchtte pijnlijk en wendde het hoofd naar de andere zijde der zaal.
Dit bloed, dat in een dansende straal uit de arm van zijn ongelukkig kind
sprong, liep hem als bittere gal over het hart, en deed hem van pijn
sidderen. Zijn droefheid met moeite overwonnen hebbende, keerde hij zich
weder tot zijn dochter, doch staarde op de grond. De geneesheer stuitte het
bloed der Jonkvrouw niet, dan nadat haar de krachten begaven. Zij hijgde
enige malen met geweld en verviel in een stuiptrekkende hartvang. Dan werd
haar de arm verbonden,--en zij scheen te slapen.
"Mijnheer," sprak de geneesheer, zich tot Robrecht kerende, "ik verzeker u
dat de Jonkvrouw geen gevaar loopt. De rust zal haar de geest herstellen."
Zodra de Graaf deze troostende woorden hoorde, wenkte hij de twee Dekens
en ging met hen uit de zaal. Buiten de puinen sprak hij tot Breydel:
"Meester, ik beveel mijn kind aan uw zorg. Keer terug bij haar en bewaar de
dochter uwer Graven tot mijn wederkomst. Meester Pieter, wij vertrekken
naar het Witbos."
Zijn draver gehaald hebbende reed hij uit de puinen. De Deken der wevers
vergezelde hem te voet, en liet zijn paard in de baan staan, alhoewel hij
er met de Graaf voorbijging, maar hij wist al te wel, dat het hem niet
betaamde nevens zijn Landheer te rijden. Een weinig voor het Witbos kwamen
een tiental heren hen tegemoet. Deze, Deconinck herkennende, keerden met
hem terug in het woud. De voornaamsten onder hen waren Jan Graaf van Namen
en de jonge Gwyde, beide broeders van Robrecht van Bethune, Willem van
Gulik, hun neef, Priester en Proost van Aken, Jan van Renesse de moedige
Zeelander, Jan Borluut de held van Weeringen, Arnold van Oudenaarde en
Boudewyn van Papenrode. De tegenwoordigheid van een onbekende ridder
boezemde hun het grootste mistrouwen in, ook bezagen zij Deconinck alsof
zij een spoedige verklaring eisten. De Deken der wevers kwam te midden
onder hen en sprak: "Mijne heren, ik breng u de grootste vijand der
Fransen,--de edelste ridder van Vlaanderen. Een gewichtige reden, waaraan
het leven van een edelmoedig mens gehecht is, verbiedt hem zich door UEdele
op dit ogenblik te laten kennen; gelieft het hem derhalve ten goede te
duiden dat hij zijn helm gesloten houdt en ook niet spreke;--want zijn stem
is u allen als de stem uwer moeder bekend. Mijn lang beproefde trouw is
UEdele een waarborg dat ik geen valse broeder zal aanbrengen."
De ridders verwonderden zich over die zonderlinge verklaring, en poogden in
hun geheugen de naam des onbekenden te raden; doch mits de tegenwoordigheid
van de gevangen Leeuw hun niet als mogelijk kon voorkomen, waren hun
gissingen vruchteloos. Zij betrouwden zich echter ten volle op de
voorzichtigheid van de Deken der wevers, en zonden hun dienaren in
verschillende richtingen, om hen voor een onverwachte verrassing te
beveiligen. Deconinck ving aldus aan: "Mijne heren, de gevangenis onzer
doorluchtige Landheren is de Bruggelingen zeer smartelijk geweest. Het is
waar, wij zijn menigmaal tegen hen opgestaan, omdat men onze voorrechten
wilde krenken, en wellicht hebt gij gedacht dat wij met de Fransen zouden
hebben samengespannen, maar gedenkt dat een edelmoedig en vrij volk geen
vreemde meesters kan lijden; ook hebben wij, sedert de verraderlijke
aanslag des Konings Philippe le Bel, ons lijf en goed menigmaal gewaagd,
menig Fransman heeft de euveldaad van zijn Vorst met de dood geboet, en het
bloed der Vlamingen heeft in Brugge bij beken gestroomd. In deze stand van
zaken heb ik mij verstout UEdele de mogelijkheid ener algemene verlossing
te doen gevoelen; want ik heb geoordeeld dat het juk diep versleten is, en
dus met een krachtige poging kan losgerukt worden. Een gelukkig toeval
heeft ons wonderlijk gediend: de Deken der beenhouwers het slot Male
vernield hebbende, heeft Mijnheer De Mortenay al de Klauwaards uit Brugge
doen vertrekken, en nu bevinden zich de ambachtsgezellen boven de
vijfduizend sterk te Damme. Zevenhonderd beenhouwers hebben zich bij ons
gevoegd.--En ik mag UEdele verzekeren dat deze laatsten, met hun Deken
Breydel, voor tienmaal zoveel Fransen niet wijken moeten,--het is een echte
leeuwenschaar. Wij bezitten nu een leger dat niet te misprijzen is, en
kunnen onmiddellijk tegen de Fransen ten strijde trekken, indien ons door u
de nodige hulp uit andere steden wordt toegezonden. Dit is hetgeen ik u
moest te kennen geven; het believe UEdele nu de nodige maatregelen te
nemen, want het ogenblik is gunstig: ik wacht uw bevelen om mij als een
trouwe onderdaan volgens dezelve te gedragen."
"Mij dunkt," antwoordde Jan Borluut, "dat een al te grote haastigheid ons
schadelijk zijn kan. Alhoewel de Bruggelingen opgetrokken en tot de strijd
bereid zijn, is het in andere steden zo ver nog niet gevorderd. Het ware te
wensen dat wij de wraak nog wat uitstelden, om des te meer middelen te
kunnen verzamelen: weest verzekerd dat het leger der Fransen door een
oneindig getal verbasterde Vlamingen en Leliaards zal versterkt worden. Wij
moeten denken dat wij de vrijheid des Vaderlands in het spel wagen, want zo
wij de strijd verloren, zou het voor altijd gedaan zijn:--dan mochten wij
het wapen wel aan de wand hangen."
Daar de edele Borluut door gans Vlaanderen als een kundige en wijze
krijgsman vermaard was, werd zijn rede door velen der bijzijnde ridders,
alsmede door Jan van Namen goedgekeurd. De jonge Gwyde kwam vooruit en
sprak met drift: "Overweegt toch, Mijne heren, dat ieder voorbijgaand uur,
een uur lijdens is voor mijn oude vader en voor mijn onzalige
bloedverwanten: denkt wat pijn mijn doorluchtige broeder Robrecht moet
uitstaan. Hij, die nimmer een honend gedacht kon verdragen, die hebben wij
twee jaar zonder hulp aan zijn vijanden overgelaten; wij hebben in een
laffe lijdzaamheid onze zwaarden laten roesten en de schande op onze
hoofden laten verzamelen. Indien onze gevangen broeders uit hun kerker tot
ons roepen konden, en vroegen: Wat hebt gij met uw degens gedaan, en hoe
hebt gij de plichten eens ridders gehandhaafd, wat zouden wij dan
antwoorden? Niets; het rood der schaamte zou onze wangen kleuren en ons
hoofd zou zich onder deze verwijting buigen. Neen, ik wil niet meer
wachten; het zwaard is uitgetogen--en ik zweer, bij de witte haren mijns
ouden vaders, dat de schede het niet meer ontvangen zal, dan met het bloed
der vijanden geverfd! Ik hoop dat mijn neef Willem mij in dit voornemen
door zijn bijstand zal versterken."
"Hoe eer hoe liever," riep Willem van Gulik. "Wij hebben nu lang genoeg het
lijden onzer ouders met droefheid aanzien. Het betaamt niet dat een Man zo
lang zonder weerwraak getergd worde. Ik heb het harnas aangetogen en nu
blijft het aan mijn lichaam, tot de dag der verlossing;--ik vecht met mijn
neef Gwyde en wil van geen uitstel horen."
"Maar, Mijne heren," hernam Jan Borluut, "veroorlooft mij u te doen
aanmerken dat wij, om onze mannen bedektelijk te vergaderen, tijd nodig
hebben, en dat deze hulp u zal ontbreken indien gij zonder ons te velde
trekt. Mijnheer Van Renesse heeft mij reeds een dergelijk gevoelen
uitgedrukt."
"Ik kan waarlijk vóór de vijftien dagen mijn vazallen niet te wapen
brengen," sprak Jan van Renesse, "en ik zou de heren Gwyde en Willem raden
zich volgens de ondervinding van de edele Borluut te gedragen. Het is
immers onmogelijk de Duitse ruiters zo dra tot hier te brengen? Wat dunkt
u, meester Deconinck?"
"Indien de woorden van een geringe onderdaan voor zijn Landheren mochten
gelden, zou ik hen ook tot de voorzichtigheid pogen over te halen, alhoewel
dit tegen mijn ontwerp is. Wij zouden in dit geval onze overige broeders
uit Brugge lokken en alzo ons leger vermeerderen; intussentijd zouden deze
heren hun vazallen kunnen vergaderen en gereed houden, totdat Mijnheer Van
Gulik met zijn Duitse ruiters terugkomt."
De zwarte ridder gaf menigmaal zijn misnoegen door de bewegingen zijns
hoofds te kennen; het was merkelijk dat hij grote lust tot spreken had,
doch hij weerhield zich telkens. Eindelijk moesten Gwyde en Willem zich
volgens de wil der andere heren gedragen, want deze waren gezamenlijk tegen
het voorstel der twee broeders. Er werd dan nader bepaald dat Deconinck
zijn volk te Damme en te Aardenburg legeren zou; Willem van Gulik moest
naar Duitsland om zijn ruiters te halen; de jonge Gwyde zou de soldeniers
van de Graaf, zijn broeder, uit Namen aanbrengen. Mijnheer Van Renesse
vertrok naar Zeeland, en de overigen ieder naar zijn heerlijkheid, om alles
tot de algemene opstand bereid te maken.
Op het ogenblik dat zij elkander de hand drukten om zich te verlaten
weerhield hen de zwarte ridder met een wenk, en sprak: "Mijne heren! ..."
Zijn stem bracht de verbaasdheid op de aanzichten der ridders, zij bezagen
elkaar met een vluchtige blik om hun eigen aandoeningen op het gelaat van
anderen te zoeken. Maar de jonge Gwyde sprong vooruit en riep: "O zalig
uur! Mijn broeder, mijn lieve broeder, uw stem dringt tot in de grond mijns
harten!"
Met onstuimig geweld rukte hij de helm van het hoofd des zwarten ridders en
sloeg hem de armen met liefde om de hals.
"De Leeuw, onze Graaf!" was de algemene galm.
"Mijn ongelukkige broeder," ging Gwyde voort. "Gij hebt zoveel geleden; ik
heb uw gevangenis zozeer betreurd--maar nu, o heil! Nu mag ik u omhelzen:
gij hebt uw ketens gebroken en Vlaanderen heeft zijn Graaf terug. Vergeef
mij mijn tranen, zij vloeien ter uwer liefde, bij de droeve heugenis uwer
smart. De Heer zij dank voor het onverwacht geluk!"
Robrecht drukte de jonge Gwyde met tederheid op zijn hart: dan wendde hij
zich tot zijn andere broeder, Jan van Namen, en na dezelve omhelsd te
hebben sprak hij: "Mijne heren, ik zou mij om hoge reden niet bekendgemaakt
hebben, maar het wordt mij een plicht u iets te zeggen dat uw besluit moet
doen veranderen. Weet dat de Koning van Frankrijk al zijn Leenmannen met
hun Laten gedagvaard heeft om tegen de Moren te gaan oorlogen. Mits hij die
tocht slechts aanneemt om de Koning van Majorca weder in het bezit van zijn
Rijk te stellen, is het zeker dat hij dit machtig leger veeleer tot het
behouden van Vlaanderen zal gebruiken[80]. De bijeenkomst is op het einde
van juni bepaald; dus nog één maand, en Philippe le Bel bevindt zich aan
het hoofd van zeventigduizend man. Bedenkt nu of het niet raadzaam zij dat
gij de verlossing vóór dit tijdstip bewerkt, later wordt dit onmogelijk. Ik
beveel u niets, want morgen moet ik naar mijn gevangenis wederkeren."
De ridders gevoelden de gegrondheid dezer reden, en kwamen overeen dat de
grootste spoed moest gebruikt worden. Dit veranderde hun ontwerp in dezer
voege.--Dat zij niet langer wachten en haastiglijk met alle mogelijke
bijstand bij Deconinck te Damme komen zouden. De jonge Gwyde werd, als de
naaste bloedverwant van Robrecht, tot Opperveldheer van het leger benoemd,
dewijl Willem van Gulik deze waardigheid uit hoofde zijns priesterschaps
niet wilde aannemen. Jan van Namen kon de Vlamingen persoonlijk niet
bijstaan, want in de roering die er ging gebeuren, bleef hem, om zijn
Graafschap te bewaren, werk genoeg op handen; maar hij zou hun een goede
bende Naamse ruiters toesturen. Korts hierop vertrokken de heren, elk naar
zijn heerlijkheid; Robrecht bleef alleen met zijn twee broeders, zijn neef
Willem en de Deken der wevers.
"O Gwyde!" sprak Robrecht op een droeve toon. "O Willem! Ik breng u een
nieuws zo schriklijk dat mijn tong het niet durft verhalen,--dat het
gedacht mij de ogen met tranen verduistert.--Gij weet hoe booslijk de
Koningin Johanna onze arme zuster Philippa heeft gevangengenomen: zes lange
jaren heeft de ongelukkige een kerker des Louvres tot woning gehad, en
binnen die tijd heeft zij haar vader noch haar broeders mogen zien. Gij
denkt dat zij nog op aarde is, want gij roept tot God om haar verlossing;
maar eilaas! Uw gebeden zijn nutteloos, onze zuster is met venijn vergeven,
en haar lichaam is in de Seine geworpen ...[81]!"
Wanneer de droefheid de harten der mensen al te fel schokt, berooft zij hen
ogenblikkelijk van gevoel; zo ging het ook met Gwyde en Willem: hun wangen
verbleekten, en zonder te spreken blikten zij neerslachtig op de grond.
Gwyde ontwaakte eerst uit die verbaasdheid.
"Het is dan waar," zuchtte hij, "Philippa is dood!--Maar o God, wees mij
You have read 1 text from Dutch literature.
Next - De Leeuw van Vlaanderen - 16
  • Parts
  • De Leeuw van Vlaanderen - 01
    Total number of words is 4444
    Total number of unique words is 1630
    38.9 of words are in the 2000 most common words
    55.6 of words are in the 5000 most common words
    65.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Leeuw van Vlaanderen - 02
    Total number of words is 4636
    Total number of unique words is 1491
    45.5 of words are in the 2000 most common words
    61.4 of words are in the 5000 most common words
    69.5 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Leeuw van Vlaanderen - 03
    Total number of words is 4674
    Total number of unique words is 1476
    47.2 of words are in the 2000 most common words
    64.0 of words are in the 5000 most common words
    72.3 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Leeuw van Vlaanderen - 04
    Total number of words is 4677
    Total number of unique words is 1415
    47.4 of words are in the 2000 most common words
    65.8 of words are in the 5000 most common words
    74.3 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Leeuw van Vlaanderen - 05
    Total number of words is 4694
    Total number of unique words is 1379
    47.4 of words are in the 2000 most common words
    65.1 of words are in the 5000 most common words
    73.5 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Leeuw van Vlaanderen - 06
    Total number of words is 4634
    Total number of unique words is 1429
    46.4 of words are in the 2000 most common words
    64.8 of words are in the 5000 most common words
    73.0 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Leeuw van Vlaanderen - 07
    Total number of words is 4578
    Total number of unique words is 1480
    44.4 of words are in the 2000 most common words
    62.9 of words are in the 5000 most common words
    71.8 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Leeuw van Vlaanderen - 08
    Total number of words is 4563
    Total number of unique words is 1510
    42.2 of words are in the 2000 most common words
    59.2 of words are in the 5000 most common words
    68.2 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Leeuw van Vlaanderen - 09
    Total number of words is 4626
    Total number of unique words is 1462
    43.3 of words are in the 2000 most common words
    62.7 of words are in the 5000 most common words
    70.9 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Leeuw van Vlaanderen - 10
    Total number of words is 4657
    Total number of unique words is 1421
    45.8 of words are in the 2000 most common words
    65.1 of words are in the 5000 most common words
    74.5 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Leeuw van Vlaanderen - 11
    Total number of words is 4670
    Total number of unique words is 1444
    46.5 of words are in the 2000 most common words
    65.8 of words are in the 5000 most common words
    74.0 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Leeuw van Vlaanderen - 12
    Total number of words is 4589
    Total number of unique words is 1454
    48.1 of words are in the 2000 most common words
    66.1 of words are in the 5000 most common words
    74.4 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Leeuw van Vlaanderen - 13
    Total number of words is 4690
    Total number of unique words is 1510
    43.5 of words are in the 2000 most common words
    62.3 of words are in the 5000 most common words
    71.4 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Leeuw van Vlaanderen - 14
    Total number of words is 4727
    Total number of unique words is 1488
    44.2 of words are in the 2000 most common words
    63.4 of words are in the 5000 most common words
    72.5 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Leeuw van Vlaanderen - 15
    Total number of words is 4721
    Total number of unique words is 1381
    48.2 of words are in the 2000 most common words
    65.8 of words are in the 5000 most common words
    75.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Leeuw van Vlaanderen - 16
    Total number of words is 4615
    Total number of unique words is 1431
    46.3 of words are in the 2000 most common words
    66.4 of words are in the 5000 most common words
    74.8 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Leeuw van Vlaanderen - 17
    Total number of words is 4613
    Total number of unique words is 1502
    44.7 of words are in the 2000 most common words
    61.8 of words are in the 5000 most common words
    70.2 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Leeuw van Vlaanderen - 18
    Total number of words is 4692
    Total number of unique words is 1389
    48.9 of words are in the 2000 most common words
    68.3 of words are in the 5000 most common words
    76.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Leeuw van Vlaanderen - 19
    Total number of words is 4662
    Total number of unique words is 1402
    46.0 of words are in the 2000 most common words
    64.3 of words are in the 5000 most common words
    72.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Leeuw van Vlaanderen - 20
    Total number of words is 4652
    Total number of unique words is 1426
    45.7 of words are in the 2000 most common words
    64.6 of words are in the 5000 most common words
    73.5 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Leeuw van Vlaanderen - 21
    Total number of words is 4559
    Total number of unique words is 1440
    44.6 of words are in the 2000 most common words
    64.0 of words are in the 5000 most common words
    72.7 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Leeuw van Vlaanderen - 22
    Total number of words is 4633
    Total number of unique words is 1522
    44.8 of words are in the 2000 most common words
    62.9 of words are in the 5000 most common words
    72.3 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Leeuw van Vlaanderen - 23
    Total number of words is 4601
    Total number of unique words is 1476
    45.6 of words are in the 2000 most common words
    64.1 of words are in the 5000 most common words
    72.3 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Leeuw van Vlaanderen - 24
    Total number of words is 4599
    Total number of unique words is 1412
    44.5 of words are in the 2000 most common words
    61.5 of words are in the 5000 most common words
    69.9 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Leeuw van Vlaanderen - 25
    Total number of words is 4590
    Total number of unique words is 1432
    42.8 of words are in the 2000 most common words
    60.1 of words are in the 5000 most common words
    68.7 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Leeuw van Vlaanderen - 26
    Total number of words is 4681
    Total number of unique words is 1299
    43.0 of words are in the 2000 most common words
    61.6 of words are in the 5000 most common words
    69.9 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Leeuw van Vlaanderen - 27
    Total number of words is 4655
    Total number of unique words is 1426
    44.5 of words are in the 2000 most common words
    61.7 of words are in the 5000 most common words
    70.0 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Leeuw van Vlaanderen - 28
    Total number of words is 4681
    Total number of unique words is 1444
    45.1 of words are in the 2000 most common words
    63.9 of words are in the 5000 most common words
    72.6 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Leeuw van Vlaanderen - 29
    Total number of words is 4562
    Total number of unique words is 1460
    40.3 of words are in the 2000 most common words
    57.6 of words are in the 5000 most common words
    65.3 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Leeuw van Vlaanderen - 30
    Total number of words is 4131
    Total number of unique words is 1603
    28.7 of words are in the 2000 most common words
    40.1 of words are in the 5000 most common words
    46.0 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Leeuw van Vlaanderen - 31
    Total number of words is 3905
    Total number of unique words is 1480
    30.1 of words are in the 2000 most common words
    41.0 of words are in the 5000 most common words
    48.0 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.