De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 1 - 06

Total number of words is 4427
Total number of unique words is 1461
42.1 of words are in the 2000 most common words
57.1 of words are in the 5000 most common words
63.0 of words are in the 8000 most common words
Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
minste staatkundig doel, en alleen om zich te verheugen in elkanders
aanschyn. Men ziet hieruit alweder hoe ongegrond de geruchten waren
omtrent zekere spanning die er zou bestaan hebben over de ware natuur
van onze geëerbiedigde vorstin. De lezer zal zich herinneren dat wy
die geruchten dan ook slechts onder reserve hadden meegedeeld."_
_Ten derde._ De derde en voornaamste reden van den wapenstilstand
was: nieuwsgierigheid. Wie zich op-nieuw boos maakte, of boos blééf,
of boosheid blyken liet, zou moeten vertrekken. En wie vertrok, zou
niet weten waarom meester Pennewip was komen vertellen dat er weer wat
aan de hand was met Wouter. Hieruit ziet men voor den duizendsten keer
dat alle zaken haar goede zyde hebben. Als Wouter Pieterse deugdzaam
ware geweest in meester's oogen, hadden die oogen waarschynlyk 't
lot ondergaan dat hun in zoo'n geval door den archaeoloog Klesmeyer
eenmaal in de oud-europeesche mythologie zou worden aangewezen.
--Maar meester, vroeg juffrouw Pieterse--na op 't overwonnen zoogdier
'n blik te hebben geworpen die gelden kon voor 'n: "waar blyf je
nou?" met rang van overwinningsbulletin--maar meester, wat heeft die
Wouter dan nu weer uitgevoerd?
--Ja, wat heeft Wouter weer gedaan? werd er bygevoegd door juffrouw
Laps, die zich verheugde omdat het gesprek 'n andere wending nam,
en tevens over de nieuwe misdaad die zy vernemen zou, omdat ze zoo
godsdienstig was. Want in de godsdienst is de zondaar 'n ding waarop
men zich oefent. En juffrouw Laps hield veel van oefenen, zooals we
gezien hebben.
Juist zou Pennewip 'n begin maken met de akte van beschuldiging, toen
de bel ging... nogeens...--"'t was f'r ons"--en de arme delinkwent
trad de kamer in.
Hy was nog bleeker dan gewoonlyk, en er was reden toe want er waren
vreemde zaken met hem gebeurd sedert Fancy hem opnam en meevoerde...
--Juffrouw Pieterse, begon Pennewip, myne school is beroemd tot op
Kattenburg... hoort gy dat, en verstaat gy dat?
--Och ja, meester.
--Ik herzeg: beroemd, en wel voornamelyk wegens de goede zeden die daar
heerschen... ik bedoel natuurlykerwyze: op myne school Godsdienst en
deugd staan by my op den voorgrond. Ik zoude u verzen kunnen toonen
over God... maar dit zal ik nu met stilzwygen voorbygaan. Het zy
ulieden genoeg, te weten dat myne school beroemd is tot op... wat zeg
ik... zelfs heb ik 'n zoontje gehad van iemand op Wittenburg--van den
blokkenmaker--en eenmaal zelfs ben ik schriftelyk geraadpleegd over
de verbetering van 'n knaapje wiens vader heel te Muiderberg woonde.
--Gut, meester!
--Ja, juffrouw Pieterse! ik ben nog in het bezit van den brief, dien
ik u zoude kunnen toonen als ik zulks verkoos--de man was doodgraver,
en die jongeling had zich overgegeven aan het teekenen van ongepaste
figuren op de zerken--maar juist dáárom--ik bedoele om de godsdienst
en deugd waaromtrent ik zoo beroemd ben--voel ik my verplicht u by
dezen medetedeelen dat ik niet verkies den goeden naam myner school
te zien verloren gaan door uw deugniet van 'n zoon die dáár staat!
De arme Wouter was onthutst. Dat klonk anders dan 'n pauselyke
aanstelling... die hy trouwens niet langer begeerde, want hy had
zoo-even 'n heel andere aanstelling bekomen die hem beter aanstond.
Z'n moeder wilde terstond overgaan tot wat zy haar godsdienst noemde en
hem 'n kastyding toedienen, om den meester tevreden te stellen en dezen
te toonen dat ook in haar huis deugd en goede zeden op den voorgrond
stonden. Maar meester vond beter het gezelschap te doen weten wat er
aan de hand was, om daardoor te gelyker-tyd het schuldbesef van den
patiënt inniger te maken.
--Uw zoon, juffrouw Pieterse, behoort tot de klasse der roovers,
moordenaars, vrouwenschenners en brandstichters...
Meer niet.
"Heilige genade! Goeie hemelsche gerechtigheid! Barmhartige
christenzielen nog toe! Och, lieveheeremenschelyke deugd, is 't
mogelyk! Wat 'n mensch moet beleven!" Zoo omtrent--maar ik sta niet
in voor de juistheid--was de stortvloed van uitroepingen waaronder
de tienjarige roover, moordenaar, vrouwenschenner en brandstichter
bedolven werd. Arme Wouter!
--Ik zal u 'n stuk voorlezen van zyne hand, zei meester, en wie daarna
nog twyfelt aan de verdorvenheid van dezen knaap...
't Heele gezelschap beloofde dat men er niet aan twyfelen zou. Het stuk
dat de meester daarop voorlas, was dan ook van 'n aard dat die twyfel
heel moeielyk viel, en ikzelf, die Wouter heb gekozen tot myn held,
zal moeite hebben den lezer te overtuigen, dat-i niet zóó slecht was
als-i er uitzag in z'n vreeselyk

"ROOVERSLIED.
Met myn zwaard.
Op m'n paard.
En myn helm op het hoofd.
Er op in! En den vyand den schedel gekloofd,
En vooruit!

--Christenzielen, riep 't heele gezelschap, is-i dol?

"En vooruit!
Op den weg,
Langs de heg,
Met een houw en een stoot
De dragonders verjaagd, en den markgraaf gedood...

--Lieve goeie god, wat heeft-i toch tegen dien markgraaf? jammerde
de moeder.

Om den buit!

--Zieje, 't is om den buit, zei juffrouw Laps, _ik_ zeg maar altyd,
men begint met 'n bybel, en...

"En die buit
Is myn bruid...

--Hebje van z'n leven... z'n bruid! De jongen heeft pas gewisseld!

"En die buit
Is myn bruid...
My gekocht met m'n staal...

--Met z'n st...a...a...a...l!

"En die buit
Is myn bruid,
My gekocht met m'n staal,
En ik voer, als een veêr, met my mee haar in 't zaal,
Naar de grot...

--Hemelsche genade, wat wil-i in die grot uitvoeren?

"Als de wind
Zoo gezwind,
Jaag ik voort met myn vracht,
En ik sla op haar schreien en kermen...

--Och, gerechtige vrede, 't mensch kermt 'r van!

"En ik sla op haar schreien en kermen geen acht,
Wat genot!

--Dat noemt-i genot! Ik word 'r koud van!

"En dan weer
Op-en-neer,
Rechts en links door het land...

--Lieve Jesis, daar gaat-i weer!

"En dan weer
Op-en-neer,
Rechts en links door het land,
Hier een villa verwoest, daar een klooster verbrand,
Tot vermaak!

--De hel zit in dien jongen... tot vermaak!

"En dan voort
Weer gespoord
Naar een nieuw aventuur...

--Alweer? Waar wil-i in godsheeren-naam nu weer naar toe? 't Is om
te bezwyken...

En dan voort
Weer gespoord
Naar een nieuw aventuur,
En myn reisweg geteekend met bloed en met vuur,
Om de wraak...

--Goeie god, wat hebben ze 'm toch gedaan?

"Want de wraak
Is de taak
Van den koning van 't woud...

--Is-i razend... 'k zal 'm koningen!

"Want de wraak
Is de taak
Van den koning van 't woud...
Die, alleen tegen allen zyn schepter behoudt...

--Wat 's dàt voor 'n ding?

"Die, alleen tegen allen, zyn schepter behoudt,
En banier!
Op, hoezee...
Wie gaat mee?

't Gezelschap rilde op die uitnoodiging.

"Op, hoezee...
Wie gaat mee?
Nu geen schepsel verschoond,
Nu de mannen gehangen...

--Lodderyn! Trui, je ziet dâ-k...

"Nu de mannen gehangen, de vrouwen...

--Lodderyn... lodderyn!

"de vrouwen gehoond...

--Lodderyn, lodderyn, lodderyn... Trui!

"de vrouwen gehoond,
Voor pleizier!"

--Voor pleizier... herhaalde meester op 'n graftoon, voor
pleizier! Hy... doet... die... dingen... voor... zyn... pleizier!
't Heele gezelschap lag in zwym. Ook Stoffel's pyp was uitgegaan. Maar
Wouter had iets kalms in z'n wezen, en toen z'n moeder hem genoeg
geslagen had om haar bezinning terug te krygen, legde hy zich niet
ontevreden neer in 'n hoekje van de achterkamer, waar-i weldra insliep
om te droomen van Fancy.



Nauwkeurig bericht omtrent den toestand der hoofdpersonen
van deze geschiedenis, na de katastrofe.

Den volgenden dag was er veel teruggekeerd tot de oude orde van zaken,
en om niet den schyn van lompheid op ons te laden, als bekommerden wy
ons niet over de personen waarmee wy een zoo genoegelyken avend hebben
doorgebracht, zullen we in 't voorbygaan aanstippen dat juffrouw Mabbel
weer aan 't bakken en machenetiseeren was gegaan, en vrouw Stotter aan
't bakeren. Ze veroordeelde de ongelukkige schepsels die aan hare zorg
werden toevertrouwd tot 'n twee- of driemaandelyksche onbewegelykheid,
zeker om den pasgeborenen 'n prettig denkbeeld inteboezemen van hun
nieuwbegonnen loopbaan, en om ze te straffen voor de brooddronken
luidruchtigheid waaraan ze zich hadden schuldig gemaakt voor hun
geboorte.
Meester Pennewip hield zich als gewoonlyk bezig met het fatsoeneeren
onzer gewezen aanstaande groot-ouwelui, en z'n pruik, nog niet
geheel hersteld van de ondergane aandoeningen, verlangde reikkrullend
naar zondag.
Klaasje van der Gracht had den prys gekregen, met 'n plechtig:
"ga zoo voort, myn zoon!" Dat-i gedaan heeft. Nog dagelyks zie ik
gedichten verschynen die zyn meesterhand verraden door duidelykheid,
bondigheid en geestverheffing, en daar ik verneem dat er kwaadwilligen
zyn die beweren dat de ongevaccineerde Klaasjen overleden is aan
de pokken, acht ik me verplicht hem in bescherming te nemen tegen
dien laster. 't Genie sterft niet, dat spreekt vanzelf, anders zou
't voor 'n genie niet de moeite waard wezen zich te laten geboren
worden. Doch al ware onze Klaas dood naar den mensch, zyn geest leeft
voort in z'n volgelingen, en dit vind ik 'n schoone onsterfelykheid.
Ook de familie De Wilde is niet uitgestorven, en zal niet sterven. Daar
ben ik zeker van.
Juffrouw Krummel vroeg haar echtgenoot of ze werkelyk 'n zoogdier was,
en hy die veel levenswysheid had opgedaan aan de beurs, antwoordde
na eenig overleg dat-i van zulke praatjes nooit meer geloofde dan de
helft. "In dit geval: de laatste" zeid-i er binnen-'smonds by.
Juffrouw Zipperman kadasterde burgerlyk voort, en was verkouwen. Maar
ze had het er voor over, want ze was 'n "schikkelyk mensch." Alleen kon
ze niet verdragen dat juffrouw Laps zoo hoog had opgegeven van haar
vader "in de granen" en van haar deugd. De oude Laps, beweerde zy,
was niet _in_ de granen geweest, maar er _onder_. Hy had ze namelyk
gedragen in 'n zak op z'n hoofd, dat heel anders is dan granen te
verkoopen, want wie wat verkoopt, staat alweer wat hooger dan wie wat
draagt. Dat had alzoo juffrouw Laps niet moeten zeggen. En wat haar
deugd betrof, ieder wist van die historie met den briefbesteller
die zulke zware bakkebaarden had. "'t Was niet om 't mensch te
skandeliseren, heere neen! 't Was maar dat men 't wist, en dat men er
van sprak... dàt was 't maar! Die juffrouw Laps mocht dus wel zwygen
van 'r deugd." Juffrouw Zipperman wou echter "de zegs_man_ niet wezen,
omdat kwaadspreken haar gewoonte niet was, maar de briefbesteller
keek nog altyd naar boven, als-i voorbyging... dat deet-i!"
Truitje en haar zusters zaten zoo goed mogelyk opgeschikt voor
't venster, en als er jongelui voorbygingen, trokken ze haar
gezichten in 'n plooi alsof ze nooit iemand godsdienstiglyk hadden
"terechtgebracht."
De juffrouw van onder-achter vertelde in de komeny dat ze verhuizen wou
"want 't was 'n schandaal by de Pietersens... 'n wààr schandaal." En:
"er had juist wat onder gestaan!"
Juffrouw Pieterse beredderde haar huishouden, en zag er uit als 'n
"mensch". Van-tyd tot-tyd "deed" ze haar godsdienst op de kinderen
die, als ze 't voor 't wenschen hadden gehad, gewis liever waren
ter-wereld gekomen by Alfoeren, Dajaks of andere verblinden die wat
minder gevoeligheid belyden in hun godsdienst.
Juffrouw Laps had byzonder goed geslapen, dien nacht. Wat my genoegen
doet. Ik zou wel meer van haar kunnen zeggen, maar dit houd ik vóór
me omdat ik nooit m'n onderwerp uitput.
Stoffel was naar z'n school gegaan, en had daar getracht aan de jeugd
verachting inteboezemen voor rykdommen, naar aanleiding van 'n gedicht
dat gemaakt scheen op 'n vliering, door iemand die vermoedelyk niet
veel last had van z'n rykdom. Maar de jongens waren onoplettend, en
schenen maar niet te vatten welk genoegen 'r in stak geen geld te
hebben om knikkers te koopen. Stoffel schreef die hardheid hunner
harten toe aan Wouter's wangedrag. Ze hadden zeker al gehoord van
den aanslag op 't leven van dien markgraaf, en van dat zonderling
logeeren in 'n grot. Daarom bewezen zy minder eerbied aan Stoffel,
dan hem toekwam als derden ondermeester met 'n verlengd buis.
En Wouter?
Deze was nog altyd in afwachting van de straf die hy zoo ruimschoots
verdiend had, want z'n moeder had hem te kennen gegeven dat de
"terechtstelling" van den vorigen avend maar 'n voorloopige
godsdienstoefening geweest was, en dat de eigenlyke bezoldiging
zyner zonde uitbetaald worden zou als ze daarover had gesproken
met huisdominee. Wat billyk was. Want, in zaken van godsdienst,
heeft de dominee--huis- of niet--'n stem. Hy wordt er voor betaald,
en studeert er voor. De menschen die dus beweren dat men wèl doet de
geestelyken uit z'n huis te houden, weten niet wat ze zeggen.
Maar intusschen wist Wouter niet wat-i zou aanvangen. Naar school gaan,
kon-i niet. Meester had hem uitdrukkelyk verboden verder meetescheppen
uit die bron van Wetenschap. Wandelen mocht-i niet. "God weet wat
je weer uitvoert als ik je-n-uit m'n oogen verlies" zei de moeder,
die voorgaf bevreesd te zyn dat-i weer zou losgaan op de klosters,
maar eigenlyk alleen daarom 't verlof tot uitgaan weigerde, omdat
Wouter dat verlof gevraagd had. Want ze meende, als velen, dat het
voor ondeugende kinderen nuttig is, in alles te worden gedwarsboomd.
Als Wouter sluw ware geweest, had-i misschien voorgewend verliefd
te zyn op die donkere achterkamer, om de trap te worden afgejaagd
tot zedelyke verbetering, en dan had-i 'n bezoek kunnen brengen aan
z'n molens.
En de voorkamer was hem verboden omdat de jonge-jufvrouwen "hem niet
konden zien." Met deze woorden namelyk drukten zy haar afschuw van
roovers en Wouter's verdorvenheid uit.
Ja, wèl was ze donker, die achterkamer! En ware zy maar alleen donker
geweest, doch ze was bovendien vuil, bekrompen, en gevuld met al de
dampen die de dagelyksche atmosfeer uitmaken van III, 7, b1 (Pp).
Als 'n looden domper drukt zoo'n verblyf iemand op 't hart, en
ik mag niet toegeven, aan wat misschien m'n plicht was, aan de
begeerte tot nauwkeurige beschryving van zoo'n hol, om niet oorzaak
te wezen van de misselykheid die auteur en lezer bevangen zou by
zulke beschryving. [10]


Wat vluchtige karakterstudie, gevolgd door 'n zot sprookje.

Maar als ik, die van-tyd-tot-tyd de werelddeelen doorjaag als 'n nieuwe
Mazeppa, als ik zoo op-eenmaal toegaf aan den benauwenden indruk van
'n keukenkamertje, hoe moet dan wel de ziel van dien armen Wouter
zyn benepen geweest tusschen de muren zyner woning, en in de sterk
toegehaalde banden van z'n geheel bestaan.
De arme jongen was bewindseld en bezwachteld van z'n geboorte
af. Kromme beentjes, bybelsche geschiedenis, engelsche ziekte, met
_twee woorden_ spreken, versjes over deugd en gehoorzame jongetjes,
mooi-handje geven, knielende avendgebedjes, toornige godsgerichten,
zwarte mannen voor stoute kinderen, "oogjes toe" voor en na 'n boteram,
slapen met opgetrokken knieën, _zonde_ doen, angst over gescheurde
broeken, godsdienstoefeningen met of zonder akkompanjement van
gevoeligheid... arme Wouter!
Ik weet wel dat duizenden en duizenden geen beter lot hebben, maar
juist daarom zeg ik: arme Wouter! Misschien dat die uitroep anderen
opwekt tot de klacht: arme _wouters!_
En al ware dit zoo niet, wat den een past, is te min of te nauw voor
'n ander, en Wouter's ziel was van ongewone leest.
Het kluchtig rooverslied dat hem was ingegeven door 't pas gelezen
boek, toonde hoe z'n maagdelyke verbeelding was getroffen door
de indrukken van wat hem groot voorkwam. Hy was nog geheel kind,
en bovendien 'n _goed kind_. Hy zou geen vliegje hebben leedgedaan,
zoodat de hoogst krimineele strekking van z'n lied alleen voortkwam
uit de zucht om op-eenmaal 't _hoogste_ te grypen, het _verste_
te bereiken, de _eerste_ te zyn, in 't wedperk dat z'n kinderlyke
fantazie hem had ingeleid.
Roover... goed! Maar dan ook 'n flinke roover, 'n roover boven alles,
'n roover zonder genade, 'n roover voor pleizier!
Van dat vrouwen-hoonen had-i eigenlyk geen begrip. Hy zei dat maar om
't rym, en wyl-i uit 'n paar zinsneden van z'n boek had opgemaakt
dat het zoo'n byzonder aangename uitspanning was.
Als-i voor z'n veertien stuivers toevallig 'n _Karel
Grandisson_--vervelender gedachtenisse!--had te lezen gekregen, zou
z'n gedicht van dien woensdag heel anders uitgevallen zyn, en hy had
misschien... ja zeker had-i dan de hand van verzoening gereikt aan
Slachterskeesje, en dien wellicht nog 'n paar griften toegegeven,
met volkomen vergiffenis voor 't onjuist verhuizen van dezen of
genen graaf.
Want het eigenaardige van gemoederen als dat van Wouter, is dat ze
geheel zyn wàt ze zyn, en verder gaan, in welke richting ook, dan
oppervlakkig scheen te liggen in de macht der indrukken die hen 't
eerst die richting volgen deden. Er zou van zulke karakters veel te
wachten zyn, wanneer niet het toeval--d. i. deze of gene natuurlyke
oorzaak die we niet kennen, en die we _toeval_ noemen uit schaamte
over dat gebrek aan kennis--wanneer niet zoo'n toeval zich vermaakte
de Wouters te doen geboren worden in 'n kring waar ze niet worden
begrepen... en dus mishandeld. [11]
Wouter zat met beide elbogen op de tafel, en liet daarop het hoofd
rusten. Hy scheen verdiept in 't _over'shandsche_ naadje dat Leentje
bezighield, maar we zullen terstond zien dat z'n gedachten elders
waren, en wel zeer ver van _Burgerstand III_, 7, _b_1(Pp).
Men had haar verboden te spreken met "dien kwajongen" en slechts
van-tyd tot-tyd, als juffrouw Pieterse de kamer verliet, vond Leentje
gelegenheid hem eenige troostwoorden toetevoegen, schoon 't haar in
't oog viel dat Wouter niet zoo bedroefd was als men vooronderstellen
zou van iemand die benepen zat tusschen de kastyding van gister
en den huisdominee van morgen. Want morgen zou de man komen om die
zaak aftedoen.
--Maar, Wouter, hoe kon je spreken van brandstichten?
--Och... ik meende... sjt!
--En die graaf... wat was dat weer met dien graaf?
--'t Was 'n markgraaf... sjt!
--Wat is dat voor 'n graaf? Zeker weer uit 'n ander huis?
--Ja... 't was de vader van Amalia. Maar dat is de zaak niet... ik
heb je wat te zeggen, Leentje... sjt!
--Amalia? Wie is Amalia?
--Dat was m'n bruid. Maar, Leentjen, ik wilde je zeggen... sjt!
--Je bruid? Benje gek, Wouter... je bruid?
--Ja, dat wàs ze... maar nu niet meer. Ik wou haar helpen, en dreef
daarheen... toen kwam er 'n eend... maar, Leentje, dat is de zaak
niet... ik begryp nu alles... sjt! Ik ben voorbygedreven... sjt!
--Wie ... waar ... wàt benje voorbygedreven?
--Amalia. Ze zat in 't kroos ... ik begryp nu alles ... ik ben ... sjt!
--Ik begryp er niets van, Wouter. Maar zeg eens, die vrouwen ... waarom
toch wou je die vrouwen...
Arme Leentje... _zy_ was nooit gehoond! Ze had er zooveel voor
over gehad!
--Die vrouwen stonden in 't boek. Maar, hoor eens ... ik ben ... sjt!
--En dat klooster?
--Dat doet er niet toe. Ik weet nu alles, alles... luister, ik zal
't je zeggen, Leentje ... sjt!
--M'n god, Wouter, jongen, wat mankeert je? Je kykt alsof je gek bent!
Wouter was opgestaan. Hy hief zich hoog op, richtte een fieren blik
naar de balken, legde de rechterhand op 't hart, stak de linker uit
als om 'n spaanschen mantel te drapeeren...
Men bedenke dat Wouter nooit in den schouwburg geweest was... ... en
zeide:
--Leentjen, ik ben 'n prins!
Daarop kwam de moeder binnen, en verwyderde hem met 'n paar oorvegen
uit Leentje's tegenwoordigheid.
Het prinsdom van Wouter lag in de maan... neen, veel verder.
Ziehier hoe hy gekomen was tot die nieuwe waardigheid.
Lang voor het begin dezer geschiedenis--ja, zéér lang geleden was
er 'n koningin der geesten, juist als in _Hans Heiling_. Ze heette
A-OO.
Ze bewoonde geen hol, zooals in _Hans_, maar hield haar hof ver boven
de wolken, wat luchtiger is en dan ook beter past voor 'n koningin.
Als ze uitging stoven de nevelvlekken op als stof, en met 'n waaierslag
verjaagde zy de firmamenten.
Haar kinderen speelden met planeten als knikkers, en klaagden dat die
zoo moeilyk waren weer te vinden na 't wegrollen tusschen 't huisraad.
Het zoontje der koningin, prins Upsilon, was verdrietig daarover,
en verlangde gedurig ander speelgoed.
De koningin liet hem 'n doosje siriussen geven, maar binnen weinig tyds
waren ook deze weer verloren. Doch 't was Upsilon's eigen schuld. Hy
had maar beter moeten achtgeven op z'n speelgoed.
Men stelde hem zoo goed mogelyk tevreden. Maar wat men hem ook gaf,
gedurig vraagde hy wat anders, wat grooters, en méér. Dit was 'n fout
in 't karakter van den kleinen prins.
De moeder, die als koningin der geesten 'n zeer verstandige vrouw was,
begreep dat het voor den kleine nuttig wezen zou zich 'n beetje te
gewennen aan ontbering.
Daarop gelastte zy dat men Upsilon eenigen tyd geheel zonder speelgoed
laten zou.
Dit geschiedde.
Men nam hem alles af. Zelfs de komeet waarmed-i aan 't kaatsen was
met prinses Omikron, z'n zusje.
Prins Upsilon was driftig van aard, en vergat zich in z'n uitdrukkingen
zóóver dat hy iets onëerbiedigs zeide over zyne moeder.
Ook prinses Omikron, verleid door zyn voorbeeld--want niets is
verderfelyker dan slechte voorbeelden--wierp met driftig gebaar haar
palet tegen 't heelal. En dat staat niet voor 'n meisje.
Nu bestond er in 't ryk der geesten 'n wet dat wie 't ontzag voor
de koningin uit het oog verloor, of iets tegen 't heelal aangooide,
daarvoor zou worden gestraft met tydelyk verlies van alle waardigheid.
Prins Upsilon werd 'n zandkorl.
Na zich 'n paarduizend eeuwen goed gedragen te hebben, werd hem de
heerlyke tyding meegedeeld dat-i bevorderd was tot mosplantje.
In deze hoedanigheid paste hy braaf op, en deed wat 'n goed mosplantje
behoort te doen.
Op zekeren morgen ontwaakte hy als poliep.
Dit geschiedde omstreeks den tyd toen de menschen begonnen hun spyzen
te bereiden met vuur.
Hy bouwde 'n paar werelddeelen, en werd 'n eeuw of duizend daarna
tot belooning van z'n yver veranderd in 'n garnaal.
Ook in deze betrekking had niemand de minste klachte over z'n gedrag,
en weldra ging-i over in de klasse der zeeslangen.
Hy vermaakte zich heel onschuldig door schuilhokje te spelen met de
zeelui maar deed niemand kwaad, en kreeg daarop vier pooten, met rang
van mastodont, en de vergunning zich wat te vertreden op 't land.
Met wysgeerige gelatenheid schikte hy zich in dien nieuwen stand,
en hield zich bezig met geologische opmerkingen.
Een paar millioen eeuwen later...
Als ik zoo van eeuwen spreek, houde men in 't oog dat al die tyd
te-zamen genomen in het ryk der geesten maar 'n klein kwartiertje
was... of juister: dat die tyd volstrekt _niets_ was. Want _tyd_ is
uitgevonden tot gemak van de menschen, zooals wy spelboeken geven aan
kinderen. Voor geesten is _toen_, _nu_ en _dan_ volkomen hetzelfde. Zy
grypen _gisteren_, _heden_ en _morgen_ te-zamen met één blik, even
als men zonder spellen 'n woord leest. Wat _was_ en _wezen zal_, is.
Dit wisten de Egyptenaars en de Feniciërs heel goed, maar de Christenen
hebben 't vergeten.
Fancy begreep dat Wouter niet _lezen_ kon, en daarom _spelde_ ze hem
Upsilon's geschiedenis vóór, zooals ik doe voor den lezer.
Een paar millioen eeuwen later alzoo, klom-i op tot olifant, en 'n
geestminuut of wat dáárna, dat is dus tien jaren--menschelyke jaren
ditmaal--vóór den aanvang van m'n verhaal, werd-i overgeplaatst in
de klasse der menschen.
Wat-i als olifant misdaan had, weet ik niet.
Maar, had Fancy gezegd, om nu niet verder teruggezet, en om binnen
weinig tyds hersteld te worden in z'n rang als prins van den geeste,
moest-i nu als mensch braaf oppassen, geen roofliederen maken, niets
verkwanselen, zelfs geen bybel... en dan zou 't wel gaan.
Ook moest-i zich schikken in de sleepeloosheid van juffrouw
Pieterse. "Dit wàs nu eenmaal zoo!" zei Fancy.
Die Fancy scheen 'n soort hofdame van Wouter's moeder te wezen, die
hem 'n bezoek bracht in z'n ballingschap om hem wat optebeuren en moed
in te spreken, opdat-i de tydelyke bestraffing die hem ten-deel viel,
niet zou opvatten alsof men boos op hem was.
Zy beloofde hem te bezoeken van-tyd tot-tyd...
--Maar, had Wouter gevraagd, hoe vaart m'n zusje?
--Uw zusjen is ook gestraft ... ge kent de wet. Doch zy is 'n
lief kind. Ze schikt zich geduldig in de kastyding, en belooft
beterschap. In den beginne is zy een luchtbolletje geweest, en heeft
zich als zoodanig onberispelyk gedragen. Daarop werd ze een maanstraal;
en ook in die hoedanigheid was er niets op haar te zeggen. Zy schéén
dat het 'n lust was, en uw moeder had geestkracht noodig om haar straf
niet te bekorten. Zeer spoedig is ze dan ook bevorderd tot geur, en
voldeed byzonder, want ze vulde de heelallen dat wy er hoofdpyn van
kregen. Dit gebeurde omstreeks den tyd toen gy begonnen zyt gras te
gebruiken. Weldra werd ze 'n vlinder. Maar uw moeder vond die konditie
niet geschikt voor 'n meisje, en liet haar daarom spoedig overgaan in
'n sterrenbeeld ... zie, daar staat ze ... ònder ons.
Wouter zocht Omikron, maar vond haar niet...
--Zie, zeide Fancy, dáár ... rechts ... neen, iets verder ... dáár
... dáár ... de noordster! Dat is haar linkeroog. Het rechter kunt
ge niet zien, omdat ze bukt naar Orion, haar pop, dien ze op haar
schoot houdt en liefkoost...
Wouter zag het duidelyk, en riep:
--Omikron ... Omikron!
--Neen, neen, sprak de hofdame, dat gaat niet, prins! Er staat
uitdrukkelyk in den last der koningin dat uw straf cellulair is. 't Is
reeds 'n groote gunst dat ge samen zyt opgesloten in één heelal. Toen
onlangs uw broertjes den melkweg hadden bemorst met zondvloeden,
zyn ze heel ver van elkaar gezet.
Wouter was daarover zeer bedroefd. Hy had zoo graag 'n kus gegeven
aan al die sterren met 'n pop op den schoot, die z'n zusje waren...
--Ach, Fancy, riep hy, laat me samenwonen met Omikron!
Fancy zeide niet: ja, en niet: neen. Ze had iets in haar wezen als
iemand die nadenkt over de mogelykheid van het tot stand brengen
eener hoogstmoeilyke zaak.
Maar Wouter, moed scheppend uit haar weifelen, herhaalde z'n bede:
--Ach, laat me samenwezen met m'n zusjen ... al moest ik weer gras
eten of werelddeelen bouwen, ik zal eten en bouwen met lust en met
yver als ik mag samenzyn met Omikron!
't Schynt dat Fancy bevreesd was iets toetezeggen wat boven haar
macht stond, en tevens dat het haar smartte die toezegging niet te
kunnen geven:
--Ik zal 't vragen, fluisterde zy, en nu...
Wouter wreef zich de oogen uit ... dáár was 't brugje ... dáár
de sloot...
Hy hoorde de eend, die hem nog altyd uitschold uit de verte...
Hy zag z'n molens weer ... ja, ja ... zy waren het!
Maar ze heetten niet meer ... hoe was ook weer die naam?
Die molens heetten _d'Morgenstond_ en _den Arend,_ en zy riepen zooals
houtzaagmolens gewoon zyn:

Karre karre, kra kra...

Daarop was Wouter naar-huis gegaan, en we hebben gezien wat hem
daar wachtte.



Plechtig bezoek van huisdominee, dat anders afloopt dan
de scherpzinnigste lezer kan voorzien. Taal, genade, 't
huis op den hoek, de gekompromitteerde vrouw uit Babilon,
prikkelslangen, napreek met gevoeligheid... arme Wouter!

Daar de lezer veel ondervinding heeft--ik zoek sedert jaren te-vergeefs
You have read 1 text from Dutch literature.
Next - De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 1 - 07
  • Parts
  • De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 1 - 01
    Total number of words is 4300
    Total number of unique words is 1606
    37.2 of words are in the 2000 most common words
    53.2 of words are in the 5000 most common words
    61.2 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 1 - 02
    Total number of words is 4469
    Total number of unique words is 1509
    38.7 of words are in the 2000 most common words
    53.5 of words are in the 5000 most common words
    60.4 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 1 - 03
    Total number of words is 4434
    Total number of unique words is 1588
    35.9 of words are in the 2000 most common words
    49.1 of words are in the 5000 most common words
    55.0 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 1 - 04
    Total number of words is 4520
    Total number of unique words is 1394
    41.0 of words are in the 2000 most common words
    54.8 of words are in the 5000 most common words
    61.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 1 - 05
    Total number of words is 4079
    Total number of unique words is 1461
    38.0 of words are in the 2000 most common words
    52.5 of words are in the 5000 most common words
    60.6 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 1 - 06
    Total number of words is 4427
    Total number of unique words is 1461
    42.1 of words are in the 2000 most common words
    57.1 of words are in the 5000 most common words
    63.0 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 1 - 07
    Total number of words is 4484
    Total number of unique words is 1498
    40.6 of words are in the 2000 most common words
    56.0 of words are in the 5000 most common words
    62.6 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 1 - 08
    Total number of words is 4648
    Total number of unique words is 1416
    43.4 of words are in the 2000 most common words
    60.2 of words are in the 5000 most common words
    67.0 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 1 - 09
    Total number of words is 4767
    Total number of unique words is 1319
    44.9 of words are in the 2000 most common words
    61.1 of words are in the 5000 most common words
    68.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 1 - 10
    Total number of words is 4552
    Total number of unique words is 1468
    42.9 of words are in the 2000 most common words
    58.5 of words are in the 5000 most common words
    66.0 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 1 - 11
    Total number of words is 4630
    Total number of unique words is 1487
    42.9 of words are in the 2000 most common words
    58.5 of words are in the 5000 most common words
    66.2 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 1 - 12
    Total number of words is 4674
    Total number of unique words is 1454
    41.9 of words are in the 2000 most common words
    57.8 of words are in the 5000 most common words
    64.8 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 1 - 13
    Total number of words is 4505
    Total number of unique words is 1463
    40.0 of words are in the 2000 most common words
    56.4 of words are in the 5000 most common words
    63.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 1 - 14
    Total number of words is 4655
    Total number of unique words is 1501
    40.8 of words are in the 2000 most common words
    55.8 of words are in the 5000 most common words
    63.4 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 1 - 15
    Total number of words is 4585
    Total number of unique words is 1576
    40.7 of words are in the 2000 most common words
    54.2 of words are in the 5000 most common words
    61.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 1 - 16
    Total number of words is 4431
    Total number of unique words is 1593
    38.8 of words are in the 2000 most common words
    52.8 of words are in the 5000 most common words
    60.4 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 1 - 17
    Total number of words is 4593
    Total number of unique words is 1575
    39.4 of words are in the 2000 most common words
    55.2 of words are in the 5000 most common words
    63.5 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 1 - 18
    Total number of words is 4522
    Total number of unique words is 1578
    38.5 of words are in the 2000 most common words
    53.6 of words are in the 5000 most common words
    60.9 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 1 - 19
    Total number of words is 4591
    Total number of unique words is 1432
    41.2 of words are in the 2000 most common words
    55.3 of words are in the 5000 most common words
    62.9 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 1 - 20
    Total number of words is 4525
    Total number of unique words is 1611
    36.0 of words are in the 2000 most common words
    51.8 of words are in the 5000 most common words
    58.6 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 1 - 21
    Total number of words is 4481
    Total number of unique words is 1536
    39.9 of words are in the 2000 most common words
    55.1 of words are in the 5000 most common words
    62.4 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 1 - 22
    Total number of words is 4680
    Total number of unique words is 1469
    40.7 of words are in the 2000 most common words
    54.6 of words are in the 5000 most common words
    63.2 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 1 - 23
    Total number of words is 4596
    Total number of unique words is 1462
    41.0 of words are in the 2000 most common words
    56.3 of words are in the 5000 most common words
    62.6 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 1 - 24
    Total number of words is 731
    Total number of unique words is 371
    43.0 of words are in the 2000 most common words
    57.0 of words are in the 5000 most common words
    64.6 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.