De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 1 - 10

Total number of words is 4552
Total number of unique words is 1468
42.9 of words are in the 2000 most common words
58.5 of words are in the 5000 most common words
66.0 of words are in the 8000 most common words
Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
"Ik zàl schieten! En gy, beloof my dat gy treffen zult.
"Ik zàl treffen!
"Gy zult schieten zoo goed als een jager dat kan? Met het doel om te
raken en te dooden? Werkelyk, de eerste hinde? Waarlyk? Zult ge?"
"Ja, ja, ik beloof dat alles. En gy, Telasco?"
"Kusco, ik beloof het u."
Den volgenden dag lagen de broeders in hinderlaag, als den vorigen. Wel
waren ze nu inderdaad jagers, die begeerig loerden op wild. Straks
omklemde de linkerhand de slangenhouten boog. Duim en voorvinger van
de rechter weerhielden den pyl tegen 't halfgespannen koord. Het oog
staarde over den gestrekten duim, zich richtend langs de punt van de
schicht naar de opening van het woud. O, lang vóór de hinde den top
des heuvels bereikt had, zou zy ditmaal getroffen zyn! Daar vloog
een bison snuivend uit de wildernis...zwynen...herten... een hinde...
Doodelyk getroffen stortte 't arme dier neer...
"Ik groet u, Inca van Peru!"
Dit riepen Telasco en Kusco te-gelyk, haastig te voorschyn tredend
uit het kreupelhout.
"Gy hebt verwonnen, Kusco... 't was _uw_ pyl!
"_De uwe, Telasco!_ 't Kàn de myne niet geweest zyn ... myn hand
sidderde toen ik schoot.
"Myn oog was verduisterd toen ik aanlegde.
"Heil u, Inca van Peru, Telasco bemind door Aztalpa!
"Heil u, Inca van Peru, Kusco den lieveling der zon.
"_Gy_, broeder!
"_Gy!_"
"Ik verzeker u dat _myn_ pyl...
"'t Kàn de myne niet geweest zyn...
"Den heuvel op!
Dit laatste riepen de beide broeders te-gelyk. En te-zamen ylden zy
naar de plek waar de hinde gevallen was...
"Ik zie uwe kleur ... riep Kusco, nog op een afstand.
"Onmogelyk broeder... de pylveêr is... blauw! En 't _moet_ blauw
zyn, want...
"Het _moet_ rood zyn, want...
Twee schichten hadden de hinde het hart doorboord. Beide broeders
hadden getroffen, maar beiden hadden geschoten met verwisselde kleur.
Want 's nachts was Kusco, voorzichtig als 'n misdadiger, geslopen in
de woning van Telasco, en hy had een rooden pyl geroofd uit den koker
zyns broeders. En niet moeielyk was deze diefstal, want Telasco's
legerstede was ledig. Er was niemand ter bewaking van de wapens,
waarmeê hy niet wilde overwinnen...
Waar was de zorgelooze Telasco, toen Kusco hem beroofde? Telasco was
ter-sluik zyns broeders woning binnengetreden, om den blauwgeveêrden
pyl te stelen, waarmeê hy Kusco wou maken tot Aztalpa's uitverkorene,
tot Inca van Peru. Begryp je 't, Femke?
--Ja ... maar...
--Je moet altyd denken, 't was vèr van hier, en 't is lang
geleden. Luister verder. Nu waren de beide broeders zeer bedroefd,
en Aztalpa ook. Ze wist niet wat ze doen moest, en bad aan de zon. Dit
deed Kusco ook, en ook Telasco. Maar de zon antwoordde altyd hetzelfde:
dat Aztalpa kiezen moest...
--Antwoordde de zon altyd, als men haar om raad vraagde?
--Altyd. 't Staat zoo in 't boekje... 't was vèr, weetje. Nu, Aztalpa
moest kiezen. Daar was niets, niets, niets tegen te doen. En toch
wou ze niet, en riep maar al dat zy liever sterven wilde.
Toen kreeg Telasco weder een licht in zyn ziel, en hy zeide:
"Verhevene dochter van de zon, u geschiede naar uwe begeerte. Gy wilt
niet kiezen, Aztalpa... welnu, ge zult sterven...
--O God, riep Femke...
--Stil, Femke, luister goed. Telasco meende het niet, dat zal je
zien. Hy zeide dat zy sterven moest, en daar-i begreep dat Aztalpa niet
zou gelooven dat hy dit inderdaad bedoelde legde hy haar uit, waarom:
"Gy moet sterven, Aztalpa. Om uwentwil zou er verdeeldheid komen in
't land van Peru. Ieder die Kusco bemint, wenscht dat ge my kiest,
omdat men weet hoe 't den goeden Kusco zou bedroeven, my verstooten
te zien. En wie my liefheeft, vordert dat ge aan Kusco uwe hand
reikt, wyl men beseft hoe 't my zou smarten, gelukkig te wezen by zyn
wanhoop. Gy moet sterven, Aztalpa! Geen burgeroorlog mag 't gevolg zyn
der verdeeldheid van uw hart. Na uwen dood, als ge zult opgevaren zyn
tot den oorsprong van uw bestaan, zal er geen scheiding wezen tusschen
de offerwolken die u onze liefde boodschappen, noch tweërlei toon in
de zangen des volks van Peru. Eenstemmig zullen onze gebeden opstygen,
en er zal geen wanklank van verdeeldheid zyn in onze lofliederen. Daar
... daar ... daarboven, zyt ge ons beiden even naby, Aztalpa! Daar
kunt ge ons beiden gelyk deel geven in den oneindigen rykdom uwer
bescherming. Gy zult Kusco antwoorden in 't ruischen der palmen, zonder
dat ik te-vergeefs naar uw stem luister in de muziek van de zee. Hem
en my zult ge verschynen in den droom... en myn arm zal niet slap
nêervallen by de gedachte aan Kusco's verlatenheid, noch hy bedroefd
zyn door 't besef dat zyn genot my de ziel verscheurt. Voor 'n liefde
als de uwe, Aztalpa, is almacht noodig. Wéés almachtig, gy kunt het,
gy moogt het, gy moet het! Dat is de wil der zon, die 't wist dat gy
noch Kusco zoudt kiezen, noch my, maar dood en verheffing tot geest,
omdat een menschenhart te nauw is tot bevatting van zoo veel gevoel.
Sterf dus, Aztalpa, sterf, en verhef u tot licht. In uw hart is geen
plaats voor ons beiden, maar wel zal er plaats wezen voor ons beiden
op uw graf, als ge zyt opgevaren ten hemel...
Aldus sprak Telasco.
Kusco zweeg.
En Aztalpa zeide:
"Broeders, ik ben bereid."
En kort daarna vergaderden de priesters en de koning, in het woud
op den berg, waar men gewoon was te offeren aan de zon. En daar was
veel volks byeen gekomen om den rook te zien, waarin Aztalpa zou
opvaren. Want, nadat zy gedood was, zou ze verbrand worden.
Je weet, Femke, de rook gaat altyd naar boven. Dat is om optestygen,
weetje?
--Ja, antwoordde 't meisje, met 'n overtuiging als-of ze Velleda
zelf was. Och, ze had 'r boekje vergeten, en was ontrouw aan al
haar Heiligen.
--O God, Wouter, 't doet me zeer! Moest Aztalpa nu waarlyk sterven? 't
Was wreed van Telasco...
--Wat zou jy gedaan hebben, Femke?
--Ik zou, ik zou... ik weet het waarlyk niet, Wouter.
--Zieje, 't was moeilyk. Nu, daar stond Aztalpa, tusschen de beide
broeders. Ze was in 't wit gekleed, en een witte sluier hing haar
over 't gelaat. Het volk zong een treurig lied. Men knielde. Aztalpa
omhelsde haren vader, groette de menigte met de hand, en riep:
"Ik ben gereed. Broeders, geleidt my!"
Zy reikte aan beiden de hand, en trad fier naar den
brandstapel. Kusco's houding was gebogen, en zyn tred was
wankelend. Maar Telasco scheen moediger. O, Femke, hy wist dat Aztalpa
niet sterven zou...
Een diepe ademhaling verluchtte Femke's gemoed. Met open mond staarde
zy Wouter aan, als wilde zy de vreeselyke ontknooping opvangen met
al de kracht van haar ziel.
--Neen, zy zou niet sterven, en ik geloof dat Telasco het wist. Hy
trok den gewyden dolk, bad Aztalpa om vergeving... Kusco stond met de
handen voor 't gelaat... Aztalpa kruiste de armen voor de borst...zy
boog het hoofd...
Daar viel ze eensklaps op de knieën voor Telasco:
"Broeder... één oogenblik! Eéne bede! ach, laat my den dood ontvangen
van Kusco's hand!"
Telasco slingerde den dolk weg, en riep:
"Geloofd zy de zon, zy heeft gekozen! Volk van Peru, daar staat uw
Inca! Aztalpa, vaarwel!"
Alle Peruanen bogen daarop het hoofd voor Kusco.
Maar, toen deze z'n broeder zocht, was Telasco verdwenen. Men heeft
hem nooit wedergezien. Vindje 't niet mooi, Femke?
--Hoor, Wouter, als dat meisje geweten had hoe Telasco haar verzoek
zou uitleggen, had ze 't niet gedaan. Maar de vertelling is mooi. Ik
wou wel eens weten, of zoo iets waarlyk gebeuren kan?
--Ver van hier, en lang geleden, Femke. In allen geval, 't staat zoo
in 't boekje. Maar nu moet ik naar huis want ik heb geen stuiver om
den poortman te betalen, als ik binnen kom na achten. Och, Femke,
ik wou zoo graag dat m'n vers al af was...
--'t Zal wel gaan. Denk maar aan Telasco. Die had ook iets moeielyks
te doen.
--Neen, ik zal denken aan 't meisje. Goeden avend, Femke...
Wouter kreeg een zoen, zoo hartelyk als-i verdiend had met z'n
vertelling. En droomend van Aztalpa, die op 'n bleek paste, stapte hy
door de aschpoort, en naar huis. De maan scheen helder, en 't speet
hem, dat-i niet nog wat by Femke had kunnen blyven. Hy verbeeldde
zich dat hy nu by 't maanlicht, beter nog dan anders zou verteld
hebben. Maar 't kon niet, om den stuiver, dien-i niet had.

Wouter's _droom_.
--Moeder, Wouter knypt me! riep Laurens, den volgenden nacht,
en jufvrouw Pieterse klaagde, met recht vind ik, dat "die jongen"
zelfs in den slaap z'n rust niet houden kon.
Ziehier de oorzaak waarom Wouter z'n broeder Laurens zoo onheusch
bejegende.

DAAR ZAT EEN SLAPEND MEISJE IN 'T GRAS... OF 'T FEMKE WAS?
Wat stond zich de maan te vervelen,
Dien avend in 't luchtruim alleen!
De sterretjes waren verdwenen.
Omdat zy te flikkerend schéén.
Het is voor zoo'n maan niet pleizierig
Alleen aan den hemel te staan.
Die eenzaamheid brengt aan het kniezen,
En helpt het humeur... naar de maan.
Ze zocht hier-en-daar wat verstrojing,
En troostte wat smachtend gevoel,
En hielp een paar dichters aan verzen,
Maar bleef als die verzen zoo koel.
Zy straalde wat hoop in de harten,
En droogde in 't voorbygaan een traan,
Maar 't mooist wordt ten-laatste vervelend...
Ze had dit zoo vaak al gedaan.
Zy gaapte, en ze keek, en ze staarde...
Vervelend was al wat ze zag.
"Och, riep zy, als dàt niet verandert,
"Dan neem ik als maan m'n ontslag.
"Ik sta als een gek te schynen,
"En schitter me kreupel en lam.
"Geen mensch die me 'r ooit voor bedankte,
"Of die er notitie van nam.
"Dat menschvolk is bitter ondankbaar!
"Voor 't zonnetje maakt men zich mooi,
"Háár opent men deuren en vensters...
Als ik kom dan... gaan ze te-kooi.
"Men moest daar beneden bedenken
"Dat 'k nooit van m'n overvloed scheen.
Ikzelf sta in 't kryt by m'n zuster...
"Die leent me... sints Genesis één.
"'t Is drukkend--vooral aan famielje--
"Zoo'n schuld van 'n eeuw of wat licht!
"Ik schrik als de zon me komt manen,
"En bleek wordt m'n mane-gezicht."
Zoo pruilde op een avend het maantje,
En dit had de nachtwind verstaan.
Hy vond dat ze recht had tot treuren,
En was met haar droefheid begaan.
En suizend begon hy te jagen
Langs wegen en vaarten en wei:
"Hop ... hop ...al wat mee kan, aan 't dansen,
"Wy geven de maan een party!
"Hop, hop... in de rondte... naar boven...
"Omlaag weêr... omhoog weêr... hop, hop!"
Daar dansten de bladen in de ronde,
Of schuifelden voort in galop.
Daar knakten de takken der boomen,
En zeiden de stammen vaarwel,
En zwierden als dansende spoken,
En speelden een wonderlyk spel.
Daar vlogen de pannen der daken,
En namen hun deel aan het feest.
De schoorsteenen bogen deemoedig,
Als waren zy hoflui geweest.
De molens vergaten het malen,
En noodden de boomen ten dans,
En walsten met hunne beminden
Op hun muren en wallen en schans.
"Hop, hop... in de rondte... vooruit maar...
"Dien weg uit... omlaag by de poort...
"Wat 'n vischlucht!... om 't even... vooruit maar!
"Hop, hop weêr, en lustigjes... voort!"
_Daar zat een slapend meisje in 't gras... of 't_ Femke _was?_
Daar naderde joelend de bruiloft,
En huppelde om 't slapende kind.
Haar bleekgoed rees op van de zoden,
En danste op muziek van den wind.
Daar neigden de hemden potsierlyk,
En boden elkaêr hun manchet.
Daar danste een pudiek chemisetje
Met 'n onderbroek een menuet.
Daar lonkte de slaapmuts van passie,
En maakte haar pluimpje zoo mooi.
En drukte aan het fladderend jabootje
Heel sentimenteelig de plooi.
De zakdoeken werden zoo dartel,
En waagden zich boven hun stand,
En reikten aan nuffige kraagjes
Hun opengewerkten rand.
De slobkous, verliefd van complexie,
Maakte aan een fichutje de cour,
En sloot het verrukt in z'n knoopen,
En zuchtte zoo innig: bonjour!
Daar walste een bretel met een vestje,
Een kindersok met een servet,
En 't windje gaf lustig de maat aan,
En maakte geen eind aan de pret.
En warrelde vroolyk daartusschen,
En joeg alles rond op de baan ...
En suisde: "hop, hop ... à vos dames ...
"Wy geven een bal aan de maan!"
_Daar zat een slapend meisje in 't gras... of 't_ Femke _was?_
En dichter en dichter gedrongen,
Sprong alles om 't slapende kind ...
Daar fladderden wild haar de lokken
Omhoog, op muziek van den wind ...
Eén glimlach ... één zucht ... en daar stond ze!
En ylings ... de stoet nam haar meê,
En droeg haar ... o hemel ...

--Femke ... Femke!
--Femke, Femke! riep Wouter in den slaap, en greep naar de verschyning,
die in een wolk van kousen, sokken, onderbroeken, hemden en
halsboordjes, op weg was naar de maan ...
Het was by die gelegenheid, dat de letterzettende Laurens zoo geknepen
werd, dat-i wel genoodzaakt was tot het nachtrumoer waarmeê dit
hoofdstuk zoo dramatisch begint.
Het "huis" Pieterse vergaderde voor Wouter's bed. Daar was de edele
stamvrouw, gehuld in 't eerbied-inboezemend jak, dat in breede plooien
neerviel op den zwart-merinossen rok. Daar was Truitje met haar
domme blauwe oogen. Myntje en Pietje... och wat zeg ik: zoo heetten
de meisjes niet meer, na 't verhuizen. Truitje was Gertrude geworden,
zoo goed als 'n ongekeurde vorstin van Hessen. Myntje heette nu Mina,
en wie haar pleizier woû doen, sprak de _a_ uit als een _e._ Dat
gaf zoo'n fransche klank, vond ze. Maar haar onnoozel gezicht stond
nog precies even onbeduidend als voor de naamsverandering. En Pietje
heette Petró. Stoffel had gezegd dat dit een fatsoenlyke naam was.
Hyzelf kwam ook voor 't licht, en verbaasde zelfs z'n moeder die
zooveel van hem wachtte, door z'n deftigheid in gang en houding.
--Wat scheelt je dan toch, jongen? riep ieder tot Wouter.
--O, moeder, moeder ... Femke!
--De jongen is gek, was 't eenstemmig oordeel der Pietersens.
En geheel ongelyk hadden ze niet. Wouter ylde.
--Ze zouden haar wegdragen ... al draaiende ... altyd in de rondte
... en ze sloot zich aan den rook die opstygt ... opstygt ... dochter
van de zon, beslis ... hier is Telasco ... neen, sterven zult gy niet,
Emma, Aztalpa ... Femke, o god, blyf, blyf ... ik zal op de bleek
passen ... ik zal de hinde schieten ... blyf, Femke, blyf ... een
weduwnaar met god ... samen door de ivoren poort ... daar gaat ze
weêr ... alléén ... omhoog ... Omikron, blyf!
--Als we eens den dominee lieten roepen? vraagde de moeder,
aarzelend. Ze wist niet of er gebeden moest worden, of gestraft
... of beide.
En voor 't eerst van z'n leven misschien, had Stoffel een goede
gedachte:
--Moeder, ik geloof dat er een dokter noodig, is ... Wouter is ziek.
Zoo was het. De arme jongen was aangetast door 'n
zenuwzinkingkoorts. Dit was een geluk voor hem, want de geneesheer
die hem behandelde, was een menschenkenner, die door liefderyke
terechtwyzing een heilzamen invloed had op Wouter's gemoed. Maar dit
kon eerst later geschieden, want in den beginne was de ziekte van
't kind gevaarlyk. Ook voor jufvrouw Pieterse was de kennismaking
nuttig. De dokter vertelde haar, tot 'r groote verbazing, dat men z'n
kinderen niet als pakgoederen mag opstapelen in een bedstee. Dat er
lucht, licht, leven, beweging, _genot_ noodig is tot ontwikkeling van
ziel en lichaam. Dat _straffen_--met of zonder _Heer_ dan--niet te-pas
komt. Dat haar godsdienst best achterwege kon blyven by de opvoeding
... en meer zaken van deze soort, die jufvrouw Pieterse nooit gehoord
had, en waartegen ze nog-al niet heftig opstond, omdat de dokter ...
--Gut, jufvrouw Laps, uwe moest eens maken dat uwe hier was, als-i
komt. Hy schryft z'n receppies met 'n gouwe pen, en z'n koetsier
heeft een bruine beer om z'n hals ...
Ja, juist! zoo'n gouden pen en een beerehuid! Och, als alle menschen
die waarheid voorstaan, hun koetsier behoorlyk konden kleeden,
dan zou 't gauw gedaan wezen met veel vooroordeelen. Maar meestal
is dit zoo niet. Jazelfs, ik ken waarheidlievende personen die in
't geheel geen koetsier houden, met of zonder beerevellen dan. En
ook de gouden pennen zyn gewoonlyk in verkeerde handen.
--Ik wou maar, dat jufvrouw Sipperman eens kwam juist als de dokter
er was. Ga 't haar eens zeggen, Sertrude ... dat Woutertje ziek is,
meen ik ... en zeg dat we koffidrinken zoo tegen twaalfe ... zoo
laat kwam-i gister. En jy Leentje, ga eens na de kommeny ... er moet
toch zout wezen ... en maak 'n praatje ... 't is niet om te praten,
weetje ... je weet, ik hou niet van praterigheid ... 't is maar,
weetje, om te weten of de menschen 't gezien hebben? En jy, Petró,
denk er om dat je me een schoone mus geeft als-i weêrkomt, want 't is
m'n 'n man ... zoo'n dokter! Ik ben der ontdaan van, zoo als-i sprak
... en je moet hem niet zoo aangapen, Mina, dat staat niet ... maar
ik ben benieuwd of ze 't gezien hebben in de komeny.
Ik wou niet graag te hard oordeelen, maar waarachtig, ik geloof dat
jufvrouw Pieterse schik begon te krygen in Wouter's ziekte. Er was iets
voornaams in dat dokters-koetsje voor de deur. _Alas, poor mankind!_



_Weêr een avendje._
--Maar, lieve jufvrouw Pieterse, hoe moet het nu met m'n oom? Jelui
bent allemaal gevraagd, en ik heb 'm gezegd dat er een vers wezen zou.
--Dat 's moeielyk, jufvrouw Laps. Je begrypt dat het wurm nu geen
verzen maken kan. Wat denk je over Stoffel? Als we 't hèm eens vroegen?
--Ik heb er niets tegen, als er maar een vers is. Anders ben ik
geskandeliseerd.
Stoffel werd uitgenoodigd Wouters plaats te vervullen. Hy had er
veel tegen.
--Moeder, uwe begrypt dit zoo niet, maar eigenlyk zou ik te-kort
doen aan 't respekt. Want, ziet-u, als men zoo omgaat met de jeugd,
dan is respekt nummer een, en zoo'n vers...
--Maar de jongens op je school hoeven 't niet te weten...
--'t Woord komt altyd verder dan de man, moeder. Dat weet uwe zoo
niet. Op de diaconie-school was een kweekeling die ook verzen maakte
... en wat is er van gekomen? Hy is naar de Oost, moeder ... en hy is
me nog de helft schuldig in een kruik inkt. Zieje, moeder, dat komt
er van. Ieder moet op z'n zaken passen. Zoo'n vers ... dat is goed en
wel voor een jongetje als Wouter ... maar als men zelf onderwyzer is...
--En meester Pennewip dan? vroeg jufvrouw Laps.
--Juist, riep Stoffel, als-of deze aanhaling hem hielp in de
bewysvoering. Juist, zieje, meester Pennewip...
--Ik heb een vers van hem gelezen, Stoffel!
--Juist ... je hebt een vers van hem gelezen ... dat is ... dat
komt... hoe zal ik 't je nu precies uitleggen, jufvrouw Laps. Je
begrypt, by zoo'n vak als 't onderwys, heb je allerlei soort van
dingen. Daar heb je by-voorbeeld de aardrykskunde. Nu zal ik maar
eens zeggen: Madrid ligt aan den Manzanares, begrypt u, moeder?
--Jawèl, jawèl, Stoffel, dat is byv. of je zeggen zou...
--Amsterdam aan 't Y. Precies. En dan heb je weêr heel andere dingen,
want jufvrouw Laps, je kunt je niet voorstellen, wat er al zoo by dat
onderwys te-pas komt. Een kruidenier mengt z'n suiker met wat anders,
en dan moet ik kunnen uitrekenen hoe duur hy 't pond moet verkoopen,
om geen schaê te hebben, verbeeld je eens! En dan heb je nog de
gezelschapsrekening, en de breuken, en de werkwoorden ... maar nu
moet ik weg, anders slaan de jongens den boel stuk.
Stoffel ging dien middag vroeger naar z'n school dan gewoonlyk, en liet
jufvrouw Laps heel ongesticht achter. 't Mensch wou maar niet begrypen,
hoe Madrid en die kruidenier met de breuken, hinderpalen konden wezen
voor Stoffel's rymgenie of schoolmeestersfatsoen. Jufvrouw Pieterse
praatte het goed, ik weet niet hoe, en ze stuurde jufvrouw Laps naar
meester Pennewip zelf.
De man zag vreemd op, by 't bezoek van het vertoornde zoogdier,
maar was weldra gerust gesteld omtrent haar bedoeling.
--Tot welke klasse behoort uw oom, jufvrouw?
--Wel ... tot de klasse van ... van ... meent u weer iets van
oesterschelpen en eieren?
--Geenszins, juffrouw. Ik bedoel op welken trap hy staat ... ik
bedoel ... op welke hoogte ... ik herzeg op welken trap ... als gy
deze uitdrukking begrypt--het is eene beeldspraak, juffrouw--op welken
trap dan van den ladder der maatschappy?
--In de granen, meester. Meent u dat?
--Dit is niet voldoende, jufvrouw Laps. Men kan in de granen zyn
... als koekbakker ... als broodbakker ... als kleinhandelaar ... als
groothandelaar ... als tusschenhandelaar ... en ook deze bedryven
hebben weder derzelver eigenaardige onderverdeelingen. Daar hebt
ge by-voorbeeld: Jozef in Egypte. Deze godsman,--die door sommigen
onder de klasse der Aartsvaders wordt gerangschikt, ofschoon anderen
beweren ... doch dit zullen wy onbeslist laten--zeker is het, dat Jozef
granen opkocht, en op den bovensten trap stond, want, jufvrouw Laps,
wy lezen in _Genesis XLI_...
--Ja, dat weet ik. Hy reed in Farao's wagen, en droeg een witte zyden
rok. Myn oom is fakter. Dat was m'n vader ook.
--Zóó ... o ... o! Fakter ... ten-rechte gezegd: factor ... ei! Daarvan
zegt _Genesis_ niets ... en ik weet niet met zekerheid of deze klasse
van personen ...
--Myn oom is wéwenaar ...
--Ziet ge, daar hebt gy 't verschil reeds. Wy lezen uitdrukkelyk dat
Jozef huwde met Asnath, de dochter van Potifera, den priester te On,
en nergens vinden wy dat deze zyne echtgenoote--of volgens sommigen,
echt_genoot_--reeds overleden was, toen hy zich toelegde op den
graanhandel. Dus jufvrouw Laps ... ik zou u raden, als 't u ernst is
uwen oom te bezingen in een godsdienstig lied, u te begeven naar een
myner leerlingen ... Klaasje van der Gracht.
En meester Pennewip beduidde haar, waar ze dat wonderkind vinden
kon. Weder moet ik vergeving vragen als myn oordeel te scherp is, maar
ik verdenk Pennewip van een leelyk gebrek. Zie, ik meen te weten dat
hyzelf het gevraagde vers zou geleverd hebben, als jufvrouw Laps oom
een wit kleed van den Koning had gekregen, of den Haag was doorgereden
in een hofkoets. Maar 't bezingen van een "fakter" liet hy over aan
't genie van den _vliegenden theeketel_ in de Peperstraat. Dit was niet
mooi van Pennewip. Kon die oom het helpen, dat-i nooit in een put was
gegooid door z'n broêrs? Dat-i niet verkocht was aan Arabieren? Dat-i
geen droom kon uitleggen? En dat men tegenwoordig geen scherpzinnigheid
beloont met ringen, witte rokken, galakoetsen en onderkoningschap?
Hoe dit zy, jufvrouw Laps stapte naar de Peperstraat, en maakte
kennis met den ouden Heer van der Gracht, die zich gevleid voelde door
't bezoek.
Er werd plechtig besloten dat Klaasje dienzelfden avend nog het vers
kant en klaar zou maken. Hy zou 't den volgenden ochtend by jufvrouw
Laps komen opzeggen, en als 't waardig werd gekeurd de tolk te zyn
van hare gevoelens jegens 'r oom, zou Klaas meêgenood worden op 't
avendje. En, had z'n vader gezegd, dan zou hy 'n witten das om hebben,
met 'n opstaand boordje.
--ja, net als Jozef, zei jufvrouw Laps ... zoo zieje hoe de Schrift
toch alles vooruit wist.
En 't mensch, thuiskomende, las Genesis XLI na, en trachtte
overeenkomst te vinden tusschen Jozef's verheffing en de apotheose
die Klaasje van der Gracht verbeidde. Zy droomde dien nacht dat ze
een mantel in de hand hield.
De _poëta laureatus_ meldde zich den volgenden morgen by haar aan,
en dreunde z'n vers op. Wy zullen het later hooren, als het wordt
voorgelezen op 't avendje dat ons wacht, maar voor-af moet ik melding
maken van een voorval dat dien achtermiddag ten huize van de Pietersens
plaats vond.
Wouter, zwak, maar niet ylend meer, lag te-bed. De dokter had rust
voorgeschreven. Het kind telde de bloemen van 't behangsel, en dwong
zich die anders te rangschikken in zyne verbeelding. Hy liet ze over
elkaêr springen, inëenvloeien. Hy zag er gezichten in ... personen
... legers ... wolken ... och, alles leefde! Wel was 't vermoeiend,
maar hy kon niet anders. En als-i zich omkeerde naar de muur-zy, was
't nog erger. De hieroglyfische krassen vertelden allerlei dingen
die hy niet noodig had te weten, en overlaadden hem met onnoodige
indrukken. Hy moest de oogen wel sluiten, maar vond geen rust. Het was
hem, of-i werd meêgevoerd door de wilde bruiloft, en zyns ondanks moest
deelnemen aan 't bal dat de nachtwind aan de maan gaf. Alles draaide en
warrelde hem van binnen. Hy greep met beide handen zyn hoofd als om de
afmattende slingering zyner gedachten tot stilstand te brengen, maar
't baatte niet. Dat behangsel, die gordynen, die muur, die bloemen,
die dans, dat opnemen van Femke door den wervelwind ... zyne poging
om haar vasttehouden ....
Het kind berstte in tranen uit. Hy wist nu, dat alles verbeelding
was. Hy wist dat-i ziek was. Hy wist dat schoorsteenen niet konden
dansen, en dat geen meisje wordt weggewalst van de aarde, om de maan
wat op te beuren in haar eenzaamheid ... maar toch ...
Schreiend riep hy zachtkens Femke's naam, zacht genoeg om niet te
worden gehoord door zyne verwanten, luid genoeg om wat lucht te geven
aan zyn beklemd gemoed ...
--Wat is dat? ... riep hy op-eens, antwoordt ze? Is dát ook
verbeelding?
Inderdaad, Wouter hoorde zyn naam noemen, en 't was Femke's stem!
--Ik _wil_ weten of ik droom, zeî 't kind, en hy richtte zich overeind
in z'n bed. Dàt is een roode bloem ... daarnaast een zwarte ... ik
heet Wouter ... Laurens is op 't letterzetten ... dit is alles juist
... ik droom niet ...
En hy luisterde weêr, en boog zich buiten de bedstede, en opende mond
en oogen zoo wyd mogelyk, als-of long en gezicht konden ter-hulpe
komen aan zyn gehoor ...
--O God ... Femke's stem! Ja, ja, zy is het!
Ditmaal was hy zéker. Hy sprong van 't bed af, de deur uit, rolde de
trap af, en viel buiten kennis neder aan de voeten van 't bleekmeisje,
dat in 't portaal beneden een harden stryd voerde met het gezin
der Pietersens.
Femke had Wouter gewacht, den dag na die peruaansche vertelling. Eerst
meende zy dat het om 't prentje was, waarop Aztalpa de beide
broeders omhelsde. Ze hoopte nog altyd dat Wouter's schoolmeesterlyke
broeder wel te bewegen zou zyn, één uurtjen afstand te doen van den
almanak die zooveel schoons bevatte. En ook zonder dat prentje, Femke
verlangde Wouter weêrtezien. Om z'n persoon kon 't niet wezen--zoo'n
kind!--maar Wouter vertelde zoo aardig. En misschien vloeiden in
't hart van dat meisje Wouter's persoon in-een met de verhalen die
hy deed. Analyseeren, verdeelen, is een hulpmiddel tot studie. _Qui
bene distinguit, bene docet_, ja, en zelfs: _qui bene distinguit,
bene discit_... dit alles is waar, maar Femke verstond geen latyn. Zy
onderwees niet, en leerde niet, ze onderging slechts. De Natuur die
niet studeert, en maar eenvoudig daarstelt, vulde haar hart met
allerlei aandoeningen door elkaêr, en liet het over aan dezen of
genen professer in de ichthyologie, om uittemaken hoe de vinnetjes
in elkander zaten, waarmeê Femke--die lieve karper!--zou rondzwemmen
in den vyver van haar zestien jaren.
--Leg 't goed in de zon, riep haar de moeder toe...
En dit vertaalde Femke aldus: _zon_... _Peru..._
Aztalpa... Kusco... Wouter!
--Jaag de kinderen weg... ze gooien vuil op de bleek... Femke
vertaalde: _moedig in den stryd tegen de vyanden van_ Peru... _hy de
edelste telg der_ Inca's... Telasca... Wouter!
Och... alles riep: Wouter!
En hy kwam niet! Den eersten dag was zy bedroefd. Den tweeden,
ongeduldig. Den derden, ongerust...
--Moeder, ik wil gaan zien waar dat jongetje blyft, dat 'n vers
moest maken...
You have read 1 text from Dutch literature.
Next - De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 1 - 11
  • Parts
  • De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 1 - 01
    Total number of words is 4300
    Total number of unique words is 1606
    37.2 of words are in the 2000 most common words
    53.2 of words are in the 5000 most common words
    61.2 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 1 - 02
    Total number of words is 4469
    Total number of unique words is 1509
    38.7 of words are in the 2000 most common words
    53.5 of words are in the 5000 most common words
    60.4 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 1 - 03
    Total number of words is 4434
    Total number of unique words is 1588
    35.9 of words are in the 2000 most common words
    49.1 of words are in the 5000 most common words
    55.0 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 1 - 04
    Total number of words is 4520
    Total number of unique words is 1394
    41.0 of words are in the 2000 most common words
    54.8 of words are in the 5000 most common words
    61.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 1 - 05
    Total number of words is 4079
    Total number of unique words is 1461
    38.0 of words are in the 2000 most common words
    52.5 of words are in the 5000 most common words
    60.6 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 1 - 06
    Total number of words is 4427
    Total number of unique words is 1461
    42.1 of words are in the 2000 most common words
    57.1 of words are in the 5000 most common words
    63.0 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 1 - 07
    Total number of words is 4484
    Total number of unique words is 1498
    40.6 of words are in the 2000 most common words
    56.0 of words are in the 5000 most common words
    62.6 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 1 - 08
    Total number of words is 4648
    Total number of unique words is 1416
    43.4 of words are in the 2000 most common words
    60.2 of words are in the 5000 most common words
    67.0 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 1 - 09
    Total number of words is 4767
    Total number of unique words is 1319
    44.9 of words are in the 2000 most common words
    61.1 of words are in the 5000 most common words
    68.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 1 - 10
    Total number of words is 4552
    Total number of unique words is 1468
    42.9 of words are in the 2000 most common words
    58.5 of words are in the 5000 most common words
    66.0 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 1 - 11
    Total number of words is 4630
    Total number of unique words is 1487
    42.9 of words are in the 2000 most common words
    58.5 of words are in the 5000 most common words
    66.2 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 1 - 12
    Total number of words is 4674
    Total number of unique words is 1454
    41.9 of words are in the 2000 most common words
    57.8 of words are in the 5000 most common words
    64.8 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 1 - 13
    Total number of words is 4505
    Total number of unique words is 1463
    40.0 of words are in the 2000 most common words
    56.4 of words are in the 5000 most common words
    63.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 1 - 14
    Total number of words is 4655
    Total number of unique words is 1501
    40.8 of words are in the 2000 most common words
    55.8 of words are in the 5000 most common words
    63.4 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 1 - 15
    Total number of words is 4585
    Total number of unique words is 1576
    40.7 of words are in the 2000 most common words
    54.2 of words are in the 5000 most common words
    61.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 1 - 16
    Total number of words is 4431
    Total number of unique words is 1593
    38.8 of words are in the 2000 most common words
    52.8 of words are in the 5000 most common words
    60.4 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 1 - 17
    Total number of words is 4593
    Total number of unique words is 1575
    39.4 of words are in the 2000 most common words
    55.2 of words are in the 5000 most common words
    63.5 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 1 - 18
    Total number of words is 4522
    Total number of unique words is 1578
    38.5 of words are in the 2000 most common words
    53.6 of words are in the 5000 most common words
    60.9 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 1 - 19
    Total number of words is 4591
    Total number of unique words is 1432
    41.2 of words are in the 2000 most common words
    55.3 of words are in the 5000 most common words
    62.9 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 1 - 20
    Total number of words is 4525
    Total number of unique words is 1611
    36.0 of words are in the 2000 most common words
    51.8 of words are in the 5000 most common words
    58.6 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 1 - 21
    Total number of words is 4481
    Total number of unique words is 1536
    39.9 of words are in the 2000 most common words
    55.1 of words are in the 5000 most common words
    62.4 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 1 - 22
    Total number of words is 4680
    Total number of unique words is 1469
    40.7 of words are in the 2000 most common words
    54.6 of words are in the 5000 most common words
    63.2 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 1 - 23
    Total number of words is 4596
    Total number of unique words is 1462
    41.0 of words are in the 2000 most common words
    56.3 of words are in the 5000 most common words
    62.6 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 1 - 24
    Total number of words is 731
    Total number of unique words is 371
    43.0 of words are in the 2000 most common words
    57.0 of words are in the 5000 most common words
    64.6 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.