De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 1 - 03

Total number of words is 4434
Total number of unique words is 1588
35.9 of words are in the 2000 most common words
49.1 of words are in the 5000 most common words
55.0 of words are in the 8000 most common words
Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
kop koude saliemelk aan 't ontbyt "als men ze den heelen avend niet
hoorde." 't Is ook lastig de kinderen te "hooren" als men 'n avendje
heeft. Wat voor hóórt, moet voor gáán. Wouter kreeg vergunning om
te wandelen met de Hallemannetjes, d. z. b. f. waren, en hy moest
thuiskomen tegen acht uur, werd er gezegd, maar op 'n toon die hem
deed voelen dat-i niet zou bekeven worden als hy ditmaal wat langer
uitbleef. Laurens, die natuurlyk op 't letterzetten was, en gewoonlyk
's avends tegen zeven uur thuiskwam, was groot genoeg om van de party
te wezen, maar hy moest beloven stil te zitten en te bedanken by 't
tweede kopje. De groote meisjes hoorden er by, dat sprak vanzelf--ze
hadden de belydenis en den merklap achter den rug--en Stoffel zat
voor. Hy zou de heeren te-woord staan als die zoo tegen tienen de
juffrouwen kwamen halen, en 't gezelschap vermaken met vertellingen
over Mungo Park en de bepalende lidwoorden, waarin-i zoo byzonder
sterk was.
Leentje zou blyven tot de "menschen" er waren, wyl 't anders voor de
jonge-juffrouwen zoo lastig was telkens de deur opentetrekken. Ook kon
ze wat helpen aan 't wegzetten van de latafel, en aan al 't geredder
dat onafscheidelyk is van 'n avendje. "Maar ze moest wat vlugger wezen,
of anders deed men 't waarlyk liever zelf."
Het oudste der meisjes, juffrouw Truitje, zou voor de saliemelk
zorgen. Pietje had de boterammen tot haar aandeel, en Myntje de
bestellen, "maar ditmaal moest er wat meer boter in, omdat ze laatst
zoo droog waren."
't Zou allerprettigst wezen "als nu juffrouw Laps maar niet altyd
het hoogste woord voerde, want dat was nogal haar zwak." Ook was
het te hopen dat de weduwe Zipperman "wat minder opsneed van haar
schoonzoon, omdat zoo-iets toch vervelend wordt op 't laatst." En de
juffrouw boven den melkkelder "mocht ook wel wat bescheidener wezen,
want ze had niet altyd in 'n _toehuis_ gewoond, en 'n _winkel_ was
geen schande, en _op-kamers-wonen_ ook niet... heere, neen!" Ook kon
niemand weten waar-i toe komen zou.
Niemand begreep ook waarom de juffrouw van den koekbakker altyd
zooveel fransche woorden gebruikte, dat niet te-pas komt in den
burgerstand, "en als ze-n-'t weer doet, Stoffel, zeg jy dan ook
maar iets wat ze niet begrypt. Dan zal ze toch zien dat wy óók geen
volk van de straat zyn, en dat wy óók weten hoe 't hoort."--En
"dat de juffrouw van onder-achter niet komt, raakt me niet, ging
juffrouw Pieterse voort, 't raakt me volstrekt niet. Ik ben niet om
haar verlegen... vier... vyf... dáár kan Louw zitten, dan moet-i z'n
beenen maar vóór zich houden... en dáár 'n stoel... ja, zóó... 't is
heel goed dat ze niet komt, 't was toch te vol geworden... Leentje,
ga aan je werk, en snuit je neus... of neen, ga 'ns even naar juffrouw
Laps, en vraag of de juffrouw me-n-'n paar krukjes wil leenen, zonder
leuning, weetje... omdat die stoelen... zieje, tegen den schoorsteen,
dat schuift niet in... ja, vraag 'n paar krukjes aan de juffrouw, en
zeg aan de juffrouw dat 't voor my is, en dat ik de juffrouw wacht
tegen zevenen... maar doe 't kompliment aan de juffrouw, en snuit
je neus."
Juffrouw Pieterse hield niet van persoonlyke voornaamwoorden. 't Was
zoo onbeleefd, vond ze.

Wouter was dien namiddag reeds vroeg uitgegaan naar z'n brug, die
ditmaal wat minder overbodig was dan gewoonlyk. Want, na de regens
van den vorigen dag was er ditmaal wezenlyk water in de sloot,
en in dat water zelfs beweging, zoodat de kleine strootjes die hy
gedachteloos of vol gedachten--wat byna 't zelfde is--daarin wierp,
werden meegevoerd naar den poel waar de balken lagen die gezaagd
moesten worden door de beide molens: "_d' Morgenstond_" en "_den
Arend_" welke sedert eenige weken getuigen waren van Wouters gedroom.
Na _Glorioso_ namelyk, en de onmogelykheid om dat boek waardig te
vervangen, was-i in de namiddagen die hy vry had, onwillekeurig
weergekeerd naar de plek waar-i kennis had gemaakt met de boekerige
romanwereld, en hoe grof ook de kleuren waren van 't eerste beeld
uit die wereld dat zich aan hem voordeed, ja, misschien juist òm de
grofheid van die kleuren, hy voelde zich daardoor zóó aangetrokken,
dat-i zichzelf geheel veranderd voorkwam, en niet meer begreep hoe
hy ooit z'n genot had kunnen zoeken in die taartjes op den hoek.
Een vreemd verschiet had zich voor hem ontsloten. Hy droomde van
dingen waaraan-i geen naam kon geven, maar die hem bitter ontevreden
maakten met z'n werkelyken toestand. Hy wilde graag alles doen wat
voorgeschreven is om in den hemel te komen, maar 't bidden zou zooveel
beter gaan, meende hy in 'n grot met kaarsen. En wat het eeren van z'n
moeder betrof, waarop deze altyd zoo aandrong... waarom had ze geen
sleep, zooals die gravin? Hy had z'n bybel niet moeten verkoopen... dat
is waar... ook zou-i 't nooit weerdoen, dit had-i vast beloofd... maar
dan behoorde hy toch ook 'n kistje te hebben met dukaten, en 'n veer
op z'n muts, zooals in 't boek stond.
Ook verveelde hem z'n broer Stoffel, en z'n zusters, en juffrouw Laps,
en huisdominee, en alles. En hy begreep niet waarom de heele familie
niet naar Italie ging, om daar 'n behoorlyke roovery optezetten. Maar
Pennewip hoefde niet mee, dacht-i, en Slachterskeesjen ook niet.
't Zou hem benieuwen wat er gebeuren zou met z'n vers...
Alle woensdagen namelyk leverden de leerlingen die 't minst ondeugend
waren geweest, en daarom waard gekeurd werden meetedingen naar
den lauwer der eer, een gedicht op 'n onderwerp dat de meester had
opgegeven. Wouter had ditmaal "_de deugd_" tot z'n deel gekregen,
niet zonder toespeling op z'n vroegtydige verdorvenheid, en den
wenk dat die dichtoefening mocht dienstbaar wezen aan z'n zedelyke
verbetering. Maar Wouter had al zoo dikwyls op de deugd gerymd, en
hy vond dit onderwerp zoo droog, zoo uitgeput, zoo vervelend, dat-i
de vryheid had genomen iets anders te behandelen, en wel wat hem
't naast aan 't hart lag, de roovery.
Hyzelf was, als alle schryvers--en menschen--zeer ingenomen met z'n
werk. Hy hield zich overtuigd dat de meester dit ook wezen zou, en
hem om-den-wille der voortreffelyke uitvoering de afwyking van de
deugd vergeven zou. Het vers zou zeker naar den burgemeester worden
gezonden, die er kennis van geven zou aan den Paus, waarna deze Wouter
tot zich zou roepen, en hem aanstellen als hoofdroover.
Zoo droomde hy, en wierp z'n strootjes in 't water. Ze dreven langzaam
voort, en verdwenen tusschen de groenbemoste balken. Onwillekeurig
begon Wouter's verbeelding verband te scheppen tusschen de richting der
strootjes, en zyn indrukken. Daar ging de gravin met haar sleep, maar
ze haakte aan den kant, en bleef steken in de modder. De kuische Amalia
had geen beter lot, en raakte verward in 't kroos. Nu Wouter-zelf:
hy naderde Amalia's kroos, en juist toen-i hoopte haar te redden uit
haar gevangenschap, of die te deelen zoo 't behoort, werd-i opgeslokt
door 'n eend. Die daaraan zeer verkeerd deed. Want het was Wouter's
laatste strootje, en in 't geklapper van den molen hoorde hy duidelyk
Amalia's verwytend geklaag:

Warre, warre, warre, wou.
Waar is warre, warre, wou...
Wouter die me redden zou?

Dit maakt hem verdrietig, en hy kon zich niet weerhouden 'n steen te
werpen naar den eend die door z'n gulzigheid oorzaak was van Amalia's
twyfel aan z'n riddereer.
De eend koos de beste party, en vertrok, na Wouter te hebben
uitgescholden zoo goed hy kon. Maar de molens schenen zich niet te
storen aan de gebeurtenissen van den middag, en klapperden dapper
voort.
Wouter hoorde in hun gekraak en gezaag allerlei liedjes, en vergat
weldra Amalia en den Paus, om te luisteren naar de vertellingen die
ze hem deden. Om den lezer niet te brengen in de verkeerde meening
dat er iets byzonders was in die molens, haast ik my te zeggen dat
ze knarden en knersten juist als andere houtzaagmolens, en dat alles
wat Wouter meende te hooren en te verstaan, niets anders was dan de
weerklank der aandoeningen in z'n eigen gemoed.
--Wie 't snelste draait? Wel... me dunkt... neen... gelyk
beginnen... zóó! Neen, de _Arend_ was vóór! Nogeens.. nu! Och,
weer verkeerd!
Wie nu 't eerst boven is... neen, dat gaat niet... nogeens... van
die wolk af. _Morgenstond_, pas-op... mis weer! Ik kan 'r geen oog
op houden... wat 'n gedraai!
Zoo, ben je moê? 'k Wil 't wel gelooven!
Als ik eens op zoo'n wiek zat... ik zou me goed vasthouden... wat
zou de molenaar gek kyken!
Waarom heetje _Morgenstond_? Hebje wat in den
mond? En... _Arend_... kunje vliegen? Wilje my meenemen? _Ik_ zou
wel willen... wat 'n ruimte daarboven... en geen school!
Hoe is toch de eerste school begonnen? Wat was er 't eerst... 'n
school of 'n meester?
Maar die eerste meester moet toch op-school geweest zyn... en die
eerste school moet toch 'n meester gehad hebben...
Of zou de eerste meester vanzelf...
Vanzelf? Neen, dat kan niet. Kunje draaien vanzelf? Door den
wind? Kunje omkeeren, andersom-draaien vanzelf? Doe 't eens,
_Arend_... toe! Kryg de _Morgenstond_... gauw, gauw... pak 'm
beet... mooi!
Nu weer samen... _karre, karre, kra, kra_... steek-uit je armen... neem
me mee... wilje niet? Goed _Arend_! Zet je hoed op... wat fladderen
die linten... hoe heetje? _Warre, warre, warre, wou_... ik kon 't
niet helpen... 't was die eend. Zeg, hoe heetje? _Fanne, Fanne, fan,
fan_... heetje _Fan_? En jy, _Morgenstond_, hoe is je naam? _Sine,
sine, sine, si_... wat is dat voor 'n naam, _si_? Nu tegelyk,
komaan... samen... zingt 'n liedje samen:

Fanne, fanne, fan, fan...
Sine, sine, si, si...
Fanne, sine, fanne, sine,
Fanne sine... Fan... cy...

_Fancy_... wat meenje daarmee? Heetje _Fancy_! En... wat is
dàt... hebje vleugels?
Ja, "_d' Morgenstond_" en "_den Arend_" waren ineengesmolten, hadden
vleugels en heetten _Fancy_.
Fancy nam Wouter op, en voerde hem mee.
Toen ze hem weer neerzette op de brug, was 't al lang donker. Wouter
schudde zich af als iemand die nat is, wreef zich de oogen uit,
en ging naar-huis. We zullen later zien wat hem daar wachtte, doch
moeten daartoe 'n paar uren teruggaan, en ik hoop dat de lezer niet
te _collet monté_ is tot het aannemen van m'n uitnoodiging op de
saliemelk van juffrouw Pieterse. Men bedenke dat haar man niets zelf
maakte, en alles van Parys kreeg.
In 't voorbygaan echter, wenschte ik 'n kort bezoek te brengen by
meester Pennewip.

_Dichtoefeningen, pruikevreugd, pruikeverdriet en pruikewanhoop._
De school was ledig, en de banken zagen er uit alsof de leerlingen
daarop al hun verveling hadden achtergelaten. De kaart van Europa
keek verdrietig neer op den stapel schryfboekjes, waarnaast de boutjes
lagen die tot aan het tandvleesch waren afgeschreven op de streepjes
en haakjes waarmee sedert onheugelyke tyden de toegang wordt ontsloten
aan alle geleerdheid. Wel prykte nog die moeielyke breukensom in al
haar luister op 't zwarte bord, maar toch, de school was geen school
meer, de geest was er uit, 't was 'n lyk.
Ja, de geest was vertrokken met de kinderen. Want dat dezen 'n groote
hoeveelheid van dat artikel met zich omdroegen, zal den lezer weldra
blyken.
Wy weten reeds dat het heden de groote dag was, waarop meester Pennewip
de dichterlyke voortbrenselen van 't genie zyner leerlingen keuren
zou. Daar zat-i. Z'n veelbewogen pruikje deelde in de aandoeningen die
hem bezielden by 't lezen der dichtstukken, en we zyn onbescheiden
genoeg om over z'n schouders te zien, om op onze beurt bewogen te
worden door indrukken van onwaardeerbaar kunstgenot.
Pruik: recht en in rust.

"TRYNTJE FOP, _op haar muts_.
Ik heet Tryntje Fop.
En heb een muts op myn kop."

--Niet kwaad... maar... laat zien--ja, zóó is 't beter--die beide
laatste woorden verzwakken den indruk van het geheel door derzelver
overtolligheid.
Meester haalde de beide verzwakkende woorden door, en nu had Tryntje
Fop heel eenvoudig 'n muts òp, zonder kòp. Ik mag dien styl wel.
Pruik: iets of wat links.

"LUKAS DE BRYER, _op het Vaderland_.
Vaderland, koek en amandelen.
Ik ga in de maneschyn wandelen.
Koek, vaderland en brandewyn,
Ik ga wandelen in de maneschyn.
Vyf vingers heb ik aan myn hand
Ter eer van 't lieve vaderland."

--Zangerig, zei meester, zeer zangerig! Er is diepte in die koek niet
brandewyn, en 't vaderland daartusschen.
Pruik: rechts.

"LYSJE WEBBELAAR, _op het beroep van haar vader_.
De kat viel van de trappe,
Myn vader verkoopt aardappe-
Len en uyen."

--Oorspronkelykheid... maar dat doorsnyden van de aardappelen keur
ik af.
Pruik: links.

"JANNETJE RAST, _op een windwyzer_.
Hy staat op een schoorsteen van binnen vol roet.
En wyst aan den wind hoe hy waaien moet."

--Dit is niet geheel juist... want, wèl beschouwd... maar als
dichterlyke vryheid kan het er door.
Pruik: vooruit.

"GRIETJE WANZER, _op een rups_.
Het rupsje zonder schromen,
Springt rond op alle boomen."

--Beschryvende dichtsoort. Er is stoutheid in de voorstelling van
die onbeschroomd rondspringende rups.
Pruik: in rust.

"LEENDERT SNELLEMAN, _op de lente_.
In de lente is het heel aardig.
In Mei is myn broertje jarig.
Maar nu heeft hy wintervoeten.
Zoodat wy de lente pryzen moeten.
Dan gaan wy samen kuieren.
En op paasch, vacantie met eieren."

--'t Is jammer dat hy het rym zoo verwaarloosd. Zyne denkbeelden zyn
inderdaad ongemeen, en goed ontwikkeld. Die overgang op de eieren is
zeer eigenaardig.
Pruik: in den nek.

SLACHTERSKEESJE, _lofdicht op den meester_.
Myn vader heeft menigen os den doodsteek gegeven,
Maar meester Pennewip is nog in leven.
Soms waren zy mager en somtyds vet.
En hy heeft zyn pruik op zy gezet."

De pruik ging inderdaad op-zy, en nogal héél ver.
--Hm... 't is zonderling... wat zal ik daarvan zeggen?
De pruik ging over-stag naar de uiterste rechterzyde.
--Wat heb ik met die ossen te maken?
De pruik protesteerde door eenige indrukwekkende bewegingen tegen
alle verwantschap met die ossen.
--Hm... zou dat nu wezen wat de nieuwerwetsche boekenmakers _humor_
noemen?
De pruik werd neergehaald tot aan de wenkbrauwen, wat twyfel aanduidt.
Ik zal dien jongen eens onderhanden nemen...
De pruik kwam weer terecht op 't zenith, om haar tevredenheid
uittedrukken over meester's voornemen om Slachterskeesjen eens terdeeg
onder-handen te nemen.

"LUKAS DE WILDE, _op de godsdienst_.
De godsdienst is een goede zaak.
En geeft het menschdom veel vermaak."

--Het gronddenkbeeld is juist en schoon, zei meester, maar hetzelve
had iets meer uitgewerkt behooren te worden.
De pruik wipte duidelyk dat ze dit ook vond.

TRUITJE GIER, _op juffrouw Pennewip_.
Het pad der deugd wyst zy ons aan.
Wie zou niet gaarne medegaan?
En in verloren oogenblikken
Leert zy ons naaien, stoppen en stikken."

De pruik maakte een vreugdesprong, en de krullen omhelsden
elkaar. Meester kon niet nalaten z'n vrouw terstond deelgenoot te
maken van Truitje Giers ontboezeming, die opgeplakt en boven den
schoorsteen werd gehangen, ter eere van zangster en bezongene.
By 't volgend gedicht hing de pruik waterig, slap en schynbaar
onbewogen, maar de oplettende beschouwer had 'n hysterische
geestvervoering kunnen waarnemen, in de trilling van haar krullen.

"KLAASJE VAN DER GRACHT, _op God_.
Grootmachtig Opperheer, verbazing, hoogverheven
Met stof, en stergewoel, van 't aardsch bazuingeschal!
Verbeelding, tydsgewricht, Verzoening, juichend beven,
Wie zegt ons waar 't gewoel, een einde nemen zal?
Tot weêrklank van Genaè, met Eng'len op de transen,
Gevaar van 't smalle pad, uit onbekend genot...
Een vader weegt zyn kind, met eeuw'ge kroonbalansen,
Zich spieg'lend in, en door, en op, en onder God.
Laat vry de zondenval, op onwaardeerbre wyzen.
Het zevenslotig boek, een zang van 't boos geslacht,
Nooit zal het sterflyk lied, by nacht naar onder ryzen.

_Dit vers is saamgedicht door_ Klaasje van der Gracht _van den
katechiseermeester, boven den pottenwinkel, in de Peperstraat, oud
dertien jaar, en ongevaccineerd ter eere der predestinatie, waar de
vliegende theeketel uithangt._"

--Verheven! Als z'n vader hem dááraan niet geholpen heeft, is het
verbazend! Dit is nu al des jongelings derde gedicht op God, en
telkens heeft hy nieuwe denkbeelden over dat onderwerp. Hy groeit my
boven het hoofd... het is verbazend!
Ook de pruik was verbaasd: ze verroerde zich niet.

"LOUWTJE DE WILDE, _op de vriendschap_.
De vriendschap is een schoone zaak.
En geeft het menschdom groot vermaak."

De pruik scheen niet tevreden. De godsdienst van Lukas de Wilde werd
voor den dag gehaald, en ter vergelyking neergelegd naast Louwtjes
vriendschap.
--Hm... zoo... het is mogelyk! Men ziet wel eens meer, dat één
denkbeeld geboren wordt in twee hoofden tegelyk. Het kan wezen... of
zyn.

"WIMPJE DE WILDE, _op het hengelen_.
Het heng'len is...

--Hoe... wat is dat?
Ja waarachtig, 't stond er:

"Het heng'len is een schoone zaak.
En geeft het menschdom veel vermaak."

De pruik was in voortdurende beweging. 't Scheen wel dat ze
meehengelde.
Meester bladerde de nog onïngeziene proeven door, zocht de
voortbrengselen van de heele wilde-familie byeen, en... jawel! Mietje
de Wilde, Kees de Wilde, Piet en Jan de Wilde, allen verklaarden
met eenstemmigheid dat godsdienst, vriendschap, hengelen, droomen,
bloemkool en goochelen schoone zaken waren die veel vermaak
gaven aan 't menschdom! 't Was 'n stortvloed van schoone zaken en
vermakelykheden.
Wat zou de pruik doen? Ze deed wat in de gegeven omstandigheden
't beste was, en meer kan men niet verlangen. Na 't inzien der
vruchteloosheid harer bemoeiingen om onderscheid te vinden tusschen
hengelen en vriendschap, goochelen en droomen, godsdienst en kool,
hield ze zich alsof de zaak haar niet aanging en bleef in 't juiste
midden, met 'n uitdrukking in haar krullen, of ze met verlangen uitzag
naar 't vervolg, als de lezer.

"LEENTJE DE HAAS, _op admiraal de Ruyter_.
"Hy is op een toren geklommen,
En heeft daar touw gedraaid.
Toen is hy op zee gekommen,
En werd met roem bezaaid.
Hy wou 't er niet by laten,
En heeft _Saleh_ geveld.
Toen hebben heeren Staten
Hem aangesteld als held.
Toen is hy aangekomen
In 't roofziek Engeland.
Dat heeft hy zonder schromen
Belegerd en verbrand.
Hy heeft veel christenslaven
Met vryheid overstrooid.
Toen hebben Neêrlands braven
Zyn glazen ingegooid.
Tot afschrik van verraders
Toen hy de zee bevoer.
Was zyn naam bestevader,
Zyn vrouw was bestemoêr.
Hy gaf de eer den Heere,
En was als Christen groot.
Toen kreeg hy door zyn kleeren
Een kogel, en was dood."

De pruik klapte toejuichend in de krullen. Ze scheen
verheugd. Helaas... de vreugde van zoo'n pruik duurt niet lang! Ook
de hare zou weldra... maar wy willen de gebeurtenissen niet
vooruitloopen. Spoedig, àl te spoedig zullen we haar zien...

"WOUTER PIETERSE, _Rooverslied_..."

--Hè... wat is dat? En de deugd... waar is de deugd?
Meester vertrouwde z'n oogen niet. Hy keerde 't blad om en bekeek de
achterzyde, of misschien de deugd zich daar verscholen had...
Helaas... helaas... er was geen spoor van deugd te zien op Wouter's
blaadje!
Arme pruik!
Ja, arme pruik! Want na te hebben ondergaan wat nooit 'n pruik
onderging, na te zyn getrokken, geplukt, gehavend en gemarteld op
'n wyze die zelfs de verbeeldingskracht zou te boven gaan van
de familie de Wilde, rukte meester Pennewip haar af, kneep ze
tusschen de krampachtig saamgevouwen handen, stamelde een kort:
_heeremensechristenzieligehemelsegoeiegenadigedeugdvanmeleven_,
hoe komt-i er aan!... plakte ze met 'n vuistslag weer op z'n
schedel... dekte haar toe met z'n eerwaardig driepuntjen, en vloog
de deur uit als 'n bezetene.
Hy ging den weg op naar Wouter's woning, waar we hem weldra zullen
zien aankomen, na vooraf behoorlyk onzen plicht te hebben vervuld
als geschiedschryver van de gebeurtenissen die daar waren voorgevallen.


Een salieavendje. Mogelyke promotie van de baker. Vreeselyke
gaping in de geleerdheid van den schryver, die niet eens weet
wat Wimpie geantwoord heeft en wie er schelde. Stoffel's
zoölogische geestigheid, oorzaak van 'n laatsten punischen
oorlog. Pennewip homoeopaath en vredestichter _malgré lui._
Arme Wouter!

--Heeremens... dâ-doeme plissier dat uwe der al bent. Leentje, sê-chou
die stoel wech, en cheef ereis 'n tessie in die stoof... toe as 'n
meit, of 'k doe 't liefer sellif. En-oe maak je 't, mens? Juffrò-Laps
k'mt ook, weet je?--Myntje, denk 'm je deeg, en skei uit mê-kamme--ze
ken niet f'n d'r hare blyve, die meit, as 'r folk is... ga sitte,
mens... né, niet in die hoek... 't tocht 'r so...
Het tochtte in dien hoek niet meer dan in andere hoeken. Maar... vrouw
Stotter was 'n "vrouw" en geen "juffrouw." Ze had dus geen recht op
de eereplaats, want eens-vooral, 'n juffrouw gaat boven 'n vrouw,
zoo goed als 'n mevrouw gaat boven 'n juffrouw. Ieder moet op z'n
plaats blyven, vooral op bovenkamer III, 7. _b1_ of c, (Pp) waar
de _préséance_ nauwkeuriger wordt in acht genomen dan aan 't hof te
Madrid, jazelfs met 'n angstvalligheid die 't ceremonie-meesterschap
op die hoogte der maatschappy, tot 'n hoofdbrekend werk maakt voor
menige juffrouw Pieterse.
Ik zeg dit maar, om door 't woord "hoofdbreken" ongezocht te
geraken tot de opmerking dat ik zooveel moeite heb gehad met de
juiste konstruktie der welkomstgroet van vrouw Stotter, en dat ik
niet zal kunnen overgaan tot het meedeelen van haar antwoord, voor
't afleggen van 'n bezoek op dezen of genen III. 7, _b_1. (Pp).
Want als 't nu eens later iemand in 't hoofd komt, vrouw Stotter
te verheffen tot algemeene baker van 't heele menschdom, zal 't
dan niet vóór alles noodig zyn nauwkeurig te weten wàt ze gezegd
heeft, en hòe ze 't gezegd heeft? Lieve menschen, moet het dan juist
hebreeuwsch wezen of plat-grieksch, wat u aantrekt? Wat my betreft,
'k wasch m'n handen in onschuld, en ga terstond naar de Noordermarkt.
Ik ben er geweest! Ziehier:
--Och me lieffe juffre Pieterse... 'k was so bedaan toe Louweris
me kwam fraache. Want 'k sech al so teuche Wimpie, die musse maakt,
weetje--né, dankie f'r fuur. Strakkies, Pietje--'t zech al so teuche
Wimpie, hoe sou juffre Pietersen 't make, 'mdâ-'k in so lang niet
fâ-je chehoort-ep, weetje,--ja, lech 'm m'r neer,'t is m'n outje--je
neemt ommes nie kwalik, dâ-'k m'r m'n outje hep omchedaan?... en doe
sei Wimpie, omdâ-we net aan de was wasse...
Wat Wimpie daarop gezegd heeft, weet ik waarachtig niet. Het "outje"
van vrouw Stotter werd opgenomen, en neergelegd aan 't voeteneind op de
bedstee in de achterkamer, met last aan de kinderen die daar saamgepakt
lagen, de beenen niet uittesteken, om baker's "outje" niet te bederven.
--Wel mens, cha sitte... ja, dâ's f'rons... 't is tweemaal--Leentje,
wâ-benje weer... d'r wordt cheskelt, hoorje niet!--'t Sel juffre
Sipperman wese... w'nt juffre Sipperman k'mt ook, weetje...
Ik weet alweer niet of 't inderdaad juffrouw Zipperman was die
gescheld had, en de lezer mag me verwyten dat ik geschiedenissen
vertel die ikzelf niet recht ken. Maar in 't onzekere latende of
't ditmaal juffrouw Zipperman was, of juffrouw Mabbel van den
koekbakker, of juffrouw Krummel "die 'n man op de beurs had" of
juffrouw Laps... neen, die hoefde niet te schellen, want ze woonde
op de ondervoorkamer. Genoeg, vóór half-acht was 't heele gezelschap
kompleet, en Stoffel rookte z'n pyp alsof 't zoo hoorde. Leentje
was weggegaan zonder boterham. "Die zou ze morgen wel krygen, omdat
't zoo druk was vandaag, en men kon niet alles tegelyk doen."
--En toe hebbe ze daadelik 'n and're chenome... uwe weet wel... die
soo'n flakki op 'r neus het.
--Och, 't is soo'n chemaal met-i meide... zei juffrouw Pieterse. Toe,
neemt uwe d'r noch eentje, en lâ-je nie nooie... 't is 'n koekie f'n
j'eiche deech.
--Friskuus, zei de koekbakkersjuffrouw, met 'n konynenmondje, dat
fatsoen beduidt.
--Kemän, of 'k sou denke dâ-je 't niet lustte.
Dat mocht ze niet laten denken, want ze had 't zelf gebakken.
--Dan mach 'k je nie riffesére, juffrouw Pieterse. Chobliseert en
dankie wel.
--En uwé, juffre Laps, toe, mach 'k 'r j'eentje cheefe?
Juffrouw Laps koos janhagel.
--Skenkerissin, Trui!--Ja, fre Stotter, nou je hier bent, mô-je
meedrinken, 't wort je f'n harte chechunt, mens!--Pietje, feeg de tafel
'r's of... só, as 'n meit... en cha nou 'r's kyke na de kleintjes,
en sech dâ'k se nie hoore mot.--Och, juffre Mabbel, 't is zoo'n chedoe
mettie kindere... en hoe faart uwe's Sientje mette kinkhoest?
--We hebbe d'r nou 'n machenetisseur bycheroepe, m'r 't wil nie
vatte... 't m'nkeert 'm an de kleèrfenjanse fâ-de sonnebuul.
--Isset moooochelik... wat 'n mens al beleeft! En w'nneer komt-i... die
kle ... klik... kleer...
--Dat leit 'm an de sénewe, juffre Sipperman. M'r nou het-i d'r
slaapmussie, en d'r hempie waar ze-n-in gezweet het, weet uwe, en
nou sel 't chou komme, seit-i.
--Wel mens, wat sech-i! M'r oe cháát 't dan?
--Wel... dan sel de sonnebuul 't seche, wâ-me doen motte.
Juffrouw Laps was er tegen.
--Ik dééj't niet, ik dééj't niet... fô-cheen werels choet! Want
weetje wat _ik_ sech? Ik sech maar, as Chot 't wil, d'n mô-je beruste,
dâ-sech _ik_!
--Ja, juffre Laps, m'r de juffr' uit de chruttery het 't ook chedaan,
en d'r kint is veel beter.
--Dat seit uwé, juffre Mabbel, m'r _ik_ sech dâ-se wat in d'r oochies
het, wâ-me niet befalt...
--Wâ-dan, juffre Laps?
--Se kykt onstichtelik... en ik houw 't f'r sonde... en dàt sech _ik_
maar. 't Benne allemaal m'r kunste die nie te-pas komme... en as Chot
wil, mô-je beruste.
--Kom, Stoffel, prateris mee... je sitter by as de steeneman. Sechereis
'n ferssie op, of fertellis fâ-je school. Ja, juffre Mabbel, i-ken
'n heel fers f'n buite, en dâ-ken-i opseche achtermekaar. En ook
ken-i al de werrikwoorden f'n 't frouwelyk cheslacht.
--Moeder, wâ-praat uwe fan, zei Stoffel onvergenoegd, uwe sietâ-'k
rook.
--Ja, ja, as je pypie uit is, meen ik, mô-je-n-'s 'n werrikwoord
opseche.--Je sou seche, w'r haalt de jong' 't f'ndaan, juffre
Sipperman.--Hoe is 't 'k weer, lobbes?... ik zou beskonke chewees syn,
en hy sou beskonke chewees syn--och heere, begryp 't goet, mens, niet
omdat-i dronke was, gut né, m'r 't kwam so te-pas in s'n werrikwoort,
'tis 'm je slap te lachen, as-i bechint.--Skenkerissin, Trui, en
blaas es in de tuit... d'r sit 'n blaatje foor.
De lezer zal my ten goede houden, dat ik wat luchtig heenstap over
de verdere geschiedenis van dat salieblaadje, en dat ik ook in 't
verder relaas van juffrouw Pieterse's avendje, my eenige afwyking
veroorloof van den juisten tekst der gesprekken. [9]
Stoffel dreunde z'n vrouwelyk werkwoord op, met veel gevoel, en de
dames schaterden van lachen toen-i haar vertelde dat hy beschonken
geweest was, en dat zy 't wezen zouden. Daarop werd de buurt over den
hekel gehaald, en de juffrouw van "onder-achter" kreeg haar deel. Dat
spreekt vanzelf want ze was er niet.
De godsdienst en 't geloof speelden 'n groote rol, en juffrouw Laps
gaf te kennen dat ze van plan was 'n "oefening" optezetten, omdat de
You have read 1 text from Dutch literature.
Next - De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 1 - 04
  • Parts
  • De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 1 - 01
    Total number of words is 4300
    Total number of unique words is 1606
    37.2 of words are in the 2000 most common words
    53.2 of words are in the 5000 most common words
    61.2 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 1 - 02
    Total number of words is 4469
    Total number of unique words is 1509
    38.7 of words are in the 2000 most common words
    53.5 of words are in the 5000 most common words
    60.4 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 1 - 03
    Total number of words is 4434
    Total number of unique words is 1588
    35.9 of words are in the 2000 most common words
    49.1 of words are in the 5000 most common words
    55.0 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 1 - 04
    Total number of words is 4520
    Total number of unique words is 1394
    41.0 of words are in the 2000 most common words
    54.8 of words are in the 5000 most common words
    61.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 1 - 05
    Total number of words is 4079
    Total number of unique words is 1461
    38.0 of words are in the 2000 most common words
    52.5 of words are in the 5000 most common words
    60.6 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 1 - 06
    Total number of words is 4427
    Total number of unique words is 1461
    42.1 of words are in the 2000 most common words
    57.1 of words are in the 5000 most common words
    63.0 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 1 - 07
    Total number of words is 4484
    Total number of unique words is 1498
    40.6 of words are in the 2000 most common words
    56.0 of words are in the 5000 most common words
    62.6 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 1 - 08
    Total number of words is 4648
    Total number of unique words is 1416
    43.4 of words are in the 2000 most common words
    60.2 of words are in the 5000 most common words
    67.0 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 1 - 09
    Total number of words is 4767
    Total number of unique words is 1319
    44.9 of words are in the 2000 most common words
    61.1 of words are in the 5000 most common words
    68.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 1 - 10
    Total number of words is 4552
    Total number of unique words is 1468
    42.9 of words are in the 2000 most common words
    58.5 of words are in the 5000 most common words
    66.0 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 1 - 11
    Total number of words is 4630
    Total number of unique words is 1487
    42.9 of words are in the 2000 most common words
    58.5 of words are in the 5000 most common words
    66.2 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 1 - 12
    Total number of words is 4674
    Total number of unique words is 1454
    41.9 of words are in the 2000 most common words
    57.8 of words are in the 5000 most common words
    64.8 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 1 - 13
    Total number of words is 4505
    Total number of unique words is 1463
    40.0 of words are in the 2000 most common words
    56.4 of words are in the 5000 most common words
    63.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 1 - 14
    Total number of words is 4655
    Total number of unique words is 1501
    40.8 of words are in the 2000 most common words
    55.8 of words are in the 5000 most common words
    63.4 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 1 - 15
    Total number of words is 4585
    Total number of unique words is 1576
    40.7 of words are in the 2000 most common words
    54.2 of words are in the 5000 most common words
    61.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 1 - 16
    Total number of words is 4431
    Total number of unique words is 1593
    38.8 of words are in the 2000 most common words
    52.8 of words are in the 5000 most common words
    60.4 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 1 - 17
    Total number of words is 4593
    Total number of unique words is 1575
    39.4 of words are in the 2000 most common words
    55.2 of words are in the 5000 most common words
    63.5 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 1 - 18
    Total number of words is 4522
    Total number of unique words is 1578
    38.5 of words are in the 2000 most common words
    53.6 of words are in the 5000 most common words
    60.9 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 1 - 19
    Total number of words is 4591
    Total number of unique words is 1432
    41.2 of words are in the 2000 most common words
    55.3 of words are in the 5000 most common words
    62.9 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 1 - 20
    Total number of words is 4525
    Total number of unique words is 1611
    36.0 of words are in the 2000 most common words
    51.8 of words are in the 5000 most common words
    58.6 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 1 - 21
    Total number of words is 4481
    Total number of unique words is 1536
    39.9 of words are in the 2000 most common words
    55.1 of words are in the 5000 most common words
    62.4 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 1 - 22
    Total number of words is 4680
    Total number of unique words is 1469
    40.7 of words are in the 2000 most common words
    54.6 of words are in the 5000 most common words
    63.2 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 1 - 23
    Total number of words is 4596
    Total number of unique words is 1462
    41.0 of words are in the 2000 most common words
    56.3 of words are in the 5000 most common words
    62.6 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 1 - 24
    Total number of words is 731
    Total number of unique words is 371
    43.0 of words are in the 2000 most common words
    57.0 of words are in the 5000 most common words
    64.6 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.