De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 1 - 08

Total number of words is 4648
Total number of unique words is 1416
43.4 of words are in the 2000 most common words
60.2 of words are in the 5000 most common words
67.0 of words are in the 8000 most common words
Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
--Vier jaar...
--Ja, vier jaar, Louw en Anna zyn zeven jaar geëngageerd geweest...
Wouter was er grootsch op, dat-i nu precies wist wat dit beduidde. Hy
begreep dat het zooveel wil zeggen als: samen 'n bovenhuis huren,
liefst in Mei.
--En kryg je nou die linnenkast?
--Neen ... die wil m'n moeder zelf houden. Maar als we nog 'n jaar
wachten, zal ze ons 'n andere geven, zegt ze, 'n kleine.
--'k Had liever de groote.
--Ik ook. Maar, weetje, zy zegt: jongelui hebben geen groote kast
noodig. Maar toen m'n zuster trouwde, heeft ze toch 'n groote kast
"meegekregen."
--Zeg dan dat je 'r ook een moet hebben.
--'t Zal niet helpen.
--Probeer 't maar ... ik trouw niet zonder die groote kast.
--'k Wil 't wel vragen, maar ...
Van dit gehalte waren de gesprekken die Wouter afluisterde in 't
prieel. Hy was zeer onvoldaan, en verschool zich peinzend in 'n donker
hoekje. Wat hem eigenlyk ontbrak, wist-i zelf niet, maar toen kleine
Emma hem kwam roepen, bleek er dat-i aan heel iets anders had gedacht
dan aan linnenkasten en vakante bovenhuizen, want met vroolyken schrik
riep hy:
--Zou _zy_ 't wezen ... m'n zusje?
't Was avend geworden, en het spel der kinderen zou binnens'huis
worden voortgezet. De kleine gemeente was vermoeid. Er zou _verteld_
worden door een van de _grooten_.
Welke "_groote_" verdwaald was op _Stad-rust_, om dáár Moore's _Peri
en Paradys_ te behandelen, weet ik niet. Men zal vinden dat het niet
paste by Betsy's "engagement" en die liefdesmorende linnenkast. Maar
evenals, volgens sommigen, ieder persoon ééns tenminste wordt bezocht
door de fortuin, zoo ook schynt er in de platste, minst dichterlyke
omgeving, éénmaal althans iets voortevallen dat "aan wie 't vatten wil"
de gelegenheid geeft zich te verheffen boven 't alledaagsche. Eénmaal
wordt den drenkeling toegeroepen: ge kùnt zwemmen, sla uw armen uit!
De "groote" volgde in z'n vertelling den engelschen dichter niet.
Hy volgde een van de vele wyzen waarop de _peri_-legende in alle
talen is bezongen, nadat ze in de gemoederen van alle volken ontstaan
was. [14]
"_De_ Peri _die voor de poorten van 't paradys vruchteloos smeekte te
worden toegelaten tot den heilstaat der gelukzaligen, bracht alzoo
na veel vergeefsche pogingen eindlyk als 't schoonste wat de aarde
opleverde, den laatsten zucht van 'n berouwhebbend zondaar, en vond
genade in de oogen des wachters aan de poort, om de heiligheid der
gave die zy offerde..._
--Nu pandverbeuren! riep Gus.
--Pandverbeuren, pandverbeuren! riep de gansche kleine gemeente hem na.
Er werden panden verbeurd, gegeven en ingelost. Er moest "gezoend"
worden, dat spreekt vanzelf. "Een raadseltjen opgeven." 't Werd niet
geraden... natuurlyk. Wie 't _wist_, mocht het niet zeggen! Dat is
by raadsels zoo de gewone konditie.
--Wat zal de eigenaar van dit pand doen?
--Op één been staan!
--Over 'n strootje springen!
--Een vers opzeggen!
--_Neen_, 'n fabel... _la cigale_, of zoo-iets!
--Ja, ja, ja!
't Pand was van Wouter.
--Ik ken geen fabel, zeid-i bedrukt, en fransch versta ik ook niet.
--Ik zal je helpen, riep Emma... _le pere_, _du père_.
--Och, dat 's geen fabel... toe, Wouter!
't Was 'n heele pret voor sommigen in den kring, dat Wouter geen
fabel kende en geen fransch verstond. Als 'n bekwaam mensch wist
hoeveel genoegen hy velen doet met 'n blyk van wat _on_bekwaamheid,
zoud-i waarlyk menigmaal zich dom houden uit louter menschenliefde.
Maar Wouter dacht ditmaal niet aan 't pleizier van de anderen, dat-i
ook niet zou begrepen hebben. Hy schreide, en was boos op meester
Pennewip die hem geen fransch en geen fabels geleerd had.
--Komaan, Wouter, komaan! plaagden de pandhouders.
--'t Hoeft geen fransch te wezen, vertel maar 'n fabel.
--Maar ik weet niet wat 'n fabel is.
--Wel, dat 's 'n vertelling met beesten.
--Ja... of met boomen: _le chêne, un jour, dit au roseau_, zieje,
er hoeft juist geen beest in te komen.
--Ja, ja... 'n fabel is 'n vertelling, anders niet... er mag inkomen
wat 'r wil.
--Maar 't moet rymen!
Wouter was op 't punt z'n rooverslied optezeggen. Maar hy bedacht
zich, en gelukkig! Want dat ware 'n groot schandaal geweest in den
huize Halleman, dat zoo byzonder fatsoenlyk was.
--Wel neen, 't hoeft niet te rymen ook, riep 'n ander die al weer
wyzer was dan de rest, "de koe geeft melk, Jantje zag eens pruimpjes
hangen, prins Willem de eerste was 'n groot wysgeer." Zieje Wouter,
't gaat vanzelf, komaan... vertel wat, of je krygt je pand niet.
Wouter begon:
"Er was eens 'n jongetje gestorven, dat niet in den hemel mocht..."
--Ho, ho, dat 's de geschiedenis van de _Peri_! Wat anders!
--Ik zal 't anders maken, beloofde Wouter verlegen.
"Nu dan, dat jongetje mocht niet in den hemel, omdat-i... geen fransch
verstond, en ook omdat-i dikwyls stout was geweest, en ook omdat-i
meestal z'n vragen niet had gekend, en ook omdat-i... omdat-i...
Ik geloof dat Wouter hier wat zeggen wilde over 't onzalige
"moedersknipje." Maar hy slikte het in, uit vrees de Hallemannen te
grieven door 'n schynbare toespeling op den pepermenthandel.
"... omdat-i eens gelachen had onder 't bidden. Want, dit is zeker,
jongetjes die lachen onder 't bidden, komen niet in den hemel.
--Z... o... o... o? vroegen 'n paar schuldbewusten.
"Ja, die komen niet in den hemel. Nu had dat jongetjen 'n zusje
gehad, dat een jaar vóór hem gestorven was. Hy had veel van haar
gehouden, en toen hy dood was, zocht-i terstond naar z'n zusje. "Wie
is uw zusje?" vroeg men hem...
--Wie vroeg dat?
--Stil, val 'm niet in de rede, laat Wouter voortgaan.
"Ik weet niet wie dat vroeg. Maar 't jongetje zei dat z'n zusjen... 'n
blauw jurkje droeg, en kuiltjes in de wangen had...
--Net als Emma.
--Ja, net als Emma.
"Men zei hem dat er in den hemel 'n klein meisje was, dat er juist
zoo uitzag. Ze was daar 'n jaar geleden gekomen, en had verzocht
haar broertje binnentelaten, die zeker naar haar vragen zou. Maar
't jongetje mocht niet binnen... ik heb al gezegd waarom."
--Had _zy_ altyd 'r "vragen" gekend?
--Zeker wèl! Dat spreekt vanzelf. Laat Wouter voortgaan.
"Hy was heel verdrietig omdat-i z'n zusje niet zou weerzien, en vond
nu dat het sterven eigenlyk niet de moeite waard was geweest. "Och,
laat me toch binnen!" vroeg-i heel vriendelyk aan 'n heer die aan de
deur stond...
--Aan de _poort_, verbeterden velen tegelyk, die zich gestuit voelden
door de dagelyksheid eener _deur_, maar niet getroffen waren door de
verhevenheid van Wouter's begrippen over 't sterven.
Zoo gaat het meer.
"Goed, aan de _poort_, zei de arme jongen, beschaamd dat-i zich
zoo bezondigd had aan deftigheid. Maar die heer aan de poort zei:
neen. Daarop keerde 't jongetje terug naar de aarde."
--Dat kàn niet... eens dood, blyft dood, riepen de wysgeeren.
--Laat 'm toch voortgaan... 't is immers maar 'n vertelling.
"Hy keerde terug naar de aarde, en leerde fransch. Toen-i daarna weer
voor de... poort stond, zeid-i _owi, m'sieu!_ Maar 't hielp niets,
hy mocht toch niet binnengaan.
--Dat geloof ik graag... hy had moeten zeggen: _j'aime_, _tu aimes_.
--Dat weet ik niet, zei Wouter nuchter.
"Nogeens ging-i naar beneden, en leerde z'n "vragen" zóó dat-i ze
kon opzeggen van-achter-af, van: _Heer, kom haastelyk_ tot: _met
privilegie_. En dat deed-i aan de poort. Maar 't hielp weer niet... hy
mocht nog niet binnen."
--Dat wil ik wel gelooven, riep 'n wyze. Om in den hemel te komen,
moet men "aangenomen" zyn. Was-i aangenomen?
"Ach neen, zei Wouter, daarom juist was 't zoo moeilyk! Hy beproefde
telkens wat anders, maar 't lukte niet. Hy zei dat-i met z'n zusje
geëngageerd was...
--Net als Betsy, riep Emma.
"Ja, net als Betsy. Dat hy haar zoo lief-had, dat-i zoo graag met
'r trouwen wilde... maar 't hielp alles niet, hy mocht niet in den
hemel. Op 't laatst durfde hy niet terugkomen uit vrees dat die heer
aan de poort knorrig worden zou...
--Nu, en hoe is 't verder?
--Ik... weet... niet... verder, stamelde Wouter, ik weet niet wat
het jongetje doen moest om in den hemel te komen.
Wouter wist wèl verder, al kon hy niet onder woorden brengen wat-i
wist. Dit bleek 'n uur later.
By 't naar-huis gaan, toen het heele gezelschap verschrikt uiteenvloog
om 't rytuig te ontwyken dat in dolle vaart de poort uitholde, gleed
Emma onder de leuning van de brug door, en viel in de stadsgracht. Men
loosde een gil... nòg een...
Wouter was 't kind nagesprongen.
Als-i op dàt oogenblik gestorven ware, zou zeker de "heer aan de
poort" hem niet hebben afgewezen omdat-i geen fransch verstond of niet
"aangenomen" was.
Maar toen-i nat en bemodderd werd thuisgebracht, zei juffrouw Laps
dat men den Heere niet mocht verzoeken. En dàt was 't toch, als men
te-water sprong zonder te kunnen zwemmen.
Ik vind dat die "Heer" 't best te-pas komen zou by iemand die niet
zwemmen kan. Wie 't wèl kan, heeft meer kans zichzelf te helpen.
En juffrouw Pieterse klaagde "dat er met dien jongen altyd wàt was."
Nu, dàt vind ik ook.


Groote verandering in de familie. Wouter's benoeming tot
lyfpoëet van jufvrouw Laps. De bergen in Azië, gebruikt als
behoedmiddel tegen europesche verwaandheid.

Ik denk dat juffrouw Pieterse een erfenis had gekregen. Want de
Pietersens verhuisden op eenmaal naar 'n "fatsoenlyker" buurt, en de
jonge-jufvrouwen kenden geen enkele meer van de meisjes waarmeê ze
waren "op naaien geweest." Zulke dingen hooren by erfenissen, of by
verhuizen "met verbetering." En er waren nog andere blyken. Leentje
werd plechtig uitgenoodigd haar verleden-deelwoord "gezeid" te
veranderen in: "gezegd" want jufvrouw Pieterse had opgemerkt, de
"de mevrouw van hier-naast" zoo conjugeerde. Dus zou 't wel goed
wezen. En Stoffel zei, dat hy 't al lang geweten had:
--Maar moeder, dan moet uwe ook niet zeggen: remplizant. 't Is _pla_,
moeder. Denkt uwe maar om _plaats_...
--Remplaats...
--Né moeder, _pla ... plas_...
Jufvrouw Pieterse zei dat het lastig was, zoo op alles te moeten
letten. Ze zou het heele woord dan maar liever myden, dacht ze. Maar
't zou moeielyk wezen, want er was juist "zoo'n gedoe over de militie"
en ze vertelde gaarne: "hoe ze heel goed in-staat was haar zoon
te rempl...
--Né, moeder, _uwe_ remplaceert Laurens niet...
--Och wat 'n gemaal! Ik meen maar dat de mevrouw van hiernaast
gezeid heeft...
--_Gezegd_, moeder.
--Ja, juist... hoorje, Leentje... je mot zeggen: _gezegd_. Onthou 't
nou, en laat ik 't nou niet weêr hoeven te zeggen... en snuit je neus.
Wouter had 'n jasje gekregen, met 'n kraagje zoo-als nu palfreniers
dragen. De _garricks_ hadden afgedaan, en _cloaks_ waren er nog
niet. 't Gaat hiermee in de mode, als in de zoölogie. Meest-al vindt
men van die overgangs-soorten, omdat Natuur en kleêrmakers geen groote
sprongen doen. En 't spreekt vanzelf, dat nu 't buisje boven den broek
was geraakt. "'t Stond àl te kinderachtig, hadden de jonge-jufvrouwen
gezegd, voor 'n jongen die al rymen kon."
Want, dat Wouter _rymen_ kon, vertelde men aan ieder die 't hooren
wou. Eigenlyk was 't nog-al valsch, roem te oogsten van 'n feit dat
zoo kwalyk werd genomen aan de persoon-zelf die 't verrichtte. Dit
bewyst alweer hoe ydelheid een groote rol speelt. Ook zorgde men
wel dat Wouter niet te weten kwam hoe men zich op zyne talenten
verhief. Men sprak daarover slechts als hy er niet by was.
Het huis Pieterse handelde hierin als veel _natiën_ gewoon
zyn. Meermalen trachten ze tegen-over den vreemdeling zich te
verheffen op deugd of genie--och, ook dàt is één--van mannen die
men wreed en dom pennewipte toen ze "er by waren" dat is: zoolang
die mannen leefden. Wouter zou inderdaad grootsch geworden zyn,
wanneer hy alles had kunnen hooren wat men van hem zei, als-i niet
tegenwoordig was. Jazelfs, ik ben niet vreemd van 't denkbeeld dat hy
zou uitgeroepen zyn als wonderkind, wanneer-i voor die zotterny niet
ware bewaard gebleven door z'n "kinderachtigheid." Stoffel namelyk
trok den neus op voor 't jongetje dat nog altyd zakjes naaide voor
z'n griften, met 'n yver en een inspanning als-of-i nooit verzen had
gemaakt. En ook de jonge-jufvrouwen hadden Wouter onnoozel gevonden,
by gelegenheid eener kraamhistorie in de buurt. Wouter had zonder
fluisteren gevraagd: "wat het was?" Nu... "zoo'n groote jongen moest
toch weten dat men fluistert by zulke gelegenheden."
Het beeld van lange Ceciel was uitgesleten in Wouter's hart, en ook
de kleine Emma was vergeten. Zelfs Omikron moest van-tyd tot-tyd
haar gelaat toonen in de sterren, om 't kind aan z'n liefde te
herinneren. En zelfs, àls hy den avendhemel zag, als hy werd aangedaan
door dat onuitsprekelyk verlangen _naar het goede_... dan nog bestond
Wouters's aandoening niet zoozeer in het denken aan Omikron, dan wel in
't onbewust ondergaan van liefelyke herinneringen. Er bestond reeds
in z'n twaalfjarig leven een mythische voorwereld, zoo moeielyk te
scheiden van geschiedenis, en niet ongelyk aan de groote geologische
of voorgeologische waarvan Fancy scheen gesproken te hebben. In den
grooten droom dien 't kind droomde, was verwarring tusschen zyn en
niet-zyn. Hyzelf wist niet meer met juistheid te bepalen welke beelden
hem waren voorgeteekend door nuchtere werkelykheid, wèlke door zyne
fantazie die trouwens evenzeer _werkelykheid_ was. De kleuren der
teekening vloeiden in-een, en na lang staren, na vermoeiend zoeken,
na vergeefsch pogen om helder te zien in z'n eigen hart, voelde hy
iets als afmatting en moedeloosheid. Als-i ouder geweest was, zou
hy waarschynlyk slechte verzen hebben gemaakt, met tranen er in,
en onmachtig verdriet. Maar daar 't hem ontbrak aan de handigheid
om weemoed te verkoopen by de maat en op maat, zweeg de arme jongen,
en droeg-i heel alleen de ergernis over de wanorde van z'n gevoel.
Zelfs wist-i niet dat hy verzen maken kon. Hy geloofde heel goedig
dat z'n rooverslied beneden kritiek was, en groette Klaasje van der
Gracht, met 'n soort van eerbied.
Och, hy wist zoo weinig van Wouter! Zóó weinig dat niemand minder
dan hyzelf in-staat zou geweest zyn de geschiedenis te schryven van
z'n eigen hart.
Maar dat-i verzen maken kon, hoorde hy van jufvrouw Laps. 't Was hem
een pure revelatie.
't Mensch "had aanstaande week 'n oom jarig." En ze legde een
staatsie-bezoek af by de Pietersen's om te vragen of Wouter een
"aardigheidje" wou maken voor die gelegenheid. Ze had er 'n ons
ulevellen voor over.
--Maar, jufvrouw Pieterse, uwe moet hem zeggen dat het godsdienstig
moet wezen, en dat m'n oom 'n _weduwman_ is. Ziet u ... dat moet u
er in brengen. En ik wou 't graag hebben op de wys van psalm 103,
dan kan 't gezongen worden, want m'n oom heeft die psalm op 'n liertje.
De begaafde lezer begrypt dat jufvrouw Laps niet sprak van Apollo's
lier. Ze meende zoo'n draaiding dat 'n jingelend geluid geeft.
Jufvrouw Pieterse zou 't Wouter zeggen als-i van school kwam, maar
overlegde met Stoffel hoe ze haar verzoek of bevel zou inrichten,
dat Wouter daarin geen grond vond tot zelfverheffing. "Want, dat
haatte ze als de dood ... in 'n kind."
Ik ook, als 't ongepast is, en dus onëerlyk. En dan vind ik 't zeer
aftekeuren maar niet alleen in kinderen.
--Heb je je les gekend, Wouter?
--Neen, moeder. Ik moest dertien bergen in Azië opnoemen, en ik wist
er maar negen.
--Dat gaat niet met je. Ik betaal schoolgeld voor niemendal. Denk je
dat het geld me op den rug groeit? Wat moet er van je worden?
Ja, dat zeg ik ook. Wat moet er worden van iemand die niet weet hoe
allerlei bergen heeten, welke hy nooit zal hoeven te beklimmen? [15]


Wouter's eerste les in verzemakery, en z'n 1001e in
nederigheid. Belangryke ontmoeting van 'n waschvrouw en haar
dochter. Onderricht in 't alleen zaligmakend geloof. Beminnen,
weten, stryden, de hoofdneigingen van individu en menschheid.

De opdracht om 'n vers te maken, streelde Wouter. Jufvrouw Pieterse
en Stoffel hadden zich vergeefs beyverd hun goede meening omtrent zyn
talent, te omzwachtelen met geringschatting. De arme jongen schrikte
van genoegen, by de ontdekking dat men hem "voor iets aanzag." Hy
had zóó vaak gehoord dat-i eigenlyk niemendal was, en nooit _iets_
worden zou ... dat hy nu ter-nauwernood lette op al de pogingen die
z'n moeder en broêr in 't werk stelden, om hem te doen gelooven dat
de heele commissie eigenlyk een straf was voor z'n onkunde in de
namen van bergen. "Ja," zei Stoffel:
--Ja, ik kan je verzekeren dat het by my op school niet gebeuren moest
... maar nu moet je letten op behoorlyke afwisseling van liggende en
staande regels...
--Hè? vroeg Wouter.
--Wel zeker ... weet je dat nog niet eens? Heeft meester Pennewip je
dat niet geleerd? Of heb je weêr niet opgelet? Kyk ... zoo!
En Stoffel wilde voorbeelden bedenken. Maar 't lukte niet.
--Trui, geef me je gezangboek. Kyk, Wouter: _hoog, omhoog, het
hart naar boven_... dat 's liggend, zieje, En: _hier beneden is het
niet_... dat staat, weetje? En dan moet je er wat inbrengen van God...
--Ja, en dat-i wewenaar is, voegde de moeder er by.
--Haar oom... verbeterde Stoffel. En alle regels moeten even lang
wezen.
--En je krygt ulevellen... en als je 'r niet meê terecht kunt, zei
de moeder, vraag het dan maar aan Stoffel.
--Wel zeker, ik zal je telkens zeggen wat rymt, 't is heel makkelyk...
Wouter had er wel zin in. Hy ging naar de achterkamer, nam een lei,
en schreef er op. Maar mooi was 't niet. Ook kon-i maar niet verder
komen dan: _Een weduwnaar van God... O God, een weduwnaar..._
Zou dat nu staan of liggen? dacht-i. De arme jongen beet de tanden
slee op z'n grift, en 't grift tot gruis... maar ach, 't ging niet. Hy
was 'n oogenblik verwaand geweest, en werd daarvoor zwaar gestraft,
want nu begon hy te gelooven dat z'n moeder gelyk had, toen ze zeide:
"dat er van dien jongen nooit iets komen zou."
Hy vraagde aan Leentje, of zy wist wat liggende en staande regels
waren? En daar zy 't ook niet wist, besloot hy "morgen eens weêr te
probeeren. Misschien zou 't dan beter gaan." Dit vond Leentje ook.
--My wel, zei de moeder, maar denk er aan dat je me niet veraffrenteert
voor jufvrouw Laps ... want ik heb gezeid dat je 't kon ... en de
man is jarig woensdag over acht dagen ... dus veel tyd heb je niet.
Wouter ging naar de aschpoort, zocht het brugje, en begon daar bitter
te schreien.
--Ga eens kyken wat dat jongetje scheelt, hoorde hy 'n vrouw zeggen
tot een meisje van veertien, zestien jaren, 't kind heeft zeker
iets verloren.
--Heb je wat verloren, jonge-heer?
Wouter zag op, en schrikte. Want het was hem of-i dat gelaat
herkende. 't Deed hem denken aan Fancy.
--O, nu is alles goed ... nu _gy_ daar zyt! Ik heb zoo naar u
verlangd...
--Naar my, jonge-heer?
--Ja, ja, ja! Ik wist niet dat ik verlangde ... maar nu weet ik
het. O, zeg het my toch spoedig ... wat staande regels zyn, en hoe
ik m'n vers moet maken.
Het meisje, dat met hare moeder waschgoed te bleeken legde op 't gras,
keek Wouter gek aan. Ze liep terug naar de moeder, en zei niet te
weten wat dat kind mankeerde. Maar dat er iets aan haperde was zeker.
--Hy ziet er uit, of-i geschrokken is, zei ze.
En daarop haalde ze uit 'n klein huisjen in de buurt, wat water dat
ze Wouter toereikte in een theekopje. Wouter-zelf begon te begrypen
dat-i zich vergist had. Maar er was iets zoo goedaardigs in het
voorkomen en in de wyze van doen van 't meisje, dat hy zich tot
haar voelde aangetrokken, al heette zy dan maar Femke. Zoo noemde
haar de moeder. En bovendien deze naam deed hem denken aan Fancy,
dat al veel was.
Femke wees Wouter 'n omgekeerd mandje aan, en noodigde hem uit, haar te
vertellen wat de oorzaak was van zyn verdriet. Wouter deed dit zoo goed
hy kon, terwyl moeder en dochter zich bezighielden met haar "bleek."
--Misschien kan _ik_ je wel helpen, jonge-heer ... zei de moeder,
want m'n man heeft 'n aangetrouwden neef die wewenaar is...
--Ja, jufvrouw ... maar de liggende regels. En er moet van God inkomen.
--Precies, jonge-heer. Och, 't is 'n heele historie. Z'n vrouw was
m'n mans nicht, weetje, want we zyn roomsch, en ze deed haar geloof
goed ... leg 'n steentjen op die asseldoekjes Femke, anders waaien
ze weg ... ja, jonge-heer, 't is 'n heel ding met zoo'n bleek, je heb
'r geen begrip van, zoo 'n ding als 't is ... nu, ze onderhield haar
godsdienst, en daar deed ze goed aan, want--dat zal je ook wel weten,
jonge-heer--als 'n mensch z'n godsdienst niet doet, is er niet veel
aan, maar hy ... trek dat hemd wat na je toe, Femke, de mouw hangt in
de sloot ... maar hy gaf er niet om, en zei dat 't allemaal gekheid
was ... maar toen ze stierf, en hy zag hoe ze bediend werd ... 't was
pater Jansen die 'r bediende, jonge-heer, je zal hem wel kennen ... hy
loopt altyd met zoo'n stokkie, en raakt er nooit meê aan den grond...
De vrouw zag Wouter vragend aan. De arme jongen zat op 't omgekeerd
korfje, met de ellebogen op de knie, en de kin in beide handen. Hy
luisterde met open mond, en spande zich in om te begrypen hoe die
vertelling zou neêrkomen op verzemaken. Maar van pater Jansen en diens
aarde-verachtend stokje had hy nooit gehoord. Dit moest-i bekennen.
--Nu, 't was pater Jansen die 'r bediende. En toen m'n mans neef
dat zag ... giet niet bezyen, Femke, dan spat er de modder zoo op
... ja, toen-i zag dat 'n mensch toch niet sterft als 'n stom beest,
toen had-i 'r weet van, en naderhand heeft-i z'n paschen gehouden net
als 'n ander ... en toen-i verleden jaar z'n been brak, want hy is
schilder, weetje, toen heeft-i negen weken lang dertien stuiver van
de armen gehad ... zoodat ik maar zeggen wil dat ik ook 'n wéwenaar
in m'n familie heb. En nu moet je opstaan van je mandje, jongeheer,
want ik heb 't noodig.
Wouter stond haastig op, alsof-i bevreesd was onbescheiden te wezen
in 't gebruik maken van de gastvryheid. En de vrouw ging heen, na een
ernstige vermaning aan Femke, om goed op de bleek te passen, en haar te
roepen als 'r kwaêjongens kwamen. Want dat gebeurde wel eens, zei ze.
--Ben je weêr beter, jonge-heer? vraagde de vriendelyke Femke.
--O ja, antwoordde Wouter, maar ik begryp niet hoe ik dat alles zal
te-pas brengen in m'n vers.
Weinig lezers zullen, zonder myn hulp, hier op 't denkbeeld komen,
dat Wouter moed noodig had om z'n gebrek aan begrip te erkennen. We
zyn zoo gewoon aan 't niet begrypen, dat wy uit traagheid daarin
berusten. En 't gedurig waarnemen van die berusting in anderen,
maakt ons beschaamd over onze stompheid waarmeê wy meenen alleen
te staan. Waarlyk, er is moed noodig om alleen dom te wezen, en
hierdoor is de wysheid der menigte meestal niets dan commanditair
wanbegrip. Laat een schryver, een spreker, een redenaar, die zich
verheugde over _algemeene_ toejuiching, den indruk onderzoeken dien
z'n arbeid gemaakt heeft op elk individu, dan zal hy meestal ontwaren,
dat de algemeene goedkeuring de som is van persoonlyk onverstand,
en dat men niet hèm heeft toegejuicht, maar zichzelf een certificaat
gegeven van gelyke scherpzinnigheid als men, nog-al gewaagd, in alle
anderen veronderstelde. De meeste schryvers, dichters, wysgeeren van
naam, hebben daaraan hun roem te danken.
Hoe dit zy, Wouter was oprecht, en zei ronduit aan Femke, dat z'n
vers hem nog evenzeer bezwaarde als vroeger.
--Je moet bedenken, dat het rymen moet, Femke, dat alle regels even
lang moeten zyn, dat ze moeten liggen en staan ... want dat heeft
m'n broêr gezegd, die zelf schoolmeester is.
Femke peinsde, en op-eens:
--Ken je latyns? vraagde zy, of Wouter dan geholpen was.
--Ach neen...
--Nu, 't doet er niet toe, riep ze, 't hollandsch staat er naast
... ik zal je helpen. Wil je even op de bleek passen?
Wouter beloofde het, en Femke liep naar huis.
Daar naderden een paar jongens die met steenen wierpen. Wouter, in
't diep besef zyner verantwoordelykheid voor de bleek, riep hun toe
daarmeê optehouden. Nu werd het erger. Zy naderden, en plaagden
onzen kleinen bewaker, door op het waschgoed te loopen. Hy had
'n gevoel of-i Femke-zelf zag mishandelen en vloog dapper op de
bleekverstoorders in. Maar hy was de sterkste niet, en alleen
tegen twee, zoodat-i waarschynlyk zou bezweken zyn, als niet z'n
dame tydig was weêrgekomen. Deze verloste hem, en verjaagde de
ondeugende aanvallers. Toen zy zag dat Wouter bloedde aan de lip, gaf
ze hem een zoen. Het hart van den knaap tintelde. Zyn ziel groeide
op-eenmaal tot ongekende hoogte, hy voelde weêr--voor 't eerst in
langen tyd--dat prinselyke waarmeê hy Leentje eens zoo verschrikt
had. Z'n oogen flonkerden, en den armen jongen, die zoo-even geen
vers wist saemtelymen, doorschoten op-eenmaal de stralen van gevoel,
van verbeelding en van moed, die den mensch maken tot dichter.
--O Fancy ... Fancy ... sterven voor u ... sterven met zulk een kus
op de lippen!
Het speet hem dat de jongens weg waren. Ja, al waren er tien geweest,
hy had lust in ongelyken stryd.
En Femke, die nooit dichterlyke uitboezemingen gehoord had, begreep
hem terstond, omdat ze een onbedorven meisje was, en dus in 't bezit
van de _rouerie_ die de Natuur ten bruidschat geeft aan onschuld. Zy
voelde Wouter's ridderlykheid, en tevens dat ze een dame was, die
ridderlykheid beloonen kon.
--Je bent een lieve, lieve, jongen, zei ze, en greep zyn hoofd met
beide handen, en kuste hem weêr, en nog-eens ... op 'n wyze alsof ze
't meer gedaan had. Wat toch niet waar was.
--En nu moest je eens kyken in dit boekje, waarin verzen staan Mischien
zal 't je helpen voor je tante...
--Ze is m'n tante niet, antwoordde Wouter, maar 't boekje wil ik
wel zien.
Hy legde 't op de leuning van de brug, en begon te lezen. Femke,
grooter dan hy, had den arm om z'n hals geslagen, en wees hem met de
andere hand wat hy lezen moest. Een lieve schildery!
--Zie, die regels zyn even lang, zei 't meisje.
--Ach ja ... maar ze rymen niet.
En Wouter las:

Allerreinste moeder,
Allerzuiverste moeder,
Ongeschonden moeder,
Onbevlekte moeder,
Machtige maagd,
Goedertierene maagd,
Getrouwe maagd,
Geestelyk vat,
Eerwaardig vat,
Schoon vat van devotie,
Geestelyke roos,
Toren van David,
Ivoren toren,
Deur des hemels...

--Maar Femke, hoe kan ik dat gebruiken voor myn vers? Ik begryp er
niets van.
Nu moet ik erkennen dat Femke-zelf er ook niet veel van begreep. Sedert
vier, vyf, jaren las ze dagelyks in dat boekjen, en was altyd
tevreden geweest met de maat van haar begrip. Maar nu ze door Wouter's
onnoozelheid _in morâ_ gesteld werd, reden te geven van haar geloof,
bemerkte zy voor 't eerst dat zy even onwetend was als hy. Zy voelde
schaamte hierover, en sloeg 't boekje dicht.
--Maar _ken_ je dan 't geloof niet? vraagde zy, alsof hun beider
domheid het gevolg kon zyn van die byzondere omstandigheid.
--Zóó niet, zei Wouter. Ik heb 't anders geleerd.
--Maar je gelooft toch aan Jezus?
--O ja, dat is de zoon van God. Maar ik wist niets van die vaten en
torens. Hoort dat by 't geloof?
--Wel zeker! En je kent de Heilige Maagd toch? Dat is Maria.
--Zoo? Maria? Ja, dan weet ik het.
--En 't vagevuur?
--Daar weet ik niet van.
--En de biecht?
--Gut né...
--Maar hoe maak jelui 't dan?
--Hoe meenje dat, Femke?
--Wel ... om zalig te worden.
--Ja, dat weet ik niet, antwoordde Wouter. Meenje, om in den hemel
te komen?
--Wel zeker. Daarom is 't te doen, en dat kan niet zonder de Heilige
Maagd, en zonder zoo'n boekje. Wilje dat ik je 't geloof leer,
Wouter? Dan komen we samen in den hemel.
Nu, dit wilde Wouter wel. En Femke begon:
You have read 1 text from Dutch literature.
Next - De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 1 - 09
  • Parts
  • De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 1 - 01
    Total number of words is 4300
    Total number of unique words is 1606
    37.2 of words are in the 2000 most common words
    53.2 of words are in the 5000 most common words
    61.2 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 1 - 02
    Total number of words is 4469
    Total number of unique words is 1509
    38.7 of words are in the 2000 most common words
    53.5 of words are in the 5000 most common words
    60.4 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 1 - 03
    Total number of words is 4434
    Total number of unique words is 1588
    35.9 of words are in the 2000 most common words
    49.1 of words are in the 5000 most common words
    55.0 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 1 - 04
    Total number of words is 4520
    Total number of unique words is 1394
    41.0 of words are in the 2000 most common words
    54.8 of words are in the 5000 most common words
    61.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 1 - 05
    Total number of words is 4079
    Total number of unique words is 1461
    38.0 of words are in the 2000 most common words
    52.5 of words are in the 5000 most common words
    60.6 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 1 - 06
    Total number of words is 4427
    Total number of unique words is 1461
    42.1 of words are in the 2000 most common words
    57.1 of words are in the 5000 most common words
    63.0 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 1 - 07
    Total number of words is 4484
    Total number of unique words is 1498
    40.6 of words are in the 2000 most common words
    56.0 of words are in the 5000 most common words
    62.6 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 1 - 08
    Total number of words is 4648
    Total number of unique words is 1416
    43.4 of words are in the 2000 most common words
    60.2 of words are in the 5000 most common words
    67.0 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 1 - 09
    Total number of words is 4767
    Total number of unique words is 1319
    44.9 of words are in the 2000 most common words
    61.1 of words are in the 5000 most common words
    68.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 1 - 10
    Total number of words is 4552
    Total number of unique words is 1468
    42.9 of words are in the 2000 most common words
    58.5 of words are in the 5000 most common words
    66.0 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 1 - 11
    Total number of words is 4630
    Total number of unique words is 1487
    42.9 of words are in the 2000 most common words
    58.5 of words are in the 5000 most common words
    66.2 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 1 - 12
    Total number of words is 4674
    Total number of unique words is 1454
    41.9 of words are in the 2000 most common words
    57.8 of words are in the 5000 most common words
    64.8 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 1 - 13
    Total number of words is 4505
    Total number of unique words is 1463
    40.0 of words are in the 2000 most common words
    56.4 of words are in the 5000 most common words
    63.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 1 - 14
    Total number of words is 4655
    Total number of unique words is 1501
    40.8 of words are in the 2000 most common words
    55.8 of words are in the 5000 most common words
    63.4 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 1 - 15
    Total number of words is 4585
    Total number of unique words is 1576
    40.7 of words are in the 2000 most common words
    54.2 of words are in the 5000 most common words
    61.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 1 - 16
    Total number of words is 4431
    Total number of unique words is 1593
    38.8 of words are in the 2000 most common words
    52.8 of words are in the 5000 most common words
    60.4 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 1 - 17
    Total number of words is 4593
    Total number of unique words is 1575
    39.4 of words are in the 2000 most common words
    55.2 of words are in the 5000 most common words
    63.5 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 1 - 18
    Total number of words is 4522
    Total number of unique words is 1578
    38.5 of words are in the 2000 most common words
    53.6 of words are in the 5000 most common words
    60.9 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 1 - 19
    Total number of words is 4591
    Total number of unique words is 1432
    41.2 of words are in the 2000 most common words
    55.3 of words are in the 5000 most common words
    62.9 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 1 - 20
    Total number of words is 4525
    Total number of unique words is 1611
    36.0 of words are in the 2000 most common words
    51.8 of words are in the 5000 most common words
    58.6 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 1 - 21
    Total number of words is 4481
    Total number of unique words is 1536
    39.9 of words are in the 2000 most common words
    55.1 of words are in the 5000 most common words
    62.4 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 1 - 22
    Total number of words is 4680
    Total number of unique words is 1469
    40.7 of words are in the 2000 most common words
    54.6 of words are in the 5000 most common words
    63.2 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 1 - 23
    Total number of words is 4596
    Total number of unique words is 1462
    41.0 of words are in the 2000 most common words
    56.3 of words are in the 5000 most common words
    62.6 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 1 - 24
    Total number of words is 731
    Total number of unique words is 371
    43.0 of words are in the 2000 most common words
    57.0 of words are in the 5000 most common words
    64.6 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.