De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 1 - 02

Total number of words is 4469
Total number of unique words is 1509
38.7 of words are in the 2000 most common words
53.5 of words are in the 5000 most common words
60.4 of words are in the 8000 most common words
Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
--Klaplooper!
Daar kwam de man van de vuilniskar, die 't woord naklepperde met z'n
ratel, 't Was niet uittehouden!
Onze arme lyder herinnerde zich, hoe de Hallemannetjes
d. z. b. f. w. hem eens hadden voorgespiegeld welke winst er viel te
behalen op 'n kleinhandel in peperment. Voor vierentwintig stuivers had
men 'n grooten zak vol. By verkoop tegen zóóveel stuks voor 'n duit zou
't voordeel enorm wezen, als men maar kapitaal had om te beginnen. Dit
hadden de Hallemannetjes precies uitgerekend. Want ze waren niet
alleen byzonder fatsoenlyk, maar knap ook. Knapheid en fatsoen gaan
meestal samen. Maar, hadden ze gezegd, er moest _kapitaal_ wezen. Zy
zouden de inkoopen doen, _zy_ zouden zich belasten met den verkoop,
en als Wouter maar één gulden kon bydragen, was de zaak gezond.
--Klaplooper... klaplooper...
Wouter _stal_ 'n gulden uit het "knipje" van z'n moeder, en bracht
die aan de Hallemannetjes d. z. b. f. w.
--Hoe kom je 'r aan? vroeg Gus, maar zorgde dat Wouter geen tyd had
om te antwoorden, en tevens dat-i 't antwoord niet verstond, dat deze
gaf door zwygende verlegenheid.
--Hoe kom je 'r aan--zonder vraagteeken alzoo--zie, nu zullen Franssie
en ik ieder 'n dubbeltje byleggen, dat maakt vierentwintig, en dan
koopen _wy_ de peperment. Op de Rozengracht is 'n fabriek... zóó'n
zak voor vier schellingen! _Wy_ zullen al de moeite doen,
Franssie en ik. By ons op school is meer gelegenheid om te slyten,
weetje! Kris Kloskamp heeft er al twaalf besteld--hy zal betalen
na de vakantie--_wy_ zullen ons al de moeite getroosten... jy hoeft
niets te doen, Wouter... en gelyk deelen, daar kunje-n-op aan...
Wouter ging naar huis, en droomde van ongehoorde winst. Hy zou 'n
daalder teruggeven in 't knipje van z'n moeder, en voor lange Ceciel
'n potlood koopen van den man die er gaten mee prikte in 't hout van
z'n kruiwagen. Zóó sterk waren ze! Dat was wat ànders dan 'n paar
griften, dacht-i, en als lange Ceciel hem dan nòg niet wou hebben tot
'n vryertje, dan... neen, verder dacht Wouter niet. Daar zyn op den
weg onzer verbeelding afgronden die we niet durven peilen. Wy worden
ze instinktmatig gewaar, schrikken terug, sluiten de oogen, en... ik
weet niet verder. Maar dit weet ik, dat Wouter dien avend heel gelukkig
insliep, in de hoop dat-i weldra 'n goed geweten hebben zou over 't
bestolen knipjen en 'n voldaan hart over z'n liefde tot lange Ceciel.
Helaas, helaas, Wouter had gerekend buiten de knapheid en 't fatsoen
van de Hallemannetjes!
Den volgenden dag namelyk zochten zy hem op toen-i de school
verliet. Wouter die zich gevleid had hen te zien hygen onder 't
gewicht van 'n grooten zak, Wouter die zoo verlangend was te weten
of Kris Kloskamp z'n kordate bestelling had volgehouden, Wouter die
brandde van nieuwsgierigheid naar den uitslag... och, hy voelde zich
bitter teleurgesteld toen-i Gus Halleman ontwaarde, die niet alleen
geen zak peperment droeg, maar bovendien 'n zeer ernstig gezicht
meebracht. Ook Franssie keek als de deugd.
--Wel, hoe staat de zaak? vroeg Wouter zonder 'n woord te spreken. Hy
was te nieuwsgierig om niet te vragen, en te angstig om die vraag
anders te uiten dan door 't geluideloos openen van z'n mond en 't
vooruitsteken van zyn gelaat.
--Hoor eens, Wouter, we hebben ons bedacht... er is veel tégen.
Arme Wouter! Daar verongelukten in één schipbreuk z'n geweten en z'n
hart. Weg, droomen van zedelyke rehabilitatie, weg, gapend "moeder's
knipje" weg, houtborend potlood dat 'n opening klieven zou in 't hart
van lange Ceciel... weg... weg... weg... alles weg!
--Je begrypt, Wouter, die peperment zou smelten...
--Ja...a...a, hikte de arme jongen.
--En die Kris Kloskamp, die 'r twaalf besteld heeft, weetje?...
--Ja...a...a...
Of Kris ook smelten zou?
...hy gaat van-school, en zal zeker niet weerom komen na de vakantie.
--Zoo...o...o?
--Ja, en daarom... en ook... we hebben uitgerekend, Franssie en ik,
dat er veel minder in 'n pond gaan dan we meenden, omdat de peperment
tegenwoordig heel zwaar is, weetje?
--Ja, voegde Fransjen er by, met hoogen ernst als iemand die in
levensgevaar 'n "eerst" beginsel verkondigt, ja, de peperment is heel
zwaar tegenwoordig. Voel eens, maar je moet 't weeromgeven.
En hy bood Wouter 'n pepermentjen aan, dat deze heel goedmoedig
woog op z'n vinger. De arme jongen gaf het trouw terug. Zwáár vond-i
't... och, hy was zoo bedrukt, en zou alles zwaar gevonden hebben op
dat oogenblik.
Fransje stak 't zware pepermentjen in z'n mond, en zei, al zuigende:
--Ja wezenlyk, heel zwaar... 't is engelsche, weetje? En dan is
'r nog wat... niet waar Gus? 't Fatsoen! Toe Gus, zeg jy 't maar.
--'t Fatsoen, Wouter! riep Gus bedenkelyk.
--We meenen 't fatsoen, herhaalde Fransjen, alsof-i wat ophelderde.
Wouter zag beiden beurtelings aan, en scheen begrip tekort te komen.
--Zeg jy 't maar, Gus.
--Ja, Wouter, onze pa is in de diakenie, weetje, en-i gaat rond met
'n zakje, en by ons "op" de gracht...
--Ja, riep Fransje, by ons op de gracht... weetje... daar woont
m'nheer Krullewinkel die 'n buiten heeft...
--En 'n balkon ...
--'t Is maar om 't fatsoen... weetje, Wouter? En als er huisbezoek
komt, dan prezenteert onze mama...
--Ja, dan prezenteert ze madera... heusch, en onze tabakspot is
van zilver...
--Né, Franssie... maar 't is net als zilver, weetje Wouter?
De arme jongen zei maar dat-i 't wist, hopende eindelyk te weten te
komen wat-i inderdaad _niet_ wist: het verband tusschen al die dingen
en _zyn_ vervlogen hoop. Hy stamelde:
--Ja, Gus... ja, Franssie... maar de peperment?
--'t Is maar, weetje-n om je te zeggen dat we heel erg fatsoenlyk zyn.
--Ja. Gus.
--En braaf.
--Ja...a...a... Franssie!
Arme Wouter!
--En daar je zei dat je geen zakgeld krygt...
--Ja, Wouter, en weetje, omdat onze pa zoo fatsoenlyk is... als
't winter wordt kan je 't zien, dan gaat-i rond met 'n weesjongen...
--Ja, en-i schelt aan al de deuren. Nu, daarom zyn we bang dat je...
--Dat je...
--Die gulden...
--Die gulden, weetje?
--Dat je 'm niet...
--Dat je 'r niet eerlyk aankomt... dàt is het, zei Fransje, die
'n tweede pepermentjen uit z'n zak haalde en in den mond stak, tot
versterking zeker na dat beslissend woord.
't Was er uit! Arme, arme Wouter!
--En daarom, Wouter, willen we niet met je mee doen. Maar _gelyk_
deelen... dat is afgesproken!
--Ja, gelyk deelen, riep Gus. Je begrypt... _wy_ hebben al de moeite
gehad, en daarom... ziedaar, gelyk deelen!
De Hallemannetjes waren knap. Gelyk deelen: (20+2×2)/3 = 8, en
alzoo... Wouter ontving acht stuivers.
--Weetje, zei Gus, 't is omdat onze pa diaken is.
--Ja... en onze tabakspot... al is 't dan geen zilver, 't lykt precies
op zilver.
Op deze waarachtige historie grondt zich myn ongeloof aan de
buitengewone fatsoenlykheid van de Hallemannetjes, en ik hel over
tot de meening dat dit fatsoen eigenlyk niets was dan 'n uitvindsel
van Wouter's moeder, omdat ze "nauw behuisd" was. 't Is de vraag of
zy ooit iets zoo byzonder fatsoenlyks in die kinderen zou ontdekt
hebben, als ze kans had gezien Wouter met wat nut te gebruiken in
't huishouden. [5]



Verloren suikerpotten en zoekgeraakte bybels voor de
rechtbank van 't geweten. De onmannelykheid der natie,
volgens Siegenbeek en andere moralisten. De verdiensten en de
gebreken van Leentje, beschouwd uit 'n menschenvriendelyk
oogpunt. Verregaande onkiesheid van de voorprinselyke
spelmethode. De Hollandsche graven in verband met de pryzen
van 't vleesch, en de ongegronde verdenking van Pennewip's
eer. Leentje's onzichtbaar talent om kleeren en zielen te
herstellen.

Hoe 't zy met die principe-barende vruchtbaarheid van de nauwte,
Wouter kende de vrucht, al was-i niet zoo wysgeerig ingelicht omtrent
den oorsprong. Over z'n laat thuiskomen bekommerde hy zich dus niet
zóó erg, als over de vreeselyke straf die hem wachtte als men z'n
nieuw testament met gezangen zou missen. Hy was teruggekeerd van z'n
uitstapjen in de Abruzzen, en by z'n terugkeer in Amsterdam viel hem
de herinnering aan z'n boosheid--of liever 't voorzien van de straf
die er volgen zou op die boosheid--drukkend zwaar op 't gemoed.
Maar Wouter troostte zich met de bedenking dat-i ditmaal geen
vingerhoed had weggemaakt, zooals laatst. Men zou 't Nieuw-Testament
niet zoo gauw missen, dacht-i, omdat de Zondag nog vèr was, en in de
week zou er niet naar gevraagd worden.
Nogeens: 't was geen vingerhoed, geen breipen, geen suikerpot, of
zoo-iets van dagelyksch gebruik...
Toen onze held thuiskwam, verstopte hy den vetten _Glorioso_ achter
de latafel van Leentje, van dezelfde Leentje die na den poortsprong
z'n broekje herstelde dat zoo gaapte aan de knie, zoodat z'n moeder
't nooit geweten heeft.
Ja, ze is ten-grave gedaald zonder kennis aan die gescheurde broek! Ik
weet niet of "broek" mannelyk is, en heb geen lust het optezoeken,
vooral omdat ik 't toch niet begrypen zou, al vond ik "_broek, m._"
in 'n woordenlystje. Onlangs vond ik géén _m._ achter _natie_. Dat zal
'n scherpe geestigheid van Siegenbeek geweest zyn.
Of Wouters's broek mannelyk was, weet ik niet, maar Leentje had de
scheur geheeld, dat is de waarheid. Zoo heelde ze meer breuken, en
ontving daarvoor zeven stuivers in de week, en 's avends 'n boterham.
Lang na Habakuk, dacht Wouter nog meermalen aan haar deemoedig: "goeien
avend, juffrouw. Goeien avend, m'nheer en jonge-juffrouwen. Goeien
avend, Wouter"... en de rest.
Want Wouter's moeder heette "juffrouw" om de schoenmakery. De
jonge-juffrouwen waren z'n zusters, die dansen geleerd hadden. En z'n
broer was "m'nheer" sedert diens benoeming tot derden ondermeester
aan de stads-tusschenschool. Hy had toen verlengstukken aan z'n buis
gekregen om ontzag inteboezemen aan de schooljeugd, en "Stoffel" paste
toen niet langer, meende Wouter's moeder. Maar dezen noemde Leentje
eenvoudig Wouter, omdat-i nog maar 'n kleine jongen was. Ook was hy
haar drie stuivers schuldig, of eigenlyk zes-en-twintig duiten, die hy
haar nooit heeft teruggegeven, want toen hy, jaren later, die schuld
wilde afdoen, waren er geen duiten meer, en Leentje was ook dood.
Dit speet hem zeer, want-i had veel van haar gehouden. Ze was
foei-leelyk, nogal vuil, en bovendien wat onrecht van leest. Ook
beweerde Stoffel de schoolmeester, dat ze 'n booze tong voerde. Ze
zou namelyk hebben oververteld dat-i bessen met suiker had gedronken
in _de Nederlanden_.
Ik wil dit wel gelooven, maar wat kan men verlangen voor zeven stuivers
en 'n boterham? 'k Heb hertoginnen gekend met ruimer inkomen, en toch
niet aangenaam in den omgang.
Dat Leentje scheef was, kwam van 't aanhoudend naaien. Ze hield het
gansche gezin "heel" en verstond de kunst om een broek, twee buisjes
en 'n lakenschen pet te maken uit 'n duffelsche jas, en toch schoten
er nog lappen over voor de _sous-pieds_ die Stoffel noodig had voor
z'n examen als sekondant naar de Kaap. Dat niet lukte, door 'n fout
in Euklides.
Niemand buiten Wouter was tevreden met Leentje. Ik denk dat men
bang was haar te bederven door te groote zachtzinnigheid. De
"jonge-juffrouwen" spraken gedurig van "stand" en "dat ieder op
z'n plaats moest blyven." Dit gold háár. Leentje's vader namelyk
was 'n schoenmaker geweest die achterlapte, en de vader van de
jonge-juffrouwen had 'n winkel "gedaan" waarin-i schoenen verkocht die
uit Parys kwamen. Dit maakt 'n groot verschil. Want het is deftiger
iets te verkoopen dat gemaakt is door 'n ander, dan zelf wat te maken.
De moeder meende dat Leentje wel wat zindelyker wezen kon. Dat juist
gemeend was. Maar ik kom weer terug op den prys, en op de moeielykheid
van 't wasschen, voor iemand die geen tyd, geen zeep, geen ruimte en
geen water heeft. Duinwater was er nog niet, en al was 't er geweest,
het zou toch niet doorgedrongen zyn tot Leentje. [6]
Stoffel beschuldigde haar van dien verkeerden val in z'n hemdsboordjes,
"die zoo nadeelig werkte op 't respekt" en klaagde dat ze hem altyd
zoo mal aankeek, als-i "heeren had."
Dat "heeren hebben" was 'n _privatissimum_ over de leerwyze van
Prinsen, die nog niet was uitgevonden, maar door Stoffel werd
voorgevoeld. Leentje bracht thee by die zaak, en was eenmaal niet
geslaagd in 't wegbyten van 'n lach, toen ze Stoffel z'n naam hoorde
spellen, en uitvaren tegen 't onkiesche ouwerwetsche "esse té" dat
dan ook leelyk is.
En dan, die bessen met suiker!
Aldus had ieder z'n grieven tegen 't arme Leentje. Maar Wouter hield
veel van haar, en was met niemand buiten haar in huis gemeenzaam,
misschien wel omdat de anderen niet van hèm hielden, en hy dus wel
genoodzaakt was, of genoopt althans, z'n troost te zoeken by haar. Want
alle aandoening zoekt 'n uitweg, en er gaat niets verloren, evenmin
in de zedelyke als in de stoffelyke wereld.
Wouter's moeder noemde hem: "die jongen." Z'n broers--er waren er meer
dan Stoffel--beweerden dat-i valsch en gniepig was, omdat hy weinig
sprak en niet van knikkeren hield. Maar àls-i wat zei, verweet men hem
'n geheel onbewezen verwantschap met de kat van koning Salomo. De
zusters verklaarden hem voor "sleets" of "sleetsch." Ik weet niet
hoe ze 't spelden, omdat ik het alleen heb van hooren-zeggen. Maar
by Leentje kon onze Wouter altyd terecht. Zy troostte hem, en vond
het schande dat men niet meer "werk maakte van 'n jongen als hy." Ze
scheen dus te hebben ingezien dat-i niet 'n kind was als 'n ander. En
dit vind ik ook. Anders zou ik niet de moeite nemen z'n geschiedenis
te vertellen.
Tot kort na de expeditie naar _ouwenbrug_, hartenstraat en aschpoort,
was Leentje Wouter's eenige vertrouwde. Haar liet-i de verzen lezen
die versmaad waren door lange Ceciel. Haar klaagde hy z'n smart over
de onrechtvaardigheid van meester Pennewip, die hèm "redelyk" gaf,
en "uitmuntend" met 'n krul, aan 't roodharig Keesje. Aan Keesje,
die geen "som" alleen wist te maken en altyd steken bleef in de
hollandsche graven.
--Arme jongen, zei Leentje, je hebt wel gelyk. Ze kwamen in 't huis
van Beieren... 't is wel schande! En dat om 'n duit op 't pond.
Zy beweerde namelyk dat Pennewip goedkoop vleesch kreeg van Keesje's
vader die slachter was, en dat er alzoo knoeiery plaats had met die
graven en hun gedurig verhuizen.
Later heeft Wouter haar verdacht van vrome leugen op dat punt, omdat
Pennewip, wel beschouwd er niet uitzag als iemand die misbruik maakt
van biefstuk. Maar in die dagen nam hy de ligtvaardige verdenking van
's mans eer gretig aan, als pleister op de zyne die gekrenkt was
door Keesje's voorzitterschap. Want waar onze eer in 't spel is,
of wat we daarvoor houden, geven we minder om die van 'n ander.
Of, als z'n broers hem plaagden met 'n sarrend "professer
Wouter"... of, als de zusters op hèm de schuld wierpen van dat "mal
gekrabbel op 't behangsel"... of, als z'n moeder hem strafte voor
dat opsnoepen van de rystebry die gister overschoot en nog juist
zoo goed zou geweest zyn voor morgen... dan was 't altyd Leentje die
Wouter's gemoed in evenwicht bracht op dezelfde handige manier als ze
den winkelhaak in z'n kleeren onzichtbaar maakte met 'n onnavolgbaar
"heen-en-weertje."
O, leelyke vuile scheeve kwaadtongige Leentje, wat heeft Wouter je lief
gehad! Wat al troost straalde hem tegen uit je koperen vingerhoed, wat
al bemoediging lag er in je maasbal, wat 'n zalving in je liefderyk:
--Daar heb je-n-'n naald, en 'n draad, en 'n lapje... naai 'n zakje
voor je griften, m'n jongen, en vertel me nogeens van al die graven
die gedurig overgingen van 'n eene huis in 't ander.



Diepzinnige achterhoudendheid van juffrouw Laps. Predikatie
van Stoffel. Wouters standvastige trouw aan Glorioso. Roerende
terugblik op Scelerajoso's dood, dien we, om 't gevoel des
lezers te sparen, en wegens zeer uitgebreide _binnenlandsche
betrekkingen_, slechts lieten gissen op blz. 9. Fatsoenlyk
sterfgeval van Glorioso. De laatste Koning van Athene. Bedorven
magen en verscheurde trommelvliezen, voorgesteld als gevolgen
eener eigenaardige stofwisseling.

Ik weet niet welke profeet onzen Wouter werd ingegeven tot straf van
't wegmaken van z'n bybeltje. De huisdominee kwam er by te-pas, en de
man was puur ontsteld over zooveel boosheid. Juffrouw Laps die op de
ondervoorkamer woonde, had er ook van gehoord. Ze was zeer godsdienstig
en beweerde dus dat zoo'n jongen opgroeide voor de galg, want:
--Men begon met 'n bybel, zei ze beteekenisvol, en eindigde met
wat anders.
Niemand evenwel heeft ooit kunnen te weten komen wat dan toch dat
_andere_ wel wezen zou, als men begonnen was met 'n bybel. Ik denk dat
zyzelf 't niet wist, en dat ze 't maar zoo zeide om de menschen in
den waan te brengen dat ze veel levenswysheid bezat, en meer van de
zaken verstond dan zy uiten wilde. 't Is my wel, schoon 'k niet houd
van wysheid die zich niet openbaart in verstaanbare woorden, en als
't myn zaak geweest was, zou 'k juffrouw Laps den duim tusschen de
deur gezet hebben.
Stoffel hield 'n napreek, waarin-i aanvulde wat huisdominee
vergeten had. Hy sprak van Koran, Dathan en Abiram, die iets
dergelyks misdaan hebbende als Wouter, daarvoor waren gestraft met
'n ontydige begrafenis. Ook zeide hy: "dat de eer van de familie
op _d'ouwenbrug_ was verloren gegaan, dat hy, als "eenige" oudste
zoon van 'n onbesproken weduw, en als derde ondermeester op de stads
tusschenschool, verplicht was zorg te dragen voor de eer van 't huis...
--Van Beieren, zei Leentje zacht.
...dat 'n huwelyk of 'n _andere konditie_ voor de meisjes kon
afspringen door Wouter's schuld, want dat niemand zou willen tedoen
hebben met meisjes, die... in 't kort, Stoffel beweerde "dat het
schande was, en dat-i de oogen neersloeg voor ieder die kennis droeg
van 't feit. Hy had duidelyk bemerkt dat "de jongens" er ook al van
wisten, want Lodewyk Hopper had de tong tegen hem uitgestoken."
En eindelyk: "dat-i bevreesd was over de Nieuwmarkt [7] te gaan, omdat
die hem zoo onaangenaam herinnerde aan de vreeselyke voorspelling
van juffrouw Laps omtrent Wouter's toekomst."
Daarop volgde nog iets over die Koran, Dathan en Abiram, waarop de
heele familie uitberstte in gehuil, omdat het zoo byzonder treffend
was.
Wouter troostte zich met de gedachte aan Glorioso, en als er gesproken
werd van "dat andere" dat komen zou volgens juffrouw Laps, droomde
hy van z'n huwelyk met de schoone Amalia wier sleep gedragen werd
door zes pages. Juffrouw Laps zou zeker vreemd hebben opgezien als
ze die uitlegging van haar ingeslikten klimax ware te weten gekomen.
't Spreekt vanzelf dat alle pogingen om onzen held te bewegen tot
het openbaren der wyze waarop hy 't ontvangen geld had besteed,
ydel waren. Men moest daarvan afzien, na 't vruchteloos aanwenden
van alle gebruikelyke middelen. Water en brood, water en geen brood,
brood zonder water, water noch brood, huisdominee, Stoffel, Habakuk,
juffrouw Laps, tranen, slaag... alles te-vergeefs. Wouter was er de
jongen niet naar om Glorioso te verraden. Dit had-i juist zoo leelyk
gevonden in dien Scelerajoso, die dan ook slecht afspeelt, zooals we
gezien hebben.
Zoodra 't hem weer vergund was te wandelen met de Hallemannetjes
d.z.b.f. waren, ylde hy naar de brug buiten de aschpoort, om z'n
boeiende lektuur voorttezetten, en hy herhaalde dit tot het rampzalig
oogenblik waarop-i moest afscheid nemen van z'n held, die op 't laatste
blaadje als berouwhebbend generaal-majoor sterft in de armen van de
deugdzame Elvira.
Toen Wouter z'n boek had teruggebracht in de hartenstraat werd z'n blik
aangetrokken door amandeltaartjes by 'n banketbakker op den hoek. Hy
handelde met Glorioso als de Atheners met Kodrus: niemand was waardig
zoo'n held optevolgen, en binnen weinig tyds was 't overschot van
't Nieuw-Testament veranderd in maagbedervend gebak. Dat ook weer
veranderde.
Wat het aandeel der "gezangen" betreft in het saldo dat Wouter restte
na z'n italiaansche reis, ze leverden zeer eigenaardig de vaste
stof tot 'n drietonige mondharmonika die ooren en ziel scheurde,
en weldra door meester Pennewip werd gekonfiskeerd als storend voor
de schoolrust.


Twee stokpaardjes. De lezer wordt bedreigd met verzen.

Pennewip was 'n man van den ouden stempel. [8] Zoo althans zoud-i ons
nu voorkomen, als we hem voor ons zagen in z'n gryze schooljas, dyvest,
korte broek met gespen, en dat alles gekroond met 'n bruin pruikje,
dat-i gedurig heen-en-weer trok, en dat in 't begin der week altyd
zoo krulde als er geen regen aan de lucht was. Want krullen kunnen
geen nat verdragen, en zondags kwam de man met het yzer.
Doch dat ouwerwetsche is misschien maar denkbeeldig. Wie weet of-i
niet modern was in zyn tyd, en hoe spoedig men 'tzelfde van ons zal
zeggen. Hoe dit zy, de man heette _meester_, z'n school was 'n _school_
en geen _instituut_, wat dan ook de zaak minder goed uitdrukt, en ik
vind het 'n vreemde manier van vooruitgang, de dingen anders te noemen
dan ze werkelyk heeten. Op z'n school, waar volgens de naïve gewoonte
van die dagen, jongens en meisjes dooreen zaten, leerde men--of kón
men leeren--lezen, rekenen, schryven, vaderlandsche geschiedenis,
psalmzingen, wollennaaien, breien, merken en de godsdienst. Dit alles
was aan de orde van den dag, maar wie uitmuntte in aanleg, yver of
gehoorzaamheid, kreeg nog bovendien onderricht in 't verzenmaken,
een kunstje waarin Pennewip veel liefhebbery had.
Hy maakte de jongens "klaar" tot het "aannemen" toe, en met behulp van
z'n vrouw voerde hy de meisjes op tot 'n merklap met 'n rood vader-ons
op zwarten grond, of 'n gespietst hart tusschen twee bloempotten. Dan
waren ze volleerd, en des-verkiezende klaar om grootmoeders te worden
van onzen tegenwoordigen burgerstand.
Van natuurkunde was geen sprake in dien tyd. Dit punt laat trouwens
ook in onze dagen veel te wenschen over. Dat jammer is. Want het
is 'n kind nutter te weten hoe 't koren groeit, dan het te kunnen
toespreken in vreemde taal. Maar 't zou kunnen samengaan.
Buiten 't verzenmaken bereed meester Pennewip nog 'n stokpaardje, dat
hem boven ieder ander aanspraak gaf op 'n troon. Hy was bezeten door
de verdeelwoede, een ziekte die aan weinigen bekend is omdat ze maar
zelden en niet dan sporadisch voorkomt. Ik heb die ziekte nooit goed
begrepen, maar alle onderzoek naar de eerste oorzaak opgegeven zoodra
ik inzag dat het moeielyk omgaan is met stokpaardjes uit den stal van
'n ander, en zal me dus bepalen tot de korte beschryving van Pennewip's
onschuldig dier. Hy bracht al wat-i zag, waarnam, of ondervond, tot
familiën, _genera_, klassen, _species_ en onderdeelen, en maakte
alzoo de heele maatschappy tot één botanischen tuin waarvan hy de
Linnaeus was. Hy beschouwde dit als de eenige wyze om te geraken tot
'n helderen blik in de einddoelen der schepping, en tot de verklaring
van alle duisterheden in en buiten de school. Ja, hy ging zoo-ver, te
beweren dat Wouter's Nieuw-Testament weer zou te-voorschyn gekomen zyn,
als juffrouw Pieterse maar had kunnen opgeven tot welke klasse de man
behoorde, die 't gebonden had in zwart sjagryn. Maar dat wist ze niet.
Wat my aangaat, ik zou niet eens gesproken hebben over Pennewip's
verdeelzucht, als ik niet kon gebruik maken van zyn arbeid om m'n
lezers eenig denkbeeld te geven van den kring waarin de held myner
geschiedenis zich bewoog, even als ik gezegden Pennewip ongestoord
zou hebben laten onderricht geven in verzenmaken--dat _après-tout_
niet verboden is--wanneer ik niet voorzag weldra 'n paar gedichten
van z'n leerlingen te zullen noodig hebben tot plaatselyk kleursel.
Na de gewone hoofdafdeelingen van bezield en onbezield--waarby de
goeieman stoutweg den mensch 'n ziel gaf--volgde 'n stelsel dat
er uitzag als 'n pyramide, waar God met engelen, geesten en verder
toebehooren, bovenop stond, terwyl de oesters, polipen en mosselen
op de bazis rondkropen of stillagen naar verkiezing. Terhalverhoogte
stonden de koningen, schoolopzieners, burgemeesters, wethouderen en
dominees-doktoren in de H. Godgeleerdheid. Daaronder, professoren en
kooplieden die niets zelf maken. Vervolgens, doktoren in wereldsche
dingen--mits tweepaardig--advokaten en ongedokterde dominees,
kolonel van de burgerwacht, de rektor van de latynsche school, en
zoo voort. Wysgeeren--maar ze moesten 'n _stelsel_ hebben--dokters
met één paard, en dichters kwamen later. Heel laag daaronder, en vry
naby de mosselen, had-i de zevende onderafdeeling geplaatst der III
klasse van den burgerstand, en in die buurt hoorde myn held thuis.

BURGERSTAND, IIIe KLASSE, ZEVENDE ONDERAFDEELING.
_Burgermenschen "op kamers" wonende._

_a) Vrye opgang. Drie ramen. Twee verdiepingen met
achterkamers. De jongens slapen alleen, maar kleeden zich
in gezelschap van de meisjes. Kraamschut. Leeren fransch, en
reciteeren den_ Kerstnacht. _De meisjes heeten_ Lena, Maria,
_soms--maar zelden_--Louise. _Ze borduren, en zeggen: U. De
jongens op 'n kantoor. Houden meid, naaister, en 'n "mensch
voor 't grove werk." De was nat thuis. Lezen preeken van_
v.d. Palm. _Zondags rookvleesch, schoon linnen, en likeur na
de koffi. Godsdienst en fatsoen._
_b1_) Altyd nog drie ramen. Eén verdieping. Boven wonen
buren die "tweemaal schellen." (Zie b2) Leentje, Mietje,
Jansje. Louise _komt minder dikwyls voor. De onderdeur wordt
opengetrokken met 'n touw dat glimt van lange dienst. Slapen
in één kamer. Kraamschut. Meid, "halve naaister" en 'n
"mensch." Zondags kaas, geen likeur, maar overigens godsdienst
en fatsoen als-boven._
_b2_) Tweeschellige buren. Nagenoeg als-boven. Zonder meid,
maar met 'n "mensch." Naaister, kaas en schoon linnen van-tyd
tot-tyd, maar zelden. Godsdienst als-boven.
_c) Tweede verdieping. Twee schuiframen. Kleine achterkamer
die inspringt om de binnenplaats. 't Heele gezin slaapt in
twee bedden. Van kraamschut geen spoor. De jongens heeten_
Louw, Piet _of_ Gerrit, _en gaan "op" horologiemaken
of letterzetten. Soms naar zee, maar zelden. Gedurig
twist met de buren over dien verstopten gootsteen in 't
portaal. Overigens godsdienst als-boven. Hebben kennis aan
"heel fatsoenlyke menschen." Lezen den Haarlemmer samen met
III 7, b2_ (Pp.) _Geen meid of "mensch" maar 'n naaister van
zeven stuivers en 'n boteram..._

Daar zyn we aangeland by juffrouw Pieterse.
De lezer weet nu vry juist wat-i te denken heeft van Wouter's omgeving,
en begrypt waarom ik z'n gezichtje stadskleurig noemde toen we hem voor
't eerst zagen in de hartenstraat.



Voorbereiding tot een avendje. Rolverdeeling. Stryd
tusschen willen en zyn, geopenbaard in 'n kindermymering
(daquerreotiep). Moddersloots-droomen, stroohalm-wedvliet,
eendenoorlog en molen-vertellingen, eindigende met 'n
luchtreis.

't Was woensdag. Er zou 'n "avendje" wezen by de Pietersens. Juffrouw
Laps was gevraagd, en ook de juffrouw boven den melkkelder, wier man
"aan de beurs" was. Voorts vrouw Stotter die zoo lang gebakerd had
"maar altyd heel in 't fatsoenlyke." Dan de weduwe Zipperman, "die
'n dochter getrouwd had met iemand van de assurantie, of 't kadaster,
of zoo-iets." Voorts de juffrouw van den koekbakker. Dat kon niet
anders, want het was "zoo opvallend als men allerhande en janhagel
liet halen zonder haar meetevragen." Dan de juffrouw van onder-achter
die wel niet komen zou, dacht men "maar men wou graag de minste wezen
na dat gekibbel over 't gebroken glas." En kwam ze nù niet, dan was
't ook _uit_, zei juffrouw Pieterse. Ja, dan zou 't uit wezen met de
juffrouw van achter-onder. Ik zal nu maar terstond zeggen dat ze niet
gekomen is, en dat het dus met die juffrouw _uit_ was.
De kleinere kinderen zouden vroeg naar-bed, met de belofte van 'n
You have read 1 text from Dutch literature.
Next - De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 1 - 03
  • Parts
  • De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 1 - 01
    Total number of words is 4300
    Total number of unique words is 1606
    37.2 of words are in the 2000 most common words
    53.2 of words are in the 5000 most common words
    61.2 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 1 - 02
    Total number of words is 4469
    Total number of unique words is 1509
    38.7 of words are in the 2000 most common words
    53.5 of words are in the 5000 most common words
    60.4 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 1 - 03
    Total number of words is 4434
    Total number of unique words is 1588
    35.9 of words are in the 2000 most common words
    49.1 of words are in the 5000 most common words
    55.0 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 1 - 04
    Total number of words is 4520
    Total number of unique words is 1394
    41.0 of words are in the 2000 most common words
    54.8 of words are in the 5000 most common words
    61.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 1 - 05
    Total number of words is 4079
    Total number of unique words is 1461
    38.0 of words are in the 2000 most common words
    52.5 of words are in the 5000 most common words
    60.6 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 1 - 06
    Total number of words is 4427
    Total number of unique words is 1461
    42.1 of words are in the 2000 most common words
    57.1 of words are in the 5000 most common words
    63.0 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 1 - 07
    Total number of words is 4484
    Total number of unique words is 1498
    40.6 of words are in the 2000 most common words
    56.0 of words are in the 5000 most common words
    62.6 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 1 - 08
    Total number of words is 4648
    Total number of unique words is 1416
    43.4 of words are in the 2000 most common words
    60.2 of words are in the 5000 most common words
    67.0 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 1 - 09
    Total number of words is 4767
    Total number of unique words is 1319
    44.9 of words are in the 2000 most common words
    61.1 of words are in the 5000 most common words
    68.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 1 - 10
    Total number of words is 4552
    Total number of unique words is 1468
    42.9 of words are in the 2000 most common words
    58.5 of words are in the 5000 most common words
    66.0 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 1 - 11
    Total number of words is 4630
    Total number of unique words is 1487
    42.9 of words are in the 2000 most common words
    58.5 of words are in the 5000 most common words
    66.2 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 1 - 12
    Total number of words is 4674
    Total number of unique words is 1454
    41.9 of words are in the 2000 most common words
    57.8 of words are in the 5000 most common words
    64.8 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 1 - 13
    Total number of words is 4505
    Total number of unique words is 1463
    40.0 of words are in the 2000 most common words
    56.4 of words are in the 5000 most common words
    63.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 1 - 14
    Total number of words is 4655
    Total number of unique words is 1501
    40.8 of words are in the 2000 most common words
    55.8 of words are in the 5000 most common words
    63.4 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 1 - 15
    Total number of words is 4585
    Total number of unique words is 1576
    40.7 of words are in the 2000 most common words
    54.2 of words are in the 5000 most common words
    61.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 1 - 16
    Total number of words is 4431
    Total number of unique words is 1593
    38.8 of words are in the 2000 most common words
    52.8 of words are in the 5000 most common words
    60.4 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 1 - 17
    Total number of words is 4593
    Total number of unique words is 1575
    39.4 of words are in the 2000 most common words
    55.2 of words are in the 5000 most common words
    63.5 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 1 - 18
    Total number of words is 4522
    Total number of unique words is 1578
    38.5 of words are in the 2000 most common words
    53.6 of words are in the 5000 most common words
    60.9 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 1 - 19
    Total number of words is 4591
    Total number of unique words is 1432
    41.2 of words are in the 2000 most common words
    55.3 of words are in the 5000 most common words
    62.9 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 1 - 20
    Total number of words is 4525
    Total number of unique words is 1611
    36.0 of words are in the 2000 most common words
    51.8 of words are in the 5000 most common words
    58.6 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 1 - 21
    Total number of words is 4481
    Total number of unique words is 1536
    39.9 of words are in the 2000 most common words
    55.1 of words are in the 5000 most common words
    62.4 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 1 - 22
    Total number of words is 4680
    Total number of unique words is 1469
    40.7 of words are in the 2000 most common words
    54.6 of words are in the 5000 most common words
    63.2 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 1 - 23
    Total number of words is 4596
    Total number of unique words is 1462
    41.0 of words are in the 2000 most common words
    56.3 of words are in the 5000 most common words
    62.6 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 1 - 24
    Total number of words is 731
    Total number of unique words is 371
    43.0 of words are in the 2000 most common words
    57.0 of words are in the 5000 most common words
    64.6 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.