Minnebrieven; Over Vrijen-Arbeid in Nederlandsch Indië; Indrukken van den dag - 18

Total number of words is 4388
Total number of unique words is 1610
33.6 of words are in the 2000 most common words
47.7 of words are in the 5000 most common words
54.7 of words are in the 8000 most common words
Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
den titel, beginnen met de aantooning hoe men opzettelyk vermeed de
hoofdzaken te noemen, en tevens van de onwaardigheid dergenen die,
tot spreken geroepen, zich voortdurend schuldig maken aan misdadig
zwygen. Ik moest met ruwe hand--hoe kon het anders?--maskers van
deftigheid afrukken, en hier-en-daar 'n opperkleed scheuren, dat
in wyde magistrale plooien nietigheid bedekte--of dikwyls erger
nog--MISDRYF.
Want leugen te geven, of leugen te steunen door zwygen, waar men
geroepen is te spreken voor de waarheid, is misdryf.
Welk vertrouwen kan men schenken aan Ministers, Kamerleden,
Dagbladschryvers, aan allen die zich moeien met de publieke zaak,
wanneer ze by-voortduring met kunstmatige angstvalligheid vermyden die
zaak te behandelen van den kant, waar ze het meest gevaar loopt? Welke
oprechtheid, welke zuiverheid van bedoeling kan men veronderstellen in
publieke mannen, die hun yver, hunne kunde, hun talent besteden aan
't behandelen van de onderdeelen der volksbelangen--en dikwyls zelfs
aan deze niet--terwyl ze met opzettelyk verzuim niet gewagen van de
vreeselyke katastroof die het Volk te-gemoet gaat ...
Indië zal voor Nederland verloren gaan, met of zonder Kultuurstelsel,
met of zonder Vry-arbeid. Mèt dien vryen arbeid spoediger nog, maar
verloren gaan zal 't zéker, als Nederland niet zorgt dat den Javaan
recht wordt gedaan.
Dit is de kwestie, de ware kwestie van den dag! Dit is dus de kwestie,
Nederlanders, waarover niet wordt gesproken in uw dagbladen, niet in
de redevoeringen uwer Kamerleden, niet in de programmen uwer Ministers.
Ik weet wel dat de partymannen beweren dat hun systeem--och arm!--de
hoofdzaak insluit. Ik weet hoe by-voorbeeld de voorstanders van
Vryen-arbeid voorgeven--en sommigen misschien inderdaad gelooven--dat
de arme Javaan zoo byzonder zou gebaat worden door 't triomfeeren van
hun stelsel. Maar deze dwaling berust op 'n woordspeling die al zeer
gemakkelyk valt optelossen.
Het Stelsel van gouvernements-kultuur schryft arbeid voor. Men
noemt de daaruit voortvloeiende werkzaamheden van den Javaan:
gouvernements-arbeid, gedwongen arbeid, dwang-arbeid. En die benamingen
zyn juist.
Toen het denkbeeld ontstond dat de Javaan ook zou kunnen worden
te-werkgesteld op andere wyze, moest er voor die andere wyze een
naam bedacht worden, die haar onderscheidde van de gewone. Er was
een tegenstelling noodig. Tegen-over gouvernements-arbeid vond men
natuurlyk het woord: particuliere arbeid. En ook deze uitdrukking is
juist. Maar het werk van den Javaan voor 't gouvernement droeg nog
andere namen. Ook dáártegenover moesten passende uitdrukkingen gevonden
worden, en alzoo is onze taal en de kring onzer denkbeelden verrykt met
de woorden: vry-arbeid en vrywillige arbeid, woorden die gemak geven
in 't gebruik, maar tevens aanleiding tot groot misverstand. Aan dit
misverstand, Nederlanders, hebt gy te wyten dat het mogelyk geweest
is dien Vry-arbeid te maken tot de DUITENPLATERY van den dag.
Want: van vryheid, van vrywilligheid is geen spraak by den arbeid
dien de Javaan verricht voor 'n particulier. "Die Javaan staat niet
op, plant niet, oogst niet, dan op den wenk van den man die niets
draagt." Waar die wenk gegeven wordt, moet zulk 'n Hoofd daartoe
genoopt zyn door oorzaken, die, als ze uitgingen van het GOUVERNEMENT,
duidelyk beschreven staan in de Indische Staatsbladen, de uitgewerkte
compendia van de "boodschap der "edele" kamer te Dordrecht... of te
Enkhuizen" en van het menschlievende, of althans voorzichtige "NIET
TE ERG." Maar wanneer de oorzaken die het Javaansche Hoofd tot den
onmisbaren wenk bewegen, uitgaan van 'n PARTICULIER, dan staan ze
nergens beschreven, en behouden hare werking tot op de de uiterste
zeer vèr liggende grenzen:

van de onderdanigheid des Javaans aan z'n Hoofd,
der behoefte van dat Hoofd aan weelde en van
Europeesche hebzucht, die... aan sommige lezers wel bekend zal zyn.

Het produkt van deze drie enorme faktoren noemt men met leugenachtigen
schoolklank: VRYWILLIGE ARBEID.
By gouvernements-kultuur is contrôle mogelyk. Waar die contrôle
ontbreekt--zoo-als meestal het geval is--door begeerte om te
schipperen... door misdadige gemakzucht... door vrees voor 't
bemoeielyken van 'n tragen Landvoogd die niet wil beroofd worden
van z'n onkunde, dat vurig bemind voorwendsel om zich bezigtehouden
met niets doen... daar is dit alles wel treurig en noodlottig,
maar... de contrôle zou toch kunnen worden uitgeoefend, àls er eens
'n Gouverneur-Generaal benoemd werd, die besef had van zyn plicht,
en tevens de gaaf om dat besef optewekken en levendig te houden by
anderen. Dan immers zou er kunnen gezorgd worden: "dat de Javaan het
zyne ontving, al is 't dan ook wat weinig."
Maar als men dien Javaan overlevert aan PARTIKULIEREN IN COMPLICITEIT
MET DE HOOFDEN, vooral met de lagere Hoofden... dan is geen Contrôle
mogelyk, ook al vond men 'n Gouverneur-Generaal die z'n plicht deed.
Ik beweer dit alles uit volle overtuiging; maar erken dat dit niet
voldoende is. Om alzoo die overtuiging meetedeelen aan anderen,
begin ik met de vraag of 't die anderen om waarheid te doen is? By de
meesten is dit naar m'n treurige ondervinding het geval niet, en waar
ik voel stryd te voeren tegen een door eigenbelang voorgeschreven
parti-pris, geef ik redeneeringen in den smaak myner parabel over
den heiligen Dionysius, of der vergelyking van het droogstoppelig
perspomp-systeem. Wie geld wil bekomen dóór den arbeid des Javaans,
in stee van waarheid over den arbeid des Javaans, zal m'n geschryf
zeer leelyk vinden, en dit kan ik niet helpen.
Maar wèl heb ik gewonen, ernstigen betoogtrant ten-beste voor
aanhangers van het vry-arbeidersstelsel die, ter-goeder-trouw verleid
door den klank vry, meenen een edele zaak voortestaan. Ik ontsla me dus
geheel-en-al van de tegenstanders wier oordeel over de zaak geput is
uit hun eigen geld-opbrengende ondervinding. Men zou 'n held moeten
wezen, grooter dan er eenmaal in de eeuw voorkomt, om 'n stelsel
aftekeuren waaraan men zonder veel moeite een belangryk vermogen te
danken had, of waaruit men hoopt zulke voordelen te behalen.
Dus spreek ik tot en over de voorstanders ter-goeder-trouw...
Welnu ... ze zyn BEDROGEN.
En hier wellicht zal men inzien waarom ik by 't schryven dezer
brochure, zoo lang, zoo vaak, en zoo krachtig naar ik meen, ben
opgestaan tegen leugen. De leugen heerscht overal, en ook hier heeft
ze sommigen op 'n dwaalspoor gebracht.
Hoe is deze leugen geboren, hoe is ze gevoed en opgegroeid? Ze
is geboren:
1.) Uit het belang der particulieren, om den door omkooping verkregen
dwang geheim te houden.
2.) Uit gelyk belang van de Hoofden, vooral van de lageren waarmeê
de particulier meer in aanraking komt.
3.) Uit de onderworpenheid van den Javaan, die niet klaagt voor-i
daartoe wordt gemoveerd door de zeldzame zekerheid dat z'n klacht
niet zal worden bestraft als misdryf. (Zie den Havelaar, die nooit
weêrsproken is.)
Hoe is ze gevoed en opgegroeid?
1.) Door plichtverzuim der Residenten:
a. plichtverzuim, sans phrase.
b. plichtverzuim om hoftemaken aan 'n Gouverneur-Generaal die
vryarbeiderig is: pour se donner un genre.
c. plichtverzuim uit nòg grover eigenbelang ... om te deelen in
de winst.
2.) Door plichtverzuim van 'n Gouverneur-Generaal die al deze
dingen niet begreep, omdat-i met kommiesachtige bekrompenheid en met
verwaarloozing zyner hooge roeping, zich vergenoegde met papieren
waarheid, dat is: met ONWAARHEID.
Weder alzoo is onwaarheid, weder is leugen de hoeksteen van 't
roofgebouw. 't Is alweer uit LEUGEN dat de noodlottige dwaling
ontsproot, die hier 't Volk prys-geeft aan gemaakte agitatiën, ginder
aan wanhoop, en overal den naam der Nederlandsche natie aan schande.
En wie er twyfelt ... wie meent dat de arbeid van den Javaan voor
particulieren, wèl vrywillig geschiedt... wie nooit, als ik, met
eigen ooren hoorde, hoe zulk 'n particulier het Javaansch Hoofd
inneemt, omkoopt, bederft met zoet walgelyk gevlei, met aandeel in den
buit... wie 't nooit zag, als ik, met eigen oogen, hoe de particulier
zich veroorlooft den werkman die zoo zielverkoopig hem "geleverd"
werd, aantezetten, voorttezweepen, te mishandelen... wie zonder dit te
hooren of te zien, niet in-staat is deze waarheden a priori afteleiden
uit de drie gegevens die ik zulke enorme factoren noemde... wien
't ontbreekt aan menschkunde in 't eind... dien zal ik zeggen.
Als meermalen wend ik my tot u, Mr. Albertus Jacobus van Twist,
oud-Gouverneur-Generaal, vertegenwoordiger des Volks!
Ik wend my tot u, zoo-als ik by opstand of beroering den belhamel
vóórriep, om niet door algemeenheid der toespraak te doen leiden tot
verzwakking van indruk.
Ik wend my tot u, Mr. van Twist! Ik verneem dat gy in die onzalige,
vervelende, geheel beneden hare roeping staande Tweede Kamer,
eenige provincieleden sleeptouwt, die uw koelheid nemen voor ernst,
uw droogheid voor wysbegeerte, uw styfheid voor standvastigheid,
uw zondeloosachtigheid voor deugd.
Tot u wend ik my, Mr. van Twist, om u te zeggen dat ik voor 'n groot
deel getuige ben geweest van het smeden der leugens waarmede men
u heeft bedrogen. Ik heb den glimlach over uw domheid op de lippen
gezien van henzelf die zoo gretig van die domheid gebruik maakten. Ik
heb u bestudeerd toen gy in den val liept, en ik was nog te naïf om te
weten--zoo als ik later ontwaarde--dat ge niet beter verdiendet. Dat
men u leugens gaf, hoorde 'k en zag ik. Maar ik meende nog dat gy
waarheid begeerdet. [81]
Vele werken die men u voorstelde als tot-stand gebracht door
vrywilligen arbeid, zyn uitgevoerd met den meest onmenschelyken dwang.
Zoodra ik het goedvind, zal ik zeggen welke werken, wáár en hoe. En
ik zal 't bewyzen. Reken daarop.
Misschien zal ik daarby, met niet meer dan drie of vier woorden,
aantoonen hoe de geheele tegenwoordige kwestie met den heer
Bekking--van beide kanten--nooit by den waren naam genoemd is.
Ook in die zaak speelt leugen de hoofdrol.
En gy, Mr. van Twist, die aan het hoofd schynt te staan van de
Vry-arbeidersparty, dat is: van de clique der vry-arbeiders, gy die
vrywilligen arbeid predikt voor den Javaan, en niet vrywillig den
arbeid volbracht, dien ik u aanwees als voorgeschreven door eerlykheid,
plicht en eed ... ik veroordeel by dezen uzelf tot dwangarbeid. Ik
sla u het juk van mynen geest om den nek, en span u in het tuig
van den ploeg waarmee ik de harde korst opscheur van domheid en
vooroordeel. Ik zweep u voort met den geesel myner verontwaardiging ...
En ik zal voortgaan dit te doen, tot uw naam, en het gemis aan
denkbeelden dat gy vertegenwoordigt, den Volke zal wezen tot 'n
braakmiddel.
"Die brochure is excentriek ..."
Zoo noemt 'n pestwalm de stoommachine die een modderpoel leêgmaalt,
en hem komt storen in z'n verdelgingswerk.
Pestwalm? Ja. Want er is verrotting in den staat!
Op... op, gy weinigen, die nog niet geheel zyt verleugend!
Op, jongelieden die nog uw hart voelt kloppen voor het goede! Op
... op, gy die nog niet hebt verleerd te gloeien van verontwaardiging
by 't aanzien van het booze!
Op, vrouwen, die moeders zyt van 'n volgend geslacht dat schaamte
zal voelen over 't vorige!
Op, meisjes, die bestemd zyt moeders te worden!
Gy, jongelingen, gy vrouwen, gy meisjes ... ge zyt MENSCHEN.
Men zegt u dat ge 't niet zyt. Men behandelt u als-of ge 't niet
waart. Men dwingt u het niet te zyn ...
Maar ik zeg u: Ge zyt menschen. Op u rust menschenplicht!
Die plicht schryft voor: Streven naar waarheid.
En overal heerscht LEUGEN.
Op dan! Ten-stryde tegen den leugen! Op, ten-stryde! Op, ter
overwinning! Op, tot het byeenroepen, tot het ordenen, tot het wapenen
van de Derde party.
Ja ... en nu aan m'n Ideën.

Amsterdam, 25 Jan. 1862.



NASCHRIFT BY DEN VIERDEN DRUK.

Ruim elf jaren zyn verloopen, sedert ik deze brochure tegen
Vryen-Arbeid--d.i. tegen het overleveren van den Javaan aan de hebzucht
van aventuriers uit alle windstreken--in het licht gaf.
Ook een tweede stuk van gelyke strekking is reeds drie jaren oud.
Van wederlegging myner beschouwingen is me niets gebleken.
Immers het is geen wederleggen, indien men--gelyk door 'n verslaggever
in de N. Rotterdamsche Courant geschied is--myn persoon tracht te
verguizen, en de door my aangewende gronden voorbygaat, of juister
gezegd, indien men zich aanstelt als-of men de gegeven wenken niet
begrepen heeft.
Ook kan ik den rang van wederlegging niet toekennen aan geschriften
die ten-duidelykste blyk geven dat de auteurs het verschil niet kennen
tusschen eigenlyk gezegde Koloniën, en officiëele Etablissementen,
Settlements, Factoryen, Vestigingen, of hoe men dan ons dominium in
Indië gelieft te betitelen. Eene Kolonie van Nederlanders is Insulinde
niet! Zy die dit uit het oog verliezen en toch over de zaak meespreken,
doen denken aan den dwaas die 'n schaakparty aanvangt, zonder den naam
der stukken te kennen, waaruit kan worden afgeleid dat hy niet zeer
vertrouwd is met den loop daarvan, en nog minder met de fynheden van
't spel.
Maar ons Publiek is nu eenmaal niet gewoon zulke dwazen het
zwygen opteleggen. Door 't lezen van allerlei ontuig heeft men
't lezen verleerd, en meent iets vernomen te hebben--en geleerd
misschien--wanneer 'n auteur redelyk weet omtegaan met de frazen
van den dag. "Menschenrecht, vrye-arbeid, verfoeielyk dwangstelsel,
liberalismus ...
Wel zeker! Dus moet de Javaan arbeiden ten-behoeve van zwendelaars,
bankroetiers, industrieele vrybuiters uit alle hoeken van de wereld.
De Weledele Heer Droogstoppel wil wel zoo!
En de bemanning der amerikaansche whalers ook! Wie zou z'n armzalig
leven willen doorbrengen op zee, met de kans op 'n weinig spermaceti,
wanneer daar in de nabyheid, door de menschlievende Nederlandsche Natie
'n half werelddeel wordt te harpoeneeren en te villen gegeven?
Zoowel in deze brochure als in de later geschrevene, meen ik te
hebben aangetoond dat de geheele zoogenaamde kwestie berust op 'n
woordspeling. En tevens dat de daaruit voortgevloeide dwaling voedsel
heeft gekregen door de behoefte van sommigen aan 'n leus. De meesten
van die heeren zyn uitmuntend geslaagd. Maar ze hebben de Natie zeer
veel gekost. Indien men den heer van Hoevell, oogenblikkelyk na z'n
verbanning uit Indië--waar hy zich ten-eenen-male onbevoegd opwierp
als voorganger--staatsraad met 'n behoorlyk inkomen had gemaakt,
zou er veel geld en leed bespaard gebleven zyn. De kans dat in dit
geval een ander de Natie was komen begoochelen met klank, ware gering
geweest. Bekwaamheden als van den heer van Hoevell zyn zeldzaam.
Ook had de ware economie voorgeschreven de bemoeienis van den
millionair Fransen van de Putte aftekoopen met 'n paar ton 's
jaars, voor-i zyn in Indië op den Javaan veroverd fortuin, in
de schaal kon leggen, waarop Javaansche belangen zouden gewogen
worden door Nederlandsche économie philantropique. Dit heeft
men verzuimd, en hiervan is thans de domme en misdadige--jazelfs
geldverslindende--oorlog met Atjin, een der middelyke gevolgen! Me
dunkt toch dat ieder met gewoon verstand begaafd persoon had kunnen
voorzien, hoe schadelyk het werken moest, de hoogste belangen van
den Staat toetevertrouwen aan een man zonder bekwaamheid, zonder
antecedenten die van studie getuigen, en zonder anderen waarborg voor
integriteit, dan de zeer negatieve van 't snel ryk-worden.
Nederland zal gestraft worden op de plek waar 't gezondigd heeft. Door
geld liet zich de Natie verblinden, met geld wordt de aanbidding van
den Mammon geboet.
De inwendige gronden waarom iemand als Fransen van de Putte, in zyn
zonderlinge positie gedreven werd tot de misdaad der oorlogsverklaring
aan Atjin, zyn niet moeielyk optegeven. De man moest, om niet niemendal
te zyn, zich toetakelen met 'n air-Louvois. Ook Prud'homme wilde iets
wezen, en zou zeker dezen of genen oorlog hebben uitgedacht, als hy
'n land had kunnen vinden, krankzinnig en onzedelyk genoeg om hem aan
't hoofd der zaken te stellen. Maar de goeie Prud'homme heeft deze
chance niet gehad, omdat-i verzuimde zich by-tyde te laten geboren
worden in 't verrot Nederland, waar men ieder gebruiken kan die geld
heeft, onverschillig hoe 't gewonnen is.
Er begint te blyken dat deze Mammon-dienst de wysheid bedriegt, en dat
de aanbidding van 't gouden kalf 'n zeer dure eeredienst is. En nog
spreek ik niet van de ruim zeven millioen, waarop de oorlog met Atjin
ons thans reeds te-staan komt. Dit is een kleinigheid, vergeleken
by de finantiëele gevolgen van het kibbelen over Vryen-arbeid, en
de daaruit voortgevloeide noodlottige verslapping van ons gezag in
Indië. De tyd nadert, waarop wy met het grootst genoegen afstand
zouden doen van alle aanspraken op Atjin, en des-noods van geheel
Sumatra, indien we tot dien prys slechts Java mochten behouden. Ja,
al moesten wy 't behoud van die eene melkkoe betalen door 't opgeven
van àlle andere bezittingen in den archipel, dan nog ...
Maar dit kan niet. Het zoogenaamd Nederlandsch Indië gelykt 'n
glastraan die by de geringste breuk tot stof verbryzeld wordt. Ons
gezag in die gewesten--een kunstwerk!--is niet bestand tegen de minste
onhandige aanraking. Wie daarmee niet weet omtegaan--waartoe noodig
is: diepe kennis van speciale toestanden, wysgeerige algemeenheid
van blik, en ernstige wil om wèl te handelen--zal dat Gezag doen
uiteenspatten. Waarlyk, Nederlanders, gy vergist u in de meening dat
de eerste de beste die brutaal genoeg is, niets zynde, zich uittegeven
voor iets, bekwaam wezen zou aan het hoofd te staan van een zoo fyn
bewerktuigd organismus als ons bestuur in Indië! Wanneer dit zoo
gemakkelyk ware, zou ieder land, ieder duitsch vorstendommetje--ja
waarom niet elk particulier?--zich de weelde aanschaffen, ryke
overzeesche provinciën te bezitten. Noch het verkrygen, noch het behoud
van zulke zaken kan men gevoegelyk opdragen aan kwae-jongens, wier
eenige verdienste bestaat in plompe baldadigheid en 'n beetje zakgeld.
Het schermen met de leus: Vrye-Arbeid voor den Javaan, is
onoprecht. Zelfs van Hoevell en Fransen van de Putte, hoe onbekend
dan ook met inlandsche toestanden--tegenover my zullen die heeren dit
toch niet loochenen?--zelfs zy zyn evenzeer als ik overtuigd dat hun
zoogenaamd principe dien aangaande slechts voorgewend is.
Het bewys?
Waarom liet zich de uitstekend bekwame heer van Hoevell niet minister
maken, toen de clique waartoe hy behoorde, op 't kussen kwam, en genoeg
invloed bleek te hebben om hem te doen benoemen tot wèl-bezoldigd
lid in den Raad van State? Dan immers had hy met één pennestreek die
vervloekte dwang-cultuur kunnen afschaffen.
En waarom deed dit niet de Minister Fransen van de Putte?
Ze durfden niet!
Zoo goed als ik wisten zy dat de openstelling van 't Binnenland, het
sein zou wezen tot oogenblikkelyke vernietiging van 't Nederlandsche
gezag.
Ik beroep me te dezer zake op m'n tweede brochure, om nu alleen te
doen in 't oog vallen hoe weinig logische en moreele integriteit er
te wachten is van mannen die op zulke wyze het voorgewend algemeen
belang gebruiken als voetbank om opteklimmen tot het hunne.
Doch Nederland wilde dit zoo! Drie drukken van deze eerste brochure
over Vryen-arbeid zyn uitverkocht, en toch is de fortuinmaker van
de Putte, op dezen oogenblik voor den tweeden keer Minister van
Koloniën. Toch zit nog altyd de plichtvergeten Duymaer van Twist in
de Eerste Kamer meetespreken over Indische zaken! Toch meent men nog
altyd dat het er iets toe doet, of men in den Haag deze of gene wet
al dan niet bekrachtigt!
De hoofdzaak, de eenige ware hoofdzaak, Nederlanders, is dat er niet
geroofd en gemoord wordt. En dat ge niet eereposten opdraagt aan
hen die roof en moord in bescherming namen. Verandering der wetten
is van later zorg. De wetten waren zoo slecht niet. En al ware nu
zoo'n van de Putte in-staat béter wetten voortestellen--wat weet hy
daarvan?--ik vraag u wat dit baten zou, zoolang gy premiën blyft
betalen op 't verkrachten van de wet? De geheele toestand van ons
Indië op dit stuk wordt vry zuiver gekarakteriseerd door de volgende
passage uit 'n Kölnische Zeitung in het laatst van 't '70, die ik
ter overweging aanbeveel.
Neulich empfing der Kaiser von Russland eine Deputation der
Petersburger Kaufmannschaft. Bei dem dehnbaren Begriffe eines Kaufmanns
nach russischem Rechte war die Zusammensetzung der Deputation eine
sehr gemischte. Der Kaiser beruhigte die Deputation über ihre
Wünsche, welche die inneren Reformen betrafen; "schliesslich",
meinte der Kaiser, "werden viele eurer Wünsche erledigt in dem
neuen Bankerott-Reglement".--"Väterchen Czaar (Tsaa batjuschka),"
sagte einer der Deputirten, "wird das neue Bankerott-Reglement nun
ordentlich ausgeführt werden (badut li jewo ispolnatj)?"--Was willst
du damit sagen?" fragte der Kaiser.--"Ich meine nur" versetzte der
Deputirte des Handelsstandes, "wenn man es richtig ausgeführt hätte,
so war ja eigentlich auch das alte Reglement ganz gut (tak i stary
ustaw byl chorosch)!" Diese einfache Antwort beweist, dass Russland
etwas ganz Anderes Noth thut als Schiffe auf dem Schwarzen Meere und
neue Eroberungen.
Zoo ook heeft ons ongelukkig Nederland behoefte aan geheel andere
zaken dan zoogenaamd-politieke kwestiën, en 'n oorlog met Atjin! Maar
ook dit heeft men gewild! Juist nu 'n jaar geleden--bytyds alzoo!--heb
ik in myn "Brief aan den Koning" gewaarschuwd. Noch hy noch de Natie
heeft willen luisteren. Zal 't op-den-duur zoo gaan met m'n vermaningen
over den leugen van Vrye-Arbeid?
De oorzaak van 't in den wind slaan der wenken die ik herhaaldelyk gaf,
is me zeer wel bekend. Te veel personen zouden er schade by hebben,
indien de invloed dien ik uitoefen, officiëel gestempeld werd tot
gezag. Velen weten uit de laatste bladzyden van m'n "Een-en-ander"
wat hun in dat geval zou te wachten staan. Ze zyn er zoo bang voor,
dat zelfs stukken van myn hand die schynbaar niet in 't minste verband
staan met zaken van rechtstreeksch-politischen aard--dit laatste
woord nu in bekrompen zin gebruikt--terstond zooveel mogelyk moeten
worden verkleind. Zie byv. de komisch-wanhopige pogingen van den
N. Rotterdammer om m'n Vorstenschool van de baan te dringen. Dit blad
heeft volkomen gelyk... in 't pogen. Van de Putte en Vorstenschool
kunnen niet te-gelyker-tyd "mooi" gevonden worden. Of 't één,
òf de ander is 'n prul. De lezer kieze, en voor 't minst dat-i
mede-aandeelhouder is in zoo'n krant--of in zóó'n ministerie!--geef
ik hem den raad zich aan van de Putte te houden.
Ja, ik ken de oorzaken van dat doodzwygen en voorgewend minachten
myner waarschuwingen. Maar ik wil even stellen dat ik ze niet kende,
om aanleiding te hebben tot het doen van eenige vragen.
Van-waar, o Nederlanders, dat ge waarde hecht aan de meening van
personen die uit die meening voordeel putten, en geen acht slaan op
de opinie van iemand die zich opofferde voor z'n beginselen?
Ik beweer geenszins dat dit offer op-zichzelf juistheid van inzicht
bewyst, doch wèl pleit het voor oprechtheid en integriteit, dunkt
me. Ook wanneer al m'n stellingen valsch waren, dan nog had ik
aanspraak op den eerbied dien ieder schuldig is aan overtuiging,
eene eigenschap, die by m'n tegenstanders--zie blz. 46--te-vergeefs
gezocht wordt.
Doch niet hierom alleen noem ik m'n Publiek oneerlyk. De meeste
verschynselen van politieken en socialen aard die op dit oogenblik
topics leveren aan hoofd-artikelschryvers, zyn door my lang te-voren
aangekondigd. Van-waar dan op-den-duur de linksche huichelary, als-of
men myne voorzeggingen geen aandacht waard keurde? Niet om-mynent-wil
klaag ik hierover. Tegen ieder, als 't moet, en tegen àlles, zullen
myn woorden doordringen. De herdruk myner werken is hiervan een
onwederlegbaar blyk. Ik maak de opmerking in 't belang van henzelf
die meenen my te kunnen smoren met zoo'n onnoozel taktiekje.
Is 't wáár of niet, dat ik waarschuwde tegen den dommen en misdadigen
oorlog met Atjin, op 'n oogenblik toen slechts aan 'n zeer klein deel
der Natie dat Rykje by naam bekend was?
Is 't waar of niet, dat reeds nu in 't Hoogerhuis van Engeland--door
Lord Stanley--die oorlog is aangegrepen als ... voorwendsel om òns in
den steek te laten, wanneer wy worden aangevallen door 'n machtiger
buurman? En dat ik dit in letterlyke bewoordingen in myn bekenden
"Brief aan den Koning" voorspeld heb, toen 't nog tyd was de beoogde
wandaad te voorkomen, door 't wegjagen van den Minister die zoo'n
schandelyk spel speelde met de belangen van Nederland?
Is 't wáár of niet, dat ik voor tien jaren reeds, den raad gaf acht
te slaan op den toestand van den werkman? (Tweede bundel Ideën.)
Is 't wáár of niet, dat ik in dienzelfden bundel de ledigheid
tentoonstelde, èn van 't zoogenaamd modernisme op theologisch, èn
van de Thorbeckery op politisch gebied?
Is 't wáár of niet, dat ik gedurig in de Ideën, en zelfs reeds in
dit boekje--zie blz. 65-- aantoonde hoe weinig goeds er te wachten
was van onze Kieswet in 't algemeen, en van de daaruit voortgesproten
Tweede Kamer in 't byzonder?
Is 't wáár of niet, dat ik in al m'n werken de malaise voorspeld heb,
die thans in Nederland heerscht? En de gezagverslappende verwarring
in Indië?
Is dit alles wáár of niet, Nederlanders?
Waarom dan by-voortduring u aangesteld als-of ge myne inzichten de
moeite van 't overwegen niet waard keurt? My smoort ge daarmee niet. Ge
smoort met zulke kinderachtigheid uzelf en uw eigen belang. Eéns
toch moet de gevreesde Bogowonto worden overgetrokken, en 't zal u
weinig baten dat oogenblik uittestellen tot na 't verslyten van nog
'n paar dozyn van de Putte's of dergelyken.
Wie, in-weerwil van dit alles, zich wil blyven houden als-of hy myne
werken niet kende, mag z'n gang gaan. Ik ontzeg niemand het recht
onkundig te zyn, mits men my 't recht gunne die onkunde aan den dag
te brengen, en het Volk daartegen te waarschuwen.
M'n aandacht werd dezer dagen getrokken door zekere beweringen van den
heer de Bruyn Kops, die in het voorbericht by den vyfden druk zyner...
'n Oogenblik, mynheer Kops! In die "Beginselen van Staathuishoudkunde"
komt geen enkel denkbeeld voor, dat economisch-politisch-industrieel
gesproken, het uwe is. Vergeef my uit 'n staathuishoudkundig
oogpunt--myn en dyn!--deze opmerking. Ik moet ze wel maken, ik die ook
in "beginselen" doe, en op de wereldmarkt m'n eigen meestal zeer duur
betaalde denkbeelden tracht aan den man te brengen. De concurrentie
met ingesmokkelde waren is ... wel niet moeielyk--zoo heel diepdenkend
als gy schynt te meenen, zyn de Stuart Mill's waaruit uw wyshedens
geput worden, eigenlyk niet--maar ik zou het toch billyk vinden, uit
'n economisch-politisch-industrieel oogpunt alweer, dat 'n origineel
niet te concurreeren had met zulke al te goedkoope kopiën. Worden de
"werken" van die soort alleen gelezen door 'n publiek dat noch fransch,
noch duitsch, noch engelsch, noch italiaansch verstaat? Dan heb ik
er nagenoeg vrede mee, en wensch uw boekjes goed succes.
Maar ik heb géén vrede met sommige zinsneden uit het--niet
vertaald--voorbericht van den heer Kops. De schryver somt allerlei
verbeteringen op, die in de laatste vyf-en-twintig jaar zyn tot stand
gekomen, en waaraan zyn "werkje"--lees: het uit allerlei vreemde
schryvers en schryvertjes byeen geharkte--niet vreemd is geweest". Op
't lystje dier verbeteringen komt eene quasi-Hooftiaansche periode
voor, misschien om te bewyzen dat de nederlandsche voorgangers zelfs
in hun voorberichten, 'n afschrik hebben van oorspronkelykheid. Tegen
den inhoud dier periode teeken ik protest aan.
"Wy zagen," aldus spreekt onze naschryver:
"Wy zagen op Java de gedwongen cultures getemperd, gedeeltelyk
opgeheven; veel noodelooze kwelling van den inlander afgeschaft; zyn
plantloon vermeerderd; het volks-onderwys ter hand genomen, en eindelyk
eenig vooruitzicht aan Europeesche kultuur-ondernemingen geopend."
You have read 1 text from Dutch literature.
Next - Minnebrieven; Over Vrijen-Arbeid in Nederlandsch Indië; Indrukken van den dag - 19