Minnebrieven; Over Vrijen-Arbeid in Nederlandsch Indië; Indrukken van den dag - 08

Total number of words is 4573
Total number of unique words is 1477
40.7 of words are in the 2000 most common words
56.2 of words are in the 5000 most common words
62.8 of words are in the 8000 most common words
Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
Theologie ... moderne, antieke ... 't heele zoodje!
Neem uit de kast uw deftigst opperkleed,
Bedast uw hals met allerwitst batist,
En laat uw werk, uw werk maar, voor van-daag,
En roept uw knapen en uw dochters van hun spel ...
Komt mee, komt mee, daar wordt 'n man gekruist!
Daar is wat schoons te zien op Golgotha!
Ik zeg u dat-i taai is, die daar gaat ...
Hy zal zoo gauw niet knikken met zyn hoofd ...
Hy zal, by God, aan 't kruis niet zwygend sterven!
En voor uw kinderen zal 't de moeite waard zyn
Te hooren--en het nàtepraten--wat-i zegt!
Beloof hun vry een vroolijk kruismansspel,
Dat beurt wat óp in deze slechte tyden!
Ik zeg u dat-i taai is, deze man,
Dat hy u niet bedriegen zal, als laatst
Die andre dief, die daadlyk knikte met het hoofd,
En toen was 't uit! Maar deze man is taai,
Al schynt hy zwak van bouw. Het is hem aantezien
Dat hy veel droeg, maar kracht heeft méér te dragen,
Dat hy veel leed, maar lang nog lyden kàn!
Hij spreekt reeds ... luister: "Eli Sabactani!"
Hy roept Elias ... kindren, bauwt hem na,
En sart hem, dat hy nòg wat zegge aan 't kruis,
En krabt met lange nagels in z'n wonden ...
Of beter, werpt hem--als vriend Schmoel--met drek:
Licht slikt hy walging minder goed dan pyn!
Hu ... huup ... omhoog uw kindren! Dat ze 't zien.
En dat ze 't hooren, hoe de kruisman spreekt,
Om stof te garen voor hun kruismansspel ...
Komt allen mee! Hoerah voor Golgotha!
Hoerah, Hoerah voor Golgotha!
Komt mee, komt mee, daar wordt een man gekruist:
Roept Ruben hier, en Nathan ben Daöud ...
Klaas Jakob, Nafthali, Albertus! Eliézer ...
De dames en de heeren uit de buurt,
Verwanten, neven, nichten, broeders, en de rest,
Behouders, Liberalen, mannen van de beurs,
En van de balie of den kansel! Kontraktanten
En Vry-arbeiders, oppozitie en ministers,
De leden van de Tweede-Kamer in den Haag,
En wie er rusten kan, na slecht regeeren,
En wie geen tyd had om z'n plicht te doen,
Maar licht nu tyd heeft voor 'n grappig schouwspel,
Roept Mozes, Issaschar en 't heele Willemspark,
Piet, Paul, Ezéchiel ... roept al wat naam heeft,
Roept wat gedoopt is, of besneden, mee!
Roept al wat juicht: "ik dank u voor myn braafheid!"
Roept al wat kermt: "wees my genadig, Heer!"
Roept wat verdoemd is, en wat deel heeft aan genade,
Wat loopen, zien en hooren kan (al is 't wat heet!)
Jezuiten--protestantsche en katholieke--
Van de orde of niet van de orde, Vrye-metselaren,
Die over 't goede, schoone woorden spreekt,
Maar u onthoudt van stryden tegen 't kwaad!
Gy die u kind'ren noemt der weduw, maar uw hand
Niet uitstrekt om het kruis te dragen van haar zoon!
Roep al wat bidt of schachert in den tempel,
Al wat er wacht op Nabi Issah's zweep!
Al wat met scherpen blik en vlugge handen
Hem nasluipt--of soms te grissen viel
Van 't geld, dat rollend wegstuift onder 't volk--
En later meepraat over stelsels en principes!
Roept al wat vet werd van gestolen spys,
Al wat er pocht op linzen-eerstgeboorte,
Al wat 'n gouden kalf in 't wapen draagt,
Al wat er knaagt aan Insulindsche knoken,
Al wat er zuigt aan de Insulindsche koe,
Al wat er hangt aan d'afgestroopten tepel,
Al wat er zwelt van 't afgezogen bloed!
Komt allen mee ... Jochébed met de kleine ...
(En houdt vooral het schaapje omhoog, Jochébed!)
Roept Janszoon, Pieterszoon, ben Levi, ben Daöud ...
Ben ... dìt, BEN ... dàt, BEN ... ieder!
Roept ook Schmoel ...
Ja, Schmoel vooral, en Judas Judaszoon!
Komt allen mee, komt mee naar Golgotha!
Bij God ... daar is vandaag wat schoons te zien!
Komt allen mee, daar wordt 'n man gekruist!
Komt mee, komt mee ... Hoerah voor Golgotha!
Hoerah, Hoerah voor Golgotha!

Ik ben wat moe, myn beste Tine.


VAN TINE AAN FANCY.
Fancy ... om-godswil ... Fancy !


AAN TINE.
Lieve Tine! Dat ik u in-lang niet schreef, was omdat ik u niets
kon zenden. Ik ben niet wèl, en heb 'n vreemd gevoel van leegte,
alsof ik me iets herinnerde, maar vatten kan ik 't niet! Kunt gy me
helpen? Ook heb ik pyn in 't hart. Zou 't 'n anevrisme wezen? Neen,
dit kan niet. Zoo'n kwaal heeft ieder tegenwoordig, en ik zal toch
geen ziekte krygen als 'n ander.
Die minister antwoordt niet. Ze kunnen my niet gebruiken, denk ik. 't
Schynt dat men prokureur of griffier moet geweest zyn. Ik zal nog
drie dagen wachten op dat antwoord van den minister, en dan ... ja
dan weet ik waarlyk niet wat ik doen moet! Ik weet niets, begryp
niets! Wat is er toch met ons gebeurd, dat we zoo in moeielykheid
verkeeren? Hoor eens, lieve ... als ge volstrekt geen raad meer
weet, tracht dan naar den Haag te komen ... al is 't te-voet en
bedelend. Ieder zal u zeker wat geven, als ge zegt dat het is om
dáár te sterven met de kinderen. Ik ben er op gesteld dat we dáár
sterven. Maar SAMEN, lieve Tine! Ik heb volstrekt geen moed meer om
te leven, en te handelen. Moed om te ondergaan en te sterven wèl. Ik
ben moe! Kunt ge 't nog drie dagen uithouden?
Nog geen antwoord van den minister ...


VAN TINE AAN FANCY.
Fancy!!


AAN TINE.
O god, wat is dat vreemd ... ik droom altyd dien droom. Daar dwaalt my
iets voor 't oog ... een meisje, een schim, 'n spook ... Ik reikhals
vruchteloos ... ze ontwykt me, en zweeft omhoog ... en lost zich op
in niets! M'n hart is leeg, o god!
Ik ben vermoeid.


VAN TINE AAN FANCY.
FANCY!!!


VAN FANCY AAN TINE.
Ik zweef in de buurt van Aldebaran, waar men geen brieven schryft
aan Kiezers en Ministers; à bon entendeur salut! Ik ben van te
goede familie om saemtewonen met iedereen. Als-i-zich betert, kom ik
terug. Intusschen zal ik helpen door hem iemand te zenden. Vrees niet
... wacht tot nieuw-maan!


AAN TINE.
Beste Tine! Ik heb gister 'n genoegelyken avend gehad, en voel me
veel beter. Voor 'n dag of drie zat ik te pruilen--heb ik u geschreven
dat ik pyn in 't hart voel?--ik zat te pruilen, en werd aangesproken
door 'n artist. O, waren 't artisten alleen, maar ieder spreekt my
aan, en dit is heel vervelend. Gy weet dat ik een hekel heb aan
"ieder". "M'nheer, is uwe Max Havelaar?" Ik ben er misselyk
van! Lieve Tine, zoodra we geld hebben om te verhuizen, wou ik op
Marken of Urk gaan wonen. Vindt ge dit goed?
't Is wel zonderling dat ieder zich bemoeit met m'n zaken, maar
dat niemand 'n hand uitsteekt om me recht te verschaffen. Daarby
is my iets in den zin gekomen over publieke executien. Ik bedoel 't
aangapen. In de vonnissen staat: die man moet hangen ... goed! Neen,
eigenlyk niet goed ... men moest nooit iemand ophangen. Dooh hoe dit
zy, er staat niet in de vonnissen: die man moet, vóór 't hangen,
bekeken worden door Publiek. Dáártegenover zal ik my opponeeren,
zoodra ik lid ben van die Kamer in den Haag. Straks zal ik m'n brief
aan de Kiezers afmaken. Ik voel me wat beter.
Die man sprak me aan, en stelde voor naar Ristori te gaan.
Ik zei natuurlyk dat ik geen geld had. Daar hyzelf niet ryk was,
bood hy aan m'n plaats te betalen, en dit vond ik goed. Gister avond
haalde hy me af. Z'n meisje ging ook mee ... en daar zaten we!
Ristori speelde heerlyk mooi in een heerlyk stuk, dat wel leelyk
wezen moest, want het was voor haar gemaakt als 't byschrift naar
'n prentje. 't Stuk is onwaar, de grootste fout die ik ken ... ja,
de eenige fout in alles! Ge weet dat ik hiermee geen party trek voor
'n plat réalisme. Laat anderen dit maar denken. Ik heb geen lust nu
een verhandeling te houden over waarheid in poëzie en kunst. Lees
't maar na--'t ligt by dien roman in m'n koffer, by Fancy--maar ge
weet dit alles wel, zonder dat ge 't naleest.
Maar zie, de heele Ristori met haar maakstuk boezemde my niet zooveel
belang in, als de verloofde van dien artist. Ze had iets dat me
byzonder aantrok--ik geloof dat ze geleden heef--en bovendien ze
vraagde heel hartelyk naar u. Dat nam me zoo in, dat ik aanhoudend
op haar lette. Ze kende u uit dat boek over de koffi, en zei dat ze
hoopte haren echtgenoot te wezen, wat gy voor my zyt. Ik wenschte
dit niet, omdat daartoe veel ellende noodig is, die 'k haar liever
spaarde, maar wel komt my voor, dat ze zich inderdaad flink-houden
zou in tegenspoed. Daarby had ze iets kalms, iets rustigs, dat ook
my kalmer maakte. Ik dacht aan Saul, en David's harp. Doch ... Saul
was gek. En ik? Zeker zou wat muziek ook my goeddoen ... maar geen
orkest! Jammer dat muziek zoo duur is. Gaat ge veel naar 't park? Hier
wordt alleen gespeeld voor geld ... als alles hier.
Ik had grooten lust hoftemaken aan dat meisje, omdat ik iets leegs
voel, maar die artist zal er tegen zyn, en zyzelf ook, denk ik. Ik heb
haar niets byzonders hooren zeggen, maar ik voelde dat ze "hart" had,
wat zoo vaak ontbreekt, en dit deed my goed. Ze heeft me verzocht u
te groeten, en te zeggen dat ze u heel lief vindt, waarin ze groot
gelyk heeft.
Ik kryg voortdurend allerlei brieven. Ik kan ze u niet alle zenden--'t
is te duur--maar 't wordt een kurieuse verzameling. Ooms en tantes
die me uitschelden ... stiefmoeders: idem ... vaders: idem! Er schynt
ergens 'n uitgever te zyn, die zich in 't hoofd gehaald heeft dat ik
"Minnebrieven" schryf, en die by hem laat uitgeven. Ik zal hem wat
muziek aanraden. Maar sedert 'n paar dagen is er 'n nieuwe variëteit
opgekomen in de familie van onbegrepen brieven. 't Schynt dat Publiek
nu gaat vertellen dat ik schatryk ben, en ieder vraagt me om--ge
raadt het nooit!--ieder vraagt me om ... geld!
Geld ... neen, neen, ge begrypt het niet! 't Is niet geld dat ik
schuldig ben, o neen! onschuldig geld! Men vraagt me om geld als toen
ik ...
O god, o god, Tine, waar is de tyd toen ieder ons vraagde om hulp,
en toen wy ieder hielpen? O, dat is hard! Dat moest ik kunnen
vergeten! Kunt ge 't u nog voorstellen? Is 't niet als 'n droom? Wat
was ieder rijk, toen wy nog niet zoo arm waren! 't Verlies van die
weelde drukt me toch zwaarder dan 't gemis vàn muziek.
Allerlei brieven om geld! Een arme kraamvrouw ... een verongelukte
brik met nagelaten zwangere vrouwen ... een brand ... een dreigend
bankroet ... een dykbreuk ... lust en roeping om 'n negotie te beginnen
in aardappelen ... dood van 'n "kostwinner"--zóó noemen ze hier 'n
echtgenoot en vader, Tine!--beenbreukige schildersknechts die van
een stelling vielen ... Dat komt er van ... wat doen ze er op!
Ik moet weer m'n kamer uit: ik word weggeschilderd! Zeker zult ge
't krabben hooren in 't vervolg van m'n brief aan de Kiezers. Kan ik
het helpen?
Allerlei brieven, ja ... behalve van den Minister die niet schryft.
Allerlei brieven om hulp! En weet ge wat zy zeggen? "Och, als ge geen
geld hebt, schryf dan maar wat ... zet u even voor uw lessenaar ...
Als-of ik 'n lessenaar hàd. Tine! O, wat is dat wreed!
Hoe moet ik dat noemen van Publiek? Is dat ironie, is dat sarkasme,
is dat hoon, of is dat ... domheid? Ik zou 't laatste gelooven, maar
kan dat toch niet over-eenbrengen met z'n wyze van doen in eigen
zaken. Dáárin is hy zoo dom niet!
Ik schryven voor aardappelnegotie, of verongelukte brikken ... ik? Myn
god, zyn wyzelf niet verongelukt ... zyn wyzelf niet verlegen om
crediet voor wat aardappelen? Ik begryp er niets van.
En, let wel, als ik het deed, als ik schreef voor geld, om wat leniging
te geven in den nood van anderen, zou diezelfde Publiek nog aanmerking
maken op myn geschryf. Hy zou zich 'n oordeel aanmatigen, waarachtig!
En wat nòg erger is--ja dit is het ergst!--hy zou me gaan
nàschryven! Dit idée benauwt me. Herinnert ge u dien man te Menado,
die altyd den tienden van de maand, 'n denkbeeld voor den dag bracht,
dat ik had uitgeslikt op den negenden? Zoo'n man was in-staat my van
m'n denkbeelden af te brengen! Wat zagen die er gek uit, als hy ze
aankleedde! En Tine, dàt zou Publiek ook doen, als ik schreef. Terstond
zoudt ge overal grofheid ontwaren voor rondheid, platheid voor
eenvoud, bombast voor poëzie, brutaliteit voor oprechtheid, razerny
voor fantazie, naaktheid voor négligé, gekunsteldheid voor Kunst,
kunst voor Natuur, en al zoo voort.
Goed schryven kan Publiek nooit, omdat-i geen ziel heeft, en niet leed,
wat hetzelfde is. Ook ontbreekt hem de verwaandheid ... waarlijk,
verwaand is-i niet! Daartoe is hy te bevreesd dat men hem aan 't
woord houden zou, als-i voorgaf wat te kunnen, te kennen, te weten,
of te willen. Orgueil oblige. Hy teekent nooit zoo'n obligatie van
den hoogmoed, uit vrees voor den vervaldag.
Ja, hy zou me nàschryven! 't Ware om alle schoolmeesters dol te maken,
en Siegenbeek te doen weeklagen--met één é--uit z'n graf! Weldra
zou men "schildwacht" mannelyk maken, "kus" en "weemoed" vrouwelyk,
en meer zulke dingen, die ik doe als me dat zoo in 't hoofd komt
... omdat ik tuchteloos ben, goddank!
Ja, ze zouden dien heelen mannelyken en vrouwelyken winkel, die tot
niets dient--aan 'n kant doen--en dit doe ik voortaan om te luisteren:
hoe men goed spreekt, in-plaats van te zien: hoe men goed schryft,
en dit zou geen bezwaar hebben, als we dan niet waren overgeleverd
aan ooren ... ik stem voor Siegenbeek!
Heb ik u al gezegd dat ik weer bezig ben met Sanskrit? 't Is heel
aardig nategaan hoe we aan onze taal gekomen zyn. Ik heb veel vermaak
in zoo'n studie die me wat afleidt, en dit heb ik noodig omdat ik
moe ben. Bovendien, zoodra ik er wat meer van weet, wil ik my eens
ernstig bemoeien met ons Hollandsch. 't Is verdrietig te zien hoe
de menschen alles bederven! Godsdienst--de wezenlijke, ditmaal,
wordt theologie. Het Recht wordt "de rechten." En de taal wordt in
'n kinderpakje gestoken voor 't plezier van de schoolmeestery. Ik
zal daaraan 'n eind maken, zoo-als aan meer wat me verveelt. Die
dingen zullen toch niet steviger zyn dan Babylon, en 't korset van
Juffrouw Lannoy!
Nu keer ik terug tot m'n brief aan de Kiezers:
Ik heb getracht u te herinneren aan de waarde die gy in uw eigen
belang, aan de Indische bezittingen behoort te hechten. Ik had u liever
toegesproken in den naam der menschelykheid en rechtvaardigheid, maar
omdat gylieden voor 't meerendeel menschen van "zaken" zyt, vrees ik
te zeer dat gy my zoudt aanzien voor 'n ideoloog, voor 'n onpraktisch
mensch, voor iemand die geen verstand heeft van 't "eene noodige."
Ook heb ik u gewezen op de noodzakelykheid dat gylieden daarginder
vrienden hebt, of althans dat die zwarten u niet volstrekt vyandig
gezind zyn, en wel om te voorkomen, dat zy òf uit eigen beweging
weigeren langer koffi en suiker voorttebrengen voor U, òf dat ze
gemeene zaak maken met anderen, die zeer gaarne die koffi en suiker
zouden laten planten voor zichzelf. Ik kan u verzekeren dat, noch
in Engeland, noch in Frankryk, iemand zich verzetten zou tegen 't
ontschepen in de havens dier landen, van de ladingen die thans in
Amsterdam en Rotterdam worden aangevoerd.
Ik wensch nu met u te berekenen, of de manier waarop die Oosterlingen
door uw lasthebbers worden geregeerd, geschikt is tot het aankweeken
van de vriendschappelyke gezindheid die gy behoeft, om u in die
gewesten staande te houden, om daarna--ingeval uit ons onderzoek mocht
blyken dat dit doel niet bereikt wordt--overtegaan tot het beschouwen
van de middelen die u ten-dienste staan, tot het aanbrengen van
verbetering in wat u minder goed voorkomt. Maar ... ik stuit alweer
op de eenvoudigheid van m'n taak.
De Javaan wordt mishandeld! ik wenschte dat dit ware tegengesproken,
of wel dat het onwaar was! In dit geval toch, zou ik, beter dan nu,
kans zien u te overtuigen, want ik heb opgemerkt dat niets zeldzamer
is, dan 't achtslaan op bekende zaken. Het gaat hiermee als met de
Christelyke liefde. Ieder kent het voorschrift: "heb uw naaste lief,"
enz. maar juist omdat het zoo banaal is geworden, schynt het opvolgen
moeielyk te wezen, en men zou elken "naaste" die in vollen ernst zich
op die uitspraak beriep, aanzien voor 'n dwaas. Zoo vrees ik nu ook,
dat ge my niet zult gelooven--of althans dat ge niet zult handelen
naar dit geloof--wanneer ik u zeg wat ieder toestemt: dat de Javaan
mishandeld wordt.
Ik wil echter niet den schyn op my laden, alsof ik door het voorstellen
dezer waarheid als 'n erkende zaak, my trachtte aftemaken van 't
bewys, en daarom zal ik u 'n paar bewyzen daarvan geven, schoon 't my
'n verdrietig werk is. Want, Kiezers, we moesten vèrder zyn dan dat!
Na al de redeneeringen immers, die ge hebt kunnen aanhooren over
de wyze hoe er verbetering moet worden gebracht in den toestand van
't Nederlandsch Bestuur in Indië, is het wel eenigszins vervelend nu
nog in 't breede te betoogen: dat die toestand inderdaad verbetering
behoeft. Vergunt my echter niet alle bewyzen hier aantehalen. Ik schryf
'n brief, en geen boekdeelen.


EERSTE BEWYS DAT DE JAVAAN MISHANDELD WORDT.
Toen ik magistraat was van Amboina en onderhoorigheden, bemerkte ik
spoedig te-doen te hebben met 'n bevolking, die--overigens zeer veel
goede eigenschappen bezittende--vry twistziek was. Jazelfs, er bleek me
dat velen twist maakten òm te twisten, en dat ze 't in afgelegen dorpen
beschouwden als iets eervols: "met 'n zaak voor de Heeren geweest te
zyn." De oorzaken van deze twisten waren meestal zeer nietig, en 't
zou u zeker vermaken, wanneer ik den tyd nam, daarvan 'n paar staaltjes
meetedeelen. Maar vermaken is m'n doel niet. Schelden speelde gewoonlyk
'n groote rol by de politie-gedingen der Amboineezen. Anders begrypen
ze elkaar niet. Ze zyn Christenen en vloeken meestal in 't hollandsch,
even als de Javanen op de hoofdplaatsen, die hoezeer nog niet bestraald
door het licht van 't Evangelie, toch meer dan de domme binnenlanders,
in aanraking kwamen met uw land- en geloofsgenooten.
Hoe dit zy, de halfwekelyksche politie-rol was altyd voor
drie-vierdedeel opgevuld met hhal makki-makki, d. i. scheld-zaken.
--M'nheer, Jozef heeft gezegd dat ik 'n hond ben.
Ik hoorde met 't zelfde geduld dat ge moest opmerken in dezen brief,
o Kiezers, de twaalf of twintig getuigen aan, die inderdaad Jozef
hadden hooren betuigen dat Abraham--of ezechiel--'n hond was. De
Ambonsche Christenen dragen voor 't meerendeel bybelsche namen.
--Wèl Jozef, heb jy gezegd dat abraham--of ezechiel--'n hond was?
--Ja, m'nheer de Assistent-Resident. Maar abraham--of ezechiel--heeft
gezegd dat ik 'n zwyn was.
En dan hoorde ik weer met gelyk geduld de getuigen aan, die in gemoede
verklaarden te hebben gehoord hoe abraham--of ezechiel--jozef had
uitgemaakt voor 'n zwyn.
Myn vonnis? Heel eenvoudig:
--Gy beiden hebt volkomen gelyk, o Jozef en abraham--of Ezechiel--gaat
nu maar welgemoed naar huis!
En dan vraagden ze gewoonlyk 'n briefje, om in hun dorp te kunnen laten
zien dat ze "voor de heeren" waren geweest, en dat ze van-weerszy in
hun recht waren.
Ziet-hier myn briefje, o Vry-arbeiders en Kultuurstelselaars... gy
beiden hebt volkomen gelyk! Gaat nu welgemoed naar huis als Jozef en
Abraham ... of Ezechiel.


TWEEDE BEWYS DAT DE JAVAAN MISHANDELD WORDT.
De arbeid van den Javaan zou, wat de hoofdzaak betreft, kunnen worden
verdeeld in de volgende klassen:

1) Arbeid als heeredienst ten-behoeve der eigenaars van
partikuliere landeryen.
2) Arbeid als heeredienst ten-behoeve van Inlandsche hoofden
en beambten.
3) Arbeid ten-behoeve van kontraktanten, d.i. van zoodanige
personen, als door de edelmoedige Regeering beschonken zyn met
het recht, om te beschikken over zóóveel bouws grond, met de
werkkracht van zóóveel omliggende dorpen.
4) Arbeid ten-behoeve van partikulieren die aan eigen middelen zyn
overgelaten, en zonder bescherming van de Regeering,
overeenkomsten sluiten met den Inlander. Dit is de veel
besproken vrye arbeid.
5) Arbeid ten-behoeve van het Gouvernement: kultuurstelsel.
6) Arbeid ten-eigen-behoeve. Hiertoe ontbreekt meestal de tyd,
en dan komt er hongersnood.

Al deze soorten van arbeid werpen voordeel af, doch alleen de laatste
klasse van bezigheid zou den Javaan zelf te-stade komen. De vyf
eerstgenoemde kategoriën baten:

aan de landeigenaars,
aan de inlandsche hoofden,
aan de europesche beambten,
aan de kontraktanten,
aan de particuliere ondernemers,
aan het Nederlandsch-Indisch Gouvernement, dat is ten slotte:
aan Nederland.

Hoe-meer nu de Javaan werkt, hoe-meer winst voor die personen, voor
die Regeering, voor die natie.
De Javaan gehoorzaamt z'n Hoofden. Deze Hoofden hebben behoefte
aan weelde en praal. Wie 'n hoofd te vriend heeft, kan diens
ondergeschikte bevolking uitmergelen zooveel hy wil. Wie zoo'n hoofd
betaalt--omkoopt!--kan zéker zyn, tiendubbel schadeloos gesteld
te worden...
Welnu, Kiezers, gy die menschenkennis hebt, gy die te verstandig zyt
om iets aan te nemen op gezag, gy die zoo op leugens gesteld zyt... 't
zal u zeker aangenaam verrassen, wanneer ik hier 'n leugen zeg, die
'k byzonder aanbeveel in uw hoogstverontwaardigd ongeloof:
Al die Landeigenaars zyn braaf. Al die Inlandsche Hoofden, edel. Al die
Europesche Beambten, intègre. Al die Kontraktanten grootmoedig. Al die
Partikulieren onbaatzuchtig. Dat Indisch Gouvernement is van hoogen
zielenadel... en 't schuld-afdoend Nederland bouwt spoorwegen van
't batig saldo!


DERDE BEWYS DAT DE JAVAAN MISHANDELD WORDT.
Kiezers, ge hebt het boek over de veilingen gelezen. De schryver
zegt daarin, dat de vertelling van Saïdjah onwaar is. Hy had die
vertelling niet moeten doen, en ik hoop dat hy niet weer in zoo'n fout
moge vervallen! Hy vertelt namelyk zóó, dat ge u genoopt voelt hem te
benoemen tot uw lyfdichter... wat die arme Dimanche niet wezen wou. Er
is spraak van heel iets anders dan van vertellingen om te vermaken,
o Kiezers! De schryver zegt daar:
"Ik heb stukken vóór my liggen... doch neen! Liever 'n bekentenis:
"Ja! een bekentenis, lezer! Ik weet niet of Saïdjah Adinda
liefhad. Niet of hy naar Badoer ging. Niet of hy in de Lampongs werd
vermoord met Nederlandsche bajonetten. Ik weet niet of z'n vader
bezweek ten-gevolge van de rottingslagen die hem werden gegeven,
omdat hy Badoer had verlaten zonder pas. Ik weet niet of Adinda de
manen telde door kerven in haar rystblok...
Dit alles weet ik niet.
Maar ik weet meer dan dit alles. Ik weet, en kan bewyzen, dat er
vele Adinda's waren en vele Saïdjah's, en dat, wat verdichtsel is
in het byzonder, waarheid wordt in het algemeen. Ik zeide reeds dat
ik de namen kan opgeven van personen die, als de ouders van Saïdjah
en Adinda, door onderdrukking werden verdreven uit hun land. Het is
m'n doel niet, in dit werk mededeelingen te geven als voegen zouden
voor 'n vierschaar, die uitspraak te doen had over de wyze waarop
het Nederlandsch gezag in Indie wordt uitgeoefend--mededeelingen
die slechts kracht van bewys zouden hebben, voor wie het geduld had
die door te lezen, zoo-als niet verwacht kan worden van 'n publiek
dat verstrooiing zoekt in z'n lectuur. Daarom heb ik, in-plaats van
dorre namen van personen en plaatsen, met de dagteekening er by,
in-plaats van 'n afschrift DER LIJST VAN DIEFSTALLEN EN AFPERSINGEN,
DIE VOOR ME LIGT, getracht een schets te geven van wat er kàn omgaan
in de harten der arme lieden, die men berooft van wat dienen moet tot
onderhoud van hun leven. Of zelfs, ik heb dit slechts laten gissen,
vreezende me te zeer te bedriegen in het teekenen der omtrekken van
aandoeningen die ik nooit ondervond.
Maar wat de hoofdzaak aangaat? O! dat ik opgeroepen werd om te staven
wat ik schreef! O, dat men zeide: "gy hebt dien Saïdjah verdicht... hy
zong nooit dat lied... er woonde geen Adinda in Badoer!" Maar dat
het gezegd werd met de macht en den wil om recht te doen, zoodra ik
zou bewezen hebben geen lasteraar te zyn!»
"O, dat ik opgeroepen werde om te staven!" Kiezers, Nederlanders,
Christenen, heeft het uw aandacht niet getroffen dat die schryver
niet is opgeroepen om te staven wat hy schreef? Was 't niet de
moeite waard te onderzoeken of die Multatuli 'n lasteraar is? Hadt
ge niet aanspraak op zekerheid daaromtrent? Is 't u niet in het oog
gevallen dat uw regeerders--Liberalen of Behouders, om 't even!--dat
ze zwegen als betrapte dieven? Neemt ge daarmede genoegen Kiezers? Is
't u onverschillig welk antwoord er moet gegeven worden op de door
de Tielsche Courant zoo bondig gestelde vraag: of Nederland een
roofstaat is?"
Was 't u niet de moeite waard, aantedringen op dat antwoord? Of waart
ge bevreesd voor dat antwoord?
Maar, Kiezers; 't is toch heden wèl de moeite waard, te onderzoeken
of de door dien Money opgegeven cyfers juist zyn. Uw "geachte
sprekers"--die voor 'n groot deel niet spreken kunnen, en weinig
geacht zijn--interpelleeren den Minister van Koloniën om inlichting
dienaangaande. Dit is zeer karakteristiek! Men zegt u, op 'n wyze "die
rilling door 't land doet gaan" [45] dat ge roovers zyt... eerbiedige
stilte! Daar verschynen: opgaven, staten, tabellen van de sommen
die ge jaarlyks rooft... terstond wil uw yverige Vertegenwoordiging
weten of die staten, tabellen en opgaven juist zyn, en hoe men aan
die opgaven gekomen is!
Uitzuigen, plunderen, rooven, moorden ... o, dat is niets voor de
nederlandsche gewetens! Maar 't verleenen van 'n kykjen in de boeken,
aan een vreemdeling ... de onjuiste en onvolledige boeking van de
heele zwendelary ... ja, dàt zou 'n gruwel wezen! Er is niet meer
noodig dan dit, o Volk van Nederland om de manier te kenschetsen
waarop ge u laat vertegenwoordigen, 't gehalte van uw moraal, en de
specifieke zwaarte uwer goddienery!
Maar eilieve, schaamt u dan over 't gedurig voorwenden dat ge uw
"broederen" daar-ginder wilt beschaven en veredelen terwyl ge toelaat
dat ze door uw lasthebbers op de infaamste wyze worden mishandeld!
Maar schaamt u dan toch over den godsdienst welken ge dien "broederen"
wilt opdringen als de eenig-ware, en die tenslotte schynt neertekomen
op verfoeielyk eigenbelang!
Maar schaamt u dan over 't vonnissen van 'n dief of moordenaar, in
naam des konings, zoolang de zeepassen der schepen die uw gestolen
kruidenierswaren overvoeren, insgelyks worden afgegeven in naam van
dienzelfden koning!
Ik laat nu in 't midden, of gy de waarheid weten wilt, maar ik
verkies u de waarheid te zeggen. Ik doe dit voor myn vermaak,
niet uit twyfelachtig kansbejag u te vermaken, wat me ook volkomen
onverschillig wezen zou. En ik heb nog 'n reden hiertoe. Ik wil
u tegen-over Europa alle mogelijke voorwendsels van ignorantie
ontnemen! Ik wil vóórkomen, dat men op 't manifest dat ik zal
uitvaardigen, antwoorde: dit alles deed 'n schelmachtige regeering
... dat keurde eene slaperige of omgekochte vertegenwoordiging goed,
maar ... dat wist het volk niet! [46]
Die Multatuli deed verkeerd, u de waarheid te geven met wat
omkleedsel. Ge hebt den zang van Saïdjah op muziek gezet, en uw
dochters vermoorden met veel gevoel dien armen drommel op de piano
... ziehier 'n nieuwen tekst dien ik in uw muzikale inspiratie
aanbeveel. Doch vooraf nog deze opmerking: ge hebt op de geschiedenis
van dien Saïdjah--als don Juan aan Dimanche--geantwoord: "wat praat ge
aardig, vertel nog eens wat," en dus de ware of geveinsde ingenomenheid
met Dimanche's voordracht gebruikt als voorwendsel, om voorbytezien wat
die vertelling van Saïdjah eigenlyk beduidt. Maar ge kunt voortaan niet
loochenen te weten, wat voor den landbouwenden Javaan een buffel is! Gy
kunt u niet verschuilen achter onbekendheid met de beteekenis van wat
You have read 1 text from Dutch literature.
Next - Minnebrieven; Over Vrijen-Arbeid in Nederlandsch Indië; Indrukken van den dag - 09