Minnebrieven; Over Vrijen-Arbeid in Nederlandsch Indië; Indrukken van den dag - 09

Total number of words is 4232
Total number of unique words is 1267
38.5 of words are in the 2000 most common words
53.4 of words are in the 5000 most common words
60.7 of words are in the 8000 most common words
Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
er nu volgt! Ge kunt niet langer zeggen als prototype Droogstoppel:
"Wat gaan my die zwarten aan, met hun buffels! Ik heb nog nooit
'n buffel gehad, en toch ben ik tevreden! Ziehier:

LIJST
DER IN DE MAAND FEBRUARI 1856 AAN DE BEVOLKING VAN ÉÉN DISTRIKT
AFGENOMEN BUFFELS,
TOEN
MAX HAVELAAR
ADSISTENT-RESIDENT WAS VAN DE AFDEELING LEBAK,
EN TERWYL DE HEER
DUYMAER VAN TWIST,
ONDER DE REGEERING VAN
WILLEM DEN DERDE,
NAMENS
DE NEDERLANDSCHE NATIE
DE ZOOGENAAMDE NEÊRLANDSCHE-INDISCHE BEZITTINGEN BESTUURDE.

NAAM VAN DEN DESSAH (dorp). KALOERAHAN GETAL DER
BESTOLENE (kreits). GESTOLEN BUFFELS.
Kassik. Kadoe Gawier. Badoer Een buffel.
Manggia. Tjibongbong. id. Een buffel.
Oessoep. id. id. Een buffel.
Mayassieh. id. id. Een buffel.
Radaya. id. id. Een buffel.
Hadji Sadik. id. id. Een buffel.
Sapioedien. id. id. Een buffel.
Moerssid. Waloekoe. id. Twee buffels.
Sadjiah. Sanggier. id. Een buffel.
Ridjal. Tjimontong. id. Twee buffels.
Kalar. [47] Badoer. id. Twee buffels.
Mamak. Tjipoeroet. id. Een buffel.
Kaliam. Kadoe Leboe. id. Een buffel.
Asmil. Kadoe Gawier. id. Een buffel.
Rangga. Kadoe Damas. id. Een buffel.
Marnie. Tjisangsang. Goen. Kintjana Een buffel.
Sariada. id. id. Een buffel.
Djepo. Tjidadap. Kerta Een buffel.
Djaya. [48] Tjioeroeh. Kerta. Een buffel.
Bayie. [49] Lebak Tjitra. Tjikoessik. Twee buffels.
Asmil. Lebak Tjitra. id. Een buffel.
Mayinten. Tjikatampe. id. Een buffel.
Ayim. Tjilegong. id. Een buffel.
Moetassi. Tjigingang. Kompai. Een buffel.
Mandaya. Kadoe Lamboe. id. Een buffel.
Arday. id. id. Een buffel.
Adjiman. Lariebongoer. Tjileles. Een buffel.
Arpman. Tjikario. id. Een buffel.
Abien. Tjimerak. ? Een buffel.
Dakier. Djiorogdalong. ? Een buffel.
Moektar. Sereweh. ? Een buffel.
Assieh. id. ? Een buffel.

Is 't u genoeg, Kiezers!
Ziet ge wel, hoe verkeerd ge deedt, dien Multatuli te benoemen
tot schrijver, daar de geheele imposante eentonigheid der
Saïdjah-vertelling, niets is dan 'n plagiaat, kopie slechts van de
treurige werkelijkheid!
Eén buffel! Eén buffel!
Eén buffel! Ja! Maar in 't geheel: zes-en-dertig buffels! 't Is zoo
véél niet, meent ge?
Eilieve: in één maand! Is 't u niet genoeg, Kiezers!
Zes-en-dertig buffels in één maand! 't Is zoo veel niet, meent ge?
Eilieve andermaal: in één distrikt! Is 't u niet genoeg, Kiezers?
Zes-en-dertig buffels in één maand, in één distrikt! 't Is zoo véél
niet, meent ge?
Eilieve, nog eens: Lebak heeft vyf distrikten ... vermenigvuldigt,
zeg ik u! [50]
Vyfmaal zes-en-dertig is honderd-en-tachtig! Is 't u genoeg Kiezers?
Honderd-tachtig buffels, afgenomen aan de bevolking van de afdeeling
Lebak in één maand tyds! 't Is zoo véél niet, meent ge?
Eilieve tot vervelens toe: er zyn twaalf maanden in een jaar
... vermenigvuldigt, zeg ik u!
Twaalf maal honderd-tachtig maakt ruim tweeduizend! Is 't u genoeg,
Kiezers?
Ruim tweeduizend buffels, afgenomen aan de bevolking van de afdeeling
Lebak, in één jaar! 't Is zoo véél niet, meent ge?
Eilieve, byna voor 't laatst: De residentie Bantam heeft vyf
afdeelingen ... vermenigvuldigt, zeg ik u!
Vijfmaal tweeduizend buffels, is tienduizend buffels! Is 't u genoeg,
Kiezers?
Tienduizend buffels, in één jaar afgenomen aan de bevolking der
residentie Bantam! 't Is zoo véél niet, meent ge? ...
Eilieve voor 't laatst: Java heeft, ik weet niet hoeveel,
residentien. 't Verandert telkens. Neemt de verhouding der bevolking
van Bantam, tot die van Java [51] en vermenigvuldigt, zeg ik u!
Vier-en-twintigmaal tienduizend buffels, maakt
tweehonderd-veertigduizend buffels! Is 't u genoeg, Kiezers!
Tweehonderd-en-veertigduizend buffels, in één jaar afgenomen van de
Javasche bevolking! 't Is zoo véél niet, meent ge? ...
Eilieve, voor 't allerlaatst: Java is maar 'n klein deel van
Insulinde. Het is moeielyk met juistheid te zeggen hoe klein,
maar we mogen aannemen dat de Javasche bevolking in-verhouding tot
die van Insulinde, staat als omtrent één tot drie. Daar echter de
welvaart elders geringer is, en er in de andere gedeelten van uwe
bezittingen--noemt ge 't zoo niet?--niet zóóveel als op Java gestolen
worden kan, stel ik u vóór, ditmaal maar te vermenigvuldigen met twee:
vermenigvuldigt, zeg ik u!
Tweemaal tweehonderdveertig-duizend buffels, maakt
vierhonderdtachtig-duizend buffels! Is 't u genoeg, Kiezers?
Vierhonderd-tachtig-duizend buffels, in één jaar afgenomen aan de
zoogenaamd Nederlandsch-Indische bevolking! 't Is zoo véél niet,
meent ge?
Eilieve, voor de werkelyk laatste maal: Zoo'n Gouverneur-Generaal
blyft daar in den regel vyf jaren ... vermenigvuldigt, zeg ik!
Vyfmaal vierhonderd-tachtig-duizend buffels, maakt byna
twee-en-een-half millioen buffels!
Twee-en-een-half millioen buffels, in vyf jaar afgenomen aan de
Indische bevolking, onder de Regeering van één Gouverneur-Generaal
die z'n plicht niet doet! 't Is zoo véél niet, meent ge?
Eilieve, nu waarlyk voor de allerlaatste maal: Een buffel kost van
vyftien tot dertig gulden. Stel twintig gulden... vermenigvuldigt,
zeg ik u!
Twintig maal twee-en-een-half millioen, maakt vyftig millioen.
Vyftig-millioen guldens geldswaarde aan buffels die aan de
Indische bevolking werden afgenomen onder de regeering van éen
Gouverneur-Generaal, die z'n plicht niet doet! 't Is zoo véél niet,
meent ge?
Eilieve, en dit nu waarachtig voor de allerlaatste maal: Het afnemen
van buffels aan de bevolking is het ergste niet! Heeredienst,
onbetaalde arbeid, onbetaalde levering van allerlei zaken,
bedraagt in geldswaarde méer, véél meer, twintigmaal meer o
Kiezers! Vermenigvuldigt, zeg ik u!
Twintigmaal vyftigmillioen maakt Duizendmillioen.
Is 't genoeg Kiezers?
Duizend millioen Guldens geldswaarde, die aan de Indische bevolking
wordt afgenomen, onder de regeering van een Gouverneur-Generaal die
z'n plicht niet doet. [52]
Is u dit nu eindelyk genoeg, o Kiezers van Nederland?
Mocht het nóg niet genoeg wezen, dan stel ik u vóor, nogeens te
vermenigvuldigen met het verhoudingscyfer tusschen de afpersingen
die vermeld staan in myn zeer zakelyke, lokale en personele opgave
van Parang Koedjang--den grondslag onzer berekening--en het getal
van de rooveryen die niet ter myner kennis kwamen, omdat de klagers
werden vermoord, en in de rivier gesmeten, op weg naar myn huis!
En tot dien grondslag keer ik nu terug om aan den betrokkene te vragen:
welke fouten ik gemaakt heb in myn berekening!
Eén buffel ... één buffel ... één buffel!
Eén buffel, Excellentie! Eén buffel, man van welverdiende rust! Eén
buffel, man van "kunde, trouw en yver!" Eén buffel, oud-prokureur of
oude prokureur! Eén buffel, geachte spreker! Eén buffel, rechtzinnig
Christen! Eén buffel, man van liberalisme en vryen-arbeid! Eén buffel,
man van 't wreede en domme kuisheidsbeluit! Eén buffel, man van
't rystleverings-kontrakt op Banka! Eén buffel, man van de moorden
op Banjermassing! Eén buffel, man van de lafhartige bedelcirculaire
voor de slachtoffers van zeeroof! Eén buffel, hoort ge? Eén buffel
... één buffel!
Maar dit kàn ik, dit zàl ik, dit doe ik by dezen: ik gelast en dwing
ieder die u ziet, ieder die u hoort... te mompelen in zichzelf:
Eén buffel!
En ik veroordeel U, tot bewustzyn dat men 't mompelt! Ja, ik gelast
u het nàtezeggen in uw binnenste. Beweer dat ge niet gehoorzaamt,
als ge durft!
Eén buffel, één buffel!
"Ja, éen! 't Spyt me dat aan sommige bevoorrechten twée buffels
zyn afgenomen.
Eén buffel! ... waarschynlyk de laatste!
Twee buffels ... 't is minder treffend!
Waar men twee buffels afneemt te-gelyk, wàren nog twee buffels te
nemen, en met wat verbeeldingskracht zou men zich kunnen voorstellen
dat er nòg meer waren ... dat er nog 'n buffel overschoot?
Neen: éen buffel! Zoo moet het wezen!
Ik stel u voor, o deugdzame Kiezers, iemand naar den Haag
aftevaardigen, die 't ministerie uitnoodigt de Javasche Hoofden te
gelasten nooit twee buffels te-gelyk aftenemen aan dezelfde persoon,
omdat dit--uit 'n letterkundig oogpunt--die indrukwekkende monotonie
breekt, van alle tegenwoordige en toekomende Saïdjah-histories.
Vervloekt alweer, dat ge zoo hard van gehoor zyt, dat ik spot noodig
heb om verstaan te worden! Ik hoop dat ge nu eindelyk begrypt, o
Kiezers, waarom ik niet gediend ben met het brevet van mooischryver dat
ge my uitreikt. Is er styl, is er poëzie, is er geest in de lyst van
gestolen buffels? Is die lyst niet nuchter als vóór-beurstyd? Riekt
hy minder naar "zaken" dan uw lysten van kaveling? Dan uw notitien
van verkoop?
Zoudt ge 't prettig vinden, wanneer ik aan elken diefstal--aan elken
officieelen diefstal namelyk: van onbeambte dieven spreken we hier
niet--als ik aan elken diefstal een vertelling vastknoopte? Als ik by
elken nieuwen buffel, nieuwe wanhoop uitvond? Als ik nieuwe ellende
borduurde op 't kanevas van elke nieuwe misdaad? Als ik nieuwe liefde
en nieuwe vertwyfeling schiep by elk nieuw plichtverzuim? Maar,
Kiezers, dit doet gy immers ook niet in uw staten, opgaven, nota's,
en hoe 't verder heeten moog ...
"No. zóó! Zóóveel pakken, zóóveel balen, zóóveel vaten ..."
Waarom gelooft ge my niet?
Doch ik vorder geen geloof. Er is 'n zeer eenvoudig middel om te
onderzoeken of al de kavelingen gestolen buffels behoorlyk aanwezig
zyn op 't zondenregister van wien 't aangaat. Vergun my dat ik u het
adres opgeef:


VIERDE BEWYS DAT DE JAVAAN MISHANDELD WORDT.
Ik wend me tot u, Mr. Albertus Jacobus Duymaer van Twist. Ge hebt
gelezen wat ik zoo-even schreef aan de Kiezers. Ge kunt niet NIET
lezen, ge kunt niet ignoreeren wat ik schryf. Ik veroordeel u tot
kennisname van alles wat ik zal te zeggen hebben aan de Nederlandsche
Natie. Ik beveel u naar my te luisteren. Ik beveel u dat met het
gezag van den man, die z'n plicht deed tegen-over iemand, die z'n
plicht NIET deed.
Ik heb u herhaaldelyk geschreven. Ge wildet niet hooren. Ik heb u
tyd gegeven tot bekeering. Ge hebt u niet bekeerd. Het oogenblik is
gekomen dat ik u zal aantasten zonder genade. Maar verhef u niet op
deze eer. Ze is maar schynbaar. Ik tast u niet aan als persoon. De
stryd zou niet gelyk wezen, en door 't groote rangverschil vér beneden
my. Gy namelyk, zyt eenvoudig 'n gepensioneerd beambte, die wat geld
overgaerde, daarvan rustig leeft, en in de Kamer meespreekt over
Vryen-arbeid. Zoo zyn er velen! Ik ben heel iets anders. Ik ben niet
gepensioneerd, gaerde geen geld over, leef niet rustig, spreekt niet
over Vryen-arbeid in de Kamer, en ik DEED m'n plicht! 't Verschil is
dus te groot dan dat ik u zou aantasten als persoon.
Maar ge zyt geweest: de man op wiens "KUNDE, YVER EN GOEDE TROUW" de
Koning staat-maakte- toen hy u--NAMENS DE NATIE altoos--het bestuur
in-handen gaf over Insulinde. Ik kies u tot representant van 't
stelsel van uitzuiging dat Nederland zich omtrent dat land veroorlooft,
en ik kies daartoe juist u, omdat gy in zekeren zin--straks zult ge
zien in welken zin--hooger staat dan vele anderen, voor wier fouten
ik meer sympathie voel, dan voor uw deugden. Ge zyt in het bezit
eener soort van zondeloosachtigheid die me verveelt, die me walgt,
en die meer kwaad heeft berokkend aan Insulinde, dan al de misgrepen
van anderen saemgenomen. Ik beschouw u als de type van fatsoenlyk
rykgeworden braafheid. 't Is my onmogelyk aan u te denken, zonder
my te verplaatsen in den tempel, waar de één bad: wees my genadig,
en de ander... welaan, Mr. van Twist, ik benoem u tot dien ander!
Bovendien, ik heb verdriet van u, omdat ge meespreekt in de Kamer. Ik
zal bewerken dat dit ophoudt. Er wordt daar véél gesproken wat geen
steek houdt, en niet ter-zake dient, maar het is allen eer te vergeven
dan u, omdat ge beter weet. Heb ik u al of niet de brieven geschreven,
die vermeld staan in Multatuli's boek over de koffi? Heb ik u al
of niet den brief geschreven, dien dezelfde Multatuli mededeelde
in zyn Indrukken van den dag? [53] Waren er by dien laatsten brief
al of niet overgelegd BYLAGEN, die u in-staat stelden te weten dat
ik als Adsistent-Resident van Lebak myn plicht deed, en dat gy als
Gouverneur-Generaal van Nederlandsch-Indië uw plicht NIET hebt gedaan?
Hebt gy niet ook in de Kamer--"voor-zooveel hoorbaar en verstaanbaar"
staat er in de verslagen... eilieve, waarom spreekt ge, als ge
niet hoorbaar en verstaanbaar weet te spreken?--hebt ge niet in de
Kamerzitting van 25 September 1860 afkeurende aanmerking gemaakt op
de betuiging van den minister: dat de toestand van Indië allezins
gewenscht was? Hebt ge niet--voor-zooveel verstaanbaar, alweer!--in
'n lange redevoering betoogd--en ik erken: bewezen! dat er onwaarheid
was in de betuiging des ministers? en was 't naïveteit van u,
den schyn aantenemen of ge er niet aan dacht, dat al 't minder
gewenschte voor 'n groot deel is te wyten aan UZELF? Aan U, die
pas vandaar waart teruggekeerd? Aan U, die zoo-even nog daarginds
Natie en Koning representeerde? Aan U, die zoo kort geleden nog,
geroepen waart te waken tegen al 't verkeerde dat ge nu zoo openhartig
opsomt? Openhartig? Neen, niet geheel! Ik heb er veel bytedoen, dat
ge oversloegt in uwe onverstane redevoering... ja, 't voornaamste hebt
ge achterwege gelaten, zóó zelfs dat het denkbeeld me niet vreemd is,
dat uw geheele oprechtheid in de byzaken, 'n krygslist was, om de
hoofdzaak wegtegoochelen.
En die hoofdzaak? De Javaan wordt mishandeld! Dàt is de hoofdzaak!
Nu wend ik my weer met de oude tuchteloosheid tot de Kiezers,
Mr. A. J. Duymaer van Twist ... maar ge moogt lezen wat ik schryf. Ik
zou zelfs zeggen: ik WIL dat ge 't leest, indien ge 't niet reeds
gelezen hadt. Loochen als ge durft!
Kiezers, vergeeft me den kleinen uitstap naar uw geachten spreker uit
Amsterdam, 'n spreker dien ik niet acht, en die niet verstaan wordt
àls hy spreekt, waaraan men niets verliest.
Het opschrift van dit gedeelte myner toespraak aan ulieden, heet:
vierde bewys dat de Javaan mishandeld wordt. Ik heb u een vraag te
doen. Neemt ge 't als 'n bewys voor deze stelling aan, wanneer ik
u overtuig dat de wyze waarop ik handelde te Lebak, met juistheid
wordt voorgesteld in dat boek over de Koffi? Ik spreek nu niet van
Saïdjah-vertellingen, of minneliedjes... ik spreek met menschen van
zaken over zaken.
Welnu, nadat ik te Lebak vruchteloos by uw tegenwoordigen geachten
spreker uit de hoofdstad had aangedrongen op recht..... nadat ik met
opoffering van bestaan en toekomst, m'n ontslag had gevraagd, wyl ik
het onrecht niet dienen wou... nadat er op de meest volledige wyze was
gebleken dat er voor m'n ondergeschikten geen voordeel of bescherming
was te wachten van my, maar integendeel haat en vervolging te vreezen
van de Slymeringen die aan 't bestuur bleven onder de hooge bescherming
van uwen geachten spreker uit de hoofdstad... nà dit alles schreef ik
aan den kontroleur der afdeeling Lebak, aan den man die me dagelyks had
gadegeslagen, die door lang verblyf beter nog dan ik weten kon wat daar
omging, die op 't punt stond het bestuur dier Afdeeling van my over
te nemen... aan dien man schreef ik den volgenden brief. Kiezers, ge
behoeft nu niet meer te vragen: is het wáár wat Multatuli schryft? Er
is nu antwoord op de flink gestelde vraag van 't kleine Tielsche
courantje, dat--byna alléén onder velen!--begrepen heeft, hoe hier
geen spraak behoorde te zyn van 'n boek, van schryverstalent, van
romanlezery, maar van 't recht der Natie op kennis van de waarheid!

Rangkas Betoeng, 29 Maart 1856.
Ik heb de eer u te verzoeken, en des-noods te gelasten: op uwe eer,
uwen eed en uw geweten, in margine te beantwoorden de volgende vragen,
zonder omwegen, zonder halfheid, met Ja of Neen.

[1º Neen.]
1º Heb ik, zoover u bekend is, den Regent van Lebak ooit onvriendelyk,
onwellevend of onheusch behandeld?

[2º Ja.]
2º Heb ik niet integendeel bewyzen gegeven van welwillendheid,
byv. door hem, als hy om geld verlegen was, en voorschot vraagde op
zijn tractement, zulks terstond te geven?

[3º Ja.]
3º Is 't u bekend, dat ik zelfs eenmaal, wetende dat hy geen geld in
huis had, hem ongevraagd geld heb gezonden?

[4º Ja.]
4º Heb ik niet, toen de Regent zoo met aandrang verzocht, den
onderkollekteur de hem nog kompeteerende gelden uittebetalen,
daarin op eigen verantwoordelykheid terstond toegestemd, ofschoon de
machtiging hiertoe nog niet verleend was, en hoewel gyzelf nog in
't midden bracht, dat er mogelyk aanmerkingen op des kollekteurs
administratie vallen zouden? [54]

[5º Ja.]
5º Was zulks niet kort voor de komst van den Regent van Tjanjor, en heb
ik nu niet later gezegd, dat ik daartoe gemoveerd was door de meening
dat de Regent zelf dat geld noodig had, wyl hy er zoo op aandrong?

[6º Ja.]
6º Heb ik niet op den twintigsten Februari, den Regent gevraagd of
ik niet iets konde doen, of laten doen, om hem behulpzaam te zyn in
de ontvangst van den Regent van Tjanjor?

[7º Ja.]
7º Heb ik u niet gezegd dat de komst van den Regent van Tjanjor wel
eenige reden opleverde om iets door de vingers te zien, want dat
ik best begrypen kon, hoe stuitend het voor den ouden Regent was,
zoo aftesteken by de vertooning die z'n Neef maakt?

[8º Neen.]
8º Heb ik ooit, in de vele gesprekken die ik met u had, termen
gebruikt, hetzy van minachting, hetzy van kwaadwilligheid omtrent
den Regent?

[9º Ja.]
9º Heb ik u niet integendeel meermalen gezegd dat ik medelyden met hem
had, dat hy door de komst des Regents van Tjanjor in zoo moeielyke
positie verkeerde, dat hy bovendien zulke slechte voorbeelden had
gehad, en dusdanige uitdrukkingen meer, die goedwilligheid te kennen
gaven?

[10º Ja.]
10º Heb ik niet meermalen gezegd, dat de Regent nog beter was dan vele
anderen, en dat het me leed zou doen, als juist hy het slachtoffer
worden moet van myn wil om kwade praktyken tegentegaan?

[11º Ja.]
11º Heb ik niet eens, toen ge naar Serang zoudt vertrekken, u
uitdrukkelyk verzocht, den Resident het volgende (in substantie) te
zeggen: "Dat ik bevreesd was dat hy, hoorende van de misbruiken die
hier plaats hadden, meenen zou dat ik onverschillig was, of flauw. Dat
ik hem verzocht dit niet van my te denken. Dat ik integendeel zeer
veel werk maakte van het tegengaan daarvan, maar dat de Regent in
eene zoo moeilyke positie was. Dat ik meende zeemanschap te moeten
gebruiken. Dat ik slechts dáárom niet dadelyk officieel rapporteerde,
om hem (den Resident) niet als het ware te noodzaken, daaraan terstond
te streng gevolg te gaak terstond aan de groote klok te brengen)
want dat ik medelyden met den Regent had, en eerst pogen wilde hem
met zachtheid tot z'n plicht te brengen?"

[12º Ja.]
12º Is het u bekend dat ik, toen ik van den Regent inlichtingen wilde
hebben omtrent vele misbruiken die me bekend waren, hem 'n dertigtal
vraagpunten heb voorgelegd?

[13º Ja.]
13º Waren die niet alle door myzelf geschreven?

[14º Ja.]
14º Waren niet die vragen slechts geparafeerd, en was bovendien niet
de geheele inrichting daarvan, als het ware in-officieel?

[15º Ja.]
15º Heb ik u niet later, toen ik genoodzaakt was die vraagpunten
met de daarop gegeven antwoorden in uwe handen te stellen, gezegd:
"dat ik dit aldus had gedaan, om den Regent niet te doen denken dat
ik hem kwaad wilde, en om hem aantesporen tot oprechtheid?"

[16º Ja.]
16º Is het u bekend dat de antwoorden op die vraagpunten niet door
den Regent zelf zyn geschreven, waaruit blykt dat hy minder dan ik
vreesde door dat onderzoek gekompromitteerd te worden?

[17º Ja.]
17º Heb ik niet later u medegedeeld, dat de Pattie [55] my namens
den Regent, bedankt heeft voor de delikate behandeling der zaak?

[18º De Pattie heeft al deze vragen met Ja beantwoord, en zelfs
ongevraagd gezegd, zulks onder eede te willen bevestigen; hy scheen
nog getroffen te zyn door uwe welwillendheid.]
18º Ik verzoek u den Pattie te vragen of ik niet by het overgeven
dier vraagpunten:

1º heb aangedrongen op oprechtheid,
2º gezegd heb dat de Regent my als vriend kon beschouwen, en dat
ik hem zou helpen waar ik kon en mocht.
3º Of hy, Pattie, my niet bedankt, en daarby gebruikt heeft de
woorden: "Belom ada satoe toewan bitjara bagitoe?" [56]

[19º Neen.]
19º Hebt ge later--toen ik tot het besluit gekomen was, dat
onder'shandsche vermaningen niet baatten--iets bemerkt van publieke
onderzoekingen, of van wat het ook zy, dat kompromittant was voor
den Regent?

[20º Ja.]
20º Hebt ge niet integendeel eerst op 26 Februari kennis gekregen van
myn brieven, waarin ik den Regent aanklaagde, en wel van den Resident
zelf, die de u onbekende brieven voorlas?

[21º Ja.]
21º Waart ge dien dag niet zeer verwonderd, en gebruiktet ge niet later
uitdrukkingen als deze: "Ik wist niet wat er gaande was ... ik begreep
er niets van" en dergelyke, alle aanduidende dat myn onderzoekingen
en de resultaten daarvan, u onbekend waren gebleven?

[22º Ja.]
22º Gelooft ge, na uwe opmerkingen omtrent myn handelingen aangaande
u of anderen, dat ik lust heb in wèldoen?

[23º Ja.]
23º Bleek u niet dat ik verheugd was over de armoede der bevolking
te Lebak, in dien zin dat ik het als 'n schoone roeping beschouwde,
die te doen wyken?

[24º Ja.]
24º Heb ik niet zelfs meermalen gezegd, dat: "hoe achterlyk ook m'n
geldelyke omstandigheden waren, ik ongaarne zoude verplaatst worden,
hetzy met bevordering, hetzy naar 'n voordeeliger Afdeeling, want
dat ik er zoo'n genoegen in schiep, die arme verdrukte menschen
te releveeren?"

[25º Ja.]
25º Toonde ik niet, in al m'n handelingen, dat ik zulks uit den grond
van m'n hart meende?

[26º Ja.]
26º Bleek u niet, b. v. uit vele kleine arrangementen, dat ik hoopte
en wenschte, en trachtte, lang in die arme Afdeeling te blyven?

[27º Ja.]
27º Heb ik niet zelfs gezegd, dat ik hier wel altyd zoude willen
blyven, zonder ooit bevorderd te worden, mits men my toestond om wèl
te doen?

[28º Ja.]
28º Gelooft ge--naar ge my hebt leeren kennen in al m'n
handelingen--dat dit oprecht gemeend was?

[29º Ja.]
29º Heb ik niet by vele gelegenheden gezegd dat ik zoo vele plannen in
het hoofd had, ter verbetering van den toestand der bevolking--denk aan
heeredienst, aan traktement van inlandsche hoofden, schryfbehoeften,
zoutverkoop-pakhuizen, 'n machine om water optevoeren, enz.--doch:
dat vóór alles knevelary moest ophouden?

[30º Ik verzoek u vriendelijk, mij van het antwoord op deze vraag
te verschoonen.]
30º Hebt ge den moed, indien hiertoe naar uwe meening moed noodig is,
ronduit te antwoorden op de vraag of er knevelary bestaat in Lebak?
Nota by deze vraag. My is het vry onverschillig of gy deze vraag al dan
niet beantwoordt, want hoe omzichtig uw rapporten ook waren ingekleed,
hebt ge hier-en-daar niet kunnen vermyden, daarop te doelen. Het was
dan ook moeielyk die waarheid overal te onderdrukken in schriftelyke
opgaven, wanneer ze in gesprekken tusschen ons, als uitgemaakt werd
aangenomen.

[31º Ja.]
31º Erkent ge, my gezegd te hebben: dat ook myn voorganger tegen
misbruiken te-velde trok, en dat ge daarop liet volgen: "Als hy langer
hier was gebleven ware hij stellig vergeven?"

[32º Ja.]
32º Erkent ge dat, toen onlangs werd gesproken over vergiftiging, ik
u op-eenmaal vraagde: Ah, dat is wáár, ge hebt zusters, waarvoor ge
zorgt, is dit ook de reden van uw vrees, van wat ik halfheid noem? en
dat ge daarop toestemmend antwoordde?

[De bovenstaande antwoorden, die door my zyn geparafeerd, heb ik
gegeven in gemoede en naar waarheid.
De kontroleur van Lebak, VERBRUGGE.]
Ten slotte verzoek ik u nogmaals, de antwoorden eenvoudig in JA of NEEN
uit te drukken, en daarbij te bedenken dat, hoe weinig ge ook voortaan
met my zult hebben uittestaan, uw geweten niet van verplaatsing of
ontslag afhankelyk is.

De adsistent-resident van
Lebak,
MAX HAVELAAR."

Is dit voldoende, Kiezers? Zyt ge tevreden?
O, ik heb méér!
Wilt ge, dat ik u aantoon hoe, op de ontvangst van Multatuli's boek
over de koffi, de tegenwoordige Gouverneur-Generaal met spoed naar
Lebak is gereisd: "om daar eenige zaken te onderzoeken"--stond er in
de Javasche Courant--en hoe dit onderzoek niet geleid heeft tot het
zoo gewenschte bewys dat Multatuli 'n lasteraar is?
Zoo'n bewys toch zou iets waard geweest zyn!
Wilt ge dat ik u de houding schets van 'n andere ex-Excellentie, thans:
"geacht lid" in de Kamer, natuurlijk, die--voor zooveel hoorbaar en
verstaanbaar natuurlyk!--gezegd heeft... "dat hy over dat boek en den
schrijver van dat boek wel iets zou kunnen zeggen, maar dat hy zich
daarvan onthield uit vrees voor de verdenking van partydigheid?" Ik
geloof 't graag: hy heette van Twist!
Wilt ge, dat ik de schoone speech analyzeer van 'n ander "geacht lid"
die ook excellent was vroeger [57] en nu, party trekkende voor de eer
van een gewezen mede-excellentie--voor zooveel hoorbaar en verstaanbaar
alweer!--betoogd heeft "dat er wel eens onder z'n kollega van Twist
recht gedaan was in Indië)." Ei, waarlyk?
Wilt ge, dat ik voor u afschryf de zinsnede uit het Regeeringsverslag
over 1856, waarin de gegrondheid myner beweering wordt ERKEND? [58]
Wilt ge, dat ik na dit alles ga betoogen hoe valsch, hoe lafhartig,
hoe eerloos men my heeft behandeld?
God-bewaar-me, Kiezers! 't Zou schynen of ik Publiek erkende als
rechter! Dit kàn toch niet!
Neen ... neen over mezelf spreek ik nu niet! Men ga voort my te
beschimpen, te beleedigen, te belasteren! Men houde my voor 'n slecht
mensch, voor 'n ondier, voor 'n geestverwant zelfs ... en geloove niet
ooit die zyde van m'n gemoed te leeren kennen, waar ik de pyltjes
opvang die ik--anders treffend!--zal weergeven als de geschikte tyd
gekomen is.
Ook over de ellende van den Javaan spreek ik nu niet. Ik weet dat gy
van "zaken" houdt: Kiezers! Welnu, ik spreek nu over: "zaken" over
niets dan: "zaken". Ik spreek over duizend millioen! Zyn dat zaken?
Ik heb u aangetoond--maar ik heb meer!--hoe er Duizend millioenen
verloren gaan, onder de regeering van één Gouverneur-generaal die
z'n plicht niet doet!
Ik heb méér, zeg ik u! Neemt echter voor lief wat ik u heden geef en
laat ons nu overgaan tot het laatste gedeelte van m'n brief, waarin
ik--heel kort, ik beloof het u--zal nagaan, wat er te doen valt, opdat
You have read 1 text from Dutch literature.
Next - Minnebrieven; Over Vrijen-Arbeid in Nederlandsch Indië; Indrukken van den dag - 10