Minnebrieven; Over Vrijen-Arbeid in Nederlandsch Indië; Indrukken van den dag - 10

Total number of words is 4768
Total number of unique words is 1375
44.1 of words are in the 2000 most common words
60.2 of words are in the 5000 most common words
67.2 of words are in the 8000 most common words
Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
de Javaan niet langer worde mishandeld, wanneer althans dit onderzoek
niet beneden uwe aandacht is ... wat me wel eens zoo toescheen.
DUIZEND MILLIOEN!
Ik weet niet of gy 't genoeg vindt, o Kiezers, maar ik vind het
veel! En ik verzeker u dat de bevolking daar-ginder 't ook nog-al
veel vindt. Er zyn volstrekt geen beginselen van staathuishoudkunde
noodig--eerste beginselen, natuurlyk: 't blyven altyd eerste--om
te begrypen dat het voordurend afnemen van die duizend millioenen
niet geschikt is om de bevolking van UW Nederlandsch-Indie gunstig
te stemmen voor uwe lasthebbers die dat afnemen mogelyk maken, noch
voor u, Kiezers, die 't benoemen van zulke lasthebbers toelaat.
We zyn alzoo genaderd tot de toepassing onzer preek.
Maar laat ons nog eenmaal vaststellen, wat we nu als vastgesteld
kunnen aannemen:
Nederland heeft Indie noodig.
Nederland moet dus trachten Indie te behouden.
Daartoe is 't 'n vereischte, dat de bevolking van Indie dat Nederland
'n goed hart toedrage.
Dit doel wordt niet bereikt, zoolang elke nieuwe Gouverneur-Generaal
die bevolking te-staan komt op Duizend millioen schats ... en wat
bloed. Maar 't bloed ga ik voorby, omdat ik begryp met u te moeten
spreken over "zaken".
Het is dus uw belang, te zorgen dat zoo'n Gouverneur-Generaal
wat goedkooper wete huis-te-houden met de bezittingen van die
bevolking. Dit in de veronderstelling dat ge 't met my ééns zyt,
dat duizend millioen genoeg is ... of te veel! Zoo niet, dan heb ik
niets meer te zeggen, en ge kunt de toepassing overslaan.
En die toepassing?
Als ge u eens bemoeidet met uw zaken, o Kiezers?
Als ge eens personen naar de Kamer zondt, die ...
Ik heb 't u meer gezegd, maar ge hebt er niet op gelet. Misschien
omdat ik 't wat eenvoudig zei en geen vertellingen vastknoopte aan
m'n eenvoudigheid.
Ziehier hoe ik 't eenmaal gezegd heb:
«Ik geloof dat er 'n man noodig is van studie, maar niet van studie
alleen. Een man van praktyk, doch niet alleen van praktyk. Een man
die het volk in Indie kent, die daaronder en daarmede geleefd heeft,
die tevens echter genoeg man van wetenschap is om niet door z'n
praktische richting geleid te worden op bloot empirisch gebied. Een
man die het goede voorstaat door het streven naar waarheid. Iemand
die, gebonden noch door systeembanden, noch door menschenvrees, noch
door zucht om Ministers te believen, durft en kan aantoonen hoe diep
de wonde is, die er kankert aan ons Staatsbestuur. Iemand eindelyk,
die ondervinding heeft, bekwaamheid, moed, en, dit vooral: een man,
die 'n HART heeft! [59]
Hart! Ja... Les grandes pensées viennent du coeur!
Kiezers, als men eens trachtte iemand te vinden, die hart heeft?
Als ge eens daaraan de voorkeur gaaft boven de byzondere
achtenswaardigheid... die niet spreken kan?
boven de gaven van 't spreken dergenen, die niets te zeggen hebben,
omdat ze niets weten?
boven 't weten van zoovelen die 't goede niet willen, omdat het kwade
hun voor 't oogenblik beter te-stade komt?
boven het willen zelfs van de meesten, die niet geboren zyn om hun
wil doortedryven?
boven 't advokatengewawel?
boven die studie van parlementaire vormpjes?
boven de kunst om stemmen te verzamelen door 'n soort van
ruilhandel.... dat is: boven infame verkrachting van eed en plicht,
zoo-als dagelyks in de Kamer gebeurt? [60]
boven de zekerheid dat "die persoon met de meeste
onpartydigheid--komiek!--met de meeste onpartydigheid de belangen
zal voorstaan van uw district?" [61]
boven de gehechtheid aan 'n party... dat is: aan een der beide cliques,
die by afwisseling den Javaan uitzuigen op liberale of behoudende wyze?
boven de aanbeveling van de redaktien der dagbladen, die wèl zouden
doen hun pretentie op 't leiden der publieke opinie te verruilen
tegen wat degelykheid, wat kennis, en wat styl?
boven de problematieke bekwaamheden van lieden die niets of weinig
geweest zyn?
boven de positieve ònbekwaamheden derzulken die wèl wat geweest zyn,
maar nooit iets hadden moeten wezen?
Ziet, Kiezers, hoe zou 't zyn, als ge in-plaats van dit alles, eens
iemand afvaardigde naar den Haag, die in 't bezit was van wat hart?
Iemand, die in dat hart inspraak, taal en toon vond, om tot de
ministers te zeggen:
"ik gedoog niet langer dat ge het Hollandsche volk deelgenoot maakt
aan dat geknoei, aan dien perpetueelen broedermoord?"
Iemand, die op de klacht over 't voorbyzien van parlementaire vormen
durfde antwoorden: "dat ook de Javaan vormen kent, die verbieden dat
hy zich straffeloos laat villen?" "Dat het evenmin past, in welken
zoogenaamd-staatkundigen vorm ook, daarginder gedurig te zaaien, om
hier te oogsten... dáár te doen arbeiden, om hier te genieten... dáár
te laten lyden, om hier te zwelgen... dáár te moorden, om hier in
leven te blyven?"
Iemand, die zoo-iets zou weten te zeggen op 'n toon, die wat ontzag
inboezemde aan de kleine mannen van parlementaire vormpjes? Zóó,
dat het gehoord werd, en verstaan, en begrepen ook buiten de Kamer?
Iemand, die de ledige hand kan uitstrekken, met de betuiging:
"ziet... aan deze hand kleeft het bloed niet!"
Iemand, die de ledige zakken zou kunnen omkeeren, en daarby uitroepen:
"ziet... niet hier vindt gy 't gestolen erfdeel onzer verslagen
broeders!"
Iemand, die de vraag durft opperen: MOET NEDERLAND EEN ROOFSTAAT
BLIJVEN?
Iemand eindelyk, die wat meer was dan gewezen Gouverneur-Generaal
of Minister, of rykgeworden oudgast met ter-juister-tyd geboren
principes! Iemand die niet vereerd werd of verheven door 't innemen
eener plaats naast al die "geachte sprekers." Iemand die de Kamer
vereerde door z'n kortstondig lidmaatschap...
Kortstondig... ja! Want, gelooft me, Kiezers... zóó-iemand zou niet
heel lang lid willen blyven van uwe glorieryke Vertegenwoordiging,
wat men dan ook van zoo-iemand niet vergen mag.
Want vervelend is 't in uw kamer... dit zult ge toegeven! Zou 't waar
zyn, dat de Keizer van Rusland uw afgevaardigden subsidieert om Europa
te doen walgen van den parlementairen regeeringsvorm? Men zegt het. En
als 't waar is, moet men erkennen dat die Keizer behoorlyk bediend
wordt voor z'n geld... of neen, 't helpt niet! Europa komt het niet
te weten. Want--en dit is van treurige beteekenis--men geeft zich in
Europa de moeite niet, te onderzoeken wat er gesproken wordt door uwe
"geachte sprekers" die niet verstaan worden.
Kiezers, ik stel u ernstig voor, u eens te bemoeien met uw zaken.
Daar ge in-den-regel nog al op uw belang let, en wellicht veronderstelt
dat ieder aan u in dit opzicht gelyk is, eindig ik met de verzekering:
dat ik geen woord tot u heb gesproken in myn belang.
Integendeel!
Myn belang is, dat ge u by voortduring niet bemoeit met uw zaken.
Dat ge ministers, dagbladen, residenten, Gouverneurs, en tutti quanti
laat huishouden naar hartelust...
Dat ge Gouverneurs-Generaal naar Indië zendt, die niets geweest zyn,
om 'n proef te nemen of ze iets worden kunnen, en wel ter vervanging
van anderen, by wie gelyke proef totaal mislukt is...
Myn belang is dat ge voortgaat den Javaan te mishandelen tot hy
opstaat....
Myn belang is dat ge u vòlzuigt aan welvaart.... òvervol... méér dan
vol... tot ge berst!
En hiermede neem ik voorloopig een allerhartelykst afscheid, in de
welgemeende hoop dat ik me nooit zal laten verleiden tot de wanhopige
poging om u iets aan het verstand te brengen, waartoe noodig wezen
zou... ik groet u!
P.S. Wanneer misschien myn schryven niet naar uw zin is, bedenkt dàn
dat ik eigenlyk niet aan U schryf. 't Is me volkomen onverschillig
hoe ge myn geschryf beoordeelt. Spaar u gerust de moeite van dit
oordeel. Geloof dat uw afkeuring me byzonder vereert, en dat ik walg
van uw lof. De eisch voor my is alleen later aan de Javanen en aan
Europa te kunnen toonen dat ik u gewaarschuwd heb. Waarvan ik akte
neem by dezen.


AAN TINE.
Vindt ge niet, dat het op 'n preek lykt, lieve? Op een preek met
deelen, onderdeelen, halve deelen en bydeelen. 't Zal zeker algemeen
bevallen.
Wat me dat schryven aan de Kiezers zwaar viel! Ik voel zooveel
vrees niet begrepen te worden! En toch is 't eenvoudig. Ja, juist
hierom! maar ik heb niets te vertellen dan eenvoudige dingen. Als
ik eens 'n systeem maakte? Later, later! Nu ben ik wat moe. Ik heb
nog altyd dat zonderlinge gevoel van leegte. Zou 't van de koffi
komen? Of van de maan ... die er niet is, want gister-avond was
't donker, toen ik wandelde met dien artist en zyn verloofde.
Nog altyd geen antwoord van den minister. Was m'n brief misschien
niet goed geschreven? 't Is wel mogelyk. Alles gaat me zoo slecht van
de hand, tegenwoordig. Daar hebt ge dien brief aan de Kiezers... wat
een draderig ding! 't Zal zeker bevallen. Begryp eens: ik ... deelen
en onderdeelen! Ik ben niet wèl, dit voel ik aan alles, maar wàt me
scheelt, weet ikzelf niet. Ik heb altyd die leegte in 't hart, alsof me
'n kies was getrokken op die plaats, en dit kan toch niet waar zyn.
En die stortvloed van allerlei brieven houdt aan. En m'n droomen! Dag,
beste Tine! Kunt ge 't nog wat uithouden? De minister zal wel
antwoorden ... schryf me hoe het gaat met de kinderen...


VAN TINE.
Alles wèl, Max! De kinderen zyn héél wèl! Ook ik ben héél wèl,
Max! Geloof me, alles is héél wel ...


VAN TINE AAN FANCY.
Ik roep u... ik smeek u... ik bezweer u, Fancy, kom hem en my te
hulp! Hy bezwykt als ge niet spoedig komt, en zelfs ik, die toch
moeder ben, en sterker wezen moest dan 'n man! Fancy ... Fancy!


AAN TINE.
Lieve Tine! Ik ben zeer onwel. Houd u nog wat goed, m'n kind ... ik
zal wel beter worden. Houd maar moed, en zeg aan de kinderen ... o
God ik ben moe.


VAN TINE.
De kinderen zyn héél wel, Max! En ik ben heel wél ... o héél wel! We
zyn opgeruimd en vroolyk ... ge moest eens zien, hoe vroolyk! O,
we zyn zoo wel, Max!


VAN TINE AAN FANCY.
Ik roep u ... ik bid u ... ik smeek u: kom!


AAN TINE.
Tine, ik ben boos op u! Ik heb u honderdmaal gezegd, dat ik die wanorde
niet wil. Daar ontvang ik allerlei brieven van menschen die me om
geld vragen. Ze zeggen dat ik 't hun schuldig ben! Ge weet ik wil
geen schulden hebben! Betaal liever 'n rekening vyfmaal, tienmaal--om
't even!--dan dat ge my laat manen door kooplui en allerlei volk!
Foei, foei, foei, 't is schande, dat ge my aan zoo-iets blootstelt
door uw slordigheid! Hoort ge, gy, gy, gy stelt me daaraan bloot! 't
Is de schuld van uw slordigheid, dat ik daar brieven kryg, als-of ik
'n onfatsoenlyk mensch was, 'n kwade betaler, 'n bankroetier! Betaal
die menschen, en zorg in-godsnaam, dat zoo-iets niet meer gebeurt. Ik
verzoek u, winterkleeren te geven aan al de weeskinderen, en zeg dat
ze niet hoeven te bidden voor ons, want dat helpt niet, en we hebben
geen biddery noodig. Koop wat arme meisjes los, die kronen dragen van
modder, en hoerah, hoerah, voor hem, haar Golgotha, van Twist. Fancy...
Fancy ... kent ge Fancy? Lange haren, neen, de stiefmoeder in een
verbeterhuis. Wat is er toch! Ik weet het al. Nu weet ik alles. Ze
schilderen en schoonmaken! En ze metselen! Bouw maar, bouw maar . . ,
hoog en nauw ... nauw ... nauwer ... nauwst ... al nauwer, tot
het knypt ... met vryen arbeid ... vry vry, vry ... alles vry! Laat
dien van Twist maar los ... hy heeft geen lust om te vry-arbeiden
met één buffel ... neem hem niets af ... en de schoolmeesters
... tst! tst! tst! ... roep allen mee ... laat hem z'n witten das
geven, en 'n blikken ster op de borst ... heet, heet ... och, wilt
ge 't kind overzetten ... op dien anderen schouder ... 't drukt zoo
... die schouder is rauw ... rood is de rug ... 't is 'n piet! Ben
je de moeder of de vrouw? Waar zyn de kinderen? Zyn de kleertjes al
verkocht? Hu, huup ... waar is je tulband? Zingt, kinderen, zingt,
uw vader draagt het kruis! Dag Schmoel ... dag, Nathan ... dag
Judas! Heb je Fancy gezien? Mee, mee, allen mee ... Jochébed, wil je
dien Gouverneur-Generaal wat omhoog houden? Zwaar is hy niet! Geef hem
'n buffel ... één, hoort ge? Laat hem kruismannetje spelen ... 't arme
schaap! Geef hem hier ... kun je zien, vlugge Ephraïm? Heb je nog van
je zilverlingen? Bukken, bukken ... gauw ... duizend millioen ... haast
je! ... pas op, lief kind, vol yver, kunde en goede trouw! Neem Mirjam
terug, Jochébed ... en smyt het neer ... klik, klak ... 'n zweepslag
... zie, daar rolt alles weg onder 't volk! Hei, hei trap er niet op
... 't is een vry-arbeider met principes! Duizend millioen zilverlingen
voor van Twist! Koop wat vleesch voor de kinderen, en dring zoo niet,
Jöchaz! Hoerah! hoerah voor Golgotha en de Hollandsche natie! Hoerah
voor één buffel, Excellentie! Eén ... één ... één ... zeg ik u! Eén
Excellentie, en één buffel ... zóó moet het wezen ... Hoerah! Ik
ben moê!


VAN TINE AAN FANCY.
Fancy ... hy bezwykt! Ik roep u. Ik beveel u: kom hem te-hulp!
Breekt gy aldus de beloften die ge zoo plechtig me deedt, toen ik my
aan hem verbond?
Zyt ge als 'n god door de menschen gemaakt, dat ge niet antwoordt
aan wie u roepen?
Fancy, in naam der heiligheid van de roeping die ge op u naamt te
vervullen, beveel ik: kom hem te-hulp.


VAN FANCY AAN TINE.
Kleinmoedige! Waarover bezwaart gy u? Waarover verwondert gy u? Zaagt
ge ooit kiem schieten uit ongespleten korrel? Zaagt ge ooit baren
zonder wee?
Wees gerust, ik zal dààr wezen ter-zyner-tyd!
Ik zeg u dat hy taai is, die daar gaat! Hy zal gewis aan 't kruis
niet zwygend sterven ...
Ik zeg u! wees gerust ... het einde is naby!


AAN TINE.
Lieve Tine! Ik ben recht vroolyk! Ge raadt nooit waarom? Ja, lieve,
geld kan ik u niet zenden... dáárover is het niet! Ook heeft
de minister niet geantwoord. Dáárover is 't dus ook niet! Neen,
maar ik ben den laatsten tyd wat onwel geweest, en Tine, ik geloof
zelfs héél onwel. Doch ik voel me nu veel beter, en dit maakt me zoo
opgeruimd. Ik kan u niet recht beschryven wat er met my gebeurd is,
maar ik heb veel gedroomd en geyld. Ge weet wat Hamlet zei:

There are more things in heaven and on earth, Horatio,
Than are dreamt of in your philosophy...

Welnu, Hamlet had gelyk! Hamlet had gelyk!
In m'n ziekte--want waarachtig, 't schynt dat ik ziek geweest
ben--scheen 't my dat ik verliefd was. Dit nu is zoo vreemd niet,
zult ge zeggen. Maar 't was 'n zonderlinge liefde... hoor maar! dan
eens was ze 'n meisje, dan 'n spook! Dan omhelsde ik haar, zoo-als
ik U doe, en dan weer viel er aan geen omhelzen te denken, want ik
zag haar niet. Ja zelfs wist ik niet, waar of wie ze was. Dan zat
ze 's avonds by me, en las me wat voor, dan weer kwam ze onder m'n
venster spelen op 'n guitaar. Ze sprak Fransch, Hollandsch, Maleisch,
Coptisch, Sanskrit, en allerlei talen meer, waarvan ik nu de namen
zelfs vergeten heb, maar die ik vlug sprak, en goed verstond. Dan was
't my, of ze machtig was en sterk... dan weer of ze verdrukt werd, en
behoefte had aan myn hulp. En ze vertelde my geschiedenissen ... o! Ik
heb niet alles onthouden--ge weet hoe 't met ylen gaat--maar toch iets,
en ik geloof het voornaamste.
Eerst moet ik u zeggen, hoe ik met haar in kennis kwam. Ik heb u de
geschiedenis meer verteld, maar ik wist niet dat ze zulke gevolgen
hebben zou.
Toen ik tien jaren oud was, wandelde ik op de zoogenaamde Hooge-sluis
te Amsterdam. 't Was op 'n Zaterdag-namiddag. Nog heb ik dat
Zaterdagsgevoel: morgen geen school! Kerk ... ja, maar dat duurt kort,
schoon 't altijd lang leek door de verveling.
't Was zaterdag. Wat al joden op zoo'n dag! En wat ze vroolyk en
kleurig gekleed zijn! Nog nu zie ik dat met zooveel genoegen. De
joodsche opschik op den Sabbath heeft my altyd meer aangetrokken dan
die koude dorre griffermeerdheid. Als ik God was, zou ik 'n profeet
zenden met de boodschap dat ik veel hield van lucht, licht, leven,
kleuren...en dat ik vermaak schiep in vroolykheid. 't Denkbeeld is
me niet vreemd, dat de joden uitverkoren zyn omdat zy hielden van
wat schik. Maar een beetje meer smaak zou niet kwaad wezen. Als ze
dat hadden, waren ze misschien uitverkoren gebleven. 't Is ook wel
mogelijk dat ze hun smaak hebben verloren, door 't lang omzwerven
onder de Christenen.
Een joden-jongetje wandelde met z'n zusjes voor my uit. Hy had
'n baretjen op, met schotsruit rand, en scheen recht grootsch
daarop. Het waaide sterk en 't baretje woei af. Och, wat waren die
kinderen bedroefd! Publiek riep: 'n pet in 't water! en vermaakte
zich met den angst van 't jongetje. 't Was in dien tyd voor Publiek
'n bonne fortune als iemand in nood zat. Hy begreep zeer goed, dat het
schotsruit petjen een sabathstooi was, 'n familiestuk, een hoop van
't huisgezin, een palladium! 't Was niet: 'n pet, het was: de pet! Nu
is er in 't ongeluk van onze beste vrienden altyd iets dat ons plezier
doet. Ga dus eens na, wat 'n vermaak het was voor Publiek, iemand in
nood te zien, die geen beste vriend was niet alleen, maar bovendien
'n jongetje van een ander geloof!
Die kinderen wrongen de handen, en Publiek stak de zyne in z'n zakken,
zoo diep hy kon.
Een oude metselaar of opperman, met kalkbak en verdere attributen van
z'n beroep, zag my aan. Ik voelde dat hy iets zeide en ik verstond
hem. Hy antwoordde op de vraag die ik mezelf deed: "Zou ik dat petje
niet aan het jongetje kunnen weergeven? 't Kind is zoo bedroefd ..."
Misschien heb ik 't antwoord van dien ouden man niet goed
begrepen. Misschien was 't reeds de groote verwaandheid die in m'n
binnenste woonde, en me toeriep: "zeker, zeker, gy kunt helpen!" Hoe
dit zy, Publiek was niet verwaand. Ik bezorgde dat kind z'n barèt weer,
en nog ben ik bly dat ik zoo verwaand geweest ben.
Toen ik weer op de Hooge-sluis stond, zocht ik den metselaar maar
vond hem niet. Eene dame glimlachte, en zeide: Zoek niet, ik ben
het! En ze noemde my haar naam, dien ik later vergat, maar nu onlangs
weervond: Fancy.
--Ik zegen u, zeide zy. Ik geef u thans den wil, later de kracht,
en de overwinning in 't eind!
Dit begreep ik toen niet, omdat ik maar 'n kind was, beste Tine. Als
ik haar iets te verzoeken had gehad, zou ik zeker gevraagd hebben:
vry van kerk morgen! Anders niet.
Ik vergat de historie nooit, maar wèl werd zy op den achtergrond
geschoven door allerlei dingen van schynbaar grooter belang. Meermalen
heb ik Fancy weergezien maar altyd anders. Wat nooit veranderde,
was haar belofte: "thans de wil, later de kracht, en in 't eind
de overwinning!"
Dit alles weet ge, beste Tine!
Maar zie, onlangs kwam ik in aanraking met 'n jong meisje, dat zich
beklaagde over de bekrompenheid van haar omgeving. Ze scheen te
lyden. Ge weet, dat ik alles lief heb wat lydt. Daarom zeker heb ik
zoovelen liefgehad, en zoovéél! Ze verzocht my haar wat te leeren,
en dit stuitte me vreeselyk tegen de borst. Want in den beginne meende
ik haar te herkennen als de dame van de Hooge-sluis, en ge begrypt hoe
plat ik neerviel in de dagelyksheid van 'n huishouderig meisje, dat
'n examen "leert" voor secondante! Maar aan den anderen kant werd ik
aangetrokken door haar verzoek om hulp. Al weet ikzelf dan niet veel,
dacht ik, ik kan haar toch wat op den weg helpen, en ik schreef haar
allerlei brieven. Wat en hoe ik schreef, weet ik niet meer. Het zal
zeker een pedante winkel geweest zyn! Gaande-weg werd ik verliefd,
schoon ik haar nooit zag, want ze scheen 'n stiefmoeder te hebben,
die gehoord had dat ik zoo'n slecht mensch was, die alle meisjes
verleidde en geen goed geloof had. Bovendien zou ik ergens in 't een of
ander Nut, 'n verhandeling gehouden hebben tegen 't kouzenstoppen. Dit
althans schreef my de kleine, maar ik verdenk haar nu van foppery. 't
Was maar 'n voorwendsel om my belang inteboezemen en te beletten
dat ik haar opzocht, of by me noodigde. Die kleine domme ondeugende
meid moet Fancy geweest zyn! Wat zal ze zich vermaakt hebben met de
pedanterie waarmee ik haar wat leeren wilde, en met de verwaandheid
die me drong verlossing te beloven uit haar nauw huis!
Men had den laatsten tyd my 't leven zuur gemaakt. Ik had--ook zonder
bestiefmoederde meisjes--veel te denken en te bepeinzen, wat me
ernstig bezig-hield, en zie, daar tref ik juist, dat in 't huis waar
ik 'n kamer heb, een groote verbouwing geschiedde. Allerlei werkvolk
scheen 't er op toe-te-leggen, myn arm hoofd in de war te brengen. Als
razend liep ik gedurig de kamer af. Ik had veel te doen, en kon niets
uitvoeren. Onder anderen had ik te schryven aan den Minister om hem
te vragen of de nieuwe Gouverneur-Generaal van my gediend wilde
zyn in het tegengaan van al de schelmery die daarginds weldra de
positie van de Hollanders onhoudbaar maken zal. Ook herinner ik me,
dat ik 'n brief schryven wilde aan de Kiezers, waarin ik hun--voor
ik my rechtstreeks wend tot het Buitenland--op 't hart drukken wou,
dat er 'n DERDE PARTIJ te scheppen valt, die zich ten-doel stelt,
de twee cliques op-zy te gooien, die nu by afwisseling den Javaan
mishandelen. En ik had nog veel meer te doen, dit weet ge!
Ik zat te schryven, en kon niet voortgaan. Zeker heb ik
gevloekt! Radeloos liep ik naar 't venster, en zag 'n opperman
die steenen aandroeg. Z'n houding, z'n gelaat, z'n blik ... alles
verplaatste my op dien zaterdag! Ik ontstelde, en wilde iets zeggen,
maar kon niets uitbrengen dan... Fancy!
Want zy wàs het!
Wèl was dat haar forsch hoofd, langgelokt en fier schuddende, met
trilling als van de pyl die zich 'n weg boort in 't juist getroffen
doel! Wèl was dat de blik van haar groot oog, waarmee ze voor lange
jaren m'n heele kinderziel in zich opzoog! Wèl was dat de korte
bovenlip, die zonder geluid één woord herhaalde: IK WIL!
Fancy, riep ik, waarom liet ge my zoo lang alleen? Wie zyt ge? Waar
woont ge?
--Ik was steeds by u, ondankbare! Maar...
Zy wierp 'n bedroefden blik op wat schryvery waaraan ik bezig
was... brieven aan koningen, kiezers en ministers, geloof ik.
--Steeds was ik bij u! Is 't myn schuld dat ge blind
zyt,.. menschenkind!
--Ik heb u lief, Fancy! O, al ben ik maar 'n menschenkind... ge weet,
dat ik u liefheb! Maar, Fancy, bedenk dat er verschil is, tusschen
de mate myner kracht, en de maat van m'n wil!
En op-eenmaal zweefde my 'n aardsche liefde voor den geest.
Ik wilde haar omhelzen, maar ze ontweek me ...
--Ik zal u verlossen, Fancy. Ik zal ...
--Dwaas! niet Ik ben 't arme mishandelde kind, dat verlossing
noodig heeft! Niet IK heb behoefte aan weten en kunnen. 't Heelal
ligt voor my open, als 'n opengeslagen boek. Geen stof sluit me in,
geen band houdt me gebonden! Ik ben die is, die was, die wezen zal,
van eeuwigheid tot eeuwigheid!
Ik wilde spreken, maar 'n wenk gebood my te zwygen.
--Luister! Veertig jaren lang--o, oneindig langer! maar men moet
spreken van tyd met u!--veertig jaren lang sloeg ik u gade. Steeds hebt
gy gewild, maar tot nog toe waart ge zwak. Ge hadt allerlei fouten,
die me bedroefden! Die my bedroefden juist in U, want ge waart bestemd
voor iets beters, dan 't willen alleen. Gy moet kunnen! Kunnen ... dat
is: zóo willen dàt ge kunt!
En haar gelaat toonde my, hoe men moet willen om te kunnen! Maar weer
kwam 't me voor, dat ik haar meer had gezien ... onlangs nog ... en
ik voelde smart, omdat ze my gedurig afweerde.
--Maar Fancy, riep ik, waart gy 't niet, die me hulp vraagde en hulp
toezei, ter-zelfder-tyd? Waart gy 't niet, die me beloofde ... myn
God ... het is waar ... die leegte van m'n hart ... nieuwmaan ...
En ik greep naar de lokken die 't heerlyk hoofd omgolfden ... maar
te-vergeefs alweer!
--Wat gezegd is, blijft gezegd, hernam ze. Wat beloofd is, blyft
beloofd! En GY, doe uw plicht!
--Ik zàl... ik zàl! Ik zal haar verlossen ... zeg me waar ze is,
Fancy, ik zal haar verlossen!
--Zy is dáár! sprak ze ernstig, en wees met plechtig uitgestrekte
hand naar de kaart van Insulinde, die aan den wand hing. Ziedaar
het stiefkind dat behoefte voelt aan ruimte, aan vryheid, aan
beweging! Ziedáár 't mishandeld schepsel dat aanspraak heeft op wat
opvoeding en geluk! Verlos háár... dat is de roeping die ik u opdraag!
--Maar ... Fancy, genius, engel, juist dit heb ik immers steeds
gewild ...
--Gewild ... ja! Ik gaf u dien wil ...
O, lieve Tine, toen verdween ze! Is 't niet jammer? Juist toen ik
haar vragen wilde om de kracht!
Ik kan u niets zenden, lieve! Ik heb niets. De minister antwoordt
niet. Kunt ge 't nog wat uithouden? Ga anders naar den Haag. Holland
heeft er aanspraak op, u te zien bezwyken. Ieder het zyne. Laeken
heeft niet betaald voor zoo'n schouwspel. Ik ben veel beter. Nog
altyd voel ik wat pyn in 't hart, maar 't is niet meer zoo hevig.


VAN FANCY.
Lieve Max! Hu ... hoe langer hoe erger! Nu vorderen ze van my
'n belydenis dat ik allerlei dingen geloof, die gebeurd zyn voor
achttienhonderd jaar! Ik weet er niets van. En als ik 't niet belyd,
worden ze boos en zeggen dat ik 'n slecht meisje ben, dat toch niet
waar is.
Ik heb in lang niet van u gehoord. Zoudt ge ziek wezen? Dit zou me zeer
spyten. Ik had juist noodig van u te weten, hoe ik me moet afhelpen
van die belydenis? 't Komiekste is, dat ik tegelyker-tyd belyden
moet, dat ik altyd de waarheid zal zeggen. Dit klopt immers niet! Ik
stel me voor hoe ik 't aanleggen zou om 'n wilde aan 't verstand te
brengen--ik leer m'n examen voor sekondante--het volgend theorema:
"Om gelukkig te wezen na je dood, moet je gelooven dat er allerlei
dingen die niet gebeuren kunnen, gebeurd zyn vóór je geboorte."
Ik denk dat zoo'n wilde den samenhang niet zou begrypen, en ik ben
vreeselyk wild op dit punt.
Lieve Max, tòch kan ik niet alles wegwerpen wat er in dien Bybel
staat. Ik vind het Hooglied schoon ... ach, ik zou wel willen
trouwen! Sommige Psalmen ook. En 't boek van de Makkabeën ... dat is
'n waar heldendicht! En ik dweep met Job! Job is m'n man! Maar niet
om z'n geduld, neen, om de flinkheid waar med-i opstond tegen den god
die hem overleverde in de handen van Satan ...nog-al valsch, vind ik!"
Ik heb in dien Bybel veel gelezen, nadat ge my geschreven hadt dat
er zooveel instond dat 'n fatsoenlyk meisje niet weten mag. Die
geschiedenis van Simson heeft me byzonder getroffen omdat er iets
dergelyks had plaats gehad met myzelf. Neen, ik heb geen Philistynen
doodgeslagen ... en met een leeuw gevochten ook niet. Maar m'n
haren ... 't is 'n malle geschiedenis. Verbeeld u dat er op m'n
zesde jaar voorspeld is dat 'n lok van myn haar--op nieuw-maansdag
geknipt--kracht geven zou ... ik word geroepen, Max! Morgen meer. Dan
is 't knip-dag. Ik zal u dan met-een die historie vertellen. Ik
begryp 't nu beter ... door Simson, weet ge! Ik word geroepen om te
rekken. Morgen ...
O, Max, wanneer kryg ik die tiende geschiedenis van gezag?


AAN FANCY.
O, gaarne! Daar ligt 'n roofstaat aan de zee, tusschen oost-friesland
en de schelde ...
Maar eilieve, Fancy, ook gy hebt my iets beloofd! Wanneer ontvang
ik ...


VAN KAPPELMAN.
Mynheer! Ik ben Kappelman! Myne zaken gaan zeer goed, en ik leid
een rustig en gemakkelyk leven. Ik zie, dat gy, in weerwil daarvan,
voortgaat, u te bemoeien met de stiefdochters myner vrouw. Dit
versta ik niet langer. Myne vrouw mag met die kinderen doen wat zy
wil--daarvoor is zy myne vrouw--en ik zal zorgen, dat uw zedeloos
geschryf, niet in derzelver hande kome. Ik bevind my zeer goed, by de
tegenwoordige inrichting van myn huis, en dit is het voornaamste. Ik
ben Kappelman. Ik zal 't vertellen aan myn vriend den kruienier dat
gy een demokraat zyt ... enz.


VAN EEN DOMINE.
God laat niet met zich spotten. Ik verzoek u myn bef terugtezenden,
die ik laatst by u heb laten liggen. Uwe verdoemenis is zeker, want
er staat geschreven dat men aan de gestelde machten moet onderdanig
You have read 1 text from Dutch literature.
Next - Minnebrieven; Over Vrijen-Arbeid in Nederlandsch Indië; Indrukken van den dag - 11