Een liefde - 09

Total number of words is 4762
Total number of unique words is 1402
45.1 of words are in the 2000 most common words
59.7 of words are in the 5000 most common words
66.8 of words are in the 8000 most common words
Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
manieren haar ook plezier te doen hebben. Zij ging wel overal met hem
mee, maar het bleef in het geheel dat niet.
Mathilde droomde een paar maal van haar vader, telkens akelig. Zij
droomde eens, dat hij uitging om een wandeling te doen, dat er een zware
mist op kwam zetten, die hoe langer hoe dichter werd, dat vader niets
meer zien kon op 't laatst en in de gracht viel, zij droomde een anderen
keer, dat er een dief in huis was gekomen en zich onder het bed van den
ouden heer had verstopt. Haar vader stapte in bed, zij wilde hem
waarschuwen en stak haar hand uit; zij werd wakker met een schrik en had
Jozef in haar slaap aangestooten, die haar verwonderd vroeg, waar zij
zoo ongerust van droomde.
* * * * *
Toen zij al heel lang op reis waren en de reis gauw gedaan zou zijn,
werd Mathildes neerslachtigheid afgewisseld door hevige aanvallen van
liefde voor Jozef. Maar tot haar droefheid merkte zij juist dan, als zij
er over nadacht, dat zij eigenlijk lang zooveel niet meer van Jozef
hield als vroeger, en dat die verliefde buyen alleen korte te-ruglevingen
waren van haar hartstocht van voor dat zij getrouwd waren.
* * * * *
Het was nu nog tien dagen voor zij weer thuis zouden zijn. Zij reisden
met een nachttrein door midden-Duitschland, zij zaten alleen samen in
den wagon. Om dat er over-dag niets dan vervelende boemel-treinen in den
spoorweggids stonden, hadden zij dezen trein genomen. Bevend-schemerend
daalde de schijn van het zolderinglampje, waarom de gele gordijntjes
waren toegehaald, over het donkerrood trijp van het rijtuig. Jozef en
Mathilde hadden afgesproken te slapen. Daar zij gezegd had liever in een
hoekje te blijven zitten dan op een bank te gaan liggen, deed hij uit
beleefdheid ook zoo. Zoo reden zij beiden vooruit, een armstoel was er
tusschen hen opengebleven. Mathildes grijs-gele stofjas hing open over
haar licht-grijze japon. Een boeketje lag op haar schoot van uit haar
opene handen met geel zemeleeren handschoenen. Haar hoofd, onder een
lichtkleurig kapot-hoedje, leunde tegen het donkerroode kussen. De
wiebelende schaduwen van de vooruitstekende boven in de netten geborgen
valiezen en reistaschjes bewogen over haar heen in de maat van het
dreunen van het rijtuig. Een zijige donker-blauwe voile hing juist tot
over haar bovenlip. Haar oogen vonkelden als zwarte stukjes glas. Zonder
te zien, keek zij voor zich uit. Zij hield haar hoofd een beetje op zij
met van ernst groezelige wangen. Roerloos-suffend zat zij na te denken
in de kreunende en bonzende stilte. Hoe het kwam, wist zij niet, maar
zij had zich nog nooit zoo alleen gevoeld met Jozef als in deze uren.
Was zij dan nog niet aan hem gewend? Zij wist het niet. Hield zij dan
niet van hem en was ze gelukkig alleen met haar geliefde te zijn, dus
alleen met haar eenigen, met haar alles? Zij wist het niet. Onrustig
dreven haar gedachten om. Zij stoomden den trein vooruit, ver, ver
vooruit en weer naar haar vader, die alleen in Amsterdam zat. En dan
weer te-rug naar Jozef, die daar te dommelen zat en naar wien zij haar
hand maar had uit te strekken om hem te raken. Het scheen haar dat zij
nu altijd duizend mijlen van haar vader gescheiden zou blijven, dat zij
voor eeuwig opgesloten was in deze enge ruimte met Jozef, en, zoo
verschrikkelijk gauw, een oneindige ruimte met hem werd ingedreven naar
een altijd wijkenden horizont. Voor het eerste voelde zij, dat zij haar
vrijheid van vroeger niet meer had. Zij voelde, dat zij zich
overgeleverd had en haar lot nu was beslist. Vooruit nu in het leven,
vooruit en altijd met hem, altijd bij hem, altijd naast hem, hij altijd
haar nagaande met zijn eischenstellende liefde.
En zij bestudeerde hem, bezag hem in zijn licht-grijze reispak, de
beenen uitgestrekt op de fauteuil voor hem, met zijn lage schoenen en
elegante wit en rood gestreepte sokken. Zijn armen kruizelings over de
borst, dommelde hij, en zijn hoofd, onder een grijze reispet, zonk, bij
lichte knikjes, naar voren; zijn mond was even open gevallen. Wat had
hij toch een mooye snor en recht mannelijk profiel! Weer gleden een
reeks van doezelige droevige voorgevoelens door haar brein. Zij hechtte
een blik op hem, die vroeg, wat er nu van haar worden zou, van haar
toekomst, van haar heele leven, dat nu in zijn macht was, wat hij
daarvan zou maken. Zal-je mij wezenlijk gelukkig maken, vroeg zij,
zul-je me weten te begrijpen? Zal-je van me blijven houden, zoo als je
zegt het nu te doen, zal-je van me houden, zooals ik het van jou doe en
toch eigenlijk wel voel het altijd te zullen blijven doen? Of ben-je
wispelturig en heb ik mij vergist, vreeselijk, vreeselijk? Plotseling
dacht zij dit hevig en zag hem strakker aan. Zij wilde een andwoord
weten. Zij wilde uit zijn persoon, uit zijn wezen, uit zijn houding, uit
zijn gezicht, een andwoord lezen. Maar zij ontdekte niets. Met kleine
schokjes volgde Jozefs lichaam de bewegingen van den trein en zijn
slapend hoofd schudde ja en neen, op alles ja, op alles neen.
Zij bekeek hem voortdurend: hij zat daar als een kind en machteloos, en
niets dan tevredenheid en genoegen-neming met het leven sliep er in hem;
zij was met hem en waakte en allerlei zorgen en rustige overwegingen
gingen er door haar hersenen; en toen begon het haar te schijnen alsof
hij toch wel goed, wel goedig was, en het altijd zou zijn. Zijn slapen
scheen haar iets klagends, iets hulpvragends tot haar te richten, scheen
een vertrouwen in haar te stellen, dat haar verteederde. Hij rekende op
haar; nu, hij kon gerust slapen: zij hield van hem! Een aandoening van
grenzelooze teederheid doorstroomde haar. Ja, hij kon vertrouwen, zij
had hem lief, zij zou over hem waken Hij hoefde niet meer voortdurend
wakker te zijn om op de minste van haar bewegingen, de geringste van
haar wenschen te letten, vol attenties, vol bewijzen van eerbied, om
haar hart te veroveren. Want de verovering was geschied, de buit was hem
en zeker kon hij zichzelf vergeten en slapen bij zijn trouwe vrouw.
Daar gilde de stoomfluit en woei het geluid, bij herhaalde kreten, langs
de wagens. Jozef deed zijn hoofd in de hoogte, smakte met zijn lippen,
kromde zijn eene been naar boven, om dat het moe was van de langdurige
uitstrekking, bleef een oogenblik weer roerloos zitten, scheen zich toen
te bedenken, zuchtte en wreef met het blauwe gordijntje den wasem van de
ruit, die 't dichtst bij zijn gezicht was, en keek naar buiten in de
zwarte duisternis. Daarna wendde hij zijn hoofd om en keek even, heel
vluchtig, met bevende oogen naar Mathilde. Hij dacht blijkbaar, dat ook
zij sliep. Zij keken mekaar aan. Zij glimlachte.
--Ben-je wat uitgerust? vroeg zij.
--Ja kind, andwoordde hij in den ernst van het ontwaken. De slaap zat
hem nog in zijn oogen en mond. Hij deed zijn oogen weer toe, schoof zich
in de gemakkelijkste houding en bleef onbewegelijk. Alleen bewoog zich
tusschenbeide langzaam zijn arm en streek zijn hand over zijn kin of aan
zijn oor, terwijl hij inwendig geeuwde. Eindelijk hield alle beweging op
en bleef hij, alleen met aandachtig snel knippende oogleden, zitten
suffen. Mathilde was ook weer in haar vorig gepeins wech. Zoo levendig,
als ware zij in zijn tegenwoordigheid geweest, kwam haar vader voor haar
geest: lieve, lieve vader. Wat had hij haar zegenend gezoend toen zij
heenging! Wat zou zij probeeren hem nog verder gelukkig te maken, als
zij te-rug waren thuis!
Maar Jozef was niet zoo rustig meer als eerst. Hij schoof zijn beenen op
en neer, rekte zich uit en zag herhaaldelijk naar Mathilde, als had hij
een plan met haar. De wervelwind van de zucht naar het avontuurlijke,
naar het gewaagde, en een onweerstaanbare begeerte deed het bloed achter
zijn ooren stijgen en gaf hem een lichte prikkeling onder de oogen. Hij
stond op, ging in de fauteuil naast Mathilde zitten, klepte den rood-
trijpen arm, die nog tusschen hen neer was, naar de hoogte en nam haar
hand, die hij op zijn been liet liggen.
--Wat zijn we in lang niet samen alleen geweest, zei hij.
--Hoe bedoel-je dat? vroeg zij; zij liet zich tegen zijn schouder
glijden. Van-daag den heden dag toch, en gisteren en van-nacht, zei ze
heel eenvoudig. He, ik heb zoo aan vader zitten denken, daarzoo ...
--Nou ja, maar over-dag zijn we eigenlijk nooit alleen geweest, altijd
met andere menschen, die ons zagen, we hebben bijna nooit intiem
kunnen zijn ...
Hij drukte zijn lippen op haar lippen. Haar tanden deden pijn want de
zoen was een beetje hard. Zij ging weer recht zitten, zij trok zich
te-rug, een beetje zenuwachtig. Zij was niets lief. Ernstig en
bedremmeld keek zij voor zich uit. Hij begreep haar niet.
--Wat is 't nou?
--Och, niets, andwoordde zij langzaam. Na een oogenblik zei hij weer:
--Hou-je niet van me?
--Ja wel.
Nu viel hij naar haar toe, hij kon zich niet inhouden, hij sloeg zijn
armen om haar middel en wilde haar aan zijn borst trekken. Maar zij
verzette zich.
--Nee, zei ze, nu niet ... wat wil-je toch?
--Wat niet? Waarom niet? Waarom nu niet? vroeg hij en hij bezoende haar
heele gezicht. Zij verzette zich zachtjes.
--Toe, Jozef, wat mankeert je nou toch? Laten we wat gaan slapen ...
--Maar, waarom niet? Zijn wij niet alleen? Wil ik het licht lager doen?
--Nee, nee, och nee!
--Maar, waarom niet?
--Daarom niet, zei ze koud en ernstig.
Hij ging tegenover haar zitten, erg teleurgesteld. Eerst zweeg hij, keek
haar bij tusschenpoozen ongeduldig aan en dan weer den anderen kant uit,
zijn armen kruiselings over de borst. Zij trok haar stofjas weer in 't
fatsoen en raapte het boeketje op, dat gevallen was; zij hield haar oogen
neer over haar heete bleeke wangen.
Langzamerhand begon Jozef, bij korte stooten, te zeggen:
--Wat beteekent dat nu? 't Is absurd! Vraag ik je niet iets heel gewoons,
ben ik je man niet, ik heb immers recht om je te vragen, wat ik vraag!
Hij was heelemaal uit zijn humeur geraakt.
--Zoo iets heb 'k nog nooit gehoord! Moet er dan volstrekt een
slaapkamer bij te pas komen, en een egyptische duisternis en zware
gordijnen en een dubbel gesloten deur ... Er zal hier geen kondukteur
meer in komen, de kaartjes zijn geknipt ... Voor we aan het eerste
station komen, is 't nog wel twee uur.
Zoo gromde hij voort, en naarmate hij zag, dat ze onder zijn berisping
bukte, werd hij heviger en trommelden zijn vingers op zijn knieen.
--Wat is t'er an? zei hij verder. Ik ben geen minnaar, ik ben je man.
Ben ik je man niet?
Na een paar minuten zwijgens en nagedachte, kwam weer het
onbegrijpelijke van de weigering bij hem boven. Zacht zei hij:
--Zeg nou 'es, Thilde, waarom wil-je niet?
--Och, ik weet 't niet, ik weet 't niet, snikte zij en begon wrevelig te
huilen als een kind, zoo dat tranen kleine donkere vlekjes maakten op
haar gele stofjas.
Nog erg boos, ging hij nu weer op zijn oude plaats zitten. Maar hij kon
niet meer slapen. Hij nam zijn Baedeker en begon knorrig te studeeren op
het plattegrondje van een stad, die zij al lang achter den rug hadden,
zonder te weten wat hij las.
De blauwe gordijntjes hingen slap langs de raampjes neer en de vaal-gele
schijn van het duistere lampje aan de zoldering trilde hevig door den
jagenden en schokkenden wagon. Het begon er benauwd-warm te worden.
Mathilde beefde in haar hoekje; een onbegrijpelijke angst had zich van
haar meester gemaakt. Zij begreep niet goed, waarom ze zoo bang was
geworden voor Jozef. Maar ze had een schrik van hem gekregen. Neen, aan
dien man had zij zich zelf niet heelemaal gegeven. Dat was maar schijn
geweest. Een ijzig gevoel van vervreemding huiverde door haar hersenen.
Zij was bang voor nu en voor later. Nu was hij te-rug-gegaan toen zij
weigerde, maar zou dat altijd zoo zijn, zou hij later nog wel niet eens
verder kunnen willen gaan, tegen haar tranen, tegen haar smeken in? Zou
hij haar niet eens te lijf willen gaan, om haar kwaad te doen, haar pijn
te doen? Zij vreesde, ja, zij vreesde alles, maar wat dan, wat alles? Er
bestond geen reden voor haar angst. Mocht hij dan niet doen, wat hij
gewild had? Immers ja. Wat bezielde haar dan toch om op-eens zoo'n
afschrik te hebben? 't Was heel natuurlijk en gepermitteerd, wat hij
wou. Dat was het huwelijk, dat was de liefde. Alle mannen handelden zoo
tegenover hun vrouwen. En zij-zelf, wat had zij-zelf niet gedaan dien
morgen in het bosch? Wat scheelde er dan toch aan, wat maakte haar zoo
kriegelig, wat gaf haar dien onweerstaanbaren weerzin? Neen, zij begreep
zich-zelve niet meer. Zij was moe, zij was zenuwachtig. Het dansen van
den wagon om haar heen matte haar af. O, was 't maar gedaan! Waar was 'r
einde van de reis, van de lange, al te lange reis? Zij zuchtte en deed
haar handen voor zich uit in een wensch om verlossing, als om iets van
zich wech te duwen.
De trein ging langzamer. Zij waren dicht bij een station. Zij zouden
even iets gaan eten. Jozef stond op, knoopte zijn jas dicht en zocht
zijn hoed. Toen hij voorbij Mathilde boog om het portierraampje open te
maken, hoorde hij haar snikken: "vader, vader!"


VI.

De table-d'hote was juist begonnen in het hotel Belle Vue te Deutz,
over Keulen, aan den anderen Rhijnkant. Door de acht hooge vensters
helderlachte een zomer-zon binnen, straalde in de glazen voor elk bord
geschaard, bevonkelde den wijn, deed het goud van de spiegellijsten en
de schoorsteenpendule blinken, verhelderde het witte tafellaken en de
sloofjes van de kellners, schemerde schijnsels van frischheid over de
fletse wanden, poeyerde stofgoud door de kroezige haren van de vrouwen.
De pastijtjes werden binnengedragen. Een uitwaseming was over de tafel,
als bij felle kou 's winters in een dicht rijtuig, dat vol is. Een
soeplucht steeg naar de zoldering. De heeren veegden hun snorren en
kinnen schoon, zwaayend en duwend met de servetten. Heeren krabden zich
achter hun ooren, legden beide handen half toegeknepen, de zegelring
goed zichtbaar, aan weerszijde op de tafel naast hun bord, keken rond,
schuin-smakkend met de lippen van voldoening over de gegeten soep,
schuin langs hun buurvrouwen naspeurend of er gevoeglijk een gesprek te
beginnen zou zijn. Andere heeren snoten hun neuzen; eenige deden het met
hun rug naar de tafel en snoten half achter de ruggen van die naast hen
zaten; twee dames schrokken even. De jonge meisjes staarden voor zich en
hielden de handen op elkaar gedrukt achter het leege soep-bord, andere
bekeken de bewegingen van het licht tegen de muren en namen den schijn
aan hun armbanden in orde te doen. De oudere dames kruimden een stukje
brood en groetten glimlachend, met lichten hoofdknik, de menschen die te
laat kwamen. Een oude vrijster kon haar grijze oogen maar niet van den
jongsten kellner afhouden, een blonden baardeloozen krullekop met dikke
korte lippen, die handig de pasteitjes tusschen de gasten in kon houden,
zonder ze ooit aan te raken of hen te noodzaken een beetje op zij te
buigen. De schuivende stappen van de kellners klonken droog en krakend
af op het zeil over de vloer. Dit geluid vermengde zich met den doffen
klank van de schoone borden, die den gasten voorgeschoven werden, op het
tafellaken, met het gekletter van stapels borden, die in een hoek van de
zaal werden neergezet, met het zilveren getik van de vorken en messen,
die sommige heeren naast hun bord tegen elkaar lieten glijden of onder
het eten samentikten.
Onder de soep had niemant een woord gesproken.
Zachtjes werden er nu koele gesprekken begonnen. Beginnende glimlachjes
waren om enkele monden. Zij spraken, schor, en fluisterend, over het
mooye weer, over de aangename ligging van het hotel, over het
muziekfeest gisteren-avond in Keulen, over hun reizen. Een jongen van
twintig jaar sprak tegen een meneer, die tegenover hem zat. Daarom klonk
zijn stem boven de anderen en keken de menschen, die dicht-bij hem
zaten, naar hem op. Een reuteligheid in zijn keel en het knippen van
zijn oogen was zijn verlegenheid. Links, aan het uiterste einde van de
tafel, zaten twee roode, vette Westfalers, hun servetten van-boven in
hun wijde boorden onder de ruig-roode onderkinnen, die over vette
varkensvleeschbereidingen gingen praten. Drie fatterige Berlijnsche
heeren naast hen bogen hun drie hoofden over hun borden bij elkaar,
bespotten de Westfalers en spraken daarna heel zachtjes over een
zangeres, die deel had genomen aan het muziekfeest van gisteravond en
die om een andere reden nog-al erg over den tong ging.
Na de pasteitjes, bij het rundvleesch, de wit-groene met kaneel bruin
bespikkelde bloemkool, en de rookende aardappelen, vermeerderde het
suizend stemmengegons aan tafel. Heeren bedienden de dames naast hen.
Een fijn blond tenger kantoorbediendetje uit Keulen, die wist, dat de
zwaarlijvige Hollandsche jongejufvrouw aan zijn linker kant altijd heel
weinig van alles gebruikte, lispte, in vlijmerig hollandsch: Jufvrouw,
mag ik u eens mikroskopiesch bedienen? De jufvrouw lachte met breede
lippen en zware witte tanden. Een lange magere heer voerde het woord
over politiek en meer bizonder over Bismarck.
Jozef en Mathilde zaten bedaard en stil naast elkaar te kijken. Zij
waren moe van de eerste huwelijksweken en van de reis, zij dachten er nu
maar aan zoo gauw mogelijk thuis te zijn. Zij zagen allebei een beetje
bleek. Mathildes gang en haar hand-en armgebaren waren flets van
gemakzucht, een gevolg van de uitputting. Jozef was ook stiller dan
gewoonlijk. Zij zaten zij aan zij, hij voortdurend in het licht-grijze
pak, zij in een licht-bruine japon, zonder veel garneering of kant, en
zij keken een beetje beteuterd om zich heen en konden den rechten
konversatietoon maar niet vatten. Tusschenbeide zeiden zij zachtjes een
eenzaam woord tegen elkaar.
--Zijn er van-morgen geen brieven gekomen? vroeg Jozef.
--Nee, dat heb ik ook al vreemd gevonden. Ik had mevrouw Berlage toch
zoo gevraagd me te schrijven of alles thuis goed in orde was en ik heb
haar toch duidelijk gevraagd om me hier-na-toe te schrijven, om dat dit
het laatste adres op onze reis was.
--Nou, misschien komt er van-avond nog wat.
En hij gaf haar de sla aan, die, met den rosen en glibberigen zalm het
volgend gerecht uitmaakte.
--Zal u er ook wat peper bij nemen, mevrouw? vroeg een hollandsche stem
aan Mathildes linker kant.
In de rondte was het gesprek aan tafel nu algemeen geworden. Allerlei
stemmen, doortruffeld van het vorkgepik op de borden en het geluid van
slikken, klonken door-een. Hier en daar begon men geanimeerd te worden.
Een roodachtig heer hoestte in zijn servet, een slok wijn was zijn
verkeerde keelgat ingegaan. Een oude dame, met witte muts en paarsen
linten er aan op het hoofd, draaide zich naar hem toe, wilde hem helpen.
Maar hij stelde haar gerust met zijne korte kleine hand. Hij nam een
slok water. Een paar plaatsen verder sloten nieuwe bekenden vriendschap.
Links had een diskussie plaats over politiek. Het begon warm te worden
in de zaal. De dame die zoo lang naar den jongen kellner had gestaard,
wenkte hem en verzocht hem minzaam de middendeur open te laten staan.
Door de vestibule heen zag men nu in het wuivende groen van den tuin,
die aan den anderen kant van het hotel was. Men beproefde ook door een
venster versche lucht te krijgen. Een oogenblik hoorde men den Rhijn in
zacht golfgeklots voorbij spoelen. Maar 't tochtte en op algemeen
verlangen werd het venster weer gesloten.
--He, ik wou, dat we al thuis waren zei Mathilde.
Het eten duurde voort. Twee oude jonge heeren veegden hun voorhoofden
af. Zij hadden zich bizonder te goed gedaan. Een bejaarde dame zuchtte
van benauwdheid. De kellners zagen oplettend na wie nog te bedienen was.
De zonneschijn was langzamerhand gedaald van de muren en van de stapels
borden op de dientafels, die er tegen aanstonden, was ook niet meer op
de gezichten van de eters, maar brandde nog alleen op de halzen en
ruggen van hen, die aan den vensterkant zaten.
Zij gingen aan het dessert. Eerst kwam de moskovische taart. Een paar
heeren, die haast hadden, rolden hun servetten slordig op, keken voor
zich, stonden op met stoelgekraak en een lichte beweging van de dames
aan hun zijden, bogen even, terwijl ze met iets zenuwachtigs in hun
oogen een blik over het gezelschap lieten gaan, dat hen een oogenblik
te-rugbekeek en waarvan heel ouden en heele jongen groetten gingen gauw
heen door de vestibule, namen daar hun gele strooye hoeden van den
breeden erg beladen kleerenstandaard, hun dunne wandelstokken uit den
bak er onder, en liepen schielijk de deur en den tuin uit.
Door een andere deur, van op-zij, kwam nu de portier van het hotel
binnen, nam zijn breedbollige pet af en ging op zijn teenen naar Jozef.
--Een telegram! zei Mathilde.
Uit beleefdheid deden de andere alsof er niets gaande was en spraken
voort. Jozef zei niets maar zag bevreemd zijn naam aan en opende den
telegram met zijn dessertmesje.
--Van huis? vroeg zij.
Na twee sekonden vouwde Jozef het papier toe, frommelde het koevert,
waarin de telegram geweest was, in mekaar, gooide de prop op den vloer
en zei: 't Is niets, terwijl zijn gezicht heel effen stond. De anderen
kraakten nu noten in de rondte en zogen uit donzig vette druiven. De
jongelui waren goed aan 't drinken. Men bestelde nog een flesch wijn. De
dames hapten hun laatst hoopje vanielje-ijs op, dronken nog een slokje
spuitwater en maakten zich een voor een klaar om wech te gaan. Eenige
menschen kregen koffie. Een oude heer kreeg een cigaar uit zijn koker,
sneed er het puntje af en lei de cigaar op tafel, naar lucifers
rondziende. Twee andere heeren, met groote overhemdsborsten en breede
zwarte dassen, waren gemoedelijk familie-herinneringen aan 't op halen,
die hen nader tot elkaar brachten en slikten wat zij haast te veel
gezegd hadden wech in een langzaam bij kleine scheutjes koffie-slurpen,
terwijl er een met zijn lepeltje op zijn schoteltje tikte, als de andere
aan het woord was.
--Wat is 't? fluisterde Mathilde.
--Niets, herhaalde hij.
Maar zij drong aan:
--Toe, zeg 't nu maar.
--Willen wij eens naar boven gaan? zei Jozef een beetje harder.
Zij stond gauw op, groette nauwelijks twee nog aanwezige dames en
wachtte Jozef in de vestibule bij de breede wenteltrap met zijn blinkend
gepolitoerde lage treden. Hij kwam ook aanloopen, kuchte luchtig en
zocht in zijn vestjeszak naar een tandestoker; de andere hand hield hij
in zijn broekzak.
--Nu wat is 't? vroeg zij, hem aarzelend aanziende.
--Ik zal 't je boven laten lezen. En zwijgend gingen zij de trap op.
Mathilde wist niet wat te denken, zij beet op haar onderlip en klapte
in haar handen om haar ongeduld te temperen. Boven in hun grijzige
logeerkamer, sprak Jozef nog geen woord: hij scheen in gedachten.
Zwijgend gaf hij haar den telegram over. Mathilde las 'm.
--O, God, zei ze, wat zullen we nu doen?
--Niets, andwoordde hij, precies hetzelfde wat we anders gedaan zouden
hebben.
--Laten we maar liever zoo gauw mogelijk afreizen.
--En niet meer in Arnhem stil blijven?
--Nee, natuurlijk niet, dadelijk naar huis gaan. Vader is erg ziek.
--Zoo erg zal 't niet zijn. Hij heeft een sterk gestel. Laten we maar
eerste den brief afwachten. Dan kunnen we altijd nog zien.
Mathilde wandelde de kamer op en af en dacht na. Jozef stond aan 't
venster geleund en trommelde tegen de ruiten. Hij kreeg een cigaret
uit zijn zak.
--Ik ga maar vast pakken, zei Mathilde.
--Dat kun-je altijd doen, zei hij, of nee, laat 't liever doen. Lieve
kind, je bent zoo moe.
--Wat zou vader schelen? zei Mathilde, over den koffer gebukt.
--Ja, dat weet ik niet. 't Kan natuurlijk van alles zijn, maar de brief
zal wel gauw komen, dan weten we 't. Jozef was bezig voor den spiegel
zijn das recht te keeren en zijn snor op te krullen. Al zijn oude
vriendschap voor de Stuwen kwam boven; hij was ongerust. Ik ga nog even
in den tuin, zei hij, win-je nou maar niet op, lieve kind, en laat me
waarschuwen als er nog iets komt.
Beneden was de table d'hote gedaan.
Voortdurend klepte de buitendeur open en dicht, de luide en lachende
stemmen van de heengaanden klonken op, om wech te suizen in de open
lucht, zoodra de deur weer dicht was geslagen, en gevolgd te worden door
andere, meer gemoedelijke stemmen, die langzaam opkwamen en uitstierven
en van slofferige voetstappen waren vergezeld, of door stemmen, die
klonken als kristallen glazen en door het geruisch van japonnen werden
omsisd.
Jozef zou juist de kamer uitgaan, toen een kellner de trap opkwam, een
telegram in zijn hand. Jozef duwde den man te-rug, om Mathilde niets te
laten merken en gaf hem een order over het ontbijt van morgenochtend,
als had hij hem daarvoor ontboden. Terwijl hij den nieuwen telegram
openmaakte, ging Jozef achter den kellner de trap af.
De Stuwen was gestorven. Men wist niet waaraan. "Oorzaak onbekend" stond
er. Jozef werd verzocht zoo spoedig mogelijk te-rug te komen. Jozef vond
dit alles heel natuurlijk. Hij was niet gewoon licht te schrikken, hij
draaide in de vestibule even op een hiel rond en ging toen weer langzaam
naar boven, den telegram voor zich uit houdende.
Mathilde was niet voortgegaan met pakken maar was gaan zitten op een
stoel bij het ledikant, om eens na te denken. Dat vader zoo gauw zou
kunnen sterven! Wie had dat gedacht! Arme vader! Hoe teeder en met
hoeveel droefheid had hij haar omhelsd, toen zij wech ging, ver van hem
wech, op haar huwelijksreis! Wat had hij haar een aanbeveling gegeven
voor de toekomst, alsof hij haar nooit terug zou zien! Wat had hij veel
gesproken van de eenzaamheid, die hij tegemoet ging! Och, och, hoe had
ze hem ook kunnen verlaten! Hij had 't zelf gewild, ja, maar ze had 't
toch niet moeten doen ze had het nooit moeten doen! Waarom was ze ook
getrouwd, waarom was ze wech-gegaan uit zijn beschermende armen, die zij
verwarmde, die haar alleen nog konden omhelzen en zonder haar leeg en
slap neerhingen. En nu dood, zuchte zij ... Maar ... dood? nee, hij was
niet dood, hij kon niet dood zijn! Hij was maar ongesteld; hij moest
toch wel erg ongesteld zijn, dat ze zoo telegrafeerden van huis! Of
misschien ook niet, misschien hadden ze den indruk willen verzwaren, om
te maken dat Jozef en zij gauw overkwamen, om geen last met den ouden
heer te hebben en te zorgen, dat hij in geen geval alleen stierf, dat
daar geen mogelijkheid voor zou zijn. Ja, zoo moest het wezen. En zij
stond gauw op om verder door te pakken, met het vaste besluit dadelijk
naar huis te sporen. Jozef zou wel toestemmen, hij vond alles goed, wat
zij wou. Daar stond Jozef weer in-eens voor haar.
--Je vader is van-middag overleden, zei hij bedaard en hoogst ernstig,
en hij hield haar den telegram voor.
Zij nam dien niet aan, andwoordde niet, ging weer op den stoel, waar ze
daar-zoo over alles had nagedacht zitten. Met wijd open oogen keek ze
Jozef strak in zijn gezicht. Twee dikke tranen vielen op haar licht
bruine japon. Zij huilde een oogenblik stil en hevig. Toen stond ze op
in een overgegeven houding, heel week:
--Nou ben ik wel heelemaal voor jou en voor niemant anders op de wereld,
zei ze. Zij legde haar armen om zijn hals. Hij sloeg zijn handen om haar
schouders. Hij kreeg ook tranen in zijn oogen en zag er haar zwarte haren
in golven aan zijn borst. En zij zagen mekaar aan, beiden opgewonden door
den heftigen toestand.
Toen Mathilde met de koffers klaar was gekomen, waschte zij haar oogen
en ging Jozef opzoeken in den tuin. Zij kwam in de vestibule en keek
naar de eetzaal. De zon daalde bedaard wech achter de huizen van Keulen,
zij bereikte de tafel niet meer. Een paar kellners liepen haastig af en
aan. De tafel was bijna heelemaal opgeredderd. Over het wijn-en
vetvlekkig tafellaken vlogen vliegen in korte kringen om de vergeten
broodkruimels heen. Een zware gemengde etensreuk benauwde de zaal. Op
de vloer was een stukje rotte appel en een druivenschil gevallen. De
stoelen stonden door elkaar, een eind naar achteren geschoven de
servetten hingen er lusteloos en verkreukeld over heen. Er kwamen twee
meiden de glazen uitwasschen in een hoek van de zaal. Een kellner gooide
You have read 1 text from Dutch literature.
Next - Een liefde - 10
  • Parts
  • Een liefde - 01
    Total number of words is 4765
    Total number of unique words is 1462
    43.7 of words are in the 2000 most common words
    59.2 of words are in the 5000 most common words
    67.6 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Een liefde - 02
    Total number of words is 4915
    Total number of unique words is 1308
    50.5 of words are in the 2000 most common words
    65.6 of words are in the 5000 most common words
    72.5 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Een liefde - 03
    Total number of words is 4960
    Total number of unique words is 1275
    48.8 of words are in the 2000 most common words
    64.6 of words are in the 5000 most common words
    70.8 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Een liefde - 04
    Total number of words is 4848
    Total number of unique words is 1397
    45.7 of words are in the 2000 most common words
    62.0 of words are in the 5000 most common words
    68.9 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Een liefde - 05
    Total number of words is 4759
    Total number of unique words is 1509
    43.6 of words are in the 2000 most common words
    59.0 of words are in the 5000 most common words
    66.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Een liefde - 06
    Total number of words is 4845
    Total number of unique words is 1412
    46.1 of words are in the 2000 most common words
    62.1 of words are in the 5000 most common words
    70.0 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Een liefde - 07
    Total number of words is 4872
    Total number of unique words is 1343
    48.2 of words are in the 2000 most common words
    63.7 of words are in the 5000 most common words
    71.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Een liefde - 08
    Total number of words is 4830
    Total number of unique words is 1342
    47.8 of words are in the 2000 most common words
    63.4 of words are in the 5000 most common words
    70.7 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Een liefde - 09
    Total number of words is 4762
    Total number of unique words is 1402
    45.1 of words are in the 2000 most common words
    59.7 of words are in the 5000 most common words
    66.8 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Een liefde - 10
    Total number of words is 4925
    Total number of unique words is 1314
    47.7 of words are in the 2000 most common words
    64.1 of words are in the 5000 most common words
    70.8 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Een liefde - 11
    Total number of words is 4769
    Total number of unique words is 1270
    50.4 of words are in the 2000 most common words
    65.0 of words are in the 5000 most common words
    71.9 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Een liefde - 12
    Total number of words is 4795
    Total number of unique words is 1433
    44.3 of words are in the 2000 most common words
    59.3 of words are in the 5000 most common words
    66.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Een liefde - 13
    Total number of words is 4726
    Total number of unique words is 1403
    44.9 of words are in the 2000 most common words
    60.5 of words are in the 5000 most common words
    67.2 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Een liefde - 14
    Total number of words is 4876
    Total number of unique words is 1279
    49.1 of words are in the 2000 most common words
    65.8 of words are in the 5000 most common words
    73.4 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Een liefde - 15
    Total number of words is 4826
    Total number of unique words is 1324
    48.0 of words are in the 2000 most common words
    63.9 of words are in the 5000 most common words
    71.2 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Een liefde - 16
    Total number of words is 4755
    Total number of unique words is 1404
    47.9 of words are in the 2000 most common words
    62.8 of words are in the 5000 most common words
    71.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Een liefde - 17
    Total number of words is 4581
    Total number of unique words is 1568
    40.2 of words are in the 2000 most common words
    55.6 of words are in the 5000 most common words
    62.8 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Een liefde - 18
    Total number of words is 4596
    Total number of unique words is 1547
    40.8 of words are in the 2000 most common words
    55.7 of words are in the 5000 most common words
    62.8 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Een liefde - 19
    Total number of words is 4666
    Total number of unique words is 1475
    41.3 of words are in the 2000 most common words
    57.2 of words are in the 5000 most common words
    65.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Een liefde - 20
    Total number of words is 4547
    Total number of unique words is 1460
    34.6 of words are in the 2000 most common words
    48.3 of words are in the 5000 most common words
    55.9 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Een liefde - 21
    Total number of words is 4808
    Total number of unique words is 1355
    43.2 of words are in the 2000 most common words
    59.4 of words are in the 5000 most common words
    66.6 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Een liefde - 22
    Total number of words is 4664
    Total number of unique words is 1471
    39.5 of words are in the 2000 most common words
    53.2 of words are in the 5000 most common words
    59.2 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Een liefde - 23
    Total number of words is 4573
    Total number of unique words is 1485
    37.2 of words are in the 2000 most common words
    49.7 of words are in the 5000 most common words
    56.8 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Een liefde - 24
    Total number of words is 4891
    Total number of unique words is 1294
    50.0 of words are in the 2000 most common words
    65.6 of words are in the 5000 most common words
    71.4 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Een liefde - 25
    Total number of words is 1668
    Total number of unique words is 589
    61.3 of words are in the 2000 most common words
    74.5 of words are in the 5000 most common words
    78.8 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.