Een liefde - 08

Total number of words is 4830
Total number of unique words is 1342
47.8 of words are in the 2000 most common words
63.4 of words are in the 5000 most common words
70.7 of words are in the 8000 most common words
Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
pastoor. Dit laatste om dat de Stuwen het, voor de menschen, om niet af
te wijken van het gebruik, gewild had en zonder op Mathilde indruk te
maken. Zij was te erg wech geweest door al het andere. Haar vaag gevoel
als het 's zomers 's morgens heel mooi weer was of boven een roman, dat
zij zich als haar geloof dacht, werd wel even een beetje opgewekt, maar
zij voelde zich eigenlijk geen echte, katholieke vrouw, zoo als haar
moeder geweest was. Maar toch, toen zij een week getrouwd was, begon zij
te denken meer dan zij vroeger had gedaan, dat 't van Jozef vreemd was
zoo aan niets bovennatuurlijks te gelooven. Buitendien had zij haar
liefde van verleden jaar nog niet voelen te-rugkomen. Zij was nog altijd
een beetje bang voor Jozef, hoofdzakelijk 's avonds en 's morgens vroeg.
Zij had geen verwondering in zich zelve gemerkt over wat er met haar
gebeurd was, maar zij had er Jozef niet liever om gekregen. Alles kwam
haar natuurlijk en toch vreemd voor. In vreemde omgevingen, onder
allerlei vreemde gewaarwordingen, leefde zij als een heel nieuw en
versch leven. Vele herinneringen van haar eerste halve jaar op het
kostschool vulden haar brein. Toen had zij ook zooveel ongekends beleefd
en had haar bestaan zich nieuw aan haar voorgedaan. Maar krachtiger dan
toen mengde zich nu de gedachte aan haar vader onder de andere. Hoe zou
't met hem gaan? Hoe zou hij zijn dagen wel slijten? Zij schreef hem
alle dag en kreeg driemaal in de week antwoord.
De huwelijksreis was door Jozef en den ouden heer na rijp beraad zoo
vastgesteld: Zij zouden den avond van hun vertrek gaan tot Arnhem,
verder naar Parijs: dan zouden zij langs de Middellandsche Zee naar Rome
gaan en de terugreis over Duitschland doen. Jozef voorspelde ontzaglijk
veel genot van zoo een groote reis. Hij was toch een liefhebber en had
er in een helen tijd niet aan gedaan maar ook voor Mathildes
wereldkennis was de uitgestrektheid van de roete uitstekend. In
Valkenburg een dorp bij Maastricht, zouden zij een eerste halte maken
langer dan een dag, van een week waarschijnlijk.
Daar waren zij aangekomen den vorigen avond en hadden er, met open
ramen, een rustigen nacht gehad. Het was nu zeven uur in den ochtend, de
tweede helft van Mei.
Het hotel aan den landweg, waar een andere weg, die bergopwaarts ging,
daarin eindigde, blaakte zijne eene verdieping en aschgele gevels in de
zon. Van boven de onderste ramen van den voorgevel tot aan het
lila-kleurige hek, dat het stuk grond vol banken, stoelen en
donkergroene tafeltjes voor de deur, omheinde, waren vale doeken
gespannen, om het er koel te houden. Maar gouden hittestralen spoten
door reten en beschilderden hel-geel den muur. Geen windje woei, maar
door de vroegte was het nog niet snikheet. Mathilde zat, zachtjes naar
achteren geleund, op een van de zwart-groene banken vlak aan het huis,
met hun geribde ruggen tegen de vensterbanken, rechts van de deur. Zij
was in een luchtig blauwen peignoir, met goedkoope, breede witte kant
afgezet. Zij hield haar handen op haar schoot, haar eene duim tusschen
de bladen van een rood reisboek; en klein wondje, nog frisch, bloedde
aan haar wijsvinger, waarmee zij een roos had geplukt, om die
zoo-met-een in Jozefs knoopsgat te steken. Zij las niet. Zij zat
roerloos, haar voeten in blauwe kousen en opengewerkte schoentjes, op
een versleten voetenbankje. De nauwheid van het witte plooisel maakte
haar hals een beetje rood. Zij sufte, haar blikken voor haar uit in de
heesters of opklimmend rechts langs den bergwand, met zijn zwarte,
paarse, bruine, donkerroode en gele aarde, beneden als zand-steen
uitgegraven en hooger-op met kleine boomengroepen. Boven in de lucht
verdreven wazige witheden in het belle hemelblauw. Mathilde droomde zich
heel wech, in een loomheid afgezonken. Haar oogvlakjes stonden
mat-mijmerend, drinkend de pleizierige kleuren voor haar uit. Een
weekelijkheid was door heel haar lichaam gedrongen. D'r haar was nog
maar half opgemaakt. Lange slappe vlokken, dof-zijig zwart, hingen naast
haar ooren neer. Haar huid scheen haar als door een dunne laag was,
gevoelloos en zacht-prettig, bedekt. In de vensterbank, volgend op die,
waar zij vlak voor zat, had de logementhouder vier bloempotten laten
zetten, met roode en witte rozen, wier reuk zwaarzachtjes om Mathildes
hoofd kwam hangen. Een logge zandwagen knerste voorbij, rechts over den
weg, het zweepgeknal klitste, de wagen trok af en grommelde voort in de
verte. Vroege vliegjes wirrelden boven haar handen; twee heele kleine
bleven mekaar halsstarrig op haar rechter wijsvinger vervolgen. Het
ochtendgepraat van een paar gezinnen, een eind verder onder het
zonnescherm aan het ontbijt, links van Mathilde, hoorde zij bijna niet.
Een stijve kellner kwam uit de deur loopen om de families te bedienen,
versleten zwarte blaadjes met gemeen wit aardewerk op de handen, borden
met groote ronde brooden aandragend. Soezelig fladderde een gedachte
door Mathildes hoofd: wat zou vader graag eens zulk brood proeven. En
zij overdacht haar vaders voorliefde voor brood. Twee blonde kinderen
huppelden nu naar buiten en bekeken Mathilde even met klare oogen. Maar
er waren zooveel gele tinten in de groene heesters, de zon smeet breed
lila over den bergwand rechts en er sprankten zooveel glansjes door de
sparreboompjes, dat Mathilde langzaam opstond, en terwijl haar korte
sleep, waar ook een wit strookje uit te voorschijn kwam, bevend over het
zand krulde, naar voren wandelde, het hek door, en op den weg staan
bleef om naar beneden, links in het dal, te kijken. De zon was schuin
achter haar; haar blikken dwarrelden door de wijde zilverblauwe lucht.
Voor haar uit streepte de weg neer, breed, poeyerig, wit, altijd nauwer
wordend tusschen de ruigbestruikte lage bergglooying, in een hoog
kroeserig boschje verdwijnend. In de diepte zag zij een roerloos
watertje, sneeuwwitte huizen, kaal land, waarop poppetjes, dat menschen
waren, gebaren maakten en liepen. Maar effen lichtend blauw daalde de
hemel nauwelijks, heel beneden, blankend. Nog nooit had Mathilde zoo
weinig grijze nevel aan een horizont gezien. Hooger-op in de lucht stond
de heele ruimte in een laayend sidderen witblauw, goud-flonkerend. En
alles blankte schitterend. Een plekje gras en mos door-een-gegroeid,
vlak bij Mathilde, glansde van niet wechgedroogde dauw met kleuren van
paarlemoer. Er zongen vogels en Mathilde voelde van muziek die uit de
lichtzee van den hemel neerruischte. De lucht was sterk. Mathilde
voelde, bij dit ontwaken vol wemelende stralen, haar oogen door een
donzig waas overtrokken. Sprakelooze onuitbare vreugde steeg er op van
haar hart. Zij zag golven van wit vuur uit de hoogte tot haar afkomen.
Haar oogen glommen dronken tegen het tintelend verschiet. Haar eene
been, waarop zij steunde, wankelde. Weer langzaam ging zij te-rug naar
de bank, om op Jozef te wachten. Het roode reisboek was op den
grond gevallen.
De families, links, waren druk aan 't kakelen geraakt. Een oude vrijster
schonk, met ernstig voorhoofd, koffie, en men knabbelde op beschuiten,
onder het getemperde licht van het spandoek. Juist kwam Jozef voor den
dag in een grijs dun pak. Mathildes blik verwarmde zich. Met een zachten
glimlach lei ze haar arm in de zijne en stak, voor hem heen buigend, het
rozeknopje in zijn knoopsgat. Zonder zich te bedenken, als sprak 't
van-zelf, wandelden zij dadelijk den weg op tot zij alleen waren en
niemant hen zien kon. Zwijgend gingen zij een heel eind voort, daalden
de bergglooying af, liepen hoe langer hoe langzamer tot zij aan een
boschje van pijnboomen kwamen. Zij gingen er in en bleven stilstaan.
Hier was schaduw en koelte. Zij gingen naast mekaar liggen op den grond.
Jozef trok halmen stuk en beet ze klein. Hij vond den dag zoo mooi,
en zei het.
--'t Is heerlijk, zei Mathilde, heerlijk!
Jozef lag tegen den heuvel aan op zijn rug. Hij keek naar de bladen in
de hoogte. Mathilde zat naast hem en steunde zich met haar elleboog. Zij
keek naar het mos en zeide: Wat zullen wij gelukkig zijn samen.
--Wij zijn 't al, andwoordde hij. Zonder naar haar te kijken, liet hij
zijn voorarm over zijn elleboog heenbuigen en opende zijn mooye hand.
Zij lei er de hare in en zoo bleven zij een tijdje liggen. Het was
Mathilde wel te moede. Zij zagen geen van beiden om. Door de boomstammen
heen zagen zij alleen schemering van hel-witte lucht in de verte en hoog
boven hen sprankte een enkele maal het goud tusschen de groene massa.
Mathilde vond, dat het lichte grijze pak Jozef uitstekend stond, om dat
hij zoo'n geanimeerde kleur had op zijn wangen.
--Wat zou vader nu wel doen op 't oogenblik? vroeg zij.
--Lieve kind, het is pas hallef nege. Je vader ...
--Nu moet je zeggen "Vader", want nu is ie ook de jouwe.
--Goed. Vader zal zoo wat juist opstaan.
--En weer lagen zij bewegingloos. Jozef gaapte nog eens even en rekte
zijn beenen uit. Met gemakkelijke gebaren aaide hij Mathildes wangen of
drukte zachtjes haar hals tusschen zijn wijsvinger en duim. Kwamen zijn
handen hij haar lippen, dan zoende zij ze even, zonder precies te
letten waar.
Mathilde voelde zich langzamerhand weer heelemaal zich-zelve worden. De
droomende stemming ging zoetjes voorbij. Zij ontwaakte onweerstaanbaar
in het heerlijk ontwaken van haar liefde. Uit de doffigheid van haar
alleen-zijn openbaarde zich nu het bewustzijn van haar geluk. Zoo ging
dat bijna iederen morgen. Dit zalig-vreemde gevoel in deze vreemde
omgeving was zoo vol verrassingen, dat zij telkens dacht nu zou het wel
op zijn heerlijkst zijn geweest. Iederen nacht sliep zij in met de
gedachte van-daag zooveel te hebben liefgehad, dat zij den volgenden
morgen zou ondervinden, dat er een verkoeling in haar liefde was
gekomen. Maar bij het begin van den nieuwen dag, dan dacht zij nog meer
van Jozef te houden dan gisteren. Alleen dat haar vader zoo ver wech was
vond zij verschrikkelijk naar. Zij voelde zoo zich niet heelemaal aan
haar geluk te kunnen geven. Zij had dien goeden vader daar alleen thuis
achter gelaten. Als zij terugkwam in Amsterdam, zou zij weer erg voor
hem te zorgen hebben waarschijnlijk, en toch verlangde zij er naar.
't Was nu maar te hopen, dat vader niet ziek werd gedurende haar
afwezigheid. Mathilde dacht nu na, over hetgeen Jozef in oogenblikken
als deze wel voelde.
--Hou-je van me? vroeg zij. Dit had zij al zoo dikwijls gevraagd.
--Dat weet-je wel, heel veel.
--Wezenlijk, heel veel?
--Wezenlijk, zei Jozef, maar hij lag te lekker den zomermorgen te
genieten, zoo op zijn rug, om haar voor dit gezegde in zijn armen te
nemen en te zoenen, zoo als zij het had gehoopt.
--Ben-je dan niet blij, dat we nu zoo heel alleen samen zijn, dat ik nu
heelemaal voor jou ben, dat je met mij doen kunt, wat je wilt? Hij
andwoordde iets dat haar veel pleizier moest doen. En zij sprak weer
voort: O, ik ook, ik begrijp mijn geluk nog niet heel goed, maar ik
voel, dat het er is. Ik ben zoo gelukkig, dat ik bang ben, dat het niet
lang meer duren zal.
--O, waarom niet?
--Ja, dat weet ik niet, maar het is zoo. Ik weet niet, maar alles is nog
zoo vreemd; ik ben er nog zoo weinig aan gewend, En ik ben zoo bang dat
vader iets zal overkomen.
Hij stelde haar gerust. Waarom bang te zijn? Het weldadige seizoen zou
ook vader goed doen.
--Ik weet niet, zei ze weer, maar 't is net, of ik nog altijd een beetje
bang voor jou ook ben.
--Ben-je bang voor me?, vroeg hij, hoe dan?
En zij lei het hem uit. Hun verhouding, zoo als die nu al acht dagen
bestond, was zoo vreemd, zoo vreemd voor haar. Het hinderde haar, dat
hij zich zoo met het meeste gemak kon schikken in al die dingen, waaraan
zij zich nog gewoon moest maken. Hij behandelde haar op een manier,
zooals hij het vroeger nooit had gedaan. Hij was heel lief, maar op zoo
een innige manier, dat 't haar wel aangenaam was, maar dat zij er zich
toch iederen keer weer over verbaasde. Het ging hem al te goed af, zij
waren hem al te eigen, die woorden en aanrakingen, die haar in 't eerst
tegen hadden gestaan, maar waarin zij langzamerhand een genot was
begonnen te vinden zich aan te onderwerpen. Maar toch, hij deed zooveel,
hij wist zooveel, en zij deed nog niets, zij wist nog niets. Waren alle
mannen nu zoo, of hij alleen? Zij voelde dat zij aan hem wech ging. Hij
was 't, die een vrouw van haar zou maken. Wel voelde zij zich groeyen in
de innige samenleving met hem, maar zij voelde zich voor zich-zelve
verloren gaan in die liefde. Waar bleven haar eigen denkbeelden, die
kleine bespiegelingen over allerhande dingen in de wereld, waar zij
alleen voor zich-zelf pleizier in had. Waar bleven de indrukken, die zij
kreeg en die zij voor haar eigen gemoed alleen verwerkte en onthield?
Alles bleef wech. Zij gaf hem alles. Zonder het te zeggen of te
waarschuwen, maakte hij zich van alles meester. Zij kon aan niets anders
denken. Hem zag zij alleen in het leven, op hem kwam alles neer. En zij
verweet hem deze waarheden zoo lief, dat hij op zijn knieen naast haar
ging zitten, haar bij haar schouders achter-over neerdrukte, en haar
heele gezicht rood en warm zoende, elken keer met zijn hoofd
achteruitgaande om haar, een beetje verder af, goed te kunnen bekijken.
Hij vond alleen dit te zeggen jij bent mijn eenige en grootste schat.
Zij had zich hulpeloos prijs gegeven. Nu en dan bracht zij zwakjes haar
armen, die aan haar zijden waren neergevallen, naar boven om hem een
beetje af te weren. Maar zij liet hem begaan, en zoende te-rug, als zijn
gezicht niet te gauw wech was. Er kwam geen sterveling over den weg
achter hen en de heele omtrek bleef doodstil. Aan mekaar geklemd, bleven
zij liggen. Keek Mathilde naar boven, dan daalde heel de hemel neer, de
blaaren verwijdden zich boven hun hoofd, stralen van vuur schoten neer;
het groen verdween en wolken van vuur en licht daalden altijd nader over
hen af. Begon het niet te waayen? Als de boomstammen met al de blaaren
ter zijde bogen, zouden zij bedolven worden door het regenend vuur, dat
boven hen ronddreef. Het bosch werd hoe langer hoe kleiner. Vlammende
winden woeyen wijd en zijd. Hijgende luchtstroomen zweefden tusschen de
stammen door altijd dichter en dichter bij.
--Vader, waar is vader? zuchtte Mathilde, maar alles was gloed om haar
heen. In de bedwelmende lucht leefde zij voor het eerst vol haar liefde,
met opzwenkende leden en duizelende oogen. Zij zag Jozefs naakt gelaat
en zijn koortsige oogen. Was dat nu het leven? Was dat nu het getrouwd
zijn? De boomen ruischten haar huiveringen tegen. Haar oogleden trilden;
zij kreeg het koud aan de slapen. Zij viel te-rug op het mos, lei zich
met het gezicht naar beneden en, zonder iets te voelen of iets te zijn,
verborg zij haar oogen tegen den grond.
Zij bleven nog een half uur liggen, zonder te spreken, zonder zich te
verroeren. Mathilde stond het eerst op. Ongearmd gingen zij naar het
hotel te-rug. Na een tijdje fluisterde Mathilde: Dat kan nooit duren, ik
zal gek worden, ik ben al te gelukkig, of er zal iets anders gebeuren,
ik weet niet wat. Een lusteloosheid hing verder over Mathilde dien
heelen dag. In plaats van te gaan rijden, zoo als eerst het plan was
geweest, zat zij den heden dag op haar kamer of onder het spandoek.
Jozef, die begonnen was met te probeeren haar gezelschap te houden, toen
het hem niet gelukken mocht haar tot het ritje over te halen, moest
eindigen met in zijn eentje te gaan wandelen. Wat zij deed was zoo raar,
zij deed precies als voor hun huwelijk wel. Zij durfde hem niet lang
achter mekaar aankijken. Zij sprak maar over haar vader. Tegen den avond
schreef zij een brief naar Amsterdam, vol van de innigste teederheid,
vol van hartstochtelijke gehechtheidsbetuigingen. Zij schreef haar
vader, dat Jozef het heel goed maakte, dat zij zich wel gelukkig
voelden, maar dat zij toch o zoo verlangend was hem te-rug te zien. Zij
was nu pas een groote week op reis, schreef zij, maar toch telde zij nu
al de dagen, die moesten verloopen voor hun te-rugkomst. De zekerheid,
dat vader zich goed verzorgde, zou haar echter de afwezigheid
dragelijker maken. Hij moest haar dus daarover nog vele zaken, erg in
onderdeelen en breed onderschrapt, meedeelen. Had hij geen pijn meer aan
den linkerkant? Niet de minste aandoening daarvan? Hoe was Jans? Bromde
zij niet, voorzag zij hem goed van alles, wat hij wou? Deed hij zonder
over te slaan, dagelijks geregeld zijn loopje? Hij moest dat toch vooral
nooit vergeten; de dokter had er zoo op gedrukt. Dus niet denken: de
lucht is van-daag wat betrokken, ik zal van-daag maar thuis blijven en
morgen een beetje langer wandelen, vooral niet, want van dat langer kwam
morgen toch niets. Regende het den heelen dag, dan moest hij een uurtje
afwachten dat de droppels minder zwaar vielen en dan gaan. Hij moest 's
avonds ook maar weer eens menschen vragen en zich-zelf zoo wat afleiding
geven. Het woord "avond" en "afleiding" deed Mathilde aan haar piano
denken. Zij lachte in haar eigen, terwijl zij schreef: hoe maakt het de
piano? Die komt nu zeker nooit meer open? Zoo ging zij nu voort. Na haar
vader in al zijn kleine gewoonten en geliefde bezigheidjes herdacht te
hebben, was zij op de piano gekomen en zoo verder op nog andere stukken
huisraad. Zoo het theeblad en de broodmand, de leuningstoel in de
achterkamer, de mooye lampen van het zaaltje. Zij voelde zich wel een
eeuw al gescheiden van al die zaken, die zij een week te voren nog had
gezien. Toen zij de brief af had, kwam Jozef juist binnen, die haar een
boeketje veldbloemen gaf. Zij dankte hem zoo maar, zonder zoenen. Hij
vroeg haar, wat zij nu wilde gaan doen. Zij antwoordde: pianospelen.
Stellig zou hier ook wel een piano wezen, voor het gebruik van de
logees. En Jozef liet haar weer alleen. Zij wilde liever, dat hij niet
bleef luisteren, zei ze. Nu begon hij zich bepaald te vervelen, hij
wandelde op en neer voor en door het huis, hij zocht praatjes te maken
met het andere gezelschap, hij speelde met die lieve kleine meisjes, die
hier ook logeerden. Hij bladerde in zijn reisboek, hij rookte cigaren,
beneden bij de rozepotten, hij stond op en ging weer zitten. Hij dronk
alleen thee, toen pons, toen wijn. Hij ondervroeg de kellners naar de
omstreek. Hij zat, met de ellebogen op de knieen en draaide zijn twee
duimen rond over elkaar. De versleten pianotoon van Mathildes muziek
trilde boven door het venster voort in de avondlucht. Jozef kreeg zijn
wandelstok en ging kuiltjes wroeten in het zand. Daar hield Mathilde op
met spelen. Fluisterend vroeg zij hem uit het venster, of hij niet boven
wou komen. Hij ging naar boven. Zij stelde hem voor nog een beetje over
hun reisplannen te spreken, samen iets verfrisschends te drinken en dan
vroeg naar bed te gaan, want zij was moe, en dan zouden zij morgen vroeg
een lange wandeling kunnen maken, in een andere richting dan die van
eergisteren, om verder de mooye omstreken te leeren kennen. Zij deden
zoo als Mathilde het verlangde, maar zij bleef toch den heelen avond
stil en te-ruggetrokken.
Den volgenden dag maakten zij de afgesproken lange wandeling. Zij gingen
tot heel ver, Jozef weer in zijn licht-grijze pak en een groote strooyen
hoed op zijn hoofd, Mathilde in haar ruwe blauwe jurk. Zij liepen over
een weg vol zon en stof, wel anderhalf uur van Valkenburg af. Bij elken
stap dwarrelden vaalwitte wolkjes om hun voeten. Zij stapten langzaam
voort en lieten den rijweg tusschen hen in, terwijl zij ieder op het
smalle voetpaadje, dat voor hen uitreepte, aan weerszijde liepen. Zij
hadden al wel een kwartier gezwegen, toen Mathilde over het geloof begon
te spreken.
--He, zei ze, de vrije natuur stemt me altijd geloovig ... Voel-jij nu
ook niet zoo iets in je binnenste? Hij andwoordde van ja, hij voelde wel
iets, maar kon zich toch volstrekt niets voorstellen. Zij vroeg, of hij
niet aan een schepper begon te denken, wanneer hij zoo'n prachtige
schepping om zich heen gewaar werd, een idee, dat zij zich van een preek
van pastoor Sluyter herinnerde. Neen, andwoordde Jozef, dat in 't geheel
niet. Hij was blij alles zoo mooi te zien, maar juist aan een persoon te
denken, die de natuur zoo vervaardigd zou hebben, daaraan had hij geen
behoefte. Hij kwam op een dichterlijke gedachte. Alleen als hij haar
aanzag, verzekerde hij halflachend, kwam er een geloof aan een eeuwig
voortbestaan in hem op. Maar zij vond, dat hij haar, nu zij eenmaal
getrouwd waren, geen overdreven komplimenten behoefde te maken. Hij
verzette zich, hij meende het wel deugdelijk. Hij hield zooveel van
haar, dat hij ijsde als hij dacht aan een eenmaal noodzakelijke eeuwige
scheiding. En was zij koud en onverschillig tegen hem, dan voelde hij
zich vreeselijk ongelukkig. Waarom was zij toch zoo? Hij sprak er nu
over, omdat zij-zelve het gesprek er op gebracht had. Maar zij
verklaarde in 't geheel niet koel tegen hem te zijn geweest. Zij was
misschien een beetje stiller; hoe dit kwam, kon zij niet uitleggen.
Eigenlijk, ja, eigenlijk vervreemde haar wel een beetje van hem, altijd
natuurlijk maar een heel klein beetje, zijn kalm ongeloof. Jozef vroeg
hierop, of hun liefde haar dan niet genoeg was, neen, dan hield zij ook
niet genoeg van hem. En buitendien, wat geloofde zij dan, hoe kon zij
haar geloof omschrijven, was zij katholiek? Neen, van die godsdienst
wist zij weinig meer en had zij nooit veel begrepen, maar zij voelde
iets in haar, dat haar zei te aanbidden en te danken. En zoo voorts, zei
Jozef. Maar zij sprak door. Zij wilde haar God aanbidden, daar buiten,
het gezicht naar de zon gekeerd en de voeten tusschen de bloemen. Zij
kon zich, evenmin als hij, goed vereenigen met het denkbeeld van een
God, die in schemerlicht of bij kaarsvlammen te vereeren zou zijn. Maar
iets was er toch, zij drukte op dat woord "iets", iets moest er wezen.
Er moest iets zijn buiten de zichtbare wereld, oneindig grooter en beter
dan al het zichtbare. Maar hij hield niet van redeneeren met haar. Hij
had haar lief, dit wist zij en dat was genoeg voor haar en voor hem. Hij
liet haar de vrijheid, om te bidden en te denken zooveel zij wou. Daarin
moesten zij ieder maar hun eigen gang gaan. Maar zij was van een heel
andere meening. Het hinderde haar, dat hij zoo cyniesch was, waar het
bovennatuurlijke zaken gold. Vader geloofde toch ook aan een Opperwezen.
En het scheen haar, als ging er weer een gedeelte van haar liefde van
Jozef op haar vader over, die zoo eenzaam in Amsterdam was achtergebleven.
Mathilde zweeg weer stil en begon na te denken, en terwijl hij, altijd
met denzelfden langzamen tred, op denzelfden afstand van haar, naast haar
voortwandelde, onderzocht zij zich zelve nog eens, om te weten, hoe het
mogelijk was, dat zij voor altijd haar bestaan aan dien Jozef Wilden had
verbonden. En in wat voor een oogenblik van krankzinnigheid, van
bedwelmenden hartstocht, had zij, had zij gisteren in het bosch dat
gedaan, waarover zij zelf nog verlegen was. Hield zij dan wezenlijk
zooveel van hem? Was toen haar ware aard boven gekomen? Of was dat
opwinding geweest, een gevolg van het heele nieuwe leven, dat zij sinds
acht dagen leefde, een opwinding zoo hevig als zij nooit te-rugkomen kon?
Waar bleef haar eerbied voor de majesteit van God in de natuur, toen zij
zoo had gedaan onder Zijn oog? Zij voelde een lichte kou in haar hart
dalen. Zouden haar droomen van toewijding aan Jozef nooit verwezenlijkt
worden? Zou altijd God, de onbestemde persoonlijke heerlijke
aanbiddenswaarde natuurkracht, het opperste wezen, die alle schoonheid
aan de aarde gaf, tusschen hen beiden staan? Zou ze van hem, Jozef nooit
naast en in dien God kunnen houden? Zou hij nooit haar mede-aanbidder zijn
en zou ze hem nooit ook om zijn gebed liefhebben? Neen, nooit! Hij zou
nooit bidden. Daarvoor was hij te veel een mooye man, een man van de
wereld, daarvoor was zijn haar te verzorgd en was zijn vest te nieuw.
Daarvoor stond hij ook te goed met zich-zelf. Hij liep zoo gerust en
ijdel, zoo zonder verdriet en met zooveel gemak rond op de wereld, dat
hij, om dat hem niets ontbrak, niet meer vroeg wie hem dat alles had
gegeven.
Zoo dacht Mathilde voort. Alle godsdienstaandoeningen, die zij ooit in
haar leven had ondervonden herleefden in haar ziel. Zou hij haar wel
ooit genoeg zijn, hij Jozef? Zou zij werkelijk ooit alles, haar God en
heel haar zelf kunnen verlaten voor hem alleen? Zou hij ooit het eenige
kunnen worden, waaraan zij zich hechtte? Zou hij zoo bezit van haar
nemen, dat al het andere haar niet meer aanging? Zij had dat wel gedacht
en gehoopt, verleden jaar, ja, maar sinds dien tijd? En nu, nu ze ver
met hem wech was gereisd en hem alleen zag en haar vader in 't geheel
niet meer, voelde zij zich nu wezenlijk minder alleen dan ooit, zooals
zij het zich altijd had gedacht? Zij keek hem even aan, onder haar
parasol. Hij wandelde altijd maar voort. Zijn gezicht was rood geworden
van de warmte. Een paar droppels zweet biggelden van zijn slapen. Zijn
grijze pak zat vol stof en zijn schoenen waren als met asch bedekt Zijn
hoed hield hij over zijn voorhoofd gedrukt, zijn armen bengelden
vermoeid aan zijn zijden. Zijn handschoenen waren met vlekken. Hij zag
naar den horizont, naar de wolken die stegen als schuimende
rotsgevaarten, hij kon den omtrek wel een uur ver waarnemen, en zijn
mooye voorhoofd dacht niet aan God, en in zijn mooye oogen was geen
geloof. De koude vermeerderde in Mathildes hart. Neen, neen, zij kon
zich aan hem niet heelemaal geven. Zij schrikte te-rug voor zijn kalmte
en zijn langzamen gang, terwijl er bij haar zooveel omging.
Mathilde stelde voor om te keeren, om dat het weer slecht zou worden.
Zonder ergens uit te rusten, zonder veel te spreken, terwijl de zon
verdween achter grijs zwarte wolkenpakken, wandelden zij naar het hotel
te-rug. Mathilde werd bepaald zenuwachtig. Waarom had zij dien mooyen
man getrouwd? Waarom had zij willekeurig afstand gedaan van haar
vrijheid, om hem te volgen? Waarom was zij niet bij haar ouden vader
alleen gebleven en met hem bij haar eenzame eigene gedachten, die haar
zoo dierbaar waren? Haar eigen-liefde was gekrenkt. Het griefde haar,
dat Jozef in stilte minachtte wat zij voor heilig hield. Er begonnen
zware droppels te vallen, toen zij weer op hun kamer waren Jozef ging
zitten op een stoel, om uit te rusten.
Eenige dagen later reisden zij verder; een waas van balorigheid lag over
Mathildes gezicht. Haar stemming veranderde bijna gedurende de geheele
reis niet meer. Zij wilde, om Jozef niet onaangenaam te zijn, er niet op
aandringen de reis te bekorten, maar zij verlangde eigenlijk
onophoudelijk naar huis.
Het scheen haar, dat zij Jozef niet meer zoo lief had als vroeger. Er
was als een verwijdering tusschen hen gekomen. Vooral des nachts, als
zij zoo zeer alleen met hem was, voelde zij een wrevel omstijgen in haar
gemoed tegen zich-zelve, dat zij een onberaden stap had gedaan. Maar
andere keeren lachten zij er over, dat zij haar huwelijk zoo noemde. En
was zij een paar dagen achter elkaar niet al te lief voor Jozef geweest,
dan had zij oogenblikken van berouw, als een kind, dan zoende zij zijn
hoofd en vroeg om vergeving. Maar de algemeene staat van haar liefde
bleef flauw.
De verrassingen en ongewendheden, die al de bezochte vreemde streken op
haar afschudden, vermengden zich met de nieuwheid, waarin Jozef voor
haar was. Zij begon dat alles voor een te houden: hun ruwerig leven van
dezen tijd, met al zijn rare bewegingen en gezichten, met, tot getuigen
van de manier waarop Jozefs lichaam haar behandelde, onvertrouwde
luchten, bosschen en bergen, niets dan ernstige en onverschillige
spoorwegwagens, hotelkamers, en museums niets dan onbekende en haar niet
kennende straten en pleinen. Nergends gemeenzaamheid, nergends rust.
Naar geen enkel kastje kon zij kijken van haar geluk, wech was haar
piano om tegen te droomen van heerlijk, wech het teekengerij om mee te
suffen van zaligheid. En zoo kwam zij er toe zich angstig af te vragen
of er wel geluk en heerlijk en zaligheid was. Jozef amuzeerde zich
bizonder, en zij begreep hem daarom niet meer. Hij beklaagde zich wel
bij haar over haar weinige levendigheid en opgeruimdheid, maar al het
wereldsche, al het schitterende en woelige, dat zij door-leefden, vond
hij even pleizierig als het haar mishaagde. Ook was hij onophoudelijk
vol allerliefste oplettendheden voor haar, hij zocht op alle mogelijke
You have read 1 text from Dutch literature.
Next - Een liefde - 09
  • Parts
  • Een liefde - 01
    Total number of words is 4765
    Total number of unique words is 1462
    43.7 of words are in the 2000 most common words
    59.2 of words are in the 5000 most common words
    67.6 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Een liefde - 02
    Total number of words is 4915
    Total number of unique words is 1308
    50.5 of words are in the 2000 most common words
    65.6 of words are in the 5000 most common words
    72.5 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Een liefde - 03
    Total number of words is 4960
    Total number of unique words is 1275
    48.8 of words are in the 2000 most common words
    64.6 of words are in the 5000 most common words
    70.8 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Een liefde - 04
    Total number of words is 4848
    Total number of unique words is 1397
    45.7 of words are in the 2000 most common words
    62.0 of words are in the 5000 most common words
    68.9 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Een liefde - 05
    Total number of words is 4759
    Total number of unique words is 1509
    43.6 of words are in the 2000 most common words
    59.0 of words are in the 5000 most common words
    66.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Een liefde - 06
    Total number of words is 4845
    Total number of unique words is 1412
    46.1 of words are in the 2000 most common words
    62.1 of words are in the 5000 most common words
    70.0 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Een liefde - 07
    Total number of words is 4872
    Total number of unique words is 1343
    48.2 of words are in the 2000 most common words
    63.7 of words are in the 5000 most common words
    71.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Een liefde - 08
    Total number of words is 4830
    Total number of unique words is 1342
    47.8 of words are in the 2000 most common words
    63.4 of words are in the 5000 most common words
    70.7 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Een liefde - 09
    Total number of words is 4762
    Total number of unique words is 1402
    45.1 of words are in the 2000 most common words
    59.7 of words are in the 5000 most common words
    66.8 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Een liefde - 10
    Total number of words is 4925
    Total number of unique words is 1314
    47.7 of words are in the 2000 most common words
    64.1 of words are in the 5000 most common words
    70.8 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Een liefde - 11
    Total number of words is 4769
    Total number of unique words is 1270
    50.4 of words are in the 2000 most common words
    65.0 of words are in the 5000 most common words
    71.9 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Een liefde - 12
    Total number of words is 4795
    Total number of unique words is 1433
    44.3 of words are in the 2000 most common words
    59.3 of words are in the 5000 most common words
    66.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Een liefde - 13
    Total number of words is 4726
    Total number of unique words is 1403
    44.9 of words are in the 2000 most common words
    60.5 of words are in the 5000 most common words
    67.2 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Een liefde - 14
    Total number of words is 4876
    Total number of unique words is 1279
    49.1 of words are in the 2000 most common words
    65.8 of words are in the 5000 most common words
    73.4 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Een liefde - 15
    Total number of words is 4826
    Total number of unique words is 1324
    48.0 of words are in the 2000 most common words
    63.9 of words are in the 5000 most common words
    71.2 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Een liefde - 16
    Total number of words is 4755
    Total number of unique words is 1404
    47.9 of words are in the 2000 most common words
    62.8 of words are in the 5000 most common words
    71.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Een liefde - 17
    Total number of words is 4581
    Total number of unique words is 1568
    40.2 of words are in the 2000 most common words
    55.6 of words are in the 5000 most common words
    62.8 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Een liefde - 18
    Total number of words is 4596
    Total number of unique words is 1547
    40.8 of words are in the 2000 most common words
    55.7 of words are in the 5000 most common words
    62.8 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Een liefde - 19
    Total number of words is 4666
    Total number of unique words is 1475
    41.3 of words are in the 2000 most common words
    57.2 of words are in the 5000 most common words
    65.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Een liefde - 20
    Total number of words is 4547
    Total number of unique words is 1460
    34.6 of words are in the 2000 most common words
    48.3 of words are in the 5000 most common words
    55.9 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Een liefde - 21
    Total number of words is 4808
    Total number of unique words is 1355
    43.2 of words are in the 2000 most common words
    59.4 of words are in the 5000 most common words
    66.6 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Een liefde - 22
    Total number of words is 4664
    Total number of unique words is 1471
    39.5 of words are in the 2000 most common words
    53.2 of words are in the 5000 most common words
    59.2 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Een liefde - 23
    Total number of words is 4573
    Total number of unique words is 1485
    37.2 of words are in the 2000 most common words
    49.7 of words are in the 5000 most common words
    56.8 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Een liefde - 24
    Total number of words is 4891
    Total number of unique words is 1294
    50.0 of words are in the 2000 most common words
    65.6 of words are in the 5000 most common words
    71.4 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Een liefde - 25
    Total number of words is 1668
    Total number of unique words is 589
    61.3 of words are in the 2000 most common words
    74.5 of words are in the 5000 most common words
    78.8 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.