Een liefde - 07

Total number of words is 4872
Total number of unique words is 1343
48.2 of words are in the 2000 most common words
63.7 of words are in the 5000 most common words
71.1 of words are in the 8000 most common words
Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
De groote zaal van de club was in lichte kleuren beschilderd: licht-rood,
lila en blauw; ovale vakken met bloem-en fonteinafbeeldingen, gescheiden
door half uit den muur gebouwde hoekige pilaren, die van boven en van
onderen zich in een opeenhoping van gouden krullen verloren. De
bloemvakken werden afgewisseld door geslepen spiegels. Midden in den
zaal stonden drie bieljarten, waar heeren met lekker-ruikende-baarden in
hun overhemdsmouwen om heen liepen; de lampekappen stortten het licht
over de bieljarten neer, dat de spelden in de kleurige dassen deed
blinken, maar de gezichten in de schaduw liet; de heeren droegen de
keuen geweersgewijze over den schouder, de pomeranz, met krijt
besmerend. Achter in de zaal stond de lankwerpige groene leestafel, waar
meer bejaarde heeren kranten lazen; aan de vensters waren de zwart
ebbenhouten tafeltjes; kletsende, rookende heeren zaten er om heen
grokjes te drinken.
Jozef kwam binnen met zijn vrienden. Een knecht vol blauwe liverei met
zilveren knoopen nam de over-jassen en de hoeden aan. Aan een tafeltje,
dicht-bij de deur, waar al drie jongelui aan zaten, gingen zij ook.
--Bonsoir, Hasman ... Dag, Piet, hoe maak jij 'et? D'Ablaincourt! ...
Zitten jullie hier al lang?
--Nee, even maar, we hebben koffie gedronken in Suisse.
--Was 't er vol?
--Nee, och God, niemant.
--Jawel, en Dobber van Rotterdam dan? Zei Hasman.
--O, was die d'r ook? Die heb ik t'r gisteren gezien, zei Jozef.
Verbeel-je, hij proponeerde me om een spelletje ekartee te spelen, maar
dat kon ik niet doen, dat begrijp je, nee, zeg ik, dat gaat hier in
Amsterdam volstrekt niet, als de menschen mij hier na den eten ekartee
zagen spelen, zou ik morgen aan de Beurs niets te doen hebben.
--Nou, zoo erg geloof ik nou niet, dat het is, zei Piet.
--Asjeblieft, zei Jozef, de menschen zijn hier nog verschrikkelijk
kleinstaedtisch. Ik durf in geen publiek koffiehuis kaart te spelen. Dat
kunnen alleen renteniers doen en in geen geval jonge menschen, die in
effekten doen.
D'Ablaincourt was met den knecht aan 't overleggen wat hij drinken zou.
--Mag ik je iets offreeren, van Wilden?
--Ja, groc americain, heel graag!
--Jongens, ik heb vandaag zoo'n mooye meid gezien, zei Hasman.
--Ja? Waar?
--Op de Heiligeweg. Ik ben d'r nog een tijdje nageloopen door de
Leidsche straat, maar 't duurde me te lang.
--Ja, a propos, van Wilden, hoe staat 't met jouw Lucie?
--Dank-je, heel goed; jammer, dat 't uit is tusschen ons ... maar van den
anderen kant toch niet jammer, want ik geloof dat 't heel goed is, dat
ik nu eindelijk eens ga trouwen.
--Ja, maar, beste vrind, wat heb je aan een ongefortuneerde vrouw?
--O, dat hangt er heelemaal van af ... as je een meisje trouwt, mooi, en
die op je verliefd is, en als je dan de overtuiging hebt, dat je een
uitstekende getrouwde man zal zijn ... Ik zal veel van d'r houen en we
zullen 't heel goed met mekaar kunnen vinden.
--Jongen, jongen, wat ben jij toch 'n degelijk mensch ... en dan na een
jaar of zes zoo vijf kleine springertjes om je heen ... heel plezierig
nie-waar? Je bent toch altijd zoo'n liefhebber van kinderen!
--O, waarom niet, andwoordde Jozef, al sjouw je wat voor dat je trouwt,
daarom kan je later toch wel een goeye huisvader zijn.
--Ja, en je leeft op 't oogenblik ook heel bedaard, dat is waar.
--Wel zeker, heel bedaard, maar, beste jongen, dat heb ik altijd
gedaan ... ik leef altijd bedaard ... ik ga nu van-avond bijvoorbeeld
waarschijnlijk weer eens dood bedaard naar Josephine uit den Haag.
De knecht kwam nu met een platina blaadje, waarop drie grocs americain
stonden, die de heeren met een lucifer aanstaken, zoo als ze het in
Parijs hadden zien doen.
--Op je aanstaande, Jozef! zei een van de andere heeren, zijn glas in de
hoogte.
--Blaas eerst de vlam uit, je zal je branden, riep een ander er
tusschendoor, om een aardigheid te zeggen.
--Nou, en ik drink op Josephine! zei Hasman.
--Nee, profaneer niet, zei Jozef, je moet geen dingen met mekaar in
verband brengen, die niets met mekaar te make hebbe.
--Nee, dat moeten jullie ook niet doen, zei de heer Blas, die tot nu toe
gezwegen had en voor een heel verstandig mensch doorging, maar, van
Wilden, ik zou je toch wel eens iets willen vragen ... hoe of jij toch
eigenlijk de meisjes op je verliefd maakt, bijvoorbeeld, zonder
indieskreet te willen zijn, je aanstaan nu, die houdt nou toch bepaald
van je, nietwaar?
--Ja wel, ik hoop het ten minste wel.
--Hoe komt dat dan nou? Je bent altijd op de Beurs, op je kantoor, hier
in de club, en je neemt het leven verder nog al luchtig op, je bent
zelfs een beetje fatterig, hoe kan jij een meisje uit een stille
burgerlijke ingetogen familie zoo gecharmeerd op je maken?
--Dat is nog al eenvoudig, andwoordde Jozef, ten eerste, omdat haar
vader en zij met weinig menschen omgaan en ik zoo wat de eenige jonge
man ben, dien zij kent, ten tweede om dat ik veel van haar hou.
De heeren zaten met hun ellebogen op de tafel, met de eene handen de
hoofden steunend of aan de glazen, de andere in de broekzakken en op
tafel trommelend, te luisteren; om hen heen leefde de zaal in het rollen
en klotsen van de bieljartballen, het applaudiseeren voor een mooyen
stoot met een licht geklop van de keuen op den vloer en het stemgegons
van de babbelende tafeltjes met een enkelen luiden schater; de rooknevel
van geurende cigaren steeg langzaam naar de zoldering.
Na een uurtje begonnen Jozef en zijn vrienden zich te vervelen. Aan
andere tafeltjes spraken zij nog een paar vrienden aan, en groetten een
paar kennissen en gingen nog een beetje de straat op.
Twee dagen later ontving de heer de Stuwen een dik zorgvuldig toegemaakt
koevert, dat hij ook op een avond, ook in zijn achterkamer, bij het nog
flauwer brandend kolomkacheltje, openmaakte.
Jozef legde er zijn maatschappelijken toestand in bloot. Hij was
eigenaar en bestuurder van een effektenzaak, die jaarlijks een acht-a
tienduizend gulden afwierp. De omstandigheid, dat hij aan een bekwaam en
ijverig kashouder de leiding van het kantoor had toevertrouwd, stelde
hem in de gelegenheid zijn tijd, die niet aan het maatschappelijk
verkeer was gewijd, met lezen en studeeren door te brengen. Dikwijls was
hij maar een half uur per dag op zijn kantoor en zijn overigen tijd
thuis, of, zelden, in de club. Maar 't sprak dat hij voortaan al zijn
lidmaatschappen van societeiten en verdere celibatairs-genootschappen op
zou zeggen, om met zijn vrouwtje, alleen voor en in zijn eigen huis te
leven. Hij wilde zich ook ernstiger nog als nu op de studie toeleggen,
een bezigheid, die, wilde zij vruchten dragen, op zich zelf al veel van
zijn vorderen zou.
Terwijl de Stuwen den brief weer bij de andere papieren in den omslag
lei, dacht hij na over het besluit dat hij zou nemen. Hij glimlachte.
Mathilde had sinds die paar dagen nauwelijks van Jozef durven spreken.
Alleen gisteren-avond, toen hij haar een beetje plechtig had afgevraagd,
of zij wezenlijk, in het volle besef van wat de toekomst zou brengen,
van Wildens vrouw wou worden, had zij hem doen blijken, hoeveel zij van
Jozef hield. Zij verzekerde alles overwogen, over alles nagedacht te
hebben en tot het besluit te zijn gekomen, dat haar toekomst was aan de
zijde van dien man te leven en te sterven.
Er was dus, dacht de Stuwen, niets tegen het huwelijk ... Hij had immers
zelf, hij, die Jozef misschien 't best van allen kende, toch nog de
laatste dagen hier daar in de stad naar de reputatie van zijn aanstaande
schoonzoon geinformeerd en overal waren hem de beste berichten gegeven.
Vroeger had Jozef wel een beetje "gesjouwd", schreef een van de heeren,
dien hij inlichtingen had gevraagd, maar hij was toch altijd, vooral in
den laatsten tijd, een bedaarde jongen geweest. Hij zou van Wilden dus
maar andwoorden en Mathilde, als zij thuis kwam,--zij was van-avond bij
mevrouw Berlage--gelukkig maken.
Ja, Mathilde was uit. Hij zat hier alleen en kon dus dat zaakje nu juist
goed ten einde brengen. Plotseling dacht hij aan zich-zelf, hoe alleen
hij zich op 't oogenblik voelde; de kachel was aan 't uitgaan, zijn thee
werd koud. Mathilde was er ook niet om voor dat alles te zorgen. En in
eens voelde hij geheel de verlatenheid, waarin hij in 't vervolg zou
zijn. Hoe was 't mogelijk! Nu pas dacht hij aan wien hem toch het naaste
was! Wat moest hij nu worden? Alleen zijn ouden dag tegemoet gaan, dat
was geen pleizierig idee. En was dat het lot van alle vaders in zijn
omstandigheden, in zijn noodzakelijke omstandigheden, dit besefte hij
wel. Zijn glimlach verdween en hij huilde. Hij voelde zich koud, hij
keek rond. Wat was het eenzaam hier in huis! 't Gebeurde wel meer, dat
Mathilde eens uit was 's avonds, maar nooit had de kamer hem zoo kil en
leeg geschenen als nu, ofschoon hij zeker wist, dat Mathilde op haar
gewonen tijd thuis zou zijn om hem goeye nacht te zeggen, naar zijn warm
kruikje te zien en zijn kussen te schudden, en dat, al ging het huwelijk
ook door, zij toch minstens nog een maand of zes bij hem zou zijn.
Hierna vermande zich de heer de Stuwen. Hij stond op, sloot zachtjes de
deur en kreeg uit de zwaar mahoniehouten sekretaire, rechts van het
raam, dat op het binnenplaatsje uitzag, zijn schrijfgereedschap. Hij
schreef, met een beetje schuin uitloopende regels, aan Jozef, dat hij,
na lang over den stap nagedacht te hebben, besloten had zijne dochter te
permitteeren hem te trouwen, dat hij verder Jozef verzocht een dezer
dagen eens nader over deze aangelegenheden te komen spreken. De brief
was min of meer koel ingericht. De Stuwen voelde voor Jozef niet meer de
vriendschap van vroeger. Maar hij kon nu eenmaal niet anders, ofschoon
hij 't zelf onredelijk vond.
Gedurende den tijd, die aan het huwelijk voorafging, veranderde de
Stuwen zichtbaar in de oogen van Mathilde. Meestal was Jozef 's avonds
bij hen, maar een of twee maal in de week, als de Stuwen alleen zat met
Mathilde in den schemerschijn van 't lichtje onder de theepot, dan was
't of hij niet meer op zijn woorden kon komen, zoo als vroeger, dan
gebeurde 't wel, dat er een uur verliep, terwijl de Stuwen zich in zijn
koerant verdiepte en Mathilde over haar borduurwerk gebogen zat, in
geheele stilzwijgendheid. En was Mathilde verwonderd over haar vader,
vroeg ze hem, of hem iets scheelde, of er soms iets aan zijn gezondheid
haperde, dan verbaasde hij zich over die vragen, dan zei hij volstrekt
zelf niet te weten, haar anders, met minder hartelijkheid en
vertrouwelijkheid, te behandelen dan vroeger. Zij ging nu trouwen, dat
was heel, heel goed, dat was de weg, dien iedereen ging op haar jaren en
hij zou wat trotsch zijn eenmaal in zijn dochter een mooye flinke
getrouwde vrouw te zien. Wat hem dan zoo stil maakte en afgetrokken, hij
wist 't zelf heusch niet, hij vertrouwde van Wilden geheel, hij was over
't toekomstig lot van Thilde niet ongerust. Maar onbewust vulde hem het
voorgevoel van de verlatenheid, die hemzelf te wachten stond. Hij had
nooit veel vrienden gehad en sinds den dood van zijn vrouw, na zijn
langen rouw, had hij er in 't geheel niet aan gedacht zijn oude
kennissen weer op te zoeken, nog minder nieuwe aan te knoopen. Hij was
altijd een huiselijk man geweest, die een stillen kleinen kring, rustig
's morgens aan 't ontbijt, rustig 's avonds in het schemeruur, de
voorkeur gaf boven menschen-zien en vertooning-maken. Daar Mathildes
aard hierin nogal met den zijne over-een-stemde, hadden zij zich met hun
tweeen, hoe langer hoe meer buiten het algemeene, gedruismakende
maatschappelijke leven gesloten. Nu, nu het oogenblik van scheiding en
verandering in die huiselijke orde naderde, zag hij in gedachten eens
uit naar de jaren, die komen zouden. Zijn dochter ging wech, natuurlijk!
Ja, zij zou wel altijd veel van hem blijven houden, veel van zijn uren
zou hij nog in haar stil en aangenaam gezelschap kunnen slijten. Maar
hij wist heel goed, hij herinnerde zich nog wel deugdelijk uit de eerste
jaren van zijn eigen huwelijk, met wat een scheele oogen jonggetrouwden
aanzien, dat een derde zich in hun intieme leven mengt en dat hij een
tijdperk van ondragelijke eenzaamheid tegemoet ging, daar twijfelde hij
geen oogenblik aan, en deze gedachte maakte hem stil. Want even afkeerig
als hij was van veel en druk gezelschap, een even groote behoefte had
hij aan enkelen in zijn nabijheid, om zijn vertrouwelingen te wezen en
zijn gemoedsleven te deelen. Mathilde kwam er niet op te vermoeden, wat
de eigenlijke reden was voor de verandering in haar vaders manier van
zijn. Zij had al van alles verzonnen, maar wat haar in was gevallen, om
de onhoudbaarheid dadelijk weer verworpen. Vroeg zij 't hem, dan bleef
hij maar andwoorden, dat hij daar zelf niets van merkte. Zij ook dacht
voortdurend alleen aan de toekomst. Maar 't kwam haar zoo natuurlijk en
zeker voor, dat vader bij hun in zou komen wonen! Zij twijfelde daar zoo
weinig aan, dat niets haar meer verstomd zou hebben als te hooren, dat
de onmogelijkheid van wat zij voor natuurlijk hield de eenige oorzaak
was van haar vaders droefgeestigheid.
Eens op een avond, toen haar vader bizonder treurig voor zich uit zat te
turen, kwam zij weer op iets:
--Vader, is u zoo verdrietig, om dat ik trouwen ga?
--Och, nee, dat is het niet.
--Maar wat is er dan toch, wat dan in 's hemels naam, er moet toch iets
bizonders aan de hand zijn. Waaraan dacht u nu op 't oogenblik? Zegt u
dat nu eens oprecht. Het zal toch niet eenvoudig aan uw gestel liggen.
Ik heb ten minste nooit gehoord van een lichamelijke kwaal, die op zoo'n
manier aan den dag zou komen.
--Kind-lief, ik weet het zelf niet.
--Maar het kan toch niet zijn om dat ik trouwen ga, want, lieve hemel,
dat doen alle meisjes op mijn leeftijd en het is nog nooit gezien, dat
een vader zich dat zoo erg aantrok. U houdt wel veel van me, dat weet ik
wel, maar ik kan toch niet gelooven, dat u zooveel van mij zou houden,
dat u ziek wordt bij de gedachte, dat we een beetje van mekaar moeten
gaan, dat zou toch al te erg zijn. Dat zou ziekelijk zijn en eenig in
zijn soort, en nee, en dat kan niet, dat is onmogelijk. Ik kan het mij
niet verbeelden ... Och toe, vader, doet u nu niet zoo raar ... Kan u er
zelf niets, niets aan doen? ... Vader, wil ik dan maar liever niet
gaan trouwen?
--Nee, kind, ik verzeker je, dat is het niet, het moet iets lichamelijks
zijn. Ik zal er den dokter eens over spreken ... Denk je nog wel dikwijls
aan je moeder? vroeg de Stuwen plotseling.
--Tusschenbeide. Ik kan eigenlijk niet goed aan d'r denken. Hoe wil ik
me iemant voorstellen, die ik mij nog maar zoo weinig herinner.
--Je moeder was net zoo als jij, lieve kind, je bent haar sprekend
evenbeeld. Ze was net zoo opgewonden als jij wel zijn kan, en ook haar
uiterlijk had heel veel van het jouwe ... En weet je, waar ik nu eigenlek
bedrukt over ben? ... Als 't eens met jou ging, zoo als 't met haar is
gegaan ... Kind, je hebt zooveel van d'r!
--Maar, vader, hoe bedoelt u? Ik begrijp u niet; dat ik ook vroeg
sterven zou?
--Ja, kind, je kon niet weten. Laten we eens iets veronderstellen ... Als
jij ook een kindje kreeg en je stierf dan, zou je dat niet
verschrikkelijk vinden?
--Och, vader, ik weet niet, ik kan me daar volstrekt geen voorstelling
van maken.
De heer de Stuwen was ongerust. Den volgenden dag, toen hij weer een
uurtje alleen zat, kreeg hij hoofdpijn van het denken aan zijn vrouw en
aan Mathilde. Hij dacht aan Mathildes zwarte haar, aan haar donkere
oogen, die zij, zonder verandering bijna, van haar moeder had. En dan
haar levendigheid, haar vuur; dat hem vroeger juist zoo op zijn vrouw,
die maar zoo kort geleefd had, verliefd had gemaakt. Mathildes
levenslustigheid sloeg nu en dan in wildheid over. Dat maakte hem ook
bang. Nu, in den laatsten tijd met het huwelijk in 't vooruitzicht, was
dat wel beter geworden, maar vroeger, wat kon zij aangaan! Het was wel
gebeurd, dat zij stil alleen samen zaten en lazen, hij de koerant, zij
een roman. Dan was zij dikwijls niet van het boek af te krijgen geweest,
haar slapen gloeiden vlak boven de bladzijden, tot zij in-eens ontsteld
op-sprong, gejaagd de kamer rondliep en eindelijk tegen de muur ging
staan leunen, haar voorhoofd op den rand van een schilderij. Een
oogenblik duurde dat maar, dan keek ze om en proestte het uit van het
lachen over haar eigen kinderachtigheid. Met tranen nog in haar oogen,
liep zij dan naar haar vader, die verwonderd naar haar had zitten
kijken, en drukte hem bijna te pletter in een omhelzing. Wat kon zij
woest zijn! Wat kon zij op de piano dreunen en urenlang zitten spelen,
zonder ooit op te houden, zonder om te zien. Zij was bepaald een
vreemdsoortig meisje; haar moeder had ook wel zoo iets. Maar zij veel
meer. Wat kon ze met een hartstocht teekenen, uren lang, boven alleen op
haar kamer, zonder ooit voor 't venster te kijken naar de menschen
beneden langs de straat. En dan, die vlagen van godsdienstigheid
tusschenbeide! Daar begreep de Stuwen nog 't minst van. Hij was ook wel
naar de kerk gegaan in zijn jeugd en had veel preeken gehoord van een
vromen pastoor, maar met de jaren kwam de onverschilligheid en het vage,
geheimzinnige geloof van zijn vrouw, had hem juist nog meer doen
verflauwen. Hij was bepaald van de liberale partij geworden, hij las het
Handelsblad en was 't vrij wel eens met dominee Hugenholtz. Maar
Mathilde niet. Zij kende God, had zij dikwijls beweerd, en als ze iets
goeds deed, voelde ze duidelijk de zegening van God in haar binnenste.
Of pastoor Sluyter, die vroeger wel eens aan huis kwam, haar dat had
geleerd, dat wist de Stuwen niet. Maar hij merkte elken dag, hoe
gelukkig of haar geloof Mathilde maakte. Daarom sprak hij er zoo weinig
mogelijk met haar over.
Ja, het geloof alleen maakte Mathilde vroeger gelukkig, zij wist het
zelf heel goed.
Tot haar vijftiende jaar toe, had zij alleen den God van haar moeder en
van pastoor Sluyter gekend. Zij stelde zich hem voor als den oppersten
rechtvaardigen rechter, een bejaard eerbiedwaardig mannelijk wezen, met
langen sneeuwwitten baard, die haar zag en zijn wenkbrauwen fronste, als
ze kwaad deed of dacht, als ze ongehoorzaam was aan vader, lui was onder
't werk of met een vriendinnetje lachte in de kerk of de japonnen van de
dames haar daar meer bezighielden dan Hij en Zijn Majesteit; die
welwillend op haar neer zag en haar zegende, als zij braaf was, goed
werkte, en gedwee tegenover haar meerderen.
Maar toen zij volwassen werd, het een en het ander gelezen had en haar
ziel groot voelde worden, toen had het gevoel over dien God
noodzakelijker en levendiger dan vroeger aan haar voorgedaan. Als ze 's
zomers 's morgens opstond en de zon goudgloed was in haar kamer, als ze,
even voor het venster staande, de blaadrenmassaas van de iepenboomen zag
waayen en ruischen en de lucht zoo blauw was boven de glinsterende
daken, vooral ook als ze eens buiten kon zijn en rondwandelen in de
vrije natuur, of als ze muziek hoorde of een prachtigen roman las, dan
rees er een onnoemlijke behoefte aan uitstorting en aan dank in haar
gemoed, dan richtte zij zich tot dien hoogen Persoon, uit Wien al dat
vreemde geluk moest voort komen. Dan dankte zij Hem voor de gave van
haar leven, voor haar genieting en voor de hoop op nog grooter geluk,
die zij in zich droeg. Zij wenschte ook zoo zeer geleid te zijn, een
raadgever te hebben. Nu besefte zij het: Hij zou haar leider wezen! Zij
bad van Hem veel goeds te mogen doen in haar leven, zij dankte Hem, als
ze iets goeds had gedaan. Zij droomde ook van liefde. Daarom ook bad zij
aan den God van alle liefde. Het gebeurde wel, dat zij woorden vond om
Hem toe te spreken en Hem haar vereering te betuigen, net zoo als zij
tegen haar stoffelijken minnaar zou zeggen, als die mocht komen.
Toen ze van Jozef begon te houden, had zij gehuild van dankbaarheid in
haar gebed aan God.
* * * * *
Intusschen verliep de winter, een zachte winter. In 't voorjaar zouden
Jozef en Mathilde trouwen. Het engagement was publiek. Mathilde had zich
al gewend aan de pleizieren en aan de eentonigheid van zoo geengageerd
te zijn. Jozef hield nu zijn arm om haar middel geslagen en zoende haar
in het bijzijn van den ouden heer. Het kwam Mathilde voor, dat haar
liefde op dezelfde hoogte bleef staan. Dan zaten zij met hun drieen bij
mekaar en bespraken plannen voor de toekomst. In weerwil van zijn
afwijzingen was 't nu vast bepaald, dat de oude heer bij het jonge paar
in zou komen wonen. Eens maar werd er nog een avondje met meer
menschen gegeven.
Toen de tijd van het huwelijk kort op handen was, werd Mathilde
zenuwachtig. Haar stil genoegen van dagelijks met Jozef te zijn werd
vermengd met zekere nog nieuwe gewaarwordingen van gejaagdheid en angst.
Als ze soms op de kanapee in de binnenkamer naast mekaar zaten en
praatten, terwijl de oude heer, op een stoel voor de tafel, goedig en
stil er opmerkingen tusschenvoegde, voelde Mathilde in-eenen met een
soort van bevreemding, van verwondering, dat zij daar nu zoo zat, in
dezen toestand en pratend over de inrichting voor haar volgend leven,
die zoo bizonder verschillend van de tegenwoordige wezen zou en waarvan
zij nog zoo weinig wist. Als Jozef, op den heel gemeenzamen toon, waarop
hij deze onderwerpen behandelde, over de wenschelijkheid gesproken had
met zijn vrouwtje een huis op de Heerengracht te huren en haar vroeg,
wat zij dacht van de Heerengracht bij de Gasthuismolensteeg, om dat hij
zijn kantoor hield op het Cingel daar dicht in de buurt, dan kon zij hem
plotseling aanzien, alsof zij geschrokken was van wat hij zeide. Zij
keek ernstig en hield zich stil. Men hoorde het lichtje onder de theepot
branden. En dan sprak hij weer voort, zonder iets te merken. Het
gebeurde wel, dat de oude heer indommelde midden-in de gesprekken
overdag of 's avonds. Als Mathilde dan Jozefs stem alleen voort hoorde
gaan, kwam het voor dat zij hem niet vertrouwelijk aan dorst zien, maar
een groote droefheid over zich voelde komen en haar blikken maar niet
van den slapenden vader afhouden kon. Zij zag de kamer rond en, 's
avonds of overdag, in de voor-of in de achterkamer, het was zoo donker,
dat zij kippenvel kreeg. Zij keek naar de wanden, een voor een, en
begreep maar niet, waarom zij die al-gauw voor andere, lichtere en
vroolijkere waarschijnlijk, verruilen zou. Er kwam haar een weemoedige
vriendelijkheid van de vormen van de meubels, die tegen het behangsel
stonden, tegemoet. Het buffetje herinnerde aan de heerlijke oude dagen,
die voorbij waren voor altijd, de lijsten van de schilderijen
herinnerden, dat haar vader, na een schoonmaakdag, die altijd recht
hing, om dat de schoonmaakster ze schuin aan het driehoekig koord weer
opgehangen had; zij dacht er over, dat haar vaders haren vroeger veel
minder grijs waren, en Jozefs stem klonk dan als heel uit de verte, als
het gelui van een stalen klok. 's Avonds naar haar slaapkamer gaande en
daar zijnde, onder het uitkleeden, had zij een gevoel van vagen angst
voor Jozef. Het was zoo donker overal. Hij kwam haar toch niet na op de
trap! Hij stond toch niet aan haar deur te tikken, na dat zij hem
afgesloten had? Hij had zich toch niet in de een of andere kast
verborgen, om haar te verschrikken of te verrassen? Hij zou toch niet
van onder de tafel of het bed vandaan kruipen, om bij haar te zijn, al
te dicht bij haar, om haar aan te raken, vriendelijk, hartelijk, stevig,
om haar te omhelzen al te vurig, haar zeer te doen, om haar pijn te
doen, haar te knijpen, iets van haar te stelen, iets voor altijd van
haar wech te nemen, wat haar dierbaar was, iets innig van haar eigen?
Hij drong zich toch niet tegen haar aan, eischend dat zij iets af zou
geven, wat zij niet missen kon? En in een groote haast ging zij naar
bed. Daar verdwenen de onrustige gedachten en ging zij teeder aan hem
liggen denken, schikte zich gemakkelijk op de matras en de kussens, om
niets te voelen en zich niets te verbeelden dan hem en hem alleen, om in
haar eentje gemakkelijk en ongestoord van hem te houden. Zij had voor
dek een laken, een deken en een sprei. Zij sloeg die tusschenbeide
heelemaal uit over haar hoofd om zoo, in de pikke duisternis, Jozef
alleen te zien. Of wel, wanneer het haar te benauwd werd, vouwde zij het
dek om en trok het, zoo eens zoo dik, zoo hoog mogelijk onder haar kin
en dan, met dichte oogen, wreef zij zachtjes haar kin over dat dikke dek
heen en weer; dan stond hij, in al de bizonderheden van zijn persoon,
zoo levendig voor haar geest, alsof hij wezenlijk in haar kamer was.
Maar zij hield er van haar eigen denken over hem na te pluizen. Hoe kwam
het, dat zij hem nu zoo erg zag? Gesteld eens, dat hij op dit oogenblik
wezenlijk was op de plek, waar zij zich nu verbeeldde hem te zien, in
welke houding zou hij dan zijn? Stond hij, gewoon rechtop? Neen, dan
moest hij op haar bed staan, zou zich dus ten eerste niet stijf staande
kunnen houden op het weeke beddegoed, ten tweede zou zijn hoofd tegen
den hemel stooten om dat hij zoo lang was, ten derde zag zij hem zoo van
dichttebij, dat zij te-gelijk zijn voeten en zijn haren zou kunnen
aanraken, iets wat dan niet mogelijk zou wezen. Lag hij dan naast haar
of op haar, stond hij buiten het ledikant? Neen. Stond zijn beeltenis
dan afgeschilderd ergends midden in haar hoofd? Dat moest zijn. Zij zag
hem uitkomen op een donkeren kleurlozen of naar het grijs-rood aardenden
achtergrond. Die beeltenis moest dan wel heel klein wezen, om daar
binnen geborgen te kunnen zijn. En toch zag zij hem levensgroot. Hij was
er en hij was er niet. Dat maakte haar weer bang. Dan kwam daar nog bij
waarom sloop die vreemde gestalte zoo bij haar binnen en overmeesterde
al haar denken? Wat had die man een overdreven punten aan zijn snor, die
zij langs haar wang voelde scheren; een heele lichte, nauwelijks
merkbare onaangename geur kwam er rechts uit zijn boord op. De even
zichtbare kringvormige indruksels onder zijn oogen vond zij leelijk ...
En dan was hij haar weer heelemaal vreemd. Wat kwam hij doen, wat wilde
hij toch van haar? Zij en hij waren toch twee verschillende menschen.
Hoe kon zij dan niet aan haar zelf denken zonder hem te zien? Waarom
drong hij zich dan zoo aan haar op en ademde zij met hem samen? Hij
vervolgde haar; wat zou hij haar doen? ...
Dikwijls keek Mathilde in deze dagen weer naar het portret van haar
moeder, droever en bleeker elken dag. De straffe rimpels van de
neusvleugels tot de mondhoeken prentten zich dieper in het gezicht van
de vroeg gestorvene.
De laatste veertien dagen voor het trouwen zorgde Mathilde met haar
modemaakster voor haar japonnen en met boodschapjes in de stad, die al
haar middagen vulden, voor haar verderen uitzet. Zij was ongeduldig. De
tijd moet nu maar gauw verloopen, nu alles toch eenmaal besloten was.
Maar heviger dan vroeger had zij aanvallen van berouw over hetgeen zij
ging beginnen. Zij zou haar goeden, ouden, armen vader alleenlaten? Want
hij kon de huwelijksreis toch niet meemaken, dat ging niet. Hoe had zij
daartoe kunnen besluiten? Maar hij kwam immers later bij hen inwonen?
Ja, ja, maar ondertusschen! Hij werd hoe langer hoe stiller en meer
in-een-gedoken. Wat zou er van hem te-recht komen?
Door allerlei zulke bespiegelingen heen, brak de huwelijksdag aan. Toen
Jozef haar dien avond, dien oppersten avond, meenam naar het station,
was alle gevoel in een verdooving ondergegaan. Het afscheid van haar
vader ging flauwtjes te werk. Zij had den heelen dag bijna niets gegeten
en alleen maar een paar glazen water gedronken. In den trein had zij de
koorts. Geen woord werd er gezegd. De bezorgdheden van Jozef, die haar
alles zoo gemakkelijk mogelijk maakte, merkte zij niet eens. Zij zat
daar, lijkwit. Een onbestemde nieuwsgierigheid drong huiverig door haar
verdooving heen. Zij dacht aan niets eigenlijk. Haar keel was droog. Het
was haar te moede, als stond zij in een dikken grijzen damp met een
ondoordringbaar verschiet in de rondte. In een nevel van onuitgedrukte
aandoeningen ging zij haar nieuwe leven in.


V.

Jozef en Mathilde waren voor den burgemeester getrouwd en voor den
You have read 1 text from Dutch literature.
Next - Een liefde - 08
  • Parts
  • Een liefde - 01
    Total number of words is 4765
    Total number of unique words is 1462
    43.7 of words are in the 2000 most common words
    59.2 of words are in the 5000 most common words
    67.6 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Een liefde - 02
    Total number of words is 4915
    Total number of unique words is 1308
    50.5 of words are in the 2000 most common words
    65.6 of words are in the 5000 most common words
    72.5 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Een liefde - 03
    Total number of words is 4960
    Total number of unique words is 1275
    48.8 of words are in the 2000 most common words
    64.6 of words are in the 5000 most common words
    70.8 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Een liefde - 04
    Total number of words is 4848
    Total number of unique words is 1397
    45.7 of words are in the 2000 most common words
    62.0 of words are in the 5000 most common words
    68.9 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Een liefde - 05
    Total number of words is 4759
    Total number of unique words is 1509
    43.6 of words are in the 2000 most common words
    59.0 of words are in the 5000 most common words
    66.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Een liefde - 06
    Total number of words is 4845
    Total number of unique words is 1412
    46.1 of words are in the 2000 most common words
    62.1 of words are in the 5000 most common words
    70.0 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Een liefde - 07
    Total number of words is 4872
    Total number of unique words is 1343
    48.2 of words are in the 2000 most common words
    63.7 of words are in the 5000 most common words
    71.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Een liefde - 08
    Total number of words is 4830
    Total number of unique words is 1342
    47.8 of words are in the 2000 most common words
    63.4 of words are in the 5000 most common words
    70.7 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Een liefde - 09
    Total number of words is 4762
    Total number of unique words is 1402
    45.1 of words are in the 2000 most common words
    59.7 of words are in the 5000 most common words
    66.8 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Een liefde - 10
    Total number of words is 4925
    Total number of unique words is 1314
    47.7 of words are in the 2000 most common words
    64.1 of words are in the 5000 most common words
    70.8 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Een liefde - 11
    Total number of words is 4769
    Total number of unique words is 1270
    50.4 of words are in the 2000 most common words
    65.0 of words are in the 5000 most common words
    71.9 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Een liefde - 12
    Total number of words is 4795
    Total number of unique words is 1433
    44.3 of words are in the 2000 most common words
    59.3 of words are in the 5000 most common words
    66.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Een liefde - 13
    Total number of words is 4726
    Total number of unique words is 1403
    44.9 of words are in the 2000 most common words
    60.5 of words are in the 5000 most common words
    67.2 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Een liefde - 14
    Total number of words is 4876
    Total number of unique words is 1279
    49.1 of words are in the 2000 most common words
    65.8 of words are in the 5000 most common words
    73.4 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Een liefde - 15
    Total number of words is 4826
    Total number of unique words is 1324
    48.0 of words are in the 2000 most common words
    63.9 of words are in the 5000 most common words
    71.2 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Een liefde - 16
    Total number of words is 4755
    Total number of unique words is 1404
    47.9 of words are in the 2000 most common words
    62.8 of words are in the 5000 most common words
    71.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Een liefde - 17
    Total number of words is 4581
    Total number of unique words is 1568
    40.2 of words are in the 2000 most common words
    55.6 of words are in the 5000 most common words
    62.8 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Een liefde - 18
    Total number of words is 4596
    Total number of unique words is 1547
    40.8 of words are in the 2000 most common words
    55.7 of words are in the 5000 most common words
    62.8 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Een liefde - 19
    Total number of words is 4666
    Total number of unique words is 1475
    41.3 of words are in the 2000 most common words
    57.2 of words are in the 5000 most common words
    65.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Een liefde - 20
    Total number of words is 4547
    Total number of unique words is 1460
    34.6 of words are in the 2000 most common words
    48.3 of words are in the 5000 most common words
    55.9 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Een liefde - 21
    Total number of words is 4808
    Total number of unique words is 1355
    43.2 of words are in the 2000 most common words
    59.4 of words are in the 5000 most common words
    66.6 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Een liefde - 22
    Total number of words is 4664
    Total number of unique words is 1471
    39.5 of words are in the 2000 most common words
    53.2 of words are in the 5000 most common words
    59.2 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Een liefde - 23
    Total number of words is 4573
    Total number of unique words is 1485
    37.2 of words are in the 2000 most common words
    49.7 of words are in the 5000 most common words
    56.8 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Een liefde - 24
    Total number of words is 4891
    Total number of unique words is 1294
    50.0 of words are in the 2000 most common words
    65.6 of words are in the 5000 most common words
    71.4 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Een liefde - 25
    Total number of words is 1668
    Total number of unique words is 589
    61.3 of words are in the 2000 most common words
    74.5 of words are in the 5000 most common words
    78.8 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.