Een liefde - 06

Total number of words is 4845
Total number of unique words is 1412
46.1 of words are in the 2000 most common words
62.1 of words are in the 5000 most common words
70.0 of words are in the 8000 most common words
Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
een onbestemde voorstelling te maken van wat toch niet wezen zou, was in
haar. Overgegeven aan de veeren van den landauer om haar te wiegen, bij
kleine schokjes, en aan de warmte van de kussens, waarop zij nu al uren
had gerust, om haar rug en beenen te doordringen, en haar borst en
schoot koel in den avondwind, had zij haar hoofd naar achteren op-zij
laten glijven. Haar oogen waren bijna geheel dicht, zij betuurde door
een waas, tusschen haar lange ooghaartjes door, Jozef tegenover haar.
Maar zij zag hem als verkleind, in de verte, met een nauwkeurige
onderscheiding van zijn minste trekken. En door al de lucht, die
tusschen hen was en die zij voelde, heen, nam ze hem zoo op in haar
droomen. Zij liet zich gaan en hield zich geheel roerloos; nog altijd
omsloten zijn beenen warm de hare. Zij had haar parasol met twee handen
vast op haar schoot. Als door een onbekende heesche stem werd de
waarheid in haar oor gefluisterd, dat haar liefde altijd grooter werd en
nu gauw tot een voldoening moest komen. Al zoo lang was zij aan 't
wachten. En zoetjes, heel zoet en liefelijk, als een balsem die haar
huid en haar binnenste doordrong, liet zij zich door het denkbeeld
kussen, dat zij nu oogenblikkelijk de heerlijkheid, die zij wachtte,
tegemoet ging. In langzaamen dans, op de maat van den paardenhoefslag,
zuisden de hoopschijnsels door haar mijmeren. Zij droomde van een
vereeniging met hem, een eeuwig en alleen samenzijn. De geluiden van de
straat kwamen als verwarde en onverstaanbare kreten van onder den grond,
waarboven zij zweefde, op. Zij zag de hemeloneindigheid verduisterd om
haar heen, maar een onverdoofbare vlammende gelukzee in haar hart. Zij
wilde zich inbeelden, dat zij, terstond, nu dadelijk na het thuis komen,
van-avond in dezen laatsten zomeravond, dat verwachtte geluk zouden
hebben. En zij dacht dat 't anders nooit gebeuren zou, dat er na dezen
geen zomer meer te-rug kwam, en dat de lucht voor het laatst purpur was
geworden. Haar lippen werden nat. Zij wilde nu dadelijk drinken aan den
beker. Zij haakte naar die dronkenschap, dien roes van haar liefde. De
parasol viel uit haar handen, die half van haar japon wechvielen; zij
zwijmelde heen in hare verwachting. Het werd een zachte rozengloed en
een zaligheid voor haar oogen. Zij stak haar lippen vooruit, om Jozef,
wiens kus zij nu kende, voor goed te ontvangen. Toen dommelde zij wech
in een half slapende sluimering, na dat zij nog even een blauwen vonk,
de eerste ster, voor zich uit had gezien, dicht-bij, boven Jozefs
zwarten hoed.
Diep uit haar doezel, schokte Mathilde wakker. En een stem, die haar
vreemd scheen, zij lachend luide:
--Mathilde, wij zijn er ... Was-je in slaap gevallen? Zij kwam tot
zich-zelve, ernstig en kriegelig. Het was Jozef, die tegen haar sprak;
hij had zijn hand op haar knie gelegd, om haar wakker te maken. Zij keek
op; zij vond t' akelig donker, het was koud, het woei. Zij begreep niet,
wat er eigenlijk met haar gebeurd was. Zij drukte Jozefs hand te-rug,
die hij zelf niet gauw genoeg te-rug nam. Haar vader stond op om uit te
stappen; Jans hield, met een brommerig gezicht, de deur al open. De oude
heer hoestte erg.
--O God, vader, u heeft stellig vreeselijk kou gevat. Wij hadden het ook
nooit moeten doen, nee nooit!, zei Mathilde, die uit haar humeur was.
Zij sprong op den grond, vlak achter haar vader, voorbij Jozefs hand,
die haar steunen wilde. Zij drong zich naast haar vader in den gang, vol
onstuimig bezorgde vragen. Mankeerde hij nog niet iets? Was hij niet
stijf, had hij nergens pijn? Ze hadden dien ongelukkigen toer nooit
moeten doen, 't was ook een vreemd idee geweest van Jozef nu de herfst
al in 't land kwam. Zij stootte haar vader zachtjes door de deur van de
achterkamer. Jans had ten minste voor wat vuur gezorgd; dat was goed.
Zij nam den oude heer zijn hoed en overjas en boeffante af en zette hem
in zijn leuningstoel hij de kachel. Daarna, nog met haar hoed op, rende
zij naar boven, kwam te-rug met zijn pantoffels en sjamberloek, trok
zelve zijn schoenen uit, hielp hem verder op zijn gemak. Toen dacht ze
er pas aan haar handschoenen en hoed af te doen en naar Jozef te kijken,
die stil in de kamer was komen staan, zijn hoed in zijn eene hand, de
andere in zijn broekzak frommelend, waar zijn beurs, waaruit hij den
koetsier een fooi had gegeven, maar niet plat wilde liggen.
--Als vader zich maar geen ziekte op zijn hals heeft gehaald, zei ze tot
Jozef, nu weer wat kalmer.
--Wel nee, andwoordde hij, geen kwestie van, zoo koud was 't niet. En
Jozef nam afscheid om in de club te gaan dineeren. De heer de Stuwen
bedankte hem hartelijk voor het ritje. Hij had veel genoten van de
buitenlucht. Maar men moest Mathilde haar gang maar laten gaan, dat
goede kind!
Dien avond was Mathilde vol bizondere teederheid voor haar vader.
Ofschoon hij verzekerde niets te mankeeren, verzorgde zij hem op alle
mogelijke manieren. Zij liet hem warme grokjes drinken, liet hem vroeg
naar bed gaan, ging nog tweemaal voelen of zijn kruikje heet genoeg was,
en kwam nog eens kijken of hij zich wel wel voelde, een half uur na dat
hij naar boven was gegaan.
Hij was nog niet heelemaal in slaap en ging rechtop zitten, toen zij
binnenkwam. Zij kwam hem nog eens een nachtzoen geven, zeide zij.
Haar armen om zijn mager lichaam, vroeg zij, in een opbruising van
teederheid:
--Zal u gezond blijven, zal u nooit, ten minste in de eerste twintig
jaar niet, sterven? O, vader, u is het eenige wat ik heb, als u sterft,
zou ik zoo verlaten zijn en niemant hebben op de wereld. En zij zoende
hem nog eens hartstochtelijk en drukte haar hart tegen het magere
nachthemd van den ouden man en warmde hem aan haar jonge lijf. Daarna,
toen zij haar in het rijtuig opgekomen begeerte om liefde te besteden
had voldaan, sliep zij in.
Den volgenden middag tegen vier uur begon de heer de Stuwen te bidderen,
hij kreeg het koud door al zijn leden, hij was ongesteld, om vijf uur
ging hij in zijn bed liggen. Mathilde, die doodelijk ongerust werd,
hielp hem; om zes uur kwam de dokter, dien Jans was gaan halen, dokter
Hansen, een klein rood-bruin-mager altijd veertigjarig mannetje achter
een gouden bril. Den volgenden morgen was de Stuwen stijf door zijn
heele linkerzij. Om een uur kwam de dokter weer en verklaarde, dat
Mathildes vader zware rheumatische koortsen onder de leden had, en dat
de ziekte, die lang en kort duren kon, zich nog al niet gemakkelijk liet
aanzien. Mathilde merkte dat er een heel nieuw soort leven voor haar
misschien zou beginnen; tusschenbeide ten minste kwam deze gedachte als
een heel vreemd iets door haar hersens. Maar zij was veel te bezig den
heden dag, dan dat een oogenblik van gedachte door iets anders ingenomen
werd dan door vaders ziekte en de mogelijke uitkomsten. Zachtjes, voetje
voor voetje, liep zij de trappen op en neer van den morgen tot den
avond. Op verzachten toon werden Jans allerlei dingen gezeid en allerlei
zaken opgedragen, die zij grommend over de drukte, opvolgde en
uitvoerde. Er was den god-ganschelijken dag een gefluister en glippen
van japontippen over de trap en een doodelijk stille bedrijvigheid door
het huis. Zachtjes klepten de deuren toe; Mathilde had een katoenen
lapje om de huisschel gewikkeld, wat de dokter zelf een overdreven
voorzorg noemde. Nu was de heer de Stuwen gelukkig een zwijgende,
geduldige zieke; een enkelen keer maar, vooral 's nachts, dreunde er een
dof gekreun door het huis, wat Jans aan spoken denken deed. Het uiten
van zijn pijn bestond bij den ouden heer in het kronkelen en wringen van
zijn stramme leden en het zwaar zuchten, hijgen, sidderen en kuchen.
Werd de pijn al te bar, dan sparde hij zijn oogen wijd open, zoodat het
wit over de randen scheen te zullen loopen.
Gedurende de eerste zeven dagen van de ziekte was Mathilde niet uit haar
vaders slaapkamer te slaan. Den heelen dag had zij iets te doen, dan
hier, dan daar in de kamer. Zij had den tweeden dag al haar borduur-en
teekenwerk van boven gehaald en in een klein hoekje bij het venster
gelegd. Alleen om de atmosfeer niet te benauwen, ging zij beneden in de
achterkamer, driemaal per dag, even heel gauw eten. Den derden dag, toen
de ziekte met schrikbarende snelheid heviger werd, had zij, een eindje
voor haar vaders ledikant, een kermis bed met Jans opgericht, en daar
bracht zij nu de nachten door. Verder hielp zij haar vader met alles,
met een zenuwachtige en overdreven bezorgdheid. Zij alleen wilde
volstrekt alles doen en in orde maken. Sprak dokter Hansen van een
ziekenoppasser nemen, drong hij aan, noemde hij dat een noodzakelijken
maatregel, daar op den duur toch Mathildes krachten niet toereikend
zouden blijken, dan wilde zij van niets hooren, zij weigerde
halsstarrig. In haar gesprekken met den dokter maakte zij haar armen
bloot en wrikte haar schouders op en neer, om te toonen hoe krachtig en
lenig zij was. Met Jozef had zij ook een hevige woordenwisseling. Als
zij hem, bij zijn dagelijksche bezoeken om naar den ouden heer te
vragen, uitliet, en hem, beneden in der haast fluisterend in den gang te
woord stond, verzekerde zij hem, dat zij 's nachts uitnemend rustte en
zelfs zwaar sliep, en dat dit ruimschoots opwoog tegen de gejaagdheid,
de angst en het werk van overdag. Hij kwam op het denkbeeld om van haar
liefde voor de piano gebruik te maken, om haar wat afleiding te doen
nemen. Op een middag wist hij haar naar het zaaltje te dringen, en haar
aandrift werd daar wezenlijk zoo sterk, dat zij samen weer heelemaal een
ouderwetsch uurtje doorbrachten, zij op het krukje voor de piano haar
geliefde themaas aan 't spelen en hij er naast op een stoel, vlak bij
haar, kleine bedenkingen opperend, goedkeurend en toejuichend, den aard
van de melodien met haar besprekend, over het gevoel, de bizondere
nuance, die in deze of gene noot te leggen was uitweidend. Toen was Jans
binnen komen sloffen, en kwam vragen, kompliment van mijnheer en of de
jufvrouw geen stukjes kon kiezen, die wat minder hard klonken, want dat
mijnheer het aan zijn hoofd niet goed kon verdragen. Mathilde stond op
met een bedaarde woede, die Jozef verwonderde, sloot de piano met
vastberadenheid en borg de muziekboeken wech. Zonder een woord te
spreken stapte zij naar boven. Haar vader, die eigenlijk erg lette op
nommero een: verschrikkelijk bang om dood te gaan, had zich-zelf uit
zijn bed weten te werken en stond al bidderend bij de tafel zijn
terpentijn-drankje klaar te maken, om dat het uur van innemen al voorbij
was. Mathilde begon hierover te huilen, dat hij er mee uitschee en 't
haar liet doen. Jozef had zich beneden uit de voeten gemaakt. Aan een
stuk bleef Mathilde nu twintig uren boven bijna zonder te eten, zonder
te slapen. Toen zij eindelijk weer in de achterkamer kwam, om bouillon
te eten, sloop zij op haar teenen naar het zaaltje, zocht naar het heele
kleine sleuteltje, waarmee de pianoklep afgesloten worden, in het laadje
van 't paars-bruin muziekkastje er naast, vond het, sloot de piano dicht
met een ernstig gezicht, ging toen naar de voorkamer, maakte het venster
open en gooide onder een koortsigen glimlach het sleuteltje over de
gracht in de wal.
De ziekte van den ouden heer was nu op zijn ergst geworden. Het begin,
de eerste hevige stooten waren voorbij, nu was zijn lichaam met kalme,
zware aanhoudende pijnen. Mathilde verzorgde hem voortdurend hetzelfde
en zonder ongeduld. Zij dacht veel aan Jozef, ook vooral als hij er niet
was, maar de telkens in denzelfden vorm opkomende gedachte, die telkens
weer te-rugkwam als ze haar driftig had wech gestooten, zoo als de
altijd weer verschijnende telegraafpalen, die men te niet zou willen
kijken door het raampje van den sneltrein, maar die met een ruk weer
aankomen, die gedachte bleef haar als een zoete kwaal met een onbestemde
heerlijke hoop vullen. Gelukte het haar 's avonds in te slapen, dan
voelde zij in den doezeltoestand, waarmee haar slaap begon, in die
oogenblikken dat zij zelve niet wist of zij wakker was of sliep, en als
hij zich weer heelemaal van haar denken had meester gemaakt, haar
vleesch koud, maar de hoop, zonder begeerte-voorstellingen, bleef
bestaan en regende door de vale duisternis van de ziekenkamer haar
zinnen binnen. Over-dag wilde zij niet aan hem denken, zij vond dien
hartstocht nu akelig wereldsch vergeleken bij den heiligen plicht, dien
zij vervulde. Dit was nu het leven, dit was nu de ware hooge roeping van
een vrouw, en het andere was wereldsch, was slecht, was uit den booze en
niets dan ijdelheid.
Na vier weken was Mathilde half-ziek van afgematheid. Zij kon, zij kon
doodeenvoudig niet meer. Wanneer zij niet oppaste zou zij-zelf ziek
worden, en wat dan, dan kon zij toch zeker haar vader heelemaal geen
goed meer doen. Zij had zich-zelf zoo gemaakt, zij had het werk, dat zij
zich had opgelegd, overdreven. Zij had er een genoegen in gevonden zich
af te sloven, dat te doen, wat zij wist dat overbodig was. Zij had een
vaag verlangen gevoeld om zich zelf te vernietigen; zij wilde Jozef
vergeten, zij wilde zich dood sloven om haar vaders leven te behouden.
Het was de onbevredigde liefde voor Jozef, het onuitroeibaar onvoldaan
verlangen, de stormende en stijgende zucht om haar leven aan zijn doel
te geven, die zich in dezen hartstocht van verplegen een doorweg baande.
En voor een gedeelte was zij geslaagd, zij had zich-zelf zoo weten te
verzwakken, dat de dokter en Jans haar op een morgen met geweld aan de
ziekenkamer onttrokken en naar bed brachten. Toen sliep zij achttien uur
achter mekaar. En zij voelde zich zoo krachteloos, dat zij zich wel
moest laten aanleunen, het verschijnen van een liefdezuster, beneden,
die men zich gehaast had te laten komen. Maar twee dagen later sukkelde
zij in haar grijzen peignoir, door Jans ondersteund, weer de trap af;
zij wilde haar vader zien. Hij was nog hetzelfde; hij had zoo'n rillende
en huilende pijn, door al zijn leden, vooral door zijn linker zij, dat
men biezen hoepels om zijn matras had gespannen, om zijn dek op te
houden, daar hij zelfs de druk van de dunne lakens en van een katoenen
deken over zijn beenen en borst niet velen kon. Hij jankte tusschenbeide
als een hond.
Een week later bleef de pijn bij lange tusschenpoozen wech. Na nog een
week beterde hij merkbaar. Mathilde, die weer aansterkte, zat in de
voorkamer beneden te teekenen en te borduren; elke tien minuten liep zij
de trap op om naar haar vader te kijken.
Jozef kwam elken dag aan. Hij stuurde nu geregeld verfrisschinkjes voor
den ouden heer; en voor Mathilde de laatste bloemen van het jaar.
Mathilde vond 't heel mooi van hem, dat hij nooit vergat te komen. Zij
zag hem op de vaste uren, altijd netjes aangekleed, altijd even lief en
hartelijk, met zijn trouwe, nu beproefde, dacht zij, onveranderlijke
liefde. Hij bleef nu dikwijls een half uur alleen met haar in de
voorkamer, na boven den vader te hebben bezocht. Iederen ochtend zag zij
weer met meer verlangen naar zijn komst uit. Zij begon bij zich-zelf te
redeneeren, dat vader waarschijnlijk, zoo hij al beterde, toch ziekelijk
blijven zou, en heel hulpbehoevend zijn volgend leven. Zij zou zich niet
van hem kunnen scheiden en hem moeten blijven verzorgen tot aan zijn
dood. En langzamerhand ofschoon zij eerst voor haar eigen weinige
zelfstandigheid te-rugdeinsde, werd zij gewaar, hoe zij zich neerlei bij
het denkbeeld om Jozef te trouwen en vader in huis te nemen, met hun
drieen verder samen een leven te leiden. Haar bezwaren van vroeger
kwamen nog zwakjes op, maar verbleekten en schenen vernietigd te zullen
worden. Weer dacht zij aan de kinderen. Men moest verstandig zijn, men
moest, wilde men zoo een gewichtigen stap doen in het leven, niets over
het hoofd zien, alles wikken en wegen, alle bezwaren indachtig wezen.
Zij dacht dan, dat de kinderen misschien vooreerst niet zouden komen,
dat, al werden zij hun werkelijk gezonden, alles toch nog misschien
geschikt zou kunnen worden. Alles wat vroeger een onoverkomelijke
hinderpaal scheen, werd nu makkelijk uit den weg te ruimen. In alle
gevallen bleek gemakkelijk te kunnen worden voorzien. Zij zouden dan
maar, zoo lang vader nog leefde, niet veel menschen zien en probeeren
het huis stil te houden.
Eens op een Donderdag-middag waren de heer en mevr. Berlage een kaartje
komen poesseeren, de ingenieur Ster was er ook al verscheidene keeren
geweest, om deelneming in de ziekte van den huisheer te betuigen, maar
Mathilde ontving niemant, voorgevende zelf ook nog ongesteld te zijn.
Zij wilde alleen zijn met al haar gedachten. Die nacht, van Donderdag op
Vrijdag, deed zij bijna geen oog toe en lag zij aldoor aan Jozef te
denken. Vrijdagochtend tegen elf uur, den tijd, dat hij komen moest, was
zij zoo ontzettend verlangend naar hem, dat ze het venster van de
voorkamer open schoof en in de Oktober-koelte haar haren liet zwieren om
naar hem uit te zien. Zij reikte zoo ver mogelijk naar voren, dat haar
borst er zeer van deed.
Toen hij kwam, maakte zij open:
--Ben-je daar? Zij gaf hem stil een arm. Samen gingen zij naar boven.
Na dat Mathilde Jozef zich had laten overtuigen, hoe-of vader beterde
met den dag, hoe opgewekt hij er weer begon uit te zien en met hoeveel
pleizier hij zijn krantje las, en hoe lekker hij weer brood at, stonden
zij op het portaaltje buiten de deur van de ziekekamer een oogenblik stil.
--Ik ben boven aan een aquarel bezig, die nog al goedgaat, zei Mathilde.
Ik zal hem eens even halen, dan kan-je zien. Zij ging twee treden van de
trap op en keerde zich toen om. In een wangenwarmte en een verlegen
lachje, zeide zij: Ja, hij zit eigenlijk strak gespannen, vast gestoken
op een houten bord ... Ik heb ook nog een heeleboel op mijn tafel liggen,
om je te laten zien. Wil-je niet even meegaan?
Het denkbeeld om Jozef haar kamer binnen te brengen en hem alles daar te
laten kijken bekoorde haar erg. Dat Jans iets zou denken, viel niet in
haar; Jozef was een oude huisvriend. Toch een beetje aarzelend ging zij
hem voor, en ze werd in-eens heel rood, toen zij zijn stap achter haar
hoorde, zoo hoog in het huis, de trap op. Maar de kleur bleekte zachtjes
op, toen zij haar deur openduwde. Het was buiten geen bizonder klare
dag, integendeel, het kon op regen uitdrayen. Zij wist niet waarom, maar
toch trok zij de gordijnen niet op. Hij trad op haar toe en nam haar bij
haar arm. Sints dien eenen zoen, op dien grooten morgen, hadden zij
mekaar niet meer gezoend. Want een schijn van verkoeling had er
wezenlijk bestaan. Hij zoende haar dan even, zachtjes op haar wang. Zij
kleurde zijn gezicht met de liefde van haar oogen, maar zoende niet
te-rug. Zij vond den toestand toch wel een beetje vreemd, zoo, hier op
haar kamer. Op-eens merkte zij haar nachtjak, dat voor het bed op een
stoel lag. Zij gooide het jak gauw op haar bed en deed de gordijnen
zorgvuldig over mekaar en de stoel er tegen aan, zoo dat er geen opening
meer zichtbaar bleef.
--Ga nou maar even voor de tafel zitten, zei ze, dan kom ik naast je
zitten.
En samen bogen zij zich over de teekeningen en bezagen alles. Zij
vermeed zijn blikken en lei hem haar moeite en haar werk uit, haar oogen
naar de tafel. Plotseling zeiden zij geen van beiden een woord meer. In
de stilte keken zij allebei voor zich uit. Toen nam hij een besluit en
maakte een gauwe beweging. Hij deed zijn arm om haar middel en trok haar
naar zich toe, zijn hand aan haar borst. Een hitte steeg in haar op. Zij
ging achter over, haar hoofd op zijn schouder. Haar lichaam hijgde naar
boven in zijn armen.
--O, fluisterde zij, zonder te weten wat zij bedoelde, ik kan nu niet
langer wachten ... Laten wij toch trouwen.
En zij wrong zich naar hem toe, op zijn schoot, tegen hem aan. Hij viel
haast om met stoel en al. Zij maakte zich tot een klein kind aan zijn
borst. Zij dook in-een in de houding, als toen zij, zoo lang geleden,
als klein kind speelde op zijn schoot en hem aaide. Zij nam zijn hoofd
tusschen haar handen; zijn haren sidderden onder haar vingers.
--Wij zullen trouwen, nietwaar, gauw, zou gauw mogelijk?
En zij zoende zijn gezicht wit en hijgde heet over zijn wangen. En zij
streelde alles aan hem, zijn hoofd, zijn gezicht, zijn schouders, zijn
hals, zijn borst. Zij zoende zijn wenkbrauwen, zijn oogen, zijn lippen,
zijn voorhoofd, zijn das, alles wat van hem was. Jozef andwoordde zonder
te spreken, met te-rug te zoenen. Toen zonk zij met dichte oogen, haar
hoofd op zijn houder, haar handen achter zijn hals samengeklemd, tegen
hem neer. En ze zeiden allebei niets, hun hoofden waren heet in de
vreemd-warme kamer, Daarna gingen zij zachtjes samen weer naar beneden.


IV.
Jozef en Mathilde spraken af dat hij, zoodra de oude heer weer heel
hersteld zou zijn en beneden in huis weer in zijn oude leventje, een
formeel huwelijksaanvraag doen zou. Mathilde-zelf durfde er niet het
eerst over spreken. Zij doorwachtten nu het langzaam beteren van den
heer de Stuwen. Over een groote veertien dagen, had dokter Hansen
gezeid, zou de vader zich weer gemakkelijk bewegen kunnen en de trappen
op-en afloopen. Tot zoolang moest men geduld hebben, want Mathilde
bracht Jozef aan 't verstand, dat zij volstrekt niet gissen kon, wat
vader van de tijding denken zou. Als hij weer op zijn gemak den gewonen
levensloop volgde, moest men hem alles meedeelen.
Met dendag draaide nu de oude heer bij. Hij begon eerst wat beter te
eten, toen bleef hij even opzitten met zijn koeranten, toen stopte hij
zijn pijpjes, toen begon hij pleizier in keuvelen te krijgen, en
eindelijk stapte hij de duffe ziekenkamer uit. Dit zal nu een dag of
tien geleden geweest zijn.
De maand Oktober eindigde stil. Het was een heldere koele avond buiten.
Er passeerden weinig menschen op de gracht. De heer de Stuwen zat voor
de tafel in de binnenkamer. Het kolomkacheltje brandde flauwtjes. De
gasbekken waren boven het grijze hoofd ontstoken en hij las de krant
onder 't soppen van een tafelbeschuitje in een juist weer volgeschonken
nagemaakt blauw Saksiesch theekopje. Tegenover zijn plaats aan tafel
stond een groot ouderwetsch bruin blad met opstaanden rand in koperen
beslag. Het vlammetje onder het oud-zilveren theepotje bewoog: zoo hoog
stond het ouderwetsch toestel, met de ketel met kokend water, dat de
stoom tegen het lichtje aankwam. De overgeblevene helft van een
manille-cigaar lag op het met asch en gestortte suiker bedekte
schoteltje, naast de linkerhand van den heer de Stuwen, waarmee hij de
krant vasthield.
Mathilde was juist wechgegaan om klarigheid te maken om met haar vader
naar de komedie te gaan.
Daar werd hard aan de voordeur gescheld. Toen Jans bijna bij de voordeur
moest zijn, gingen de Stuwens blikken even luisterend links langs het
bedrukte blad, zijn mond ging op een kiertje staan: Wie, dacht hij, kan
daar zijn?
Jozef was aan de deur. De Stuwen herkende zijn stem toen hij Jans
goeyen-avond zei, en vond 't vervelend, dat hij juist nu kwam.
--Zoo, van Wilden, ik had niet gehoopt je van-avond nog te zien.
--Hoe maakt u 't, meneer de Stuwen? ... Ja, ik zal u zeggen ... ik wou u
graag eens spreken ... over ernstige zaken ...
--Nou, kom binnen, kom binnen ... Jans, neem meneer z'n jas eens aan.
--Nee, dank u, die zal ik maar aanhouwen ... Ik zal u niet lang
ophouden ... ik heb maar weinig tijd.
--Ga zitten ... zoo, en wat heb je nu voor gewichtigs?
De Stuwen was ook weer gaan zitten.
Jozef zat op de kleine kanapee, die tegen den wand stond. Zijn
cylinder-hoed stond naast hem op het karpet met de lichtrood zijden
voering naar boven. Zijn overjas hing open; zijn ellebogen stonden op
zijn knieen; zijn donkerbruine glace-handschoenen kraakten sisten tegen
mekaar; zoo krachtig poogde hij zijn handen te vouwen. Zijn hoofd hield
hij gebogen, zijn oogen neer. Een enkelen keer dwong hij ze echter den
heer de Stuwen sterk aan te zien. Hij sprak boekachtig.
--De stap die ik doe is wel een beetje onvoorbereid, meneer, ... maar wij
zijn toch al oude vrienden en daarom ben ik er des te gereeder toe
overgegaan ... Meneer, ik kom de hand van Mathilde vragen ...
Jozef hoeste en keek den ouden heer lang, heel lang met zenuwachtig
trillende oogen aan.
--Houdt zij van u?
--Ja, meneer, dat weet ik ... Wij hebben samen al over ons hartsgeheim
gesproken ... Zij heeft mij wel lief en ik, ik haar onuitsprekelijk ...
--Ik moet je ronduit bekennen, dat je me erg verrast. Ik had nooit aan
zoo iets tusschen jullie gedacht. Je scheelt, als ik wel heb, dertien
jaar met mijn dochter. Je karakter ken ik genoeg ... Maar wat praat ik?
Wat moet ik beginnen, als jij met mijn eenig kind gaat strijken? ... De
Stuwen huilde nu. Van Wilden, ik houd zooveel van dat kind, zij is 't
eenige, wat ik nog over heb ... Mag ik wel vragen, oprecht en vrij,
hoeveel inkomen je wel hebt, van Wilden, en hoe je je huishouden denkt
in te richten? ... Wezenlijk, je komt me zoo met je aanbod uit de lucht
vallen, dat ik er heelemaal door in de war ben ... Laat me d'r eens wat
over denken, he? ... Kom dan over een week of zoo maar mijn antwoord
hooren ... Gut, jongen, van Wilden, geloof me, ik had zoo iets nooit
vermoed ... Ik houd van je, dat weet je, en 't geluk van Mathilde gaat
mij erg ter harte ...
Jozef was opgestaan, beverig, klammerig. Boven in huis zong Mathilde het
liedje uit Faust van den koning van Thule; zij kwam de trap af. Toen zij
aan de onderste drie treden was, had ze juist haar handschoenen dicht
geknoopt en kwam nu met een sprongetje de achterkamer binnen: Vader,
is u klaar?
Jozef had nog juist kunnen zeggen:
--Mag ik u dan per schrift nog 't een en ander over mijn zaken
melden? ... Ik hoor Mathilde, bedenk u nu rustig ... ik wil ook niet dat
er in deze kwestie iets te overhaast of tegen uw goeddunken gebeuren
zal, ... maar ... voor alles, ... houd in 't oog dat niemand haar ... in
staat is haar ... gelukkiger te maken, ik ... daar is ze, ... dat ik
oneindig veel van haar houd ... Tot ziens dan!
Hij kwam Mathilde aan de deur tegen. Hij dorst niet tegen haar te
glimlachen. Zij zag ontsteltenis in zijn oogen. Zwijgend drukte hij haar
hand. Zijn hand beefde. Zij zag haar vader ook opgewonden. Zij begreep
dat Jozef alles had gezegd. Een oogenblik had zij de gedachte haar vader
te omhelzen en hem zoo smeekend aan te zien, dat hij dadelijk zijn
permissie zou geven ... een oogenblik maar, want zij hield zich in en
ging stil in de kamer staan. De heer de Stuwen liet Jozef uit. De
buitenlucht koelde de gezichten van Jozef en de Stuwen af. Jozef nam
zijn hoed af en verdween in de schemering van 't lantaarnlicht aan den
wallenkant.
Vijf minuten later ging de oude heer met Mathilde naar de komedie. Jans
liet ze uit en bleef verder in haar eenzaame keuken te-rug om naast de
poes in te dommelen zonder te merken dat de lamp knersend uitging.
De Stuwen en Mathilde zeiden dien avond weinig tegen mekaar.
* * * * *
Dien avond, een paar uur na dat hij bij de Stuwen geweest was, ging
Jozef naar de club. 't Was al over tienen. Het gas in de winkels vlamde,
de gordijnen voor de clubventers waren neer. Jozef draaide den hoek om
en richtte zich naar de deur in gezelschap van twee andere elegant
gekleedde heeren. Beneden, van de keldervensters van het clubgebouw,
steeg een warme damp van gekruid eten op in de neuzen.
De straathoek hier was vol loopende menschen. De lucht stond bewolkt en
de gezichten blonken geel in het gaslicht. De oogen blonken, als lichten
van diep uit de hoofden schijnend. Soms ging het geraas van rijtuig en
paard plotseling van de straatsteenen over in het doffe geklok van den
hoefslag op het asfalt. Schorre fruitventers-kreten, heesche
jodenschreeuwen een schel hondgejank riepen op onder de schuifelende
gebarende en gesprekken houdende menigte, donkere lijven in een ver
gebrom en een morrend gesuis tot de lucht.
In hun baarden lachend wandelden Jozef en zijn kennissen langzaam. Boven
de fluweelen kragen van hun overjassen schemerden, in helder witte
boorden geklonken, hun roode door de pret vettige halzen. Er kwam een
donkere jufvrouw onder een breedgeranden rubenshoed achter hen aan. Zij
kuchte. Jozef keek om. Van weerszijde werd toen giechelend gelachen.
You have read 1 text from Dutch literature.
Next - Een liefde - 07
  • Parts
  • Een liefde - 01
    Total number of words is 4765
    Total number of unique words is 1462
    43.7 of words are in the 2000 most common words
    59.2 of words are in the 5000 most common words
    67.6 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Een liefde - 02
    Total number of words is 4915
    Total number of unique words is 1308
    50.5 of words are in the 2000 most common words
    65.6 of words are in the 5000 most common words
    72.5 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Een liefde - 03
    Total number of words is 4960
    Total number of unique words is 1275
    48.8 of words are in the 2000 most common words
    64.6 of words are in the 5000 most common words
    70.8 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Een liefde - 04
    Total number of words is 4848
    Total number of unique words is 1397
    45.7 of words are in the 2000 most common words
    62.0 of words are in the 5000 most common words
    68.9 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Een liefde - 05
    Total number of words is 4759
    Total number of unique words is 1509
    43.6 of words are in the 2000 most common words
    59.0 of words are in the 5000 most common words
    66.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Een liefde - 06
    Total number of words is 4845
    Total number of unique words is 1412
    46.1 of words are in the 2000 most common words
    62.1 of words are in the 5000 most common words
    70.0 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Een liefde - 07
    Total number of words is 4872
    Total number of unique words is 1343
    48.2 of words are in the 2000 most common words
    63.7 of words are in the 5000 most common words
    71.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Een liefde - 08
    Total number of words is 4830
    Total number of unique words is 1342
    47.8 of words are in the 2000 most common words
    63.4 of words are in the 5000 most common words
    70.7 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Een liefde - 09
    Total number of words is 4762
    Total number of unique words is 1402
    45.1 of words are in the 2000 most common words
    59.7 of words are in the 5000 most common words
    66.8 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Een liefde - 10
    Total number of words is 4925
    Total number of unique words is 1314
    47.7 of words are in the 2000 most common words
    64.1 of words are in the 5000 most common words
    70.8 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Een liefde - 11
    Total number of words is 4769
    Total number of unique words is 1270
    50.4 of words are in the 2000 most common words
    65.0 of words are in the 5000 most common words
    71.9 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Een liefde - 12
    Total number of words is 4795
    Total number of unique words is 1433
    44.3 of words are in the 2000 most common words
    59.3 of words are in the 5000 most common words
    66.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Een liefde - 13
    Total number of words is 4726
    Total number of unique words is 1403
    44.9 of words are in the 2000 most common words
    60.5 of words are in the 5000 most common words
    67.2 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Een liefde - 14
    Total number of words is 4876
    Total number of unique words is 1279
    49.1 of words are in the 2000 most common words
    65.8 of words are in the 5000 most common words
    73.4 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Een liefde - 15
    Total number of words is 4826
    Total number of unique words is 1324
    48.0 of words are in the 2000 most common words
    63.9 of words are in the 5000 most common words
    71.2 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Een liefde - 16
    Total number of words is 4755
    Total number of unique words is 1404
    47.9 of words are in the 2000 most common words
    62.8 of words are in the 5000 most common words
    71.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Een liefde - 17
    Total number of words is 4581
    Total number of unique words is 1568
    40.2 of words are in the 2000 most common words
    55.6 of words are in the 5000 most common words
    62.8 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Een liefde - 18
    Total number of words is 4596
    Total number of unique words is 1547
    40.8 of words are in the 2000 most common words
    55.7 of words are in the 5000 most common words
    62.8 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Een liefde - 19
    Total number of words is 4666
    Total number of unique words is 1475
    41.3 of words are in the 2000 most common words
    57.2 of words are in the 5000 most common words
    65.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Een liefde - 20
    Total number of words is 4547
    Total number of unique words is 1460
    34.6 of words are in the 2000 most common words
    48.3 of words are in the 5000 most common words
    55.9 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Een liefde - 21
    Total number of words is 4808
    Total number of unique words is 1355
    43.2 of words are in the 2000 most common words
    59.4 of words are in the 5000 most common words
    66.6 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Een liefde - 22
    Total number of words is 4664
    Total number of unique words is 1471
    39.5 of words are in the 2000 most common words
    53.2 of words are in the 5000 most common words
    59.2 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Een liefde - 23
    Total number of words is 4573
    Total number of unique words is 1485
    37.2 of words are in the 2000 most common words
    49.7 of words are in the 5000 most common words
    56.8 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Een liefde - 24
    Total number of words is 4891
    Total number of unique words is 1294
    50.0 of words are in the 2000 most common words
    65.6 of words are in the 5000 most common words
    71.4 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Een liefde - 25
    Total number of words is 1668
    Total number of unique words is 589
    61.3 of words are in the 2000 most common words
    74.5 of words are in the 5000 most common words
    78.8 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.