Een twaalftal samenspraken - 05

Total number of words is 4387
Total number of unique words is 1502
37.3 of words are in the 2000 most common words
52.9 of words are in the 5000 most common words
60.1 of words are in the 8000 most common words
Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
[29] Teekening naar het origineel door J.A. Altorffer, in het bezit van
H.D. Tjeenk Willink.--Oudere teekening in de portefeuilles van het
Zeeuwsch Genootschap. Lantsheer en Nachtglas, Zelandia Illustrata,
1866-1880, I 577 vg.--Afbeelding van het Stadhuis te Veere in De Aarde
en haar Volken, 1875, bladz. 272.--Artikel over Anna v. Borssele in het
Woordenboek van Bayle.
[30] Gargon, Walchersche Arcadia, 1746, 3e druk, I 279, II 108, en de
verwijzingen naar Reigersbergh, Boxhorn, en Smallegange.--Reigersbergh
van Cortgene, schrijver der oudste Zeeuwsche Kronijk (Antwerpen 1551),
was met het geslacht Bourgondië-Van Borssele persoonlijk bevriend.
[31] Brieven van Erasmus bij Le Clerc, No. 6 vgg.--Uittreksels bij
Drummond, I 31 vgg., 91 vgg.
[32] Over één of twee Battussen, in Van der Aa's Biografisch
Woordenboek, IIa 175.
[33] Over lord Mountjoy bij Drummond, I 42.
[34] Brieven van Erasmus bij Le Clerc, No. 92. Door eene schrijf- of
eene drukfout, schijnt het, luidt het opschrift: "Clarissimae Annae
_Bersalae_, principi Verianae."
[35] Over Willem Hermansz van Gouda hiervóór, blz. 298.
[36] Brieven van Erasmus bij Le Clerc, No. 52.
[37] Brieven van Erasmus bij Le Clerc, No. 94.
[38] Toespelingen op de Odyssea en de Aeneis.
[39] Van hem en van zijn bediende.
[40] Battus was misschien, tot een niet nader aangeduid punt, van
Cortgene hem tegemoet komen rijden.
[41] Erasmus bij Le Clerc, III No. 6.--Arx Tornehensis of Tornenhensis
vanwaar deze en nog eenige andere brieven uit denzelfden tijd
gedagteekend zijn (No. 6, No. 7, No. 9, cf. No. 95 aanhef) is
vermoedelijk eene schrijf- of eene drukfout voor Cortgenensis of
Cortchenensis, bijvoegelijk naamwoord gevormd van Cortgene.--Over het
voormalig kasteel van dien naam bij Gargon, Walchersche Arcadia, II 223;
bij Lantsheer en Nagtglas, Zelandia Illustrata, II 135.
[42] Balen, Dordrecht, II 809 vg.--Brieven van Erasmus, 22ste Boek der
oudere uitgaven.
[43] Over de zeden van den roomschen klerus enz. in Nederland, eerste
vierdedeel der 16e eeuw, bij De Hoop Scheffer, Kerkhervorming, bladz.
11-13.
[44] Divina Commedia, 22ste Zang van het Paradijs, vs. 85--87.
[45] Brieven en sermoenen van Bonifacius.
[46] De comtemtu mundi, laatste hoofdstuk.
[47] Coll. Fam. Iste deel, bladz. 194 vgg.: Naufragium.
[48] Coll. Fam. Iste Deel, bladz. 148 vgg.: Proci et Puellae.
[49] Coll. Fam. Iste Deel, bladz. 141 vgg.: Apotheosis Capnionis.
[50] Coll. Fam. Iste Deel, bladz. 29 vgg.: Militaria.
[51] Coll. Fam. 2de Deel, bladz. 85 vgg.: Charon.
[52] Facsimilé van Holbein's titelblad voor deze uitgaaf (1519) bij Paul
Mantz, Hans Holbein, 1879, bladz. 58.
[53] Dit en het vorige ziet op de bejegening, welke van Ulrich von
Hutten's zijde, in de burgt van Franz von Sickingen, de keulsche
kettermeester Hoochstraten zal ondervonden hebben.--D.F. Strauss, Ulrich
von Hutten, 1860, 2de Boek, 10de Hoofdstuk; Drummond, II 110 vgg.
[54] Coll. Fam. 2de Deel, bladz. 108 vgg.: Cyclops-evangeliophorus.
[55] Overzigt bij Drummond II 151-179.--Nieuwe fransche vertaling der
Colloquia door Victor Develay, 1876, met etsen van Chauvet.--Fragmenten
bij D. Nisard, Renaissance et Réforme.
[56] Coll. Fam. Iste Deel, bladz. 202 vgg. Diversoria.
[57] Iste Deel bladz. 296 vgg.: Hippoplanus.
[58] Coll. Fam. 2de Deel, blz. 106 vgg.: Impostura.
[59] Iste Deel blz. 213 vgg.: Convivium Poëticum.
[60] Over de minderbroeders-observanten bij Moll, Leven van Brugman, I
101 vgg.
[61] Coll. Fam. Iste Deel, bladz. 255 vgg.: Ptochoplousioi Franciscani.
[62] Morias Encomium, id est: Stultitiae Laus, Erasmi Roterodami
declamatio, Parijs 1511. Uitgaaf van C.A. Abbing, Leiden 1839.--Overzigt
bij Jacobus Scheltema 1819, Mengelwerk II 225 vgg.--Nieuwe fransche
vertaling van Des Essarts, 1877.--Fragmenten bij D. Nisard, Renaissance
et Réforme.
[63] Stultitiae Laus, bij Abbing bladz. 103 vgg.
[64] Toespeling op den oorlogzuchtigen paus Julius II, toen nog aan het
bestuur.--Negende der houtsneden van Albrecht Dürer's "Groote
Apocalypsis," Cabinet des Estampes te Parijs. Facsimilé door P.W. van de
Weyer te Utrecht, 1875.
[65] Stultitiae Laus, bij Abbing bladz. 118 vgg.
[66] Over Skelton bij Philarète Chasles, Le drame, les moeurs et la
religion au 16e siècle, 1851, bladz. 289 vgg., 319 vgg.
[67] Drummond, Life of Erasmus, I 190.
[68] Stultitiae Laus bij Abbing bladz. 61 vg.
[69] Débat de Folie et d'Amour, in de Oeuvres de Louise Labé, parijsche
uitgaaf van 1871, gedrukt bij Johannes Enschedé en Zoonen.--Studie over
Louise Labé bij Sainte-Beuve, Nouveaux Lundis IV 289 vgg.
[70] Louise Labé, bladz. 95. Bij Sainte-Beuve, bladz. 308.
[71] Oeuvres de Louise Labé, bladz. 7 vg.
[72] Stultitiae Laus, bij Abbing, bladz. 20 vg.
[73] Facsimilé van Holbein's "Simulachres et historiées faces de la
Mort, Lyon 1538," bij Paul Mantz, bladz. 82.
[74] Facsimilé van Erasmus' zegel bij Drummond, II 371.--R. Fruin,
Erasmiana 1878, bladz. 100, noot 4.
[75] Zelfde gedachte bij Goethe: "Meine Göttin," 2de Deel van Cotta's
uitgaaf der Werken, 1850, bladz. 53 vgg.
[76] Louvre-Muzeum, afdeeling Duitsche, Vlaamsche en Hollandsche
Scholen, katalogus 1881, No. 343: "Le nain de Charles-Quint."--Houtsnede
bij Charles Blanc, École Hollandaise, op Antonio Moro.
[77] Stultitiae Laus, bij Abbing, blz. 55-57.
[78] Stultitiae Laus, aanhef. Bij Abbing, bladz. 5 vg., 11 vg.
[79] Stultitiae Laus, bij Abbing, bladz. 131 vgg. tot het einde.--Over
het christendom, bladz. 148: "Videtur omnino Christiana religio quandam
habere cum aliqua stultitia cognationem, minimeque cum sapientia
convenire."--Over het verlangen der vromen naar den hemel, bladz. 154:
"Si paucis demonstraro summum illud praemium nihil aliud esse quam
insaniam quandam."
[80] Voorrede van Karl Simrock bij den gemoderniseerden tekst van
Sebastiaan Brand's "Narrenschiff," met facsimilés der oude platen,
Berlijn 1872.--Narreschip op rollen in Oude Tijd 1870, blz. 289.
[81] De spaansche en italiaansche matrozen der Middellandsche Zee, wier
patroon de Heilige Erasmus is (in 304 onder Diocletianus den Marteldood
gestorven als bisschop van Formiae, thans Mola di Gaëta), verbasterden
zijn naam tot Eramo, Ermo, Elmo, overgebleven in St. Elmsvuur. Zijn
leven in de Acta Sanctorum; schilderij van zijn dood, door Dirc Bouts of
Stuerbout van Haarlem, in de Sint-Pieterskerk te Leuven.
[82] Studie over Rabelais door Albert Réville, Revue des Deux-Mondes van
15 Oktober 1872.
[83] Stultitiae Laus, Opdragt aan Thomas Morus, en bij Abbing blz. 7 vg.
[84] Overzigt van Mandeville's "Grumbling Hive" bij Quack, Studien op
sociaal gebied, 1877, blz. 26 vgg.--Plaatsen uit Holberg's "Iter
Subterraneum" bij Abbing, Inleiding, bladz. VII vgg.
[85] "Superioribus diebes quum me ex Italia in Angliam reciperem cet."
Opdragt der Stultitiae Laus aan Thomas Morus.--"Diversabor id temporis
apud Morum meum, ex Italia reversus cet." Brief aan M. Dorpius bij Le
Clerc, ook bij Abbing, blz. 165.
[86] Opschrift van den gedenksteen, onlangs (4 September 1876) ter
herinnering van Erasmus' promotie op 4 September 1506 in het
akademiegebouw te Turin geplaatst, bij Wilhelm Vischer Erasmiana, bladz.
6.
[87] Facsimilé van Dürer's teekening bij Charles Ephrussi, Albert Dürer
et ses dessins, 1882.
[88] Hollandsche vertaling van 1780, bladz. 53 vg.
[89] Brieven van Erasmus bij Le Clerc, No. 547, No. 583.--Ook bij Groen
van Prinsterer, Handboek 5de Druk, bladz. 71 vg., en bij Wijnne,
Geschiedenis van het Vaderland 1879, 5de Druk, bladz. 68.
[90] "Optarem esse Christi martyr, si vires ipse suppeditet; Lutheri
martyr esse nolim." Uit de Spongia tegen Von Hutten bij Le Clerc, X 1631
vgg. Bij Drummond, II 142.--Zie ook de plaatsen in den brief van 1523
aan paus Adriaan VI, bij Le Clerc No. 649, waar Erasmus schrijft
desnoods "ten koste van zijn leven" de zaak van Christus tegen Luther te
willen bevorderen; en van de scheuring in de christenheid: Ik zou niet
aarzelen mijn leven te laten, zoo ik de openbare krankheid daardoor
heelen kon!"
[91] Geschiedenis van het standbeeld van Erasmus, bij Jacobus Scheltema,
1817, Mengelwerk Ia 101 vgg., I 258 vg.
[92] Louvre-Muzeum, Salon Carré No. 201.--Gravure naar dit portret bij
Paul Mantz, Hans Holbein, bladz. 60.
[93] Érasme précurseur de l'abbé de Saint Pierre, bij Durand de Laur, II
501 vgg.
[94] Geschiedenis dier uitgaaf bij Drummond, I 307 vgg.

* * * * *

ERASMUS
SAMENSPRAKEN

* * * * *

CHARON
De veerman van de onderwereld.

PERSONEN: CHARON EN ALASTOR, DE WREKENDE GENIUS.
Deze dialoog, waarin wezens uit de Grieksche fabelleer door Erasmus
sprekend worden ingevoerd, is geheel geschoeid op de leest van een
dialoog van den Griekschen schrijver Lucianus. De knorrige Charon,
die de schimmen der dooden over de rivier de Styx naar hun eeuwig
verblijf moest voeren, houdt een gesprek met een boozen Genius. Hun
samenspraak is een scherpe satire op de heerschzucht en den
twistlust der vorsten en machthebbers van dien tijd, die aangehitst
door de intriges en 't winstbejag der priesters en monniken overal
strijd en oorlog trachtten te verwekken. Erasmus zelf
karakteriseert in zijn betoog "Het nut der Samenspraken," deze
dialoog met de volgende woorden: "In Charon verfoei en vervloek ik
den oorlog tusschen de Christenen."
CHARON: Wat heb jij een geweldige haast, Alastor?--ALASTOR: Dat is net
goed dat ik je tref, Charon. Ik haastte me juist naar je toe.--CHARON:
Wat voor nieuws is er?[1]--ALASTOR: Ik breng een bericht dat u en de
koningin der onderwereld recht veel plezier zal doen.--CHARON: Nu, zeg
dan op wat je komt brengen, ontlast je!--ALASTOR: De Schrikgodinnen
hebben even behendig als gelukkig haar taak vervuld: alle deelen van de
aarde hebben ze met helsche kwellingen bezocht, met tweespalt, oorlogen,
rooverijen, pestziekten en wel in die mate dat ze zoo goed als kaal
zijn, nu ze haar slangenlokken hebben verloren en beroofd van haar gif
rondwandelen, zoekend of er nog ergens iets aan slangen en adders te
vinden is, daar ze zoo glad zijn als een ei, geen haar meer op haar
hoofd hebben en in haar borst geen werkzaam gif. Maak gij nu maar dat ge
uw boot en uw riemen klaar hebt. Want daar zal weldra zóó'n menigte van
schimmen aankomen, dat ik bang ben dat ge geen voldoende middelen zult
hebben om ze over den stroom te zetten.--CHARON: Wat gij daar zegt was
me niet ontgaan.--ALASTOR: Hoe was je dat dan te weten gekomen?--CHARON:
De Faam had mij dat een paar dagen geleden al overgebracht.--ALASTOR:
Daar haalt toch niets bij de vlugheid van die Godin! Maar waarom zit je
hier zoo niets doende neer en hebt ge uw boot in den steek
gelaten?--CHARON: Ja, dat brachten de omstandigheden zoo mee. Ik ben
hierheen gekomen om me een stevige schuit te koopen. Want mijn boot die
van ouderdom rot is en veel water doorlaat, zou voor dat werk niet
voldoende zijn, wanneer werkelijk waar is, 't geen de Faam heeft
verteld. Maar, had ik die Faam wel noodig? De omstandigheden dwongen me
toch al. Want ik heb schipbreuk geleden.--ALASTOR: Ontegenzeggelijk ben
je druipnat. Ik dacht dat je zóó uit 't bad kwam.--CHARON: Neen, dat
niet; maar ik kom net uit de rivier de Styx zwemmen.--ALASTOR: En waar
heb-je dan je schimmen gelaten?--CHARON: Die zwemmen met de kikkers
rond.--ALASTOR: Maar wat heeft de Faam u verteld?--CHARON: Dat drie
monarchiën in doodelijken haat op elkaar aangevallen zijn om elkander te
verdelgen en dat er geen enkel deel van de Christenwereld is waar de
oorlog niet woedt: want die met hun drieën sleepen de anderen mee om
samen te vechten. Allen zijn ze zóó gezind dat niemand aan een ander wil
toegeven. Inmiddels weet ik, dat noch de Denen, noch de Polen, noch de
Schotten, noch zelfs ook Turkije zich rustig houdt: dat zij allerlei
vreeslijke maatregelen nemen; dat overal de pest woedt, in Spanje, in
Engeland, in Italië, in Frankrijk. Dat daarbij een nieuw verderf is
opgekomen, uit meeningsverschil ontstaan, dat alle menschen zóó heeft
bedorven, dat er nergens meer ware vriendschap bestaat; dat de eene
broeder den anderen wantrouwt, dat er tweedracht heerscht tusschen man
en vrouw. We willen er 't beste van hopen dat ook hieruit nog wel eens
een heerlijke ellende voor 't menschdom zal voortkomen, wanneer van tong
en pen de zaak tot handtastelijkheden overgaat.--ALASTOR: Nu, de Faam
heeft u dat alles volmaakt naar waarheid verteld. Want ik zelf heb met
mijn eigen oogen nog meer gezien, ik, die de onafscheidelijke gezel en
helper der Schrikgodinnen ben, die verklaard hebben dat ze haar naam
nooit meer verdiend hebben dan in dezen tijd.--CHARON: Toch bestaat er
gevaar dat de een of andere godheid opstaat om plotseling tot vrede aan
te manen. En de menschen zijn dikwijls zoo veranderlijk. Want naar ik
hoor leeft daar in de bovenwereld een zekere Veelschrijver[2] die niet
ophoudt met zijn pen zich tegen den oorlog te verzetten.--ALASTOR: Nu
ja, maar dat doet hij al lang tevergeefs. Indertijd heeft hij
geschreven: "Klacht van den Vrede, uitgeworpen en vertrapt bij alle
volkeren." Nu heeft hij weer uitgegeven een "Grafschrift op den
overleden Vrede." Maar daar zijn anderen die onze zaak evenzeer helpen
als de Furiën zelf.--CHARON: Wie dan?--ALASTOR: Wel, dat zijn wezens met
donkerkleurige en witte mantels, met aschgrauwe onderkleeren, vogels van
diverse pluimage. Nooit wijken ze van de hoven der vorsten, zij
druppelen in hunne ooren krijgslust in, drijven voornamen en menschen
uit 't volk daartoe aan; in hunne bekende godsdienstige bijeenkomsten
verkondigen ze dat de oorlog rechtvaardig, heilig en vroom is. En opdat
ge u nog meer over de driestheid van die menschen zoudt verwonderen: ze
verkondigen hetzelfde van beide zijden. Bij de Franschen roepen ze den
volke toe: dat God aan den kant der Franschen staat en dat _hij_ niet
kan overwonnen worden die God als beschermer heeft. Bij de Engelschen en
de Spanjaarden: dat deze oorlog niet door den Keizer wordt gevoerd, maar
door God zelf. Als ze zich maar dapper betoonen, dat dan ook de
overwinning vaststaat. En als iemand soms sneuvelt, zoo iemand sterft
niet, maar vliegt regelrecht ten hemel, zóó als hij stierf, met wapens
en al.--CHARON: En gelooft men nu dat alles, wat ge daar
vertelt?--ALASTOR: Wat vermag geveinsde godsdienst niet? Daarbij komen
nog jeugd, gebrek aan ondervinding, eerzucht, verbolgenheid en een
aangeboren neiging om dat, waartoe men geroepen wordt te volbrengen.
Zulke menschen laten zich gemakkelijk verlokken en een wagen die op een
hellend vlak in beweging is, heeft geen sterken stoot noodig.--CHARON:
Nu, ik zou die wezens gaarne eens een pleziertje doen.--ALASTOR: Welnu,
maak dan maar eens een prachtig feestmaal voor hen gereed. Ge kunt hen
geen grooter plezier doen.--CHARON: Een diner van malven, boonen en
prei? Want iets anders oogsten wij bij ons in de onderwereld niet,
zooals ge weet.--ALASTOR: Neen waarachtig niet: van patrijzen, kapoenen
en fazanten, ten minste wanneer ge een gastheer wilt zijn wien men
dankbaar is.--CHARON: Maar wat drijft hen toch aan om den oorlog zoo
dóór te drijven of wat nut oogsten ze daarvan?--ALASTOR: Omdat ze meer
voordeel hebben van de dooden dan van de levenden. Dan komen de
testamenten, begrafenismaaltijden, allerlei vrijdom en vele andere, niet
te versmaden zoete winstjes. Kortom: ze willen liever in een legerkamp
verkeeren dan in hunne kloostercellen. Een oorlog maakt velen tot
bisschoppen, die in vredestijd geen cent waard waren.--CHARON:
Verstandige menschen!--ALASTOR: Maar waarvoor heb je een schip
noodig?--CHARON: O, noodig hebben zou ik 't niet, als ik graag eens wéér
midden in de rivier schipbreuk wilde lijden.--ALASTOR: Door de menigte
van dooden?--CHARON: Wel natuurlijk.--ALASTOR: Maar je vaart toch maar
alleen schimmen over, geen lichamen. En wat hebben die schimmen een
onbeteekenend gewicht!--CHARON: Laten ze zoo licht zijn als mugjes; de
menigte muggen kan zóó groot zijn dat ze mijn boot zwaar maken. En, dan
moet ge ook niet vergeten: mijn boot is ook maar de schim van een
boot.--ALASTOR: Toch herinner ik me wel eens gezien te hebben dat, toen
er eens een groote troep schimmen was om overgebracht te worden en uw
boot ze niet allen kon bevatten, er dikwijls aan uw roer een drieduizend
schimmen hingen terwijl gij er geen gewicht van bespeurdet.--CHARON: Ik
geef toe dat er zulke schimmen zijn die langzamerhand uit het lichaam
weken ten gevolge van tering of aanhoudende koorts. Maar de schimmen die
plotseling uit een goed doorvoed, welgedaan lichaam worden losgerukt,
die dragen nog veel van de lichaamszwaarte met zich mee. En beroerte,
keelziekte en pest zenden mij zulke dingen toe, maar voornamelijk de
oorlog.--ALASTOR: Ik geloof niet dat Franschen of Spanjaarden veel
gewicht meebrengen.--CHARON: Veel minder dan de overigen maar met dat al
zijn hunne schimmen toch ook niet altijd zoo licht als een veertje. Maar
van de Engelschen, van de goed doorvoede Duitschers komen er nog al
dikwijls die zóó zwaar zijn, dat ik nog onlangs, toen ik er tien
welgeteld overbracht, gevaar liep schipbreuk te lijden en als ik er niet
wat van overboord geworpen had, zou ik, met boot en matrozen en veergeld
en al, omgekomen zijn.--ALASTOR: Geen gering verschil tusschen de ééne
schim en de andere.--CHARON: En wat denk-je wel dat er gebeurt wanneer
dikke gouverneurs, fanfarons en ijzervreters aankomen?--ALASTOR: Wel,
als er één van dezen in een echten oorlog sneuvelt, dan komt er geen een
bij u. Want naar men zegt vliegen dezen regelrecht ten hemel.--CHARON:
Waar ze heen vliegen weet ik niet, maar dit alleen weet ik wèl dat, zoo
dikwijls er oorlog is, er zóóveel gewonden en verminkten tot mij komen
dat ik me verwonder, hoe er in de bovenwereld nog één enkele over kan
zijn. En niet alleen komen ze tot mij met haarpijn en met vette
hangbuiken, maar ook met bullen, met priesterambten en allerlei andere
zaken.--ALASTOR: Maar dat alles brengen ze toch niet mee bij u; ze komen
toch naakt hierheen?--CHARON: Daar heb je gelijk in. Maar die zoo pas
aankomen, brengen toch de droombeelden van al dergelijke dingen
mee.--ALASTOR: En maken die droombeelden hen dan nog zoo zwaar?--CHARON:
Ze verzwaren mijn boot. Wat zeg ik: verzwaren? Ze doen haar haast
zinken. En dan, denkt ge dat zooveel muntstukken[3] geen gewicht
hebben?--ALASTOR: Nou, dat zou ik denken, als ze kopergeld
meebrengen.--CHARON: Daarom ben ik dan ook van plan rond te zien naar
een boot die sterk genoeg is voor zulke vrachtjes.--ALASTOR: Jij
geluksvogel!--CHARON: Hoe dan? ALASTOR: Wel, omdat je eerstdaags
schatrijk zult worden.--CHARON: Wegens de menigte van
schimmen?--ALASTOR: Ja!--CHARON: Dàt zou het geval zijn als ze hun
bezittingen meebrachten. Maar nu brengen zij die in mijn boot zitten te
jammeren, dat ze in de bovenwereld hun vorstendommen, hun landvoogdijen,
hun abdijen, hun schatten aan geld hebben moeten achterlaten, niets mee
dan hun muntstukje voor 't veergeld. En zoo moet 't geen ik gedurende
drieduizend jaren bijeengegaard heb, door mij worden uitgegeven voor een
schuit.--ALASTOR: Je moet een spierinkje uitwerpen om een kabeljauw te
vangen.--CHARON: De menschen drijven tegenwoordig vrij wat voorspoediger
handel, daar zij, wanneer Mercurius hen wat begunstigt, binnen drie
jaren rijk worden.--ALASTOR: Ja, maar ze gaan ook vaak failliet. Uw
winst is kleiner, maar ook zekerder.--CHARON: Ik weet niet waarom ge zoo
zegt: zekerder. Als er nu eens een godheid opstond om de zaak tusschen
de vorsten bij te leggen, dan was mijn heele buitenkansje naar de
maan.--ALASTOR: Nu, ik geloof dat je, wat dit betreft, heel gerust op
beide ooren kunt slapen. In tien jaren tijds behoeft men niet voor een
vrede bang te wezen. Alleen de paus zet ijverig tot vrede aan; maar ...
't is boter aan de galg gesmeerd. De burgers in de landen klagen steen
en been over al de rampen; sommige menschen fluisteren wel zachtjes
tegen elkaar, terwijl ze beweren dat 't onbillijk is hoe wegens
persoonlijken wrok of eerzucht van twee of drie menschen alles op de
wereld 't onderst boven wordt gekeerd: maar, geloof me, de rechtvaardige
plannen van de Schrikgodinnen zullen 't winnen. Maar waarom vondt ge het
noodig om ter wille van een nieuw schip naar de bovenwereld te gaan?
Zijn er dan bij ons in de onderwereld geen handwerklieden? We hebben
toch Vulcanus.--CHARON: Heel mooi, wanneer ik een metalen schip noodig
had.--ALASTOR: Voor een kleinigheid zou men er een timmerman kunnen
ontbieden.--CHARON: Jawel, maar 't ontbreekt ons aan
timmerhout.--ALASTOR: Wat zeg je? Zijn in de onderwereld dan geen
bosschen meer?--CHARON: Zelfs de lieflijke bosschen uit de Elyseesche
velden zijn opgebruikt.--ALASTOR: Waarvoor?--CHARON: Voor het verbranden
van de schimmen van ketters. Zelfs zóó, dat we onlangs gedwongen zijn
uit 's aardrijks ingewand kolen op te graven.--ALASTOR: Wat? Kunnen die
schimmen niet op min kostbare wijze worden gestraft?--CHARON: 't Is
Rhadamanthus die aldus besloot.--ALASTOR: En als je nu een boot gekocht
hebt, hoe kom je dan aan de riemen?--CHARON: Mijn taak is 't het roer te
hanteeren: de schimmen moeten roeien als ze den Styx over
willen.--ALASTOR: Maar er zijn er toch ook die niet geleerd hebben te
roeien.--CHARON: Bij mij bestaat voor niemand een uitzondering. Roeien
moeten alleenheerschers, roeien moeten ook kardinalen op hun beurt, of
ze 't geleerd hebben al dan niet.--ALASTOR: Nu ik hoop dat ge onder
bescherming van Mercurius een goeden koop van een boot moogt sluiten. Ik
zal je niet langer ophouden. Aan de onderwereld ga ik een blijde
boodschap brengen. Maar Charon, hoor nog eens even!--CHARON: Nu wat is
er?--ALASTOR: Maak dat je wat gauw terug komt, opdat je niet door de
menigte van schimmen overstelpt wordt.--CHARON: Ja, je zult er al meer
dan tweehonderdduizend op den oever van de rivier aantreffen, behalve
die, welke al in 't water rond zwemmen. Maar 'k zal me haasten zooveel
ik kan. Zeg hun intusschen dat ik er spoedig zal wezen.
NOTEN:
[1] Erasmus schreef dit ongeveer in den tijd toen keizer Karel V met
Hendrik VIII, koning van Engeland, oorlog voerde tegen Frans I, koning
van Frankrijk.
[2] Hiermee duidt Erasmus zich zelven aan, zooals hij dat op meer
plaatsen in zijn geschriften doet.
[3] Als veergeld werd den dooden een koperstukje in den mond gegeven.

* * * * *

DE ONTEVREDEN GEHUWDE OF HET HUWELIJK

EULALIE, XANTIPPE.
Erasmus was een goed kenner der vrouwen. In onderstaand gesprek
toont hij te weten, hoe de vrouwen in zijn tijd soms hunne
echtgenooten behandelden; óók, hoe die verhouding bij anderen veel
beter was. De practische levenswijsheid doet hier menig verstandig
voorschrift aan de hand, dat in zijn tijd zeker vaak nut zal hebben
gesticht, en waarvoor (al zijn de tijden gelukkig in vele opzichten
veranderd) onze eeuw ook nog wel eens de ooren mag openen. "Tracht,
o! vrouwen, door zachtheid, wijsheid, beleid, niet door vinnigheid
en boosheid uw mannen te verbeteren," dat is de leer hier door
Erasmus verkondigd. Een blik wordt hier gegeven in 't burgerlijke
leven dier dagen met zijn ruwe zeden en gewoonten, eigenaardig
zeker in vergelijking met die van onzen tijd.
EULALIE: Hartelijk gegroet, Xantippe: ik ben heel blij dat ik je
zie.--XANTIPPE: Net hetzelfde, lieve Eulalie. Je bent veel mooier dan
gewoonlijk!--EULALIE: Begin je nu met mij met grapjes?--XANTIPPE: Neen
werkelijk niet: maar ik meen het heusch.--EULALIE: Misschien dat mijn
nieuwe japon mijn vormen wat beter doen uitkomen?--XANTIPPE: Dat kan wel
wezen, 'k Heb in langen tijd zoo iets beelderigs niet gezien. Mij dunkt
't is Engelsche stof.--EULALIE: Ja 't is Engelsche wol en Venetiaansche
kleur.--XANTIPPE:--'t Is zachter dan batist. Maar wat een echt mooie
purperkleur. Waar heb je dat van daan gekregen?--EULALIE: Van wie moeten
eerbare vrouwen 't krijgen anders dan van hare mannen?--XANTIPPE:
Gelukskind, als je zoo'n man hebt! 'k Wou liever dat ik een nul getrouwd
had, toen ik mijn Nicolaas huwde.--EULALIE: Alsjeblieft, wat zeg je
daar? Is er al zóó gauw een slechte verhouding tusschen
jelui?--XANTIPPE: Daar zal ook nooit een goede verhouding tusschen ons
komen. Je ziet hoe haveloos ik er uitzie. Zóó laat hij zijn vrouw
loopen. 'k Mag doodvallen als ik me niet vaak schaam zóó op straat te
komen, wanneer ik zie hoe netjes anderen gekleed zijn die met veel armer
mannen getrouwd zijn.--EULALIE: Het sieraad van een getrouwde vrouw zit
niet in haar kleeding of in anderen tooi van 't lichaam, zooals de
Apostel Petrus leert, maar in een kuischen en ingetogen aard en in de
goede geesteseigenschappen. Dat heb ik dikwijls in de kerk gehoord.
Lichtekooien sieren zich voor den blik van velen. Wij zijn mooi genoeg
als we maar aan één man mogen behagen.--XANTIPPE: Maar intusschen brengt
die goede man van mij, die zoo karig is tegenover zijn vrouw, den
tamelijk rijken bruidschat dien ik hem meebracht, aardig door.--EULALIE:
Waarmee?--XANTIPPE: Met dingen waarin hij plezier heeft: met wijntje en
Trijntje en dobbelen.--EULALIE: 't Is zonde!--XANTIPPE: Maar 't is
werkelijk zoo. En als hij dan dronken, diep in den nacht thuis komt,
waar ik hem lang heb zitten wachten, dan snurkt hij den geheelen nacht,
braakt soms het bed vol, om van de rest maar niet te spreken.--EULALIE:
Zoo mag je niet spreken; je doet je zelf schande aan, wanneer je je man
de kroon van het hoofd haalt.--XANTIPPE: 'k Mag sterven wanneer ik niet
liever een pad bij me heb, dan zóó'n man.--EULALIE: En wacht je hem dan
niet op met een flink standje?--XANTIPPE: Zooals hij verdient. Hij merkt
dat ik niet stom ben.--EULALIE: En wat bracht hij daartegen
in?--XANTIPPE: In 't eerst schreeuwde hij woest, omdat hij dacht dat hij
me met groote woorden op de vlucht zou jagen.--EULALIE: En is het van
woorden nooit tot handtastelijkheden gekomen?--XANTIPPE: Als ik het goed
naga dan is de strijd éénmaal zóó hoog geloopen, dat 't heel weinig
scheelde of 't liep op vechten uit.--EULALIE: Wat moet ik
hooren?--XANTIPPE: Hij zwaaide met een knuppel onder woest geschreeuw en
vreeselijke dreigementen.--EULALIE: Was je toen niet bang?--XANTIPPE:
Neen, zeker niet! Ik van mijn kant greep een klein bankje, en als hij me
met een vinger aangeraakt had, zou hij gemerkt hebben dat ik ook handen
aan mijn lijf heb.--EULALIE: Dat is een nieuw soort van schild. Daarbij
ontbrak nog maar de stok van 't spinnewiel als lans.--XANTIPPE: Hij zou
gevoeld hebben dat hij met een manwijf te doen had.--EULALIE: Neen
Xantippe, dat gaat toch zoo niet.--XANTIPPE: Wat gaat niet? Als hij mij
niet als zijn vrouw behandelt, ben ik ook niet van plan hem als mijn man
te beschouwen.--EULALIE: Maar de Apostel Paulus leert toch dat de
vrouwen haar mannen met allen eerbied onderdanig moeten zijn. En Petrus
houdt ons het voorbeeld van Sarah voor oogen, die haar man Abraham
"heer" noemde.--XANTIPPE: Ja, dat heb ik ook wel gehoord. Maar diezelfde
Paulus leert ook, dat de mannen hunne vrouwen moeten liefhebben, evenals
Christus Zijn bruid, de Kerk, heeft liefgehad. Laat _hij_ denken aan
_zijn_ plicht, dan zal _ik_ ook aan den _mijne_ denken.--EULALIE: Maar
als 't nu eenmaal in dit stadium is gekomen dat er één voor een ander
moet wijken, dan is 't toch ook niet meer dan billijk dat de vrouw
toegeeft aan haar echtgenoot.--XANTIPPE: Als _hij_ tenminste werkelijk
echtgenoot mag heeten, die mij beschouwt als zijn dienstmeid.--EULALIE:
Maar zeg eens, Xantippe, is je man later opgehouden te dreigen met
klappen?--XANTIPPE: Ja, en dat is maar goed ook, want hij zou slaag
gehad hebben.--EULALIE: Maar ben jij toen ook niet opgehouden met
kijven?--XANTIPPE: Neen en ik ben ook niet van plan er mee op te
houden.--EULALIE: En wat doet hij dan onderwijl?--XANTIPPE: Wat? Nu,
soms slaapt hij eens en droomt als een mensch; soms doet hij niets dan
lachen; dikwijls grijpt hij een muziekinstrument, waarop nog maar drie
You have read 1 text from Dutch literature.
Next - Een twaalftal samenspraken - 06
  • Parts
  • Een twaalftal samenspraken - 01
    Total number of words is 4326
    Total number of unique words is 1639
    36.0 of words are in the 2000 most common words
    52.4 of words are in the 5000 most common words
    60.2 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Een twaalftal samenspraken - 02
    Total number of words is 4432
    Total number of unique words is 1661
    39.8 of words are in the 2000 most common words
    56.2 of words are in the 5000 most common words
    64.7 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Een twaalftal samenspraken - 03
    Total number of words is 4451
    Total number of unique words is 1735
    37.3 of words are in the 2000 most common words
    52.9 of words are in the 5000 most common words
    61.0 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Een twaalftal samenspraken - 04
    Total number of words is 4263
    Total number of unique words is 1805
    32.0 of words are in the 2000 most common words
    44.8 of words are in the 5000 most common words
    52.5 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Een twaalftal samenspraken - 05
    Total number of words is 4387
    Total number of unique words is 1502
    37.3 of words are in the 2000 most common words
    52.9 of words are in the 5000 most common words
    60.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Een twaalftal samenspraken - 06
    Total number of words is 5012
    Total number of unique words is 1198
    51.1 of words are in the 2000 most common words
    68.2 of words are in the 5000 most common words
    76.5 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Een twaalftal samenspraken - 07
    Total number of words is 4800
    Total number of unique words is 1480
    45.3 of words are in the 2000 most common words
    60.8 of words are in the 5000 most common words
    69.4 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Een twaalftal samenspraken - 08
    Total number of words is 4837
    Total number of unique words is 1407
    48.0 of words are in the 2000 most common words
    64.5 of words are in the 5000 most common words
    72.4 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Een twaalftal samenspraken - 09
    Total number of words is 4922
    Total number of unique words is 1338
    46.2 of words are in the 2000 most common words
    62.4 of words are in the 5000 most common words
    70.3 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Een twaalftal samenspraken - 10
    Total number of words is 4672
    Total number of unique words is 1473
    43.5 of words are in the 2000 most common words
    60.0 of words are in the 5000 most common words
    67.3 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Een twaalftal samenspraken - 11
    Total number of words is 4824
    Total number of unique words is 1392
    44.9 of words are in the 2000 most common words
    62.0 of words are in the 5000 most common words
    71.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Een twaalftal samenspraken - 12
    Total number of words is 4806
    Total number of unique words is 1424
    46.0 of words are in the 2000 most common words
    62.2 of words are in the 5000 most common words
    69.9 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Een twaalftal samenspraken - 13
    Total number of words is 4732
    Total number of unique words is 1512
    44.8 of words are in the 2000 most common words
    60.1 of words are in the 5000 most common words
    68.5 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Een twaalftal samenspraken - 14
    Total number of words is 4946
    Total number of unique words is 1357
    46.8 of words are in the 2000 most common words
    63.5 of words are in the 5000 most common words
    70.7 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Een twaalftal samenspraken - 15
    Total number of words is 4913
    Total number of unique words is 1421
    47.8 of words are in the 2000 most common words
    62.6 of words are in the 5000 most common words
    70.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Een twaalftal samenspraken - 16
    Total number of words is 3758
    Total number of unique words is 1121
    46.6 of words are in the 2000 most common words
    61.6 of words are in the 5000 most common words
    67.6 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.