Een twaalftal samenspraken - 16

Total number of words is 3758
Total number of unique words is 1121
46.6 of words are in the 2000 most common words
61.6 of words are in the 5000 most common words
67.6 of words are in the 8000 most common words
Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
wel gelijk aan hebben, want in dat huis ging er geen jaar voorbij of
daar stierf iemand aan 't graveel. Toch was Antronius niet bang voor een
huis waarin de dood zoo rondspookte.--JACOB: Niet?--GILBERT: Ook de
dooden moesten bij hem tol betalen en hij versmaadde zelfs niet 't
kleinste winstje.--JACOB: Wat je daar zegt is diefstal.--GILBERT:
Kooplui noemen 't winst.--JACOB: En wat dronk Antronius zelf?--GILBERT:
Wel, denzelfden Godendrank.--JACOB: En ondervond hij niet de kwade
gevolgen?--GILBERT: 't Is een kerel zóó gehard dat hij wel hooi zou
kunnen eten en (zooals ik zei) hij was van jongs af aan bij zulke
lekkernijen opgevoed. Geen winst beschouwde hij als vaster dan dat
profijt op den wijn.--JACOB: Hoe dat zoo?--GILBERT: Wel, als je optelt:
zijn vrouw, zijn zoons, zijn dochter, zijn schoonzoon, zijn knechts en
meiden: hij had drieëndertig monden den kost te geven. Nu, hoe meer de
wijn met water werd verdund, des te minder werd er van gedronken, en des
te langer duurde de voorraad. Ga maar eens na! Als men er elken dag een
emmer water bij doet, wat een niet te versmaden sommetje bedraagt dit in
een jaar!--JACOB: Wat een vrekkigheid!--GILBERT: Maar niet minder werd
er op 't brood uitgezuinigd.--JACOB: Hoe ging dat?--GILBERT: Hij kocht
bedorven graan dat een ander niet had willen koopen. Daar had hij al
dadelijk een winstje, omdat hij 't voor minder kocht. Maar verder wist
hij wat daaraan bedorven was te verhelpen door kunstmiddeltjes.--JACOB:
Waarmee?--GILBERT: Er bestaat een soort van klei die wel wat van deeg
heeft, waarvan we zien dat de paarden wel houden, wanneer ze knabbelen
aan de muren daarmee bestreken en wanneer ze met graagte drinken uit
poelen, troebel van die klei. Onder het brood mengde hij een derde deel
kleiaarde.--JACOB: Noem je dat "gebreken verhelpen?"--GILBERT: Nu, men
proefde ten minste 't bedorven meel minder. Houd-je dat ook niet voor
een niet te versmaden voordeel? Voeg hierbij nog een andere looze
vondst. Hij liet 't brood bij zich thuis kneden en bakken, en niet
vaker, zelfs in den zomer, dan twee malen 's maands.--JACOB: Dat noem ik
iemand steenen vóórzetten in plaats van brood.--GILBERT: Als 't kàn, nog
harder dan steen. Maar ook aan dat kwaad kon men tegemoet komen.--JACOB:
Op welke manier?--GILBERT: Men doopte zijn stuk brood in den beker met
wijn en liet 't zóó wat weeken.--JACOB: Het ééne paste daar goed bij 't
andere. Maar lieten de dienstboden zich zulk een behandeling
aanleunen?--GILBERT: Eerst zal ik je eens vertellen hoe 't met eten bij
de hoofden van 't gezin zelf toeging, en daaruit kun-je dan zelf
afleiden hoe het dienstpersoneel werd behandeld.--JACOB: 'k Ben benieuwd
dat te hooren.--GILBERT: Van ontbijten was geen sprake: het eerste maal
werd meestal verschoven tot één uur na den middag.--JACOB: Waarom
dat?--GILBERT: Men moest op den heer des huizes Antronius wachten. 't
Souper vond soms pas om tien uur 's avonds plaats.--JACOB: En dat voor
jou, die gewoonlijk nooit zooveel van lang vasten hieldt!--GILBERT: Ja,
daarom riep ik dan ook dikwijls tot Antronius' schoonzoon Orthrogonus,
(we deelden samen één kamer): "Zeg eens, Orthrogonus, wordt er van avond
hier in de stad niet gesoupeerd?" Dan antwoordde hij net van pas: "dat
Antronius zeker dadelijk wel thuis zou komen." En wanneer ik dan nog
geen aanstalten zag maken en mijn maag van den honger rammelde, dan zei
ik: "Zeg eens Orthrogonus, moeten we vandaag van den honger omkomen?"
Dan had hij een uitvlucht dat 't nog zoo laat niet was of iets
dergelijks. En wanneer ik 't niet langer kon uithouden, dan klampte ik
hem nòg eens aan onder zijn werk en zei: "Hoe staat 't er nu mee, moeten
we nu werkelijk den hongerdood sterven?" Dan ging Orthrogonus, wanneer
hij geen kans meer zag op uitstel, naar de bedienden en liet de tafel
dekken. En wanneer Antronius dan maar steeds niet thuis kwam en er óók
niet werd opgediend, dan liet Orthrogonus zich eindelijk door mijn aan-
en opmerkingen bewegen om naar beneden te gaan naar zijn vrouw en zijn
schoonmoeder en zijn kinderen en riep dat ze toch maar moesten
opdoen.--JACOB: Nu zul je dan toch eindelijk aan tafel gaan.--GILBERT:
Haast je maar niet! Een manke knecht komt voor den dag, die met de taak
van 't tafeldienen belast is (hij had wel iets van Vulcanus met zijn
kreupelen voet) en hij spreidt een servet over de tafel uit.--JACOB: Dat
is ten minste 't eerste teeken dat hoop geeft op een maal.--GILBERT: Na
lang geroep en geschreeuw worden er karaffen gebracht met werkelijk goed
helder water.--JACOB: Alweer een sprankje hoop op een souper!--GILBERT:
Haast je maar niet, zei ik straks. Wéér, na veel drukte komt men met een
flesch aandragen van dat meergenoemde dikke drab.--JACOB:
Heerlijk!--GILBERT: Maar--'t brood is er nog niet. Gevaar is er dus niet
dat iemand te veel zal drinken; want niemand zal met een hongerige maag
zóó'n wijntje aandurven. Dan gaan ze weer aan 't schreeuwen, zoodat ze
er heesch van worden. Eindelijk wordt 't brood op tafel gezet, zóó hard
dat een beer 't nauwelijks met zijn tanden zou kunnen
vermorselen.--JACOB: Nu is er ten minste gezorgd dat je niet van den
honger omkomt.--GILBERT: Heel laat in den avond komt eindelijk Antronius
thuis, met 't zeggen (en dat is een onheilspellend voorteeken!) dat hij
erge maagpijn heeft.--JACOB: Waarom is dat een slecht
voorteeken?--GILBERT: Omdat er dan niets te eten valt: wat toch kun-je
verwachten, wanneer de huisheer niet wel is?--JACOB: En had hij dan
werkelijk maagpijn?--GILBERT: Zóó erg, dat hij alleen wel drie kapoenen
zou hebben verslonden, als iemand ze hem voor niets had gegeven.--JACOB:
Vertel me nu eens hoe 't met het maal ging.--GILBERT: Allereerst werd
aan den huisheer een schotel met boonenmeel voorgezet: dat is een kost
die in gindsche stad gewoonlijk aan 't lage volkje wordt verkocht. Hij
beweerde dat hij ze gebruikte als een middeltje tegen allerlei
kwalen.--JACOB: Met je hoevelen zat-je aan tafel?--GILBERT: Soms acht of
negen; o.a. ook de bekende geleerde Verpius dien je wel kent en dan de
oudste zoon des huizes.--JACOB: Wat kregen die te eten?--GILBERT: Hoe?
Hebben dan matige menschen niet genoeg aan hetgeen Melchisedek aan
Abraham voorzette toen deze vijf koningen verslagen had?--JACOB: Dus:
brood alleen? Kwam er dan geen toespijs?--GILBERT: Ja wel
_iets_.--JACOB: Wat?--GILBERT: Ik meen, als ik me goed herinner, dat wij
negen monden aan tafel waren en voor die negen monden telde ik zeven
blaadjes sla die in een schotel met azijn dreven, zonder olie wel te
verstaan.--JACOB: En verorberde Antronius alleen zijn
boonenpap?--GILBERT: Ja. Want hij had die voor een kleinigheidje
gekocht. Hij verbood echter niet dat iemand die in zijn buurt zat eens
met hem mee proefde. Maar 't scheen wel wat onbeleefd den armen
uitgehongerden man van de voor hem bestemde spijs te berooven.--JACOB:
En werden die zeven slablaadjes nog gesneden, zooals in 't verhaaltje
van dien vrek die de komijnkorreltjes in stukken sneed?--GILBERT: Neen:
maar toen zij die 't eerst aan de beurt waren om zich te bedienen de
slablaadjes hadden opgemaakt, doopten de anderen hun brood in den
azijn.--JACOB: Wat kwam er nog na de zeven blaadjes?--GILBERT: Wat zou
er nog anders komen dan kaas, het besluit van elken maaltijd?--JACOB: En
was dat nu zoo dagelijks het diner?--GILBERT: Dat scheelt niet veel,
behalve dat 't maal wel eens _iets_ royaler was, wanneer Mercurius hem
op een dag eens wat gunstig gezind was geweest.--JACOB: Wat kwam er
dan?--GILBERT: Dan liet hij wel eens voor eenige centen een paar trossen
versche druiven koopen. Daarmee maakte hij dan 't geheele gezin
blij.--JACOB: Dat kan haast wel niet anders.--GILBERT: Ja, maar wel te
verstaan alleen in den tijd dat de druiven 't goedkoopst zijn.--JACOB:
Dus buiten den herfsttijd was hij zoo verkwistend niet?--GILBERT: Ja
zeker wel. Er zijn daar in die stad varenslui die een soort van kleine
mosselen opvisschen, voornamelijk bij de riolen. Onder een eigenaardig
geroep venten ze hun waar rond. Soms liet hij van deze kooplui wel eens
voor een dubbeltje mosselen koopen. Dan zou je gezegd hebben dat er in
dat huis een bruiloftsfeest gevierd werd; want er moest vuur aangemaakt
worden om de mosselen te koken,--al moest 't dan ook heel snel in zijn
werk gaan. En die schotel diende dan na de kaas als dessert.--JACOB: Een
vreemd soort van nagerecht! Maar kwam er nooit vleesch of visch op
tafel?--GILBERT: Ten gevolge van mijn klachten en aanmerkingen werd 't
een beetje royaler. Maar als hij eens echt den smuller wilde uithangen,
dan was de volgorde der gerechten ongeveer deze.--JACOB: Daar ben ik
benieuwd naar.--GILBERT: In de eerste plaats werd er dan een soepje
gegeven dat ze dáár, 'k weet niet waarom, een "meidensoepje"
noemen.--JACOB: 't Zal zeker een heel krachtige soep wezen.--GILBERT:
Met de volgende ingrediënten toebereid: een pot vol water wordt op 't
vuur gezet; daarin worden eenige brokken koeienkaas gegooid, zoo hard
als steen, want je hebt een bijl noodig om ze klein te krijgen. Wanneer
die stukken door de warmte van het water langzamerhand oplossen, geven
ze aan het water een kleurtje, zoodat 't niet meer zuiver water kan
heeten: dat soepje dient om de maag te praepareeren.--JACOB: 't Lijkt
wel varkenskost.--GILBERT: In de tweede plaats komt op tafel een stukje
vleesch van den buik van een oude koe, al een veertien dagen geleden
gebraden.--JACOB: Erg frisch ruikt dat zeker niet meer.--GILBERT: Dat
kun-je denken. Maar daar is wel een middeltje tegen.--JACOB:
Welk?--GILBERT: Ik wil 't je wel zeggen, maar ik ben bang dat je 't zult
gaan navolgen.--JACOB: Natuurlijk.--GILBERT: Ze klutsen een ei in warm
water. Met dat sopje begieten zij het vleesch. En zóó foppen ze ten
minste de oogen, al kan men de reukorganen niet misleiden, want de
onfrissche lucht dringt door alles heen. Wanneer 't een vastendag is,
die visch in plaats van vleesch vereischt, dan worden soms een stuk of
drie goudkarpertjes, niet eens zoo heel groot, op tafel gezet, ofschoon
er zeven of acht eters zijn.--JACOB: En verder niets?--GILBERT: Niets
dan die steenharde kaas.--JACOB: Een vreemd soort van Lucullus, van wien
je me daar vertelt. Maar hoe is 't mogelijk dat zoo'n schraal maal voor
zóó veel gasten voldoende kon wezen, vooral wanneer ze niet ontbeten
hadden?--GILBERT: Neen, erger nog! je weet niet dat met de kliekjes van
dat maal ook nog schoonmoeder, schoondochter, de jongste zoon, een
dienstmeisje en eenige kleine kinderen moesten gespijzigd
worden.--JACOB: Je vergroot mijn verwondering in plaats van ze weg te
nemen.--GILBERT: Ik kan 't je ook moeilijk uitleggen, als ik niet eerst
beschrijf hoe we aan tafel zaten.--JACOB: Nu, doe dat dan.--GILBERT:
Antronius had de hoofdplaats, terwijl ik als buitengewoon gast aan zijn
rechterhand zat. Recht tegenover Antronius zat Orthrogonus, naast dezen
Verpius, en nevens Verpius een zekere Strategos, een Griek van geboorte.
Links van Antronius zat zijn oudste zoon. Kwam er soms nog een andere
gast bij, dan kreeg die een plaats naar zijn rang en waardigheid.
Aanvankelijk was er niet 't minste gevaar of onderscheid in 't recht van
zich te bedienen, behalve dat er in de soepborden van de voornamere
gasten brokken van die koeiekaas dreven. Maar met vier wijnflesschen en
waterkaraffen werd er doorgaans een soort van omheining gevormd, zoodat
niemand 't geen op tafel stond kon aanraken (behalve misschien de drie
personen voor wie de schotel juist geplaatst was) of hij had zoo
onbeschaamd moeten wezen om over die omheining heen te wippen. Maar die
soepterrine bleef ook niet eens lang op tafel staan; spoedig werd die
weggehaald, want er moest wat overblijven voor de andere leden van het
gezin.--JACOB: Wat at de rest van het gezelschap dan?--GILBERT: Die? ze
smulden op hun manier.--JACOB: Hoe dan?--GILBERT: Ze weekten hun
klei-brood in dien wijn van ouden droesem.--JACOB: Zoo'n maaltijd kan
niet heel lang duren.--GILBERT: O, dikwijls meer dan een uur.--JACOB:
Hoe is dat in vredesnaam mogelijk?--GILBERT: Wanneer, zooals ik je
daareven vertelde, alles was weggenomen wat gevaar liep opgegeten te
worden, dan werd de kaas gebracht, waarvan men niet bang behoefde te
wezen dat iemand met een gewoon tafelmes er iets zou kunnen afschrappen.
Verder bleef die heerlijke wijnmoer staan en ieder hield zijn brood. En
aan dat dessert werden dan allerlei vertelseltjes opgedischt. In dien
tusschentijd zat de vrouwenvergadering te eten.--JACOB: En het
dienstpersoneel?--GILBERT: Dat had niets met ons te maken. Die
gebruikten hun middagmaal en hun avondeten op de voor hen bestemde uren.
Maar op een geheelen dag brachten zij daarmee nauwelijks een half uur
zoek.--JACOB: Maar hoe was hùn eten?--GILBERT: Nou, dat kun-je zelf wel
raden.--JACOB: Wat gaat dat bij de Duitschers toch anders! Die hebben
nauwelijks genoeg aan een uur voor hun ontbijt; net zoo veel voor hun
twaalf-uurtje; anderhalf uur voor hun middagmaal; twee uren voor hun
hoofdmaal 's avonds. En wanneer ze zich niet goed kunnen volladen met
lekkeren wijn, met voedzaam vleesch en smakelijke visch, dan loopen ze
weg bij hun meester en worden soldaat.--GILBERT: 's Lands wijs, 's lands
eer!--JACOB: De Italianen hebben weinig zorg voor hun keelgat. Ze hebben
liever geld dan lekker eten, en ze zijn sober van natuur ook, niet
alleen uit gewoonte.--JACOB: Nu verwondert 't mij niets meer dat je zoo
mager en schraal hierheen teruggekeerd bent. Eer moet ik me verwonderen,
dat wij je nog levend terug zien, vooral omdat je vroeger zoo gewend
waart aan kapoenen, patrijzen, duifjes en fazanten.--GILBERT: Nu, ik
geloof werkelijk dat ik er 't leven bij ingeschoten zou hebben, wanneer
ik niet een middeltje had bedacht.--JACOB: 't Ziet er slecht uit wanneer
men tot zulke middeltjes zijn toevlucht moet nemen.--GILBERT: Ik wist
gedaan te krijgen dat mij, toen ik er slecht begon uit te zien, bij elk
maal een vierde part van een gebraden kip werd voorgezet.--JACOB: Nu zul
je weer gaan opleven.--GILBERT: Niet zoo heel erg. Daar werd een heel
klein kippetje gekocht om vooral niet te veel uit te geven, een kippetje
waarvan er zes niet genoeg zouden zijn, om een Pool met een goede maag
voor zijn ontbijt te dienen. En als ze dat diertje gekocht hadden, gaven
ze 't ook niet eens te eten om geen kosten te maken en zoo werd er van
dat magere en schrale beestje een vleugel of een boutje gekookt, terwijl
't kippenlevertje aan 't jongste zoontje van Orthrogonus werd gegeven.
Den bouillon dronken de vrouwen er een paar malen van af, nadat er
telkens weer opnieuw water op gegoten werd. En zoo kwam dan 't boutje
drooger dan puimsteen vóór mij te staan en smakeloozer dan een vermolmd
stuk hout. De bouillon was niet meer dan louter water.--JACOB: En toch
heb ik wel gehoord dat 't gevogelte in die streek heel overvloedig is en
lekker en goedkoop ook.--GILBERT: Dat is zoo; maar 't geld is zoo'n man
als Antronius nog liever.--JACOB: Door zoo'n leventje zou je genoeg
gestraft zijn als je de ergste zonde hadt bedreven: bijv. den Paus hadt
gedood of 't graf van St. Pieter hadt ontwijd.--GILBERT: Maar luister nu
naar de rest van mijn verhaal. Je weet er zijn in elke week vijf dagen
waarop vleesch mag gegeten worden.--JACOB: 'k Weet 't maar al te
goed.--GILBERT: Nu, dan kochten ze in de week twee kuikens. Donderdags
gaven ze vóór, dat ze vergeten hadden ze te koopen, om niet op dien dag
een geheele kip op tafel te moeten zetten of om iets te moeten
overlaten.--JACOB: Die Antronius heeft veel van den vrek Harpargo uit 't
blijspel van Plautus! Maar op vastendagen, wat voor een middeltje had je
dan om in 't leven te blijven?--GILBERT: Dan had ik aan één mijner
vrienden opgedragen om voor mijn geld op elk dier dagen drie eieren te
koopen, twee voor den maaltijd midden op den dag, één voor 't avondeten.
Maar nu gaven mij de vrouwen in plaats van de duur gekochte versche
eieren onfrissche eieren in ruil, zoodat ik nog dankbaar mocht wezen
wanneer één van de drie eieren eetbaar was. Eindelijk had ik mij voor
mijn eigen geld ook een vaatje wijn van wat betere qualiteit
aangeschaft: maar de vrouwen braken 't vaatje open en zogen er binnen
enkele dagen een deel van leeg, waarover Antronius erg boos was.--JACOB:
Zoo was er toch iemand die medelijden met je had.--GILBERT: Medelijden?
Neen waarachtig niet! Ze hielden mij voor een veelvraat en vreetzak,
omdat ik in mijn ééntje zóóveel spijs kon verslinden. Daarom waarschuwde
Orthrogonus mij ook zoo nu en dan, dat ik rekening moest houden met 't
klimaat en voor mijn gezondheid moest zorgen en vertelde mij van eenigen
onzer landslieden, aan wie een al te groote eetlust òf den dood, òf een
zware ziekte had bezorgd. Toen hij zag dat ik mijn lichaam dat èn door
hard werken èn door gebrek aan eten en óók door ziekelijkheid verzwakt
was, door eenige versnaperingen die de apothekers daar vervaardigen uit
pitten van pijnappels of van pompoenen en meloenen, trachtte aan te
sterken, stookte hij een geneesheer die onder zijn kennissen behoorde
op, om mij een matigen levensregel voor te schrijven. Deze deed 't met
groote nauwgezetheid. Maar ik merkte spoedig dat hij opgestookt was. Ik
liet 't hem evenwel aanvankelijk niet bemerken. Toen hij al meer en meer
bij mij aandrong en er geen einde kwam aan zijn opmerkingen, zei ik
eindelijk: "Hoor eens, mijn waarde, wat je daar zegt, is dat ernst of
gekheid?" "Ernst," zei hij. "Wat raad je mij dus te doen?" "Eet 's
avonds in 't geheel niet en doe ten minste de helft water bij je wijn."
Ik lachte over dien prachtigen raad. "Als je mij dood wilt hebben, dan
zou het voor mijn zwak, mager en uitgeput lichaam reeds de dood zijn als
ik éénmaal 't avondeten oversloeg. Ik heb dat al zóó dikwijls
proefondervindelijk gezien, dat ik 't niet nog eens begeer te probeeren.
Wat moet er volgens uw idee wel gebeuren, wanneer ik mij van avondeten
onthoud na een zóó schraal middagmaal genoten te hebben? En wou je dat
ik zóó'n schraal wijntje nog met water ging aanlengen? Alsof 't niet
veel beter ware zuiver water te drinken dan water met wijndroesem. Ik
ben er zeker van dat Orthrogonus je heeft opgestookt mij dit te gaan
zeggen." Hij lachte zoo'n beetje en bond zich wat in. "Ik bedoel nu
juist niet, zeer geleerde Gilbert, dat ge u 's avonds geheel en al van
eten moet onthouden. Je mag wel een eitje proeven en een glaasje wijn
drinken. Zoo leef _ik_ ook. Men kookt voor mij een ei bij 't avondmaal.
Daarvan neem ik de helft van 't dooier voor mij zelf, de andere helft
geef ik aan mijn zoontje; daarna drink ik een halven roemer wijn en
studeer ik tot diep in den nacht."--JACOB: En was 't waar wat die
medicus vertelde?--GILBERT: Zonder eenige bedenking nam ik 't aan. Eens
kwam ik bij toeval, van de mis komende, door de straat waar, zooals een
mij vergezellende kennis zeide, die dokter woonde. Ik wilde zijn
interieur eens zien. Het was juist een Zondag. Ik klopte aan: de deur
ging open: ik klim de trap op en vind den dokter met zijn zoon die
tevens voor knecht speelde, aan zijn maal. Al wat er op tafel was
opgediend, waren een paar eieren, niets anders.--JACOB: Bleeke menschen
zeker?--GILBERT: Volstrekt niet. Ze zagen er allebei welgedaan uit, ze
hadden een frissche, gezonde kleur, levendige oogen.--JACOB: Haast
ongeloofelijk.--GILBERT: 'k Vertel je wat ik met eigen oogen gezien heb.
En niet alleen leeft hij op die manier, maar verscheidene anderen, van
voorname familie en in goeden doen. Geloof me: veel eten en drinken is
een kwestie van gewoonte, niet van natuur. Omgekeerd, als iemand er zich
langzamerhand aan gewent, zal hij 't zóó ver brengen om 't zelfde te
doen wat de Grieksche worstelaar Milo deed, die op één dag een heel rund
verzwolg.--JACOB: Goede God, als men met zóó weinig zijn gezondheid kan
bewaren, wat maken dan de Duitschers, de Engelschen, de Denen en de
Polen een nuttelooze onkosten!--GILBERT: Heel wat, en dat nog wel met
groote schade aan hun gezondheid en aan hun geest.--JACOB: Maar wat was
dan toch de reden dat jij _niet_ genoeg hadt aan dat beetje
eten?--GILBERT: Omdat ik me aan een heel anderen levensregel had gewend
en 't voor mij te laat was om mijn levensregel te veranderen. Maar
overigens hinderde mij minder 't te-weinig der spijzen, dan wel dat ze
bedorven waren. Twee eieren zouden voldoende wezen, als 't maar versch
gelegde waren: één roemer wijn zou genoeg zijn, als er in plaats van
wijn maar geen verschaald bocht geschonken werd. De helft van 't brood
zou kunnen volstaan, als er in plaats van brood maar geen gebakken klei
werd voorgezet.--JACOB: En dat die Antronius zóó gierig was, terwijl hij
er zoo warmpjes in zat!--GILBERT: Ik denk dat hij wel een kapitaal van
tachtigduizend dukaten zal hebben bezeten. En er ging geen jaar voorbij
waarin er niet een overwinst van wel duizend dukaten bij kwam, om 't
minste maar te noemen.--JACOB: En zijn zoons, voor wie dat geld werd
opgepot, waren die óók zoo zuinig?--GILBERT: Ja, thuis ten minste. Maar
buitenshuis werd 't geld er doorgebracht met Wijntje en Trijntje en
dobbelspel. En terwijl hun vader er bezwaar tegen maakte van zelfs voor
de deftigste gasten een kleinigheid uit te geven, verloren de jongelui
soms in één nacht zestig dukaten met spelen.--JACOB: Zoo wordt vaak zoek
gebracht, wat met schrapen is bijeen geraapt. Maar zeg me, waar ga je
thans heen, nu je uit zulke gevaren ongedeerd bent gered?--GILBERT: Naar
de gezellige eettafel van die Fransche heeren, om daar de schade die ik
ginds geleden heb, wat in te halen.

* * * * *

INHOUD

Erasmus door Cd. Busken Huet
1. Charon, de veerman van de onderwereld
2. De ontevreden-gehuwde of het huwelijk
3. Herbergen in Duitschland
4. Het spook of de duivelbanning
5. Goudmakerij
6. De paardenkooper
7. De paardlooze ridder of verdichte adel
8. De vrouwenraad
9. De bedevaart
10. Het sprookjesmaal
11. Schipbreuk
12. Vrekkige rijkdom
You have read 1 text from Dutch literature.
  • Parts
  • Een twaalftal samenspraken - 01
    Total number of words is 4326
    Total number of unique words is 1639
    36.0 of words are in the 2000 most common words
    52.4 of words are in the 5000 most common words
    60.2 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Een twaalftal samenspraken - 02
    Total number of words is 4432
    Total number of unique words is 1661
    39.8 of words are in the 2000 most common words
    56.2 of words are in the 5000 most common words
    64.7 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Een twaalftal samenspraken - 03
    Total number of words is 4451
    Total number of unique words is 1735
    37.3 of words are in the 2000 most common words
    52.9 of words are in the 5000 most common words
    61.0 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Een twaalftal samenspraken - 04
    Total number of words is 4263
    Total number of unique words is 1805
    32.0 of words are in the 2000 most common words
    44.8 of words are in the 5000 most common words
    52.5 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Een twaalftal samenspraken - 05
    Total number of words is 4387
    Total number of unique words is 1502
    37.3 of words are in the 2000 most common words
    52.9 of words are in the 5000 most common words
    60.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Een twaalftal samenspraken - 06
    Total number of words is 5012
    Total number of unique words is 1198
    51.1 of words are in the 2000 most common words
    68.2 of words are in the 5000 most common words
    76.5 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Een twaalftal samenspraken - 07
    Total number of words is 4800
    Total number of unique words is 1480
    45.3 of words are in the 2000 most common words
    60.8 of words are in the 5000 most common words
    69.4 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Een twaalftal samenspraken - 08
    Total number of words is 4837
    Total number of unique words is 1407
    48.0 of words are in the 2000 most common words
    64.5 of words are in the 5000 most common words
    72.4 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Een twaalftal samenspraken - 09
    Total number of words is 4922
    Total number of unique words is 1338
    46.2 of words are in the 2000 most common words
    62.4 of words are in the 5000 most common words
    70.3 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Een twaalftal samenspraken - 10
    Total number of words is 4672
    Total number of unique words is 1473
    43.5 of words are in the 2000 most common words
    60.0 of words are in the 5000 most common words
    67.3 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Een twaalftal samenspraken - 11
    Total number of words is 4824
    Total number of unique words is 1392
    44.9 of words are in the 2000 most common words
    62.0 of words are in the 5000 most common words
    71.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Een twaalftal samenspraken - 12
    Total number of words is 4806
    Total number of unique words is 1424
    46.0 of words are in the 2000 most common words
    62.2 of words are in the 5000 most common words
    69.9 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Een twaalftal samenspraken - 13
    Total number of words is 4732
    Total number of unique words is 1512
    44.8 of words are in the 2000 most common words
    60.1 of words are in the 5000 most common words
    68.5 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Een twaalftal samenspraken - 14
    Total number of words is 4946
    Total number of unique words is 1357
    46.8 of words are in the 2000 most common words
    63.5 of words are in the 5000 most common words
    70.7 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Een twaalftal samenspraken - 15
    Total number of words is 4913
    Total number of unique words is 1421
    47.8 of words are in the 2000 most common words
    62.6 of words are in the 5000 most common words
    70.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Een twaalftal samenspraken - 16
    Total number of words is 3758
    Total number of unique words is 1121
    46.6 of words are in the 2000 most common words
    61.6 of words are in the 5000 most common words
    67.6 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.