Een twaalftal samenspraken - 09

Total number of words is 4922
Total number of unique words is 1338
46.2 of words are in the 2000 most common words
62.4 of words are in the 5000 most common words
70.3 of words are in the 8000 most common words
Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
aanbood. Hij trok zijn kleeren uit en sprong door een nauw venster naar
beneden, wat nog al gevaarlijk was en hem lichaamsletsel bezorgde: maar
hij wist te ontkomen. Nu, ge weet zulke histories gaan onmiddellijk als
een loopend vuurtje rond. En zoo komt 't dan ook Balbinus ter oore. Onze
kunstenaar was daarop ook wel voorbereid.--PHILECOUS: Ha, nu zit onze
slimmerd toch in de klem.--LALUS: Mis! Hij komt hier nog beter vandaan
dan uit 't slaapvertrek van de dame. Hoor eens naar de streken van den
guit. Balbinus vroeg hem nergens naar, maar zijn strak gezicht toonde
genoegzaam aan, dat hij wist wat er onder de menschen werd verteld. De
ander wist dat Balbinus een vroom man was, in sommige opzichten zelfs
bijgeloovig. En menschen van dien aard schenken licht aan een schuldige
die om vergiffenis vraagt, vergeving, al is hun zonde ook nog zoo groot.
Met opzet begon hij er dus over te spreken hoe 't met de goudmakerij
ging, terwijl hij er over klaagde dat de zaak niet zóóveel succes had
als hij wel gewoon was of als hij wel wilde. Hij voegde er tevens aan
toe dat hij er verwonderd over was, wat er toch eigenlijk aan haperde.
Nu wordt Balbinus die anders 't stilzwijgen had willen bewaren, boos--en
dat werd hij nog al licht--: "'t Ligt volstrekt niet in het duister wat
er in den weg staat: de zonden werken ons tegen en verhinderen dat we
een goeden uitslag krijgen bij dat, wat alleen door reinen rein mag
worden ter hand genomen." Bij dezen uitval viel de goudmaker op zijn
knieën, terwijl hij zich op de borst sloeg. Met tranen op 't gelaat en
tranen in zijn stem sprak hij: "Balbinus: 't is alles waarheid wat je
daar zegt: 't zijn zonden die een belemmering zijn, maar niet uwe
zonden, maar de mijnen. Ik schaam er mij niet voor bij u schuld te
belijden, als bij een heilig priester. De zwakheid des vleezes had mij
overwonnen, en de Duivel had mij in zijn netten verstrikt. Wee mij, van
priester ben ik een overspeler geworden! Maar de gave die wij aan de
Heilige Maagd gezonden hebben is toch niet geheel te vergeefs geweest.
Ik zou zeker geheel verloren zijn, als Zij mij niet te hulp was gekomen.
De door mij bedrogen echtgenoot bonsde al op de deur, en 't venster was
te nauw dan dat ik daardoor kon ontsnappen. In dat oogenblik van
dreigend gevaar dacht ik aan de Heilige Maagd. Ik viel op mijn knieën,
ik smeekte Haar mij te helpen, als onze gave Haar welgevallig was
geweest. Na enkele oogenblikken ga ik weer naar 't venster (de nood
drong; ik _moest_ wel) en ... ik vond het venster ruim genoeg om mij
door te laten."--PHILECOUS: En geloofde Balbinus dat alles?--LALUS: Of
hij het geloofde? Ja zelfs schonk hij hem vergiffenis en drukte hem op
't hart dat hij zich vroom moest gedragen en zich niet ondankbaar moest
betoonen tegenover de Heilige Maagd. En wéér is hem geld uitbetaald,
toen hij beloofd had, dat hij voortaan het heilige werk op reine wijze
zou volbrengen.--PHILECOUS: Nu, en 't slot?--LALUS: O, 't verhaaltje is
nog lang niet uit; maar ik zal 't kort maken. Toen hij met dergelijke
verzinsels den man lang om den tuin had geleid en een aardige som gelds
van hem had losgekregen, kwam eindelijk iemand op de proppen die den
praatjesmaker van jongs af had gekend. Hij kon gemakkelijk gissen dat de
kerel bij Balbinus 't zelfde spelletje speelde dat hij ook elders had
gespeeld. Hij gaat dus in stilte naar Balbinus en licht hem in wat voor
snaak hij in zijn huis koesterde. Hij raadt hem aan den kerel zoo
spoedig mogelijk de deur te wijzen, wanneer hij soms niet wilde dat hij
hem eens zou zien verdwijnen, na zijn kas geplunderd te
hebben.--PHILECOUS: En wat deed Balbinus? Hij liet toch natuurlijk den
spitsboef in de gevangenis opsluiten?--LALUS: In de gevangenis? Ja, dat
kun-je begrijpen! Hij betaalde hem nog een reisgeld uit en bezwoer hem
bij al wat heilig is, dat hij niet zou vertellen wat er gebeurd was. En
mijns inziens deed hij daaraan verstandig, liever dan dat hij een
onderwerp werd van praatjes in kroegen en op straat en misschien nog
groot gevaar zou loopen zwaar beboet te worden. Want de bedrieger liep
in het geheel geen gevaar. Hij wist niets meer van de goudmakerskunst
dan iedere ezel. De bedriegerij is daarbij nogal in een voordeelige
positie. Als Balbinus hem van diefstal had willen beschuldigen, dan zou
zijn priesterzalving hem tegen doodstraf door ophanging hebben beschermd
en niemand wil graag zoo'n doodvreter langen tijd in de gevangenis den
kost geven.--PHILECOUS: Ik zou medelijden met Balbinus hebben, wanneer
hij niet zelf gewild had bedrogen te worden.--LALUS: Maar nu moet ik
naar het Hof. Bij een andere gelegenheid zal ik je wel eens
geschiedenisjes vertellen die nog zotter zijn dan deze.--PHILECOUS: Heb
ik tijd, dan zal ik er graag naar luisteren en je er een historie voor
in ruil vertellen.

NOOT:
[1] Namen, zooals Erasmus ze gaarne bezigt, beteekenend: Hoorgraag en
Praatgraag.

* * * * *

DE PAARDENKOOPER

AULUS EN PHAEDRUS.
Dat paardenkoopers, óók in Erasmus' tijd, reeds in niet al te
goeden naam van eerlijkheid stonden, bewijst de volgende
samenspraak. Nadere verklaring heeft de inhoud niet noodig: de zaak
is oud en hoog-modern.
Naar Erasmus' eigen woorden heeft hij deze samenspraak geschreven,
om de jongelieden van zijn tijd te laten zien, dat men een modern
onderwerp, van alledaagschen aard ook in het deftige latijn, los,
luchtig en opgewekt kan behandelen.
AULUS: Heere bewaar me! wat kijkt onze Phaedrus ernstig. Zoo nu en dan
slaat hij zijn oogen hemelwaarts. 'k Zal hem eens aanklampen. Wat voor
nieuws is er, Phaedrus?--PHAEDRUS: Waarom vraag je mij dat zoo,
Aulus?--AULUS: Omdat het er veel van heeft of je van een vroolijken
Phaedrus tot een strengen Cato bent geworden. Zóó strak staat je
gelaat.--PHAEDRUS: Nu, daar is reden voor: ik heb juist mijn zonden
gebiecht.--AULUS: O! dan verwonder ik mij niet meer. Maar vertel me
eens: heb je alles te goeder trouw gebiecht?--PHAEDRUS: Ten minste alles
wat me in den zin kwam. Eén ding slechts uitgezonderd.--AULUS: En waarom
verzweeg je dat ééne?--PHAEDRUS: Omdat ik 't toch eigenlijk zelf nog
niet zoo héél slecht kan vinden.--AULUS: Dan moet dat wel een prettige
zonde zijn geweest. PHAEDRUS: Of het een zonde is, weet ik niet: maar
als je een poosje tijd hebt, mag je het wel hooren.--AULUS: Ik wil heel
graag luisteren.--PHAEDRUS: Je weet hoeveel er onder paardenhandelaars,
koopers en verkoopers, bedrogen wordt.--AULUS: Ja, meer dan me lief is,
want ik ben er zelf dikwijls de dupe van geweest.--PHAEDRUS: Onlangs
moest ik een tamelijk lange reis doen, maar die ook vrij veel spoed
vereischte. Ik ga naar één van de paardenverhuurders, lang niet één van
de slechtsten van dat soort; zelfs was ik met dien man eenigermate
bevriend. Ik vertel hem dat ik een gewichtige opdracht heb, dat ik een
flink en stevig paard noodig heb. Als hij zich ooit jegens mij
verdienstelijk had gemaakt, dat hij 't dan _nu_ moest doen. Hij beloofde
dat hij met mij zou handelen zooals hij dat met zijn liefsten broer zou
doen.--AULUS: Misschien was hij ook wel van plan zijn broer te
bedriegen.--PHAEDRUS: Hij brengt me in zijn stal en zegt dat ik maar uit
al zijn paarden moet kiezen welk ik wil. Eindelijk was er één dat mij
meer dan alle andere beviel. Hij prijst mijn keuze, terwijl hij er een
eed op doet, dat juist dàt paard dikwijls door velen gevraagd is: dat
hij 't liever had willen bewaren voor een particulieren vriend, dan 't
aan onbekenden af te staan. We werden het eens over den prijs. De
betaling geschiedt tegen contant geld. Ik stijg te paard. Bij 't naar
buiten rijden was 't paard opgewekt en buitengewoon geanimeerd. Men zou
haast zeggen dat 't een beetje wild was: 't zag er vet en rond en
welgedaan uit. Maar toen ik zoowat een anderhalf uur gereden had, begon
ik te bemerken dat 't reeds geheel en al moe was en dat ik er zelfs met
de sporen geen voortgang in kon krijgen. Nu had ik wel eens gehoord dat
door paardenkoopers dikwijls zulke dieren om te bedriegen op stal
gehouden worden, paarden die men op 't oog voor uitstekend zou houden,
maar die tegen vermoeienis volstrekt niet bestand zijn. Dadelijk dacht
ik bij mij zelf: "je bent beet genomen! Komaan, zoodra je thuis komt,
betaal je hem met gelijke munt."--AULUS: En wat ving je nu onderweg aan,
jij ruiter zonder paard?--PHAEDRUS: Wat de loop der dingen mij aan de
hand deed. Ik sloeg den weg in naar 't naaste dorp. Daar stalde ik
stilletjes bij een bekende van me het paard en ik huurde een ander. Ik
reed naar de plaats van mijn bestemming, keerde terug, lever mijn
huurpaard in, tref mijn koopje aan, vetjes en wel, en flink uitgerust
van de eerste vermoeienis. Ik rijd daarop naar mijn bedrieger en vraag
hem of hij 't in zijn stal eenige dagen wil bewaren en voederen tot ik
het weer kom opeischen. Hij vraagt me hoe het beestje 't gemaakt heeft.
Ik zweer hem nu bij al wat heilig is, dat ik nooit van mijn leven een
voortreffelijker dier bestegen had, dat 't eerder vloog dan liep, dat 't
heelemaal geen vermoeienis had gekend niettegenstaande den langen tocht
en dat het geen haartje magerder was geworden van 't zware werk. Toen ik
hem wijs gemaakt had dat dit werkelijk zoo was, dacht hij zoo stilletjes
bij zich zelven, dat 't paard dan toch wel anders moest zijn dan hij
gedacht had. Vóór ik dus wegging, vroeg hij me of 't paard ook te koop
was. Ik zei eerst van neen. Als ik weer eens een reis moest doen, dat 't
dan niet gemakkelijk zou wezen een dergelijk paard te krijgen. Maar dat
aan den anderen kant niets mij zóó dierbaar was of 't was wel voor een
flinken prijs van mij te koop, ook al zou iemand mij zelven in levenden
lijve willen koopen.--AULUS: Je speelde daar mooi de rol van bedrieger
tegenover den bedrieger.--PHAEDRUS: Om kort te gaan, hij liet me niet
vertrekken zonder dat ik een prijs voor het paard had vastgesteld. Ik
gaf dien heel wat hooger op dan waarvoor ik 't beest van hem gekocht
had. Toen ik van den man weggegaan was, neem ik dadelijk iemand in den
arm om mee een rol te spelen in deze komedie. Ik zeg hem duidelijk wat
er aan de hand is en breng hem goed op de hoogte. Hij gaat naar 't huis
van den stalhouder en vraagt dezen te spreken. Hij zegt hem dat hij een
mooi paard noodig heeft, dat goed tegen veel vermoeienissen bestand is.
De koopman laat hem verschillende paarden zien en prijst de slechtste 't
meest aan. Alleen 't paard dat hij mij had verkocht, biedt hij niet aan,
omdat hij dacht dat 't werkelijk zoo uitstekend was als ik had gezegd.
Maar de ander vraagt hem onmiddellijk of dat paard ook soms te koop is,
want ik had hem beschreven hoe 't paard er uit zag en hem de plaats
aangeduid waar het stond. Eerst hield de paardenkooper zijn mond en
prees al de andere paarden uitbundig. Maar omdat de kooper steeds op dat
ééne paard terugkwam, terwijl hij de overige paarden voor de leus nog
wel wat prees, zei eindelijk de paardenkooper bij zich zelven: "ik moet
mij dan toch wel in dat paard vergist hebben, als ten minste deze
vreemdeling het zoo dadelijk onder alle paarden uitpikt." Toen de kooper
aandrong, zeide hij eindelijk: "'t Is te koop, maar misschien zult ge u
wel door den prijs laten afschrikken." "Geen prijs is te hoog," zei hij,
"wanneer die overeenkomt met de waarde van de zaak. Zeg maar op." Hij
gaf nu een prijs op vrij wat hooger, dan ik hem had genoemd, ook nog
naar _die_ winst begeerig. Eindelijk werden ze het over de koopsom eens.
Er werd een tamelijk groot handgeld gegeven, n.l. een goudstuk, om geen
vermoeden te wekken dat 't maar een schijnkoop was. De kooper liet 't
paard goed haver geven en zei dat hij gauw zou terugkomen om 't paard
mee te nemen. De stalknecht krijgt een halven gulden fooi. Zoodra ik
hoorde dat de koop goed en wel gesloten was, zóó dat hij niet meer kon
worden verbroken, keer ik gelaarsd en gespoord naar den
paardenverhuurder terug: buiten adem roep ik om hem. Hij komt te
voorschijn en vraagt wat ik verlang. "Laat dadelijk mijn paard
optuigen," zei ik, "want ik moet onmiddellijk voor een gewichtige
zending op reis." "En onlangs," antwoordde hij, "droeg-je me op het
paard eenige dagen te stallen en te voederen." "Ja, dat is waar," zei
ik, "maar daar is me nu plotseling, zonder dat ik er op gerekend had,
een taak opgedragen en dat nog wel van koningswege, die geen uitstel
gedoogt." Toen hij weer: "Kies maar uit alle paarden welke je wilt: 't
uwe kunt ge evenwel niet krijgen." Ik vraag natuurlijk: "waarom niet?"
"Omdat het verkocht is," ontvang ik ten antwoord. Met geveinsden schrik
riep ik uit: "De hemel verhoede dat 't waar is, wat gij zegt. Nu mij die
opdracht wordt gegeven, zou ik mijn paard niet willen verkoopen al was
het ook voor viermaal den prijs." Ik begin te schelden en te kijven en
noem me een verloren man. Eindelijk wordt hij ook boos. "Wat hebben we
met dat getwist te maken? _Gij_ hebt een prijs bepaald voor 't paard,
_ik_ heb 't verkocht. Als ik u den prijs uitbetaal dan hebt ge met mij
niets meer te maken. Er zijn nog rechters hier in de stad. Ge kunt me
niet dwingen u het paard te leveren." Terwijl ik er nog lang op aandrong
dat hij mij 't paard zou afgeven of mij den kooper zou aanwijzen,
betaalde hij me eindelijk den prijs uit. Ik had 't voor vijftien
goudstukken gekocht en het later geschat op zes-en-twintig. Hij had 't
op twee-en-dertig gesteld. Hij redeneerde zóó bij zich zelf: 't is
voordeeliger dit zoete winstje te maken dan 't paard terug te geven. Ik
ga heen, voorgevend erg boos te zijn en slechts noode gekalmeerd door 't
ontvangen geld. De paardenkooper vroeg of ik 't hem niet kwalijk wilde
nemen: dat hij mijn schade wel op andere manieren zou trachten te
vergoeden. En zoo werd de bedrieger bedrogen. Hij zit nu met een paard
dat niets waard is, en wacht maar steeds dat de man die hem 't handgeld
heeft gegeven zal komen om hem den bedongen prijs uit te betalen. Maar
er komt niemand en er zal ook nooit iemand komen.--AULUS: En heeft hij
er u intusschen nooit over gesproken?--PHAEDRUS: Wat zou dat voor een
brutaliteit zijn en met welk recht zou hij dat doen? Hij heeft me nog
wel eens een paar malen ontmoet en mij zijn beklag gemaakt over de kwade
trouw van den kooper. Maar ik heb hem van mijn kant dadelijk den mantel
uitgeveegd en gezegd dat hij die leelijke behandeling waard was, omdat
hij mij door een overhaasten verkoop van zoo'n goed paard had beroofd.
Dat is nu een zonde zóó juist van pas begaan, naar mijn idee, dat ik 't
niet over mij kon verkrijgen om ze te biechten.--AULUS: Ik zou voor mij
zelven een standbeeld vragen als ik zoo iets had verzonnen: zóó ver is
het er van af dat ik 't als zonde zou biechten.--PHAEDRUS: Of ge dit van
harte meent, weet ik niet, maar bij mij wekt ge den lust en den moed op,
om zulke menschen bij gelegenheid óók eens zoo'n poets te bakken.

* * * * *

DE PAARDLOOZE RIDDER OF DE VERDICHTE ADEL

HARPALUS. NESTORIUS.
Erasmus zegt in zijn "Nut der Samenspraken" over den onderstaanden
dialoog het volgende:
"In den verdichten adel schilder ik dat slag van menschen, die,
onder het bedriegelijk voorwendsel van edellieden te zijn, alles
meenen te mogen doen en die één der voornaamste rampen zijn
waaronder Duitschland lijdt."
HARPALUS. Zou je mij eens kunnen raden? Je zult merken dat ik niet
vergeetachtig en niet ondankbaar ben.--NESTORIUS: Nu, ik wil je wel 't
middel aan de hand doen om te komen waar je wezen wilt.--HARPALUS: Maar
wij hebben 't niet in onze hand om van adel geboren te zijn.--NESTORIUS:
Als je 't niet bent, moet ge door uw voortreflijke daden maken dat uw
adeldom bij u een aanvang neemt.--HARPALUS: Dat duurt zoo
lang.--NESTORIUS: Tegen een flinke som verkoopt de keizer ook wel een
adelbrief.--HARPALUS: Om dien gekochten adel wordt over het algemeen
gelachen.--NESTORIUS: Als ge dan niets belachelijkers kent dan gelogen
adel, waarom streeft ge dan naar den adellijken titel?--HARPALUS: Om
verschillende redenen, en gewichtige ook. Ik heb geen bezwaar je die te
vertellen, als gij mij de manieren wilt meedeelen waarop ik den menschen
het idee kan geven dat ik een edelman ben.--NESTORIUS: Dus alleen maar
den naam wil je bezitten, zonder de werkelijkheid?--HARPALUS: Ja, waar
de werkelijkheid niet aanwezig is, daar nadert de schijn er toch 't
dichtst bij. Maar kom, geef nu eens raad, Nestorius. Wanneer gij mijn
beweegredenen hoort, dan zult ge moeten zeggen dat het de moeite waard
is.--NESTORIUS: Nu, als je 't dan wilt, dan zal ik 't je zeggen. In de
allereerste plaats moet je uit je vaderland weggaan.--HARPALUS: Dat weet
ik.--NESTORIUS: Je moet je begeven in gezelschap van jongelieden van
werkelijk adellijken bloede.--HARPALUS: Dat begrijp ik.--NESTORIUS:
Tengevolge daarvan zal men gaan denken, dat gij ook tot die menschen
behoort met wie gij omgaat.--HARPALUS: Zoo is het.--NESTORIUS: Zorg dat
ge niets aan u hebt of niets doet wat burgerlijk is.--HARPALUS: Wat
bijvoorbeeld?--NESTORIUS: Ik bedoel uw kleeding; uw kostuum mag niet van
wol zijn, maar wèl van zijde of, als je het geld ontbreekt om die te
koopen, dan een kamelotten buis, ten slotte nog liever een van linnen
dan van laken.--HARPALUS: Goed zoo.--NESTORIUS: Pas ook op, dat ge niets
gaafs aan uw lijf hebt: heb kerven en scheuren in je hoed, je wambuis,
je laarzen, je schoenen, in je nagels als je kunt. Zorg er ook voor dat
je nooit over iets wat laag bij den grond is, spreekt. Als er een
vreemdeling uit Spanje komt, vraag dan hoe 't tegenwoordig tusschen den
Keizer en den Paus staat: hoe uw bloedverwant, de Graaf van Nassau het
maakt: hoe 't met uw andere kameraden gaat.--HARPALUS: Dat zal ik
doen.--NESTORIUS: Aan uw ringvinger moet ge een ring dragen met een
gesneden steen er in.--HARPALUS: Als ten minste mijn beurs het
toelaat.--NESTORIUS: Een vergulde ring met een nagemaakten steen kost
niet zooveel. Maar er moet een wapenschild bij.--HARPALUS: Wat raad je
me aan te kiezen?--NESTORIUS: Twee melkemmers zoo je wilt, en een
bierpul.--HARPALUS: Kom, je houdt me voor 't lapje: spreek liever in
ernst.--NESTORIUS: Ben-je nooit in den krijg geweest?--HARPALUS: 'k Heb
er nooit een gezien.--NESTORIUS: Maar, tusschen twee haakjes, je hebt
denk ik, wel eens aan ganzen en kapoenen bij de boeren den kop
afgeslagen?--HARPALUS: Heel dikwijls, en wàt dapper ook.--NESTORIUS: Nu,
neem dan een zilveren mes op je wapenschild en drie gouden
ganzenkoppen.--HARPALUS: Op wat voor een veld? NESTORIUS: Op welk veld?
Natuurlijk op een bloedrood! Een herinnering aan 't zoo dapper vergoten
bloed.[1]--HARPALUS: Wel ja, waarom niet? Ganzenbloed is net zoo rood
als menschenbloed. Maar ga dóór als 't je belieft.--NESTORIUS: Dat
schild nu, moet je aan de deuren van alle herbergen waar je je intrek
neemt, laten vastspijkeren.--HARPALUS: Wat moet er voor een helm op
geplaatst worden?--NESTORIUS: 't Is goed dat je daaraan denkt. Dien moet
je met opgeslagen vizier nemen.--HARPALUS: Waarom dat?--NESTORIUS: Ten
eerste om goed te kunnen ademhalen en verder om hem met je kleedij in
overeenstemming te brengen. Wat moet er boven den helm
uitsteken?--HARPALUS: Daarnaar ben ik erg verlangend.--NESTORIUS: Een
hondenkop met hangooren.--HARPALUS: Dat is zoo algemeen.--NESTORIUS:
Voeg er dan een paar horens bij. Dat is zeldzaam en vreemd.--HARPALUS:
Dat bevalt me. Maar nu de schilddragers?--NESTORIUS: Herten, honden,
draken, grijpen hebben de vorsten en prinsen al ingepalmd: zet jij er nu
twee harpijen naast.--HARPALUS: Dat is een uitstekende raad.--NESTORIUS:
Nu schiet nog alleen maar over een bijnaam te verzinnen. Hierbij moet je
in de allereerste plaats oppassen dat je je niet op heel platte manier
"Harpalus den Comenser" laat noemen, maar "Harpalus van Como": dit
laatste doen de adellijke heeren, 't eerste doen arme
theologen.--HARPALUS: Dat weet ik.--NESTORIUS: Hebt ge ergens een plekje
waarvan ge u heer en meester kunt noemen?--HARPALUS: Geen varkenshok
zelfs.--NESTORIUS: Ben-je in een bekende stad geboren?--HARPALUS: In een
onbekend dorp. Ik moet 't u wel zeggen. Want liegen mogen we niet
tegenover een dokter die ons moet genezen.--NESTORIUS: Is er niet de een
of andere berg in de buurt van dat dorp?--HARPALUS: Jawel.--NESTORIUS:
En heeft die berg ook ergens een in 't oog vallende of bekende
rotspunt?--HARPALUS: En een wàt steile ook.--NESTORIUS: Welnu, dan heet
je "Harpalus, ridder van de Gulden Rots."--HARPALUS: Ja maar, 't is de
gewoonte van groote heeren, dat ieder een mooi klinkende spreuk voegt
bij zijn wapen: zooals bijv. Maximiliaan had: "Houd maat"; Philips: "Wie
maar wil"; Keizer Karel: "Verder"; en zoo de één dit, de ander
dat.--NESTORIUS: Neem jij dan: "Er op of er onder."--HARPALUS: Je raad
is probaat en past uitstekend bij mijn toestand.--NESTORIUS: En om de
menschen nog meer vertrouwen in uw persoon in te boezemen, moet ge
voorgeven dat allerlei groote heeren u brieven geschreven hebben, waarin
ge ook als Hoog-Edelgeboren Ridder wordt betiteld: daarin moet gesproken
worden van groote bedrijven, van leengoederen, van burchten, van veel
duizenden guldens, van gouverneurschappen, van een rijk huwelijk. Dan
moet ge zorgen, dat dergelijke brieven u als 't ware bij ongeluk uit den
zak vallen of dat ge ze bij toeval vergeet en dat ze zoo in handen van
anderen komen.--HARPALUS: O, dat zal me niet veel moeite kosten. Want ik
kan niet alleen goed schrijven, maar ook heb ik 't door gestadige
oefening zóóver gebracht dat ik ieders hand gemakkelijk kan
namaken.--NESTORIUS: Naai de brieven in je wambuis of laat ze in je zak
zitten, zoodat de kleermakers aan wie je je kleeren geeft om ze te
lappen, ze vinden. Die zullen hun mond niet houden, en als je 't te
weten komt, zet dan je gezicht in een plooi van boosheid of
ontstemdheid, alsof je over het geval erg het land hadt.--HARPALUS: Ook
daarop heb ik reeds lang gestudeerd, om mijn gezicht te kunnen
veranderen als een masker.--NESTORIUS: Dan zal 't gevolg zijn dat men
geen lucht krijgt van het bedrog en dat men je zaak met goed vertrouwen
aanziet.--HARPALUS: Ik zal er goed mijn best toe doen.--NESTORIUS:
Verder moet ge eenige makkers kiezen of je ook eenige bedienden
aanschaffen, die voor u buigen en uitwijken en u in tegenwoordigheid van
anderen "Jonker" noemen. Je behoeft niet bang te zijn dat je dit iets
zal kosten. Er zijn heel veel jongelieden die graag zelfs voor niets die
rol willen spelen. Hierbij komt nog dat dit land vol is van half
geleerde jonge menschen, bezield met een bijzonderen schrijflust, om
niet te zeggen schrijfwoede. Ook ontbreekt 't niet aan hongerige
boekdrukkers, die alles aandurven wanneer de hoop op een zoet winstje
hun toelacht. Eenigen van dezen moet gij omkoopen, dat ze u in hunne
geschriften prijzen als een der Grooten van hun vaderland, en dit zoo nu
en dan eens met vette letters te herhalen. Op die manier zullen ze u,
tot zelfs in Bohemen toe, als een groot man in uw vaderland ophemelen.
Want sneller en over een grooter uitgestrektheid doen die geschriften de
rondte, dan praatjes van bedienden, al zijn ze ook nòg zulke
babbelaars.--HARPALUS: Die manier bevalt mij wel. Maar, bedienden moet
men den kost geven.--NESTORIUS: Dat is waar, maar ge moet er geen
bedienden op na houden die geen handen aan hun lijf hebben en daarom
onhandig zijn. Ze moeten hier- en daarheen worden uitgestuurd, en dan
vinden ze wel wat. Je weet wel dat er allerlei gelegenheden voor zoo
iets zijn.--HARPALUS: Houd maar op: ik begrijp het al.--NESTORIUS: Nu
moet ik nog spreken van uw bekwaamheden.--HARPALUS: Daar ben ik
nieuwsgierig naar.--NESTORIUS: Als je geen goed dobbelaar bent, geen
flink kaartspeler, geen schandelijke meisjesgek, geen fameus drinker,
geen brutaal verkwister, geen bankroetier en geen schuldenmaker, als je
niet behebt bent met de zoogenaamde Gallische schurft[2], zal niemand je
voor een man van adel houden.--HARPALUS: In dat alles heb ik me al lang
geoefend. Maar waar moet het geld van daan komen?--NESTORIUS: Kalm! daar
wilde ik net op komen. Heb-je geld van je vader geërfd?--HARPALUS: Een
klein beetje.--NESTORIUS: Wanneer nu bij velen de dunk omtrent je adel
gevestigd is, dan zul-je licht gekken vinden die geloof slaan aan je
beweringen. Sommigen zullen zich schamen neen te zeggen, sommigen zelfs
zullen bang zijn dit te doen. Om je schuldeischers bij den neus te nemen
zijn er allerlei kunstjes.--HARPALUS: Daar ben ik al redelijk bedreven
in. Maar eindelijk zullen ze 't mij toch te benauwd maken, als ze
bemerken dat ik hen alleen maar met mooie woorden paai.--NESTORIUS:
Integendeel, daar is geen gemakkelijker weg om te heerschen dan juist
aan zooveel mogelijk menschen iets schuldig te wezen.--HARPALUS: Hoe dat
zoo?--NESTORIUS: Wel, vooreerst beschouwt de schuldeischer het zóó,
alsof hij door een groote verplichting aan u verbonden was en is hij
bang een aanleiding te geven tot 't verlies van zijn geld. Iemands
dienaren kunnen niet enger aan hem verknocht zijn, dan de schuldeischers
aan hunne schuldenaars. Als men hun van tijd tot tijd eens wat
terugbetaalt, dan is dat nog meer welkom dan dat men geschenken
geeft.--HARPALUS: Dat heb ik wel eens gemerkt.--NESTORIUS: Maar pas
hierop, dat ge u onderwijl niet met arme drommels inlaat. Want deze
maken dikwijls om een onbeduidend sommetje geld een groot kabaal. Meer
handelbaar zijn menschen die goed geld om handen hebben. Hen weerhoudt
hun schaamtegevoel, de hoop doet hen leven, de vrees schrikt hen af: zij
weten wat adellijke heeren soms vermogen. Ten slotte, wanneer de
schuldenlast u overstelpt, dan moet ge onder allerlei voorwendsels
elders heen verhuizen en dan vervolgens wéér ergens anders heen. Er is
geen reden om je daarvoor te schamen. Niemand is meer met schulden
beladen dan juist de vorsten. Als een boer u het vuur wat na aan de
schenen legt, doe 't dan voorkomen alsof je door zijn onbeschaamdheid
diep beleedigd bent. Geef evenwel zoo nu en dan eens wat terug, maar
niet de geheele som en ook niet aan allen. Daarvoor moet gij overal en
altijd zorgen dat niemand 't in den neus krijgt, dat je kas geheel leeg
is. Je moet altijd grootdoen.--HARPALUS: Hoe kan iemand groot-doen die
niets heeft?--NESTORIUS: Als een vriend je tijdelijk iets van waarde
heeft toevertrouwd, dan moet je 't doen voorkomen alsof 't van je zelf
is. Maar je moet alle gekunsteldheid vermijden: 't moet alles als bij
toeval gaan. Neem daartoe soms eens wat geld op, met 't plan om 't heel
spoedig terug te geven. Bewaar in je beurs, die uitpuilt van kopergeld,
twee goudstukken en haal er die zoo nu en dan eens uit. En meer
dergelijke verzinsels moet je zelf maar bedenken.--HARPALUS: Dat snap
ik. Maar ik moet dan toch eindelijk wel tot over de ooren in de schuld
zitten.--NESTORIUS: Houd daarom geen luie, onverschillige, onhandige
bedienden of neem anders bloedverwanten bij je, die je tòch den kost
zoudt moeten geven. Ze zullen wel eens een koopman tegenkomen dien ze
kunnen berooven. Ze zullen wel eens wat vinden in herbergen, of in een
huis, of in een schip, iets dat onbewaakt ligt. Vat-je? Ze moeten er aan
denken dat de mensch niet te vergeefs vingers gekregen heeft.--HARPALUS:
Als 't ten minste op een veilige manier kan gebeuren.--NESTORIUS: Je
moet je bedienden netjes gekleed doen gaan, vooral met
onderscheidingsteekens. Geef hun valsche brieven aan hooge personages in
handen. Als ze dan eens iets hebben weggenomen en betrapt worden, zal
niemand hen durven beschuldigen. Ook al vermoedt men iets, dan zal men
toch bang zijn voor hun meester die van adel is. En wanneer ze
gewelddadig een buit hebben veroverd dan heet dat: oorlogsrecht. Zulke
vóór-oefeningen vormen het voorspel van den oorlog.--HARPALUS: Dat is
een goede raad!--NESTORIUS: Verder moet ge steeds dezen stelregel van
den adel handhaven: het is zijn recht den reiziger van burger-afkomst
van zijn geld te ontlasten. Wat toch moet grooter verontwaardiging
wekken, dan dat een koopman niet van adel, overvloed van geld heeft,
terwijl intusschen een ridder geen cent heeft om aan de vrouwen en het
spel uit te geven? Voeg je steeds bij de grooten of liever dring u bij
hen in. Met een stalen gezicht, zonder blikken of blozen. Maar vooral
bij vreemden. En daarom is 't ook verkieslijk dat ge u ophoudt in een
nog al drukke stad, bijv. in badplaatsen, in druk bezochte
herbergen.--HARPALUS: Dat was ik juist van plan.--NESTORIUS: In zulke
You have read 1 text from Dutch literature.
Next - Een twaalftal samenspraken - 10
  • Parts
  • Een twaalftal samenspraken - 01
    Total number of words is 4326
    Total number of unique words is 1639
    36.0 of words are in the 2000 most common words
    52.4 of words are in the 5000 most common words
    60.2 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Een twaalftal samenspraken - 02
    Total number of words is 4432
    Total number of unique words is 1661
    39.8 of words are in the 2000 most common words
    56.2 of words are in the 5000 most common words
    64.7 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Een twaalftal samenspraken - 03
    Total number of words is 4451
    Total number of unique words is 1735
    37.3 of words are in the 2000 most common words
    52.9 of words are in the 5000 most common words
    61.0 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Een twaalftal samenspraken - 04
    Total number of words is 4263
    Total number of unique words is 1805
    32.0 of words are in the 2000 most common words
    44.8 of words are in the 5000 most common words
    52.5 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Een twaalftal samenspraken - 05
    Total number of words is 4387
    Total number of unique words is 1502
    37.3 of words are in the 2000 most common words
    52.9 of words are in the 5000 most common words
    60.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Een twaalftal samenspraken - 06
    Total number of words is 5012
    Total number of unique words is 1198
    51.1 of words are in the 2000 most common words
    68.2 of words are in the 5000 most common words
    76.5 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Een twaalftal samenspraken - 07
    Total number of words is 4800
    Total number of unique words is 1480
    45.3 of words are in the 2000 most common words
    60.8 of words are in the 5000 most common words
    69.4 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Een twaalftal samenspraken - 08
    Total number of words is 4837
    Total number of unique words is 1407
    48.0 of words are in the 2000 most common words
    64.5 of words are in the 5000 most common words
    72.4 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Een twaalftal samenspraken - 09
    Total number of words is 4922
    Total number of unique words is 1338
    46.2 of words are in the 2000 most common words
    62.4 of words are in the 5000 most common words
    70.3 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Een twaalftal samenspraken - 10
    Total number of words is 4672
    Total number of unique words is 1473
    43.5 of words are in the 2000 most common words
    60.0 of words are in the 5000 most common words
    67.3 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Een twaalftal samenspraken - 11
    Total number of words is 4824
    Total number of unique words is 1392
    44.9 of words are in the 2000 most common words
    62.0 of words are in the 5000 most common words
    71.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Een twaalftal samenspraken - 12
    Total number of words is 4806
    Total number of unique words is 1424
    46.0 of words are in the 2000 most common words
    62.2 of words are in the 5000 most common words
    69.9 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Een twaalftal samenspraken - 13
    Total number of words is 4732
    Total number of unique words is 1512
    44.8 of words are in the 2000 most common words
    60.1 of words are in the 5000 most common words
    68.5 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Een twaalftal samenspraken - 14
    Total number of words is 4946
    Total number of unique words is 1357
    46.8 of words are in the 2000 most common words
    63.5 of words are in the 5000 most common words
    70.7 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Een twaalftal samenspraken - 15
    Total number of words is 4913
    Total number of unique words is 1421
    47.8 of words are in the 2000 most common words
    62.6 of words are in the 5000 most common words
    70.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Een twaalftal samenspraken - 16
    Total number of words is 3758
    Total number of unique words is 1121
    46.6 of words are in the 2000 most common words
    61.6 of words are in the 5000 most common words
    67.6 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.