Bavo en Lieveken - 7

Total number of words is 4622
Total number of unique words is 1310
53.0 of words are in the 2000 most common words
70.9 of words are in the 5000 most common words
78.2 of words are in the 8000 most common words
Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
midden van ruwe, woeste menschen, en daarom was hij ontroostbaar. Hij
drukte het angstig voorgevoel uit, dat Lieveken door de gedurige
aanraking met de grove, onwetende lieden hare zedigheid en de
zuiverheid haars harten zou kunnen verliezen. Dit ware volgens hem het
grootste ongeluk, dat haar kon overkomen. Er lag misschien een gevoel
van zelfzucht in zijne ontsteltenis; maar hij verborg het onder het
medelijden voor de gezellinne zijner kindsheid en zuchtte herhaalde
malen met diepen weemoed:
"Arm Lieveken! Arm Lieveken!"
Adriaan Damhout kwam te huis. Dan bedwong Bavo zijn verdriet; want in
zijns vaders tegenwoordigheid dorst hij de ontroeringen zijns harten
niet zoo vrij uitstorten.
Nadat men gedurende eenigen tijd over den treurigen brief van
Godelieve had gekout, besloot men haar nog denzelfden avond te
schrijven, om haar te troosten en haar moed te geven. Men zou
daarenboven in den brief aan haar eenen anderen brief voor hare moeder
steken, om deze tot het spoedig zoeken van eenen anderen winkel aan te
manen.
Eens dat deze beide brieven waren geschreven, werd Bavo een beetje
beter te moede. Hij had nu een middel gevonden om met Godelieve te
spreken; het was eenigszins, alsof zij nog tegenwoordig ware; de
betuiging harer dankbaarheid, de zekerheid dat zij nog aan hunne zoete
vriendschap dacht, deed hem zoo goed aan het hart. Met deze troostende
overweging ging de jongen te bed, en alhoewel hij droomend Lieveken op
de fabriek zag en ruwe, onbeschofte woorden rondom haar hoorde galmen,
werd zijn slaap niet merkelijk gestoord.
Maanden lang wachtte hij op een tweede antwoord van Godelieve; er kwam
geene tijding. Men schreef eenen anderen brief en zelfs eenen derden,
maar even vruchteloos.
Bavo meende te moeten denken, dat vader Wildenslag de brieven
vernietigde. Dewijl men ze naar de fabriek stuurde, aangezien men de
bijzondere woonst der Wildenslags niet wist, ontving hij ze altijd op
zijn werk. De brief, waarin Damhout aandrong om Godelieve het
fabriekwerk te doen verlaten, zou hem waarschijnlijk hebben doen
besluiten alle betrekking tusschen zijn huisgezin en de Damhouts af te
breken. Misschien had het woeste gezelschap, waarin Godelieve
veroordeeld was te leven, reeds eenen verderfelijken invloed op haar
uitgeoefend? Misschien was haar geheugen verduisterd en had zij hare
vorige vrienden vergeten? Maar dit kon niet zijn, zoo spoedig toch
niet!
Op zekeren avond dat Bavo met zijne moeder koutte, ontvielen hem
eenige droeve woorden, die vrouw Damhout schenen te verrassen en te
verwonderen. Wat zij daarop antwoordde om hem te troosten, deed het
schaamrood op Bavo's voorhoofd klimmen. Hij stamelde eenige
verontschuldigingen en bleef dan zwijgend in zich zelven dubben en
overwegen, of nam een boek en ontvluchtte zóó eene samenspraak,
zoohaast hij bemerkte, dat zijne moeder hem met aandacht beschouwde.
Liefde? Zijn medelijden zou liefde zijn? Hij zou Godelieve beminnen
... beminnen, anders dan eene speelgenoote, dan eene zuster? Zijne
moeder had het niet gezegd; maar waarom dan had zij gesproken van eene
geheime neiging des harten, van een gevoel, dat hij moest pogen te
beheerschen en te overwinnen?
Van dan af werd Bavo aangaande Godelieve achterhoudend met zijne
moeder. Telkens dat zij zelve, en het gebeurde niet dikwijls meer, den
naam van Lieveken noemde, keerde hij de samenspraak af.--Dit belette
echter niet, dat zijne ziel treurde en nog snakte naar de afwezige
vriendinne. Elke maal dat hij te huis kwam, hoopte hij, dat zijne
moeder hem eenen brief zou toonen; maar de maanden verliepen zeer
snel, en van Lieveken hoorde men niets meer.
Wel had vader Damhout eens eenen werkman ontmoet, die uit Frankrijk
kwam en hem nieuws van de Wildenslags had gegeven; maar zijne woorden
waren niet van aard om Bavo of zijne moeder te verblijden. Volgens
zijn zeggen wonnen de Wildenslags veel geld, ja veel te veel; want zij
waren gekend als de grootste drinkers en zwierders van geheel de stad.
Zij lagen ook altijd in twist met iedereen en schenen in ruzie en in
vechten hun vermaak te vinden. Naar Gent terugkomen, dit zouden zij
zeker niet doen; want zij hadden daarvoor een al te goed leven in
Frankrijk. Godelieve kende hij niet; maar hij wist, dat al de
Wildenslags, ouders en kinderen, op fabrieken werkten.
Ondanks de durende beneveling van zijn gemoed kweet Bavo zijne
plichten zoo wel op zijn bureel, dat hij meer en meer de gunst won van
M. Raemdonck en van den meester-klerk. Men had zijne jaarwedde reeds
tot zeshonderd franken verhoogd, en dewijl zijn vader bleef werken en
zijne moeder nog immer voor haren winkel kielen naaide, kwam er
zooveel welstand in huis, dat men besloot de stege te verlaten en in
eene betere en min donkere straat te gaan wonen.
Veel eerder ware men verhuisd, hadde Bavo zelf niet altijd gepoogd
deze beslissing te doen uitstellen. Hij verborg het niet, dat hij met
smart zich zou verwijderen van deze plaats, waar zijne wieg had
gestaan en waar hij zijne gelukkige kindsheid had gesleten. Zeide en
herhaalde zij hem niet dagelijks, hoe zijne moeder hem had bemind en
hem had aangemoedigd in zijne pogingen om te leeren? Waren niet al de
herinneringen van zijn leven aan deze nederige kamer gehecht?
Eindelijk toch kon hij zijne moeder niet meer wederstaan. Er werd, een
weinig verder aan de straat, een klein doch net huisje gehuurd, en men
had reeds begonnen de meubelen over te dragen.
Men nam voor den laatsten keer het middagmaal in de oude woning. Bavo
zat tusschen zijne twee zusterkens aan tafel over zijne ouders. De
jongen sprak niet en was zeer zwaarmoedig; zijne oogen dwaalden soms
rond de kamer, als zeide hij vaarwel aan deze wanden, die zoo dikwijls
de vroolijke stem van arme, ongelukkige kinderen hadden gehoord.
Daar trad onverwachts een man in de kamer, naar buiten roepende:
"Ja, ja, ik kom! Eenige oogenblikken slechts! ga naar de _Blauwe
Geit_, bij Pier de Knul; ik zal u daar wel vinden!"
En tot de tafel naderende, greep hij de hand van Damhout en zeide:
"Goeden dag, Adriaan, ik wilde toch niet in Gent geweest zijn, zonder
u te hebben gezien. Gij hebt geluk, ik weet het en het verblijdt mij,
want gij zijt een brave vent."
"Zie, het is Steven Geerts!" riep Damhout. "Wel vier jaar is het
geleden, dat ik u voor de laatste maal heb gezien. Waar zijt gij
gebleven?"
"Ik kom uit Frankrijk; daar is altijd veel werk."
"Uit Frankrijk?"
"Ja, van Wazemmes, bij Rijssel."
"Van Wazemmes!" riepen de ouders en Bavo met blijde verrassing.
"Waarom verwondert u dit?" murmelde Steven.
"En hoe gaat het met de Wildenslags? Die wonen ook te Wazemmes, niet
waar?" vroeg vrouw Damhout.
"Dit is te zeggen," was het antwoord, "zij hebben er eenigen tijd
gewoond, volgens dat ik van de vrienden heb vernomen; maar ze zijn van
daar naar Douai vertrokken. Ik heb ze gedurende acht of tien dagen
gezien; want ik heb wel een half jaar te Douai gewerkt; maar de week
na mijne aankomst zijn de Wildenslags eensklaps van daar vertrokken.
De vrienden zeggen, dat zij werk hebben aangenomen voor eene stad in
het midden van Frankrijk, voor Rouaan misschien; maar ik weet het niet
juist."
"En de Wildenslags varen altijd wel?"
"Wel? Ja, veel te wel; het ware beter, dat zij wat armoede leden. Er
zijn geene grootere rabauwen op de wereld dan de Wildenslags; gij
moest ze nu zien, Adriaan! Ze doen niets dan zwieren en slempen, halve
weken; en ze worden zelfs door de vrienden gevlucht; want ze zijn
daarenboven zeer brutaal en groote ruziemakers."
Adriaan en zijne vrouw schudden treurig en zwijgend het hoofd. Ziende
dat Steven de hand van haren man greep om hem vaarwel te wenschen,
vroeg moeder Damhout:
"Zoudt ge ons niet kunnen zeggen, Geerts, hoe het met Godelieve
Wildenslag gaat? Gij kent ze misschien niet?
"Is het geene teere, magere? Met blond haar en levendige blauwe
oogen?"
"Ja."
"Ha, die ken ik goed; ik heb ze ten minste eens en maar al te wel
gezien. Die is nog veel erger dan de anderen, vrouw Damhout. Al de
Wildenslags zijn grove menschen."
"Wat wilt gij zeggen, o hemel!"
"Denk eens, ik kom in de stege, waar de Wildenslags wonen. Niet voor
hen, maar voor eenen anderen vriend; want ik wilde met die brutale
kerels geen uitstaans hebben. Weet gij, wat ik daar zie? Eenen
ganschen hoop vrouwen met moeder Wildenslag in het midden, die als
razenden aan het kijven zijn. Daar komt eensklaps Godelieve met den
kloef in de hand het huis uitgeschoten en begint te slaan en te
vechten, dat men ze wel met vieren moest vasthouden en bedwingen. De
leelijke woorden, die zij sprak, maakten mij zuiver beschaamd,
alhoewel ik van geen klein gerucht vervaard ben. Dat zulk zwak en
mager meisje, die anders een fraai wezen heeft, zulke baldadige taal
spreekt, dit stak mij fel tegen de borst, en ik had, mij dunkt, lust
om de onbeschaamde wat kletsen om hare ooren te geven...."
"Godelieve? Maar het is niet mogelijk!" zuchtte vrouw Damhout. "Hebt
gij het waarlijk gezien?"
"Met mijne eigene oogen. Misschien was het meisje buiten zich zelve
geraakt, omdat men hare moeder aanviel.... Nu, Adriaan, houd u wel, en
gij insgelijks, bazin Damhout, totdat ik nog eens naar Gent kome."
De werkman verliet de kamer. Er heerschte eene wijl de volledigste
stilte; de ouders bezagen elkander en hunnen zoon met treurige
verbaasdheid. Bavo scheen vergramd; er fonkelde een somber vuur in
zijne oogen, en zijne lippen schenen te beven.
Toen zijne moeder eindelijk eenige woorden meende te spreken, om hem
te troosten en Godelieve te verontschuldigen, stond de jongen op en
zeide met kracht:
"Moeder, vader, spreekt mij nooit meer van Godelieve! Ik wil haar
vergeten, mijne kindsheid geheel vergeten, om nimmer nog aan haar te
denken. Dat een onwetend mensch zoo laag dale en den eerbied voor zich
zelven verlieze, dit is te begrijpen; maar zij kan lezen, zij is
geleerd, zij heeft van u, moeder, niets gekregen dan lessen van deugd
en zedelijkheid. Uwe goedheid, uwe weldaden, onze vriendschap, dit
alles heeft zij vergeten. Zij is dubbel schuldig. O, ik zal haar
aandenken in mijn hart versmachten met geweld. Moeder, doe de
werklieden komen, seffens: alles moet weg naar onze nieuwe woning. Ik
wil hier niet meer slapen, ik wil geenen voet meer in de stege zetten.
Ik bid u, dat ik alles gereed vinde tegen dat ik naar huis kom; gij
zult mij gelukkig maken. Vaarwel, ik ga naar mijn bureel; hier kan ik
niet meer blijven; dezen avond zal ik bellen aan het huis in de
straat...."
Hij meende te vertrekken; maar daar hij bemerkte, dat zijne moeder
bekommerd was en hem wilde wederhouden, zeide hij met min ontsteltenis
in de stem:
"Wees gerust, moeder; het is voor een oogenblik slechts. Morgen zal ik
aan niets meer denken; het is gedaan; ik had verdriet, maar nu ben ik
genezen, genezen voor altijd!"
En na onder het spreken dezer woorden de handen zijner moeder
teederlijk te hebben gedrukt, ging hij het huis uit.


XI

De ongunstige tijding over Godelieve scheen Bavo van eene geheime
overheersching te hebben verlost, en onder dit opzicht had zij hem
inderdaad goed gedaan. Alsof dit voorval eensklaps hem al wat er nog
kinderlijks in hem was, had ontnomen, werd zijn geest ernstiger en hij
kreeg meer dan te voren het voorkomen van een bezadigd mensch, die
zich slechts bezighoudt met nuttige dingen.
Van dan af werkte hij met nog meer vlijt op zijn bureel, en al zijne
pogingen strekten om zich den handel en de inrichting der fabriek
geheel eigen te maken.
M. Raemdonck en de oude meester-klerk schepten vermaak in den
leerzamen en dankbaren jongeling voort te helpen. De laatste bovenal
had hem zeer lief en ontlastte zich op hem van een groot gedeelte
zijns arbeids, teneinde hem van alles ondervinding te geven. Hij
verborg hem zelfs niet, dat hij het deed met een bijzonder inzicht.
"Ik kan ziek worden," zeide de meester-klerk, "ik kan eene andere
plaats bekomen; mijn oom, de huidvetter, kan sterven. Dan erf ik een
fortuin en ga op mijn geboortedorp leven. Ik wil u bekwaam maken om
mij desnoods in mijne bezigheid te vervangen en, indien het gebeurt,
als gij oud genoeg zijt, om mijne plaats bij M. Raemdonck te krijgen."
Dit vooruitzicht was een nieuwe spoorslag voor Bavo. Met de
toestemming van zijnen meester nam hij boeken uit de bibliotheek naar
huis, studeerde de mekaniek, volgde nieuwe uitvindingen, teekende en
overwoog, en had reeds bijgedragen om op de fabriek eene winstgevende
verbetering aan de werktuigen te doen toebrengen.
Zoo klom eindelijk zijne jaarwedde tot de som van duizend franken,
toen hij zijn negentiende jaar bereikte.
Van Godelieve en zijne kindsheid sprak hij niet meer of scheen geen
gewicht meer aan deze herinneringen te hechten. Evenwel kwamen er nog
oogenblikken, dat het beeld van Lieveken voor zijne oogen opstond, en
hij dacht zelfs met vermaak en welgevallen aan de vriendin zijner
eerste jaren. Niet aan Godelieve, het fabriekmeisje, die zich door de
slechte voorbeelden tot ruwheid en zedelijke verlaging had laten
medeslepen; neen, aan het kleine, beminnelijke Lieveken, het zuiver en
eenvoudig kind, dat met hem was opgegroeid en al zijne vermaken en al
zijne hoop had gedeeld. Onder zijnen drukken arbeid, onder zijne
onophoudende studiën hoorde hij soms een zilveren stemmeken zijnen
naam murmelen, en hem verscheen nog van tijd tot tijd het zoete wezen
met de glinsterende blauwe oogen, zooals zij hem had aanschouwd, toen
hij haar buiten de stadspoort voor de laatste maal had gezien. Dit
waren echter slechts droomen, die met de wezenlijkheid in geene
betrekking meer stonden, en hij wist het zeer wel.
Vader Damhout had zijnen zoon reeds aangespoord, om door M. Raemdonck
of den meester-klerk toch eens naar de Wildenslags te doen vernemen;
maar Bavo had deze pogingen met eene soort van verschriktheid
afgewezen, en zijne moeder had hem gelijk gegeven.
Inderdaad, welke gemeenschap was er voortaan mogelijk tusschen
Godelieve en hem? Hij gevoelde zich geroepen om in de wereld tot den
burgerstand op te klimmen en onder deftige lieden te leven. Indien de
Wildenslags naar Gent terugkwamen, zou hij dan niet beschaamd zijn,
als vriend en broeder te hebben geleefd met menschen, die veeleer het
misprijzen dan de achting der wereld verdienden? Neen, neen, van de
Wildenslags mocht men hem niet meer spreken; zij hadden hem gewond in
zijn gevoel, en hij was verbitterd tegen hen.
Het waren bijna dezelfde overwegingen, die zijne moeder aanspoorden om
hare eigene herinneringen te onderdrukken. Vijf of zes jaar vroeger
had zij soms wel gedacht, dat Bavo en Lieveken misschien door God
bestemd waren om eens door het huwelijk te worden vereenigd. Die droom
had haar zelfs als eene mogelijkheid toegelachen; maar nu was er
zooveel afstand tusschen Bavo en Godelieve gekomen, dat men aan de
vroegere gemeenschap met de Wildenslags niet zonder een geheim gevoel
van schaamte kon denken.
Men sprak dus eindelijk in het geheel niet meer van Lieveken, alhoewel
in het hart van vrouw Damhout en in het hart van haren zoon een immer
herlevend gevoel van treurnis en van medelijden voor het ongelukkige
kind opwelde.
Bavo, die nu allengs tot de mannenjaren naderde, maakte zich met
onophoudende vlijt alles eigen, wat den handel en de bewerking van het
katoen betreft. Met de toestemming van den meester-klerk bracht hij
een gedeelte van den dag in de fabriek zelve door, niet alleenlijk om
de praktijk van den arbeid aan te winnen, maar tevens om de werklieden
op te passen en de belangen van M. Raemdonck te behartigen. Hij
volbracht dezen laatsten plicht met zooveel ijver en verstand, dat de
meester-klerk, die hoogmoedig was over zijnen leerling, soms tot M.
Raemdonck zeide:
"Wees zeker, Bavo Damhout brengt u voor duizenden franken profijt aan,
elk jaar. De werklieden beminnen en achten hem, en zij zorgen, dat er
niets verkwist of gebroken worde, alleenlijk om hem vermaak te doen."
Inderdaad, Bavo was zeer minzaam en zacht met iedereen, en zijne
wonderlijke wetenschap en ervarenheid waren wel van aard om hem het
ontzag der werklieden te verschaffen; maar dit was de voornaamste
reden hunner genegenheid voor hem niet.
Zijn eigen vader, hun oude, brave gezel, stond aan eenen spinmolen, en
de jongeling moest dikwijls aan hem, evenals aan hen zelven, bevelen
of terechtwijzingen geven. Dit hadde iets pijnlijks kunnen zijn, een
oude spinner, die zich door zijnen zoon moest zien gebieden. Maar Bavo
naderde nooit zijnen vader dan met de klak of den hoed in de hand,
stuurde hem het woord toe met den grootsten eerbied en lachte hem aan
en drukte hem zoo teederlijk de hand, dat al de werklieden zich
ontroerd gevoelden van bewondering en hoogmoed. Het kostte hun dan
geene moeite, te gehoorzamen aan een werkmanskind, die zich door zijne
geleerdheid het recht tot bevelen had aangewonnen, en door zijne
zachtheid en door zijne liefde tot zijnen ouden vader de eerbiedige
genegenheid van elkeen afdwong.
Bavo vergenoegde zich niet met hetgeen er voor hem op de fabriek van
M. Raemdonck te leeren was; hij had zijnen meester overgehaald om in
te schrijven op de nieuwste schriften over werktuigkunde en
nijverheid; hij volgde openbare avondlessen, welke er alsdan over dit
vak door geleerde professors werden gegeven; hij bezocht telkens dat
hij er gelegenheid toe had, de beste fabrieken van Gent.
Zoo verkreeg hij mettertijd eene groote wetenschap van alles, wat de
katoennijverheid en hare mogelijke verbeteringen betreft.
Hij was gelukkig, want iedereen rondom hem loofde en beminde hem....
Evenwel was zijn hemel niet geheel zonder wolken. Zijn vader werkte
nog altijd op de fabriek! De droom des jongelings was dus nog niet
verwezenlijkt, het doel zijns levens nog verre van bereikt te zijn.
Hij hadde wel gewild, dat zijn vader ophield van werken; maar zijne
ouders en hij zelf waren nu in hunne nieuwe woning aan zekeren
welstand gewend. Men kon dien toestand niet verlaten om een meer
bekrompen leven te hernemen, en zijne jaarwedde alleen was niet
toereikend om in de onkosten van het huishouden te voorzien. Deze
overweging was hem soms nog eene oorzaak van voorbijgaand verdriet ...
en daarbij, wanneer hij alleen was en droomde, tooverden zijne
gepeinzen hem nog dikwijls terug in zijne schoone zoete kindsheid. Dan
voelde hij in zijn hart eene ledigheid, eene onoverwinnelijke
treurnis, eenen geheimzinnigen worm, die wel zachtjes knaagde, doch
niet wilde sterven....
Op zekeren morgen dat Bavo op zijn bureel trad en, in de afwezigheid
van den meester-klerk, zich aan het schrijven had gezet, kwam eene
meid hem zeggen, dat M. Raemdonck hem verlangde te spreken en in de
zaal op hem wachtte.
Toen hij zich voor den eigenaar der fabriek aanbood, deed deze hem
nederzitten en zeide:
"Mijnheer Damhout, toen ik door eigene beweging en door aanbeveling
van den heer burgemeester u op mijn bureel toeliet, hoopte ik, dat gij
mijne bescherming door leerzaamheid en vlijt zoudt erkennen. Ik heb
mij niet bedrogen; integendeel, ik heb mijn genoegen in u gevonden, en
gij hebt mij veel voordeel aangebracht in mijne zaken. Uwe durende
liefde voor uwe ouders heeft mij daarenboven een waar gevoel van
vriendschap en achting voor u ingeboezemd. In één woord, gij zijt een
braaf jongeling en ik ben uiterst tevreden over u. Ik weet, dat uw
schoonste droom, het voorname doel uwer werkzaamheid, daarin bestaat,
uwen vader van allen arbeid te ontslaan en uwe moeder door levensgemak
en zekere weelde voor hare vroegere opofferingen te beloonen. Het
middel om u dat doel te laten bereiken, is mij nu aangeboden; en
alhoewel gij nog jong zijt, wil ik nochtans u toonen, dat ik
vertrouwen heb in uwe ervarenheid en in uwe trouw. De oom van den
meester-klerk is gisteren overleden; M. Pasmans geeft zijn ontslag en
gaat zijn geboortedorp bewonen. Gevoelt gij u bekwaam mijn
meester-klerk te zijn?"
"O, mijnheer!" zuchtte Bavo, "ware ik niet bekwaam, ik wierd het uit
dankbaarheid voor uwe uiterste goedheid!"
"Het is, mijn vriend, dat daar eene jaarwedde van drieduizend
vijfhonderd franken aan vast is; ja, vier duizend franken, met zekere
bijzaken. Dit is tamelijk veel voor een jongeling van tweeëntwintig
jaar. Zal deze aanzienlijke vermeerdering u niet schadelijk zijn? Gij
zijt in de gevaarlijkste jaren...."
"Beproef mij, ik bid u, mijnheer, al ware het gedurende een gansch
jaar!" zeide Bavo smeekend "Wat gij mij aanbiedt, is het geluk, dat ik
voor mijne ouders heb gedroomd. Oh, indien ik mij uwer grootmoedigheid
ooit onwaardig toon, jaag mij weg, veracht mij; maar neen, neen, ik
zal mijnen wil en mijne pogingen overspannen, en, is het mogelijk, u
bewijzen, dat uwe weldaad mijne krachten heeft verdubbeld."
"Ik geloof u, mijn vriend; de liefde tot uwe ouders zal uw
engelbewaarder zijn. Wees dus meester-klerk, en dat het schoone doel
uws levens zij bereikt. Gij kunt iemand van het klein bureel nemen om
de brieven af te schrijven, totdat wij eenen anderen klerk vinden om
uwe plaats in te nemen."
M. Raemdonck stond op, naderde tot den jongeling en drukte hem de
hand.
"Proficiat, meester-klerk," zeide hij. "Ga nu in de fabriek; want gij
brandt ongetwijfeld van ongeduld om uwen vader het goede nieuws te
dragen?"
Bavo ging niet heen; hij bleef in gedachten voor zijnen meester staan.
"Welnu, hebt gij mij nog iets te zeggen?" vroeg deze.
"Mijnheer, ik wilde u een verzoek doen."
"Spreek, mijn vriend."
"Het is zonderling genoeg, mijnheer, maar gij zijt zoo goed voor mij.
Ik zou wenschen, dat gedurende eenige maanden niemand iets van mijne
nieuwe benoeming wist; mijne ouders insgelijks niet. Dat men ten
minste vooronderstelde, dat mijne jaarwedde voorloopig nog niet is
verhoogd."
"Welke vreemde gedachte is dit!" kreet M. Raemdonck verwonderd.
"Waarom toch die geheimhouding?"
"Het is, mijnheer, dat ik mijnen ouders eene blijde verrassing wil
aandoen, en daartoe zou ik eenigen tijd moeten kunnen sparen, zonder
dat zij het weten."
"Welke verrassing?"
"Ik weet het nog niet, mijnheer; een geschenk, iets dat hen in eens
gelukkig zou maken. Ik zal het u zeggen en uwen goeden raad vragen,
zoohaast ik daarover een besluit heb genomen.... En indien ik
gedwongen was u een voorschot op mijne jaarwedde af te smeeken?"
"Ho, voor zulk liefderijk doel moogt gij mij niet sparen. Mijne kas
staat voor u open, ten minste zoolang gij binnen de palen der
redelijkheid blijft."
Bavo, onder het uiten eener vurige dankzegging, verliet de zaal en
begaf zich naar zijn bureel. Hij deed eenen helper van het klein
bureel komen en zette hem onmiddellijk aan het werk. Intusschen dacht
hij aan hetgeen hij M. Raemdonck had gezegd en aan het geschenk,
waarmede hij voornemens was zijne ouders te verrassen en gelukkig te
maken. Zijn ontwerp was sedert jaren reeds in zijn hoofd vastgesteld;
maar hij had het niet aan zijnen meester durven zeggen, uit vrees dat
hij zelf nog van gedachte kon veranderen. Na lange overweging toch
bleef hij bij zijn eerste besluit.
Toen hij met zijne ouders en zusters aan het middagmaal zat vertelde
hij hun, dat de oude meester-klerk zijn ontslag had gegeven, omdat
zijn oom, die nu gestorven was, hem een rijk erfdeel had nagelaten. M.
Raemdonck had wel lust om Bavo tot meester-klerk aan te stellen; maar
hij wilde het eerst eenige maanden beproeven, aangezien de jonkheid
van Bavo.
Zoo deed hij voor de oogen zijner ouders de hoop glinsteren, dat hij
welhaast aanmerkelijk zou worden verhoogd, en hij verborg niet, dat,
indien dit geluk hem ten deel viel, hij niet meer zou lijden, dat zijn
vader een oogenblik langer werkte. Hij zou dan in zijne hooge
jaarwedde de middelen vinden, om zijne moeder alle gemak te bezorgen
en haar te laten leven als eene ware rentenierster. Hij was zoo
vroolijk, zoo blijgeestig, dat hij iedereen deed juichen en in de
handen klappen van hoop en vreugde.
Eindelijk vertelde hij, dat de neef van M. Raemdonck, die lang te
Parijs had verbleven en daar zelfs onlangs was getrouwd, naar Gent
ging komen wonen. M. Raemdonck was op zoek naar een huis voor zijnen
neef. Groot moest het niet zijn, maar fraai en zindelijk. Hij zou het
voorzien met schoone meubelen en alles in gereedheid brengen tegen de
overkomst van zijnen neef met zijne jonge vrouw. Bavo sprak er van,
omdat zijn meester hem had verzocht eens rond te zien, welke huizen
van dien aard zoo al te huur hingen; en de jongeling, die niet veel
tijd had, spoorde zijne moeder aan om eens uit wandelen te gaan in de
beste straten, niet verre van de fabriek, en te zien of er zulke
huizen niet te huur hingen, opdat hij het alsdan aan zijnen meester
zou kunnen zeggen.
Reeds des avonds, bij zijnen terugkeer van de fabriek, vernam Bavo van
zijne moeder, dat er nette burgerhuizen te huren hingen in de
Mageleinstraat, in de Lange Meere en in de Kruisstraat, niet verre van
Sint-Baafskerk. Dit laatste was misschien wat klein; maar het was
nieuwerwetsch en het opschrift meldde, dat het eenen hof had.
Bavo bracht twee dagen later aan zijne moeder de dankzegging van M.
Raemdonck, die het huis in de Kruisstraat, bij Sint-Baafskerk, naar
zijnen zin had gevonden en het onmiddellijk had gehuurd.
Sedert dien sprak Bavo nog dikwijls van dit huis en roemde de pracht
der meubelen, welke zijn meester er in deed zetten, en de smaakvolle
inrichting van alles. M. Raemdonck had hem reeds tweemaal er naartoe
geleid, en deed hem de eer aan, hem te raadplegen over de schikking
van het huis en het aanleggen van den kleinen tuin.
De jongeling verwekte door zijne herhaalde beschrijvingen de
nieuwsgierigheid zijner moeder zoodanig, dat zij den wensch uitdrukte
om het schoone huis eens van binnen te mogen zien. Bavo beloofde de
toelating zijns meesters te vragen; maar men moest nog eenige weken
wachten, totdat de woning der nieuwgetrouwden geheel in orde zou zijn.
Eindelijk, op eenen zaterdagavond, toonde hij juichend eenen grooten
sleutel en zeide, dat M. Raemdonck hun allen toeliet het huis van
onder tot boven te bezichtigen en zelfs eenen ganschen namiddag in den
hof door te brengen. Hij zou er eene goede flesch wijn gereed zetten,
en hij verzocht Bavo deze met zijne ouders op zijne gezondheid te
ledigen. Het was morgen Zondag. Even na het middagmaal te hebben
genomen, zou men naar het huis in de Kruisstraat gaan en er een uurtje
of twee blijven. Dit zou een waar feestje zijn!
Inderdaad, nauwelijks gunde men zich des anderen daags tijd om te
eten, zoo ongeduldig waren Bavo's zusters. Men trok, vroolijk en
koutende van hetgeen men ging zien, in de richting van Sint-Baafskerk.
In de Kruisstraat gekomen, bleef men voor het huis staan, om den gevel
te beschouwen; er was een klein balcon, waarvan veelkleurige bloemen
in kransen nederdaalden; er stonden insgelijks bloemen achter de
vensters, meestal roode fuchsia's, en dit deed moeder Damhout
opmerken, dat zij altijd eene soort van voorliefde voor die
koraalroode bellekens had gehad.
Toen de deur geopend was, zeide Bavo tot zijne zusters, die maar
seffens al de deuren der kamers wilden openen:
"Neen, neen, zóó niet; het schoonste voor het laatste. Anders zouden
wij niet veel vermaak van ons bezoek hebben. Laat ons eerst in den hof
gaan; moeder ziet zoo gaarne bloemen."
"En ik dan?" bemerkte Adriaan Damhout. "Toen ik jonger was, woonden
mijne ouders op Ledeberg. Wij hadden een hoveken. Ik liet er eten en
drinken voor; den geheelen Zondag nanoen was ik aan het werk, en ik
had de schoonste aurikels en de schoonste violieren van geheel het
voorgeborcht."
Zij kwamen in den tuin; hij was niet zeer uitgestrekt; maar de paden
slingerden liefelijk, de zon scheen mild op een gedeelte des gronds,
en er was zulk een overvloed van bloemen, dat de meisjes de handen
boven het hoofd hieven en vooruitspringende riepen:
"Ho, wat is dit hier schoon en frisch! en welke zoete geuren!"
Meer rustig, in schijn ten minste, wandelde Bavo met zijne ouders door
de paden, toonde hun al de bloemen, plukte hun takjes van geurig kruid
You have read 1 text from Dutch literature.
Next - Bavo en Lieveken - 8
  • Parts
  • Bavo en Lieveken - 1
    Total number of words is 4602
    Total number of unique words is 1495
    44.5 of words are in the 2000 most common words
    60.7 of words are in the 5000 most common words
    68.8 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Bavo en Lieveken - 2
    Total number of words is 4656
    Total number of unique words is 1241
    55.5 of words are in the 2000 most common words
    71.3 of words are in the 5000 most common words
    78.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Bavo en Lieveken - 3
    Total number of words is 4614
    Total number of unique words is 1198
    54.9 of words are in the 2000 most common words
    72.9 of words are in the 5000 most common words
    78.9 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Bavo en Lieveken - 4
    Total number of words is 4651
    Total number of unique words is 1360
    49.8 of words are in the 2000 most common words
    68.0 of words are in the 5000 most common words
    75.3 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Bavo en Lieveken - 5
    Total number of words is 4514
    Total number of unique words is 1357
    51.2 of words are in the 2000 most common words
    69.8 of words are in the 5000 most common words
    77.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Bavo en Lieveken - 6
    Total number of words is 4615
    Total number of unique words is 1263
    54.7 of words are in the 2000 most common words
    73.8 of words are in the 5000 most common words
    79.8 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Bavo en Lieveken - 7
    Total number of words is 4622
    Total number of unique words is 1310
    53.0 of words are in the 2000 most common words
    70.9 of words are in the 5000 most common words
    78.2 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Bavo en Lieveken - 8
    Total number of words is 4568
    Total number of unique words is 1333
    50.2 of words are in the 2000 most common words
    70.1 of words are in the 5000 most common words
    78.3 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Bavo en Lieveken - 9
    Total number of words is 4537
    Total number of unique words is 1380
    51.3 of words are in the 2000 most common words
    68.9 of words are in the 5000 most common words
    77.3 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Bavo en Lieveken - 10
    Total number of words is 1501
    Total number of unique words is 610
    61.4 of words are in the 2000 most common words
    75.6 of words are in the 5000 most common words
    83.2 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.