Bavo en Lieveken - 6

Total number of words is 4615
Total number of unique words is 1263
54.7 of words are in the 2000 most common words
73.8 of words are in the 5000 most common words
79.8 of words are in the 8000 most common words
Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
jongens van allen ouderdom, de kleinste eerst, werden beurtelings
opgeroepen en kregen één of meer boeken.
Velen moeders ontvielen tranen van geluk en hoogmoed; eenigen drukten
in vol publiek hunne kinderen op hun hart en deden door deze
eenvoudige uitstorting van liefde en blijdschap de toejuichingen der
ontroerde aanschouwers verdubbelen.
Toen men aan de leerlingen der hoogste klasse was gekomen, en Bavo de
schoone, groote boeken één voor één van de tafel zag verdwijnen, werd
het hem eenigszins bang om het hart. Ware hij op de school gebleven,
dan hadde hij wel zeker het grootste getal dier prijzen behaald. Al de
eer, welke zijnen ouden gezellen nu werd aangedaan, ware hem te beurt
gevallen. Hoe hadde die openbare zegepraal, in tegenwoordigheid des
burgemeesters en der andere heeren, zijne moeder en zijnen ziekelijken
vader gelukkig gemaakt! Nu zou hij slechts eenen prijs krijgen, eenen
kleinen prijs, want er lagen geene groote boeken meer op de tafel.
Nog treuriger werd Bavo, toen hij ook den laatsten prijs zag weggaan;
maar hij werd uit zijne droeve overweging opgewekt door de
verschijning van den hoofdonderwijzer, die op het tooneel vooruitkwam
om tot het publiek te spreken.
De redenaar was een man met grijze haren; er lag in zijn schoon en
indrukwekkend gelaat een toon van ernst en goedheid, van overtuiging
en liefde, die liet vermoeden, dat deze grijsaard het onderwijs der
kinderen beschouwde als eene soort van priesterschap.
Op stillen, doch diepgevoelden toon begon hij zijne aanspraak. Van
zijne eerste woorden af verwonderde hij elkeen, en boeide de aandacht
gansch bijzonderlijk; want hij verhaalde een vertelsel van werklieden,
eenen vader en eene moeder, die ten koste van vele opofferingen hunnen
zoon hadden laten leeren, en die zelfs te midden van nood, van ziekte
en ellende, liever honger hadden geleden dan hun kind van de school te
trekken. Hij prees deze ouders zeer hoog, noemde ze edele, waardige
menschen, en stelde ze ten voorbeeld van allen, die hem aanhoorden.
Dewijl hij geene namen noemde, meende men, dat hij een uitgevonden
verhaal voordroeg; maar de moed en de opoffering dezer ingebeelde
ouders rukten evenwel tranen van bewondering uit de oogen van alle
lieden.
Christina Damhout hield het hoofd gebogen en verborg hare ontroering.
Haar hart klopte fel, en zij was als beschaamd.
"God heeft die goede ouders beloond," ging de grijze redenaar voort,
"en in het feit dat ik u verhalen ga, zult gij het bewijs vinden, dat
het onderwijs, gepaard met de zedelijke opvoeding, het hart van den
mensch veredelt en hem, met het besef zijner plichten, ook den moed en
de kracht geeft om ze te vervullen. De zoon dier ouders was leerling
op deze school. Hij was de sterkste en meest geleerde in de hoogste
klasse, en wel zeker zou hij al de eerste prijzen hebben weggedragen.
Niemand twijfelde er aan, noch wij, zijne leermeesters, noch zijne
medeleerlingen, noch hij zelf. Hij snakte naar den dag der
prijsuitreiking, niet voor zich zelven, maar voor zijnen vader en
zijne moeder, die gelukkig zouden zijn door zijne schoone zegepraal.
Dan kwam de werkstaking der fabrieken; zijn vader werd doodelijk ziek;
nood en lijden overvielen zijne arme ouders. Wat deed de jongen? Hij
verzaakte aan al zijne prijzen, aan de lang gedroomde eer, om eenen
dwingenden plicht te vervullen. Hij verliet de school, zonder het
zijnen ouders te durven zeggen, zocht en vond werk in eene fabriek,
legde in 't geheim zijn dagloon in de kas zijner moeder neder en redde
dus, als een onzichtbare weldoener, zijne ouders uit de bittere
ellende.... Door ontijdig van de school weg te blijven, heeft de goede
zoon zijn recht op het behalen der prijzen verloren; maar wij, zijne
leermeesters, met toestemming van den heer burgemeester en met behulp
van eenen milden beschermer der volksscholen, hebben besloten zijne
vlijt, zijne kunde en bovenal zijn edel gedrag door eene bijzondere
belooning te erkennen."
Hij haalde van achter een gordijn een groot kwartoboek en een
lauwerkroon te voorschijn. Het boek was in rood leder gebonden en
verguld op snede. De onderwijzer opende het en toonde, dat het vol was
van schoone, ontplooibare platen. Op den titel stond te lezen:
_Werktuigkunde, toegepast op de Nijverheid_. Al de aanschouwers waren
rechtgesprongen en keken zich de oogen uit het hoofd, om te raden,
wien dit prachtig boek mocht bestemd zijn.
De hoofdonderwijzer keerde zich naar den kant der schoolkinderen, en
zeide met diepe aandoening:
"Kom, Bavo Damhout, kom, mijn vriend, ontvang dit bewijs van de
achting uwer leermeesters; het blijve u een kostbaar aandenken en een
spoorslag om op den weg der deugd en der plichtsbetrachting voort te
gaan. Gij zijt werkman; maar in die nuttige loopbaan staat de toekomst
voor u open. Wees uwen gezellen een voorbeeld en toon hun gedurende uw
leven, in uw gedrag en in uw welgelukken, de onschatbare vruchten van
het volksonderwijs!"
Bavo was bleek en beefde; hij scheen de macht niet te hebben om de
trede te beklimmen, zoodanig ontstelde hem deze onverwachte
eerbewijzing in tegenwoordigheid zijner ouders. Een der onderwijzers
vatte hem bij den arm en leidde hem op het tooneel. Zijn grijze
meester omhelsde hem, zette hem de lauwerkroon op het hoofd en legde
hem het groote boek op de handen.
De gansche zaal daverde onder een donderend bravo; velen der
aanschouwers leekten tranen van ontroering op de wangen; de vrouwen
brachten zich den neusdoek aan de oogen.
Voor de trede stonden de burgemeester en de andere heeren recht,
gereed om den bekroonden jongen geluk te wenschen; maar Bavo, zonder
daar acht op te geven, zoohaast hij zich in bezit van zijnen prijs
zag, keerde zich om, hief het boek en kroon met beide handen in de
hoogte en riep in verrukking uit:
"Moeder, moeder, moeder!"
En hij sprong als een zinnelooze of een blinde tusschen de overheden
en het publiek door, wierp kroon en boek op den schoot zijner moeder
en vloog haar aan den hals en zoende haar onder het uitspreken van
allerlei dankzeggingen. Ook zijnen vader omhelsde hij lang en vurig.
Tusschen zijne liefdesbetuiging riep hij luid:
"Gij hebt gewerkt en geleden om mij te laten leeren. Vader, vader, ik
zal voor u werken. O, dat God mij bescherme! Gij zult het zien, gij
zult het zien!"
Deze eenvoudige lieden, in hun geluk, in hunne ontsteltenis, hadden de
geheele wereld vergeten en schenen niet te weten, dat eene menigte
menschen, met tranen in de oogen en woorden van bewondering op de
lippen, hen omringden en op de uitstorting hunner blijdschap staarden.
Damhout richtte zich eerst op en zeide tot zijne vrouw:
"Kom, Christina, kom; men bekijkt ons zoo vreemd. Het is gedaan; de
burgemeester is al weg; laat ons naar huis gaan."
Men hadde op de schijnbare koelheid zijner woorden kunnen
vooronderstellen, dat vader Damhout min gevoelig was aan de zegepraal
zijns zoons; maar men hadde zich daarover geheel misgrepen. Zijn hart
was vervuld met hoogmoed; want toen hij van tusschen de banken was
geraakt, spande hij zichtbaar alle pogingen in om nevens Bavo te
blijven, opdat elkeen mochte zien, dat hij de vader van dien jongen
was.
Bavo scheen sedert eenige oogenblikken door een gevoel van
beschaamdheid aangegrepen; hij hield het hoofd gebogen en stapte
wankelend tusschen zijne ouders.
Toen zij de deur der zaal gingen bereiken, zeide Christina tot haren
zoon:
"Bavo lief, gij moogt niet beschaamd zijn: integendeel, hef het hoofd
op; de menschen zouden zoo gaarne u in het aangezicht zien; het is uit
vriendschap...."
De jongen, als uit eenen slaap opschietende, slaakte eenen zucht en
murmelde met zonderlinge ontroering aan het oor zijner moeder:
"Ach, hadde Lieveken dit eens kunnen zien!"
Zij werden door den vloed des volks ter deur uitgestuwd, en bevonden
zich op de straat.
"Christina," zeide vader Damhout, "ginder staat M. Raemdonck; hij
beziet ons en schijnt mij te willen spreken."
"Inderdaad, Adriaan, het is natuurlijk, hij zal u gelukwenschen. Welke
eer, niet waar? Uw eigen meester. Wie hadde zich toch aan zooveel
geluk verwacht. Die goede, lieve Bavo!"
M. Raemdonck wenkte Damhout met den vinger tot zich.
Terwijl Bavo en zijne moeder te midden der straat tusschen een hoop
nieuwsgierige lieden bleven staan, ging Adriaan met ontdekten hoofde
tot zijnen meester. Deze drukte hem minzaam de hand en zeide hem:
"Ik wensch u geluk, Damhout. Zet uwe klak weder op, ik bid u. Dat gij
een goed en vlijtig werkman zijt, dit wist ik sedert vele jaren; maar
dat gij, als een verlicht en verstandig vader, uwen zoon hebt laten
leeren, totdat hij al de klassen van het lager onderwijs had
doorloopen, dit is iets, dat u in mijne oogen grootelijks vereert."
"Ach, het is mijne vrouw, mijnheer," antwoordde de ontroerde werkman.
"Uwe vrouw?"
"Ja, mijnheer, daarvoor moet ik God dankbaar zijn, dat Hij mij de
braafste en verstandigste vrouw heeft gegeven, die er op de wereld te
vinden is."
"Het zij zoo, mijn vriend, gij hebt er evenwel voor moeten werken. Ik
heb aan den burgemeester beloofd, dat ik, indien het mogelijk is, iets
zal doen om u te beloonen. Zeg mij eens, wat stelt gij u voor van uwen
zoon te maken?"
"Hij is op de fabriek van M. Verbeeck."
"Wat doet hij daar?"
"Hij zal de naaste week aan den eersten _duivel_ staan, mijnheer."
"Ja, dit is niet slecht: hij zal mettertijd meesterknecht kunnen
worden. Wilt gij mij een vermaak doen, Damhout? Zend mij uwen zoon; ik
wil hem ook eenen prijs, een geschenk geven. Ga naar huis met uwen
zoon, en zoohaast hij zijn boek en zijne kroon heeft nedergelegd en
wat heeft uitgerust, doe hem dan ten mijnent komen; ik zal hem
verwachten."
Damhout keerde terug tot zijne vrouw en vertelde haar met blijde
verbaasdheid, wat zijn meester hem had gezegd. Hij had hem de hand zoo
vriendelijk gedrukt en zulke minzame woorden tot hem gesproken!
Door iedereen nagekeken, geroemd en geprezen, kwamen de Damhouts
eindelijk in hunne kleine stege. Voor het huisje, waar de Wildenslags
hadden gewoond, scheen Bavo te willen blijven staan, en hij hief
zelfs door eene onvrijwillige beweging zijn boek en zijne kroon op,
als toonde hij deze voorwerpen aan een onzichtbaar wezen; maar een
zucht ontsnapte hem, en hij volgde zijne ouders tot binnen hunne
woning.
Hier herhaalden zij nog eens de blijde omhelzing, en dan haastte Bavo
zich ter stege uit, om naar M. Raemdonck te gaan en daar een nieuw
geschenk te ontvangen. Wat zou het zijn, dat zijns vaders meester hem
wilde geven? Misschien insgelijks een schoon boek, misschien iets
anders?


IX

Bavo belde ten huize van M. Raemdonck; de meid leidde hem in het
bureel. Hier kwam een reeds bejaarde man, de meester-klerk
ongetwijfeld, hem te gemoet met eenen vriendelijken glimlach op het
aangezicht, greep hem de hand en zeide:
"Ik wensch u geluk, mijn jongen; men heeft u eene welverdiende eer
bewezen; ik was er tegenwoordig en heb mij diep ontroerd gevoeld. Het
zal u geluk bijbrengen dat gij uwe ouders zoo bemint en dankbaar
zijt."
Bavo murmelde den naam van M. Raemdonck.
"Ja, ik weet het," zeide de meester-klerk, "mijnheer heeft u doen
komen, maar hij is met eenen koopman in de fabriek gegaan en heeft
gezegd, dat gij hier een beetje zoudt wachten. Zit neder, mijn vriend.
M. Raemdonck zou u goed willen doen, indien het mogelijk is. Hij zou
gaarne weten wat gij kent en tot hoeverre gij geleerd zijt, en hij
heeft mij gelast u op de proef te stellen, indien gij hierin
toestemt."
"Ik ben hem wel dankbaar en zal alles doen wat u belieft, mijnheer,"
antwoordde de jongen.
"Welnu, zet u daar voor den lessenaar; ziehier de kopie van eenen
brief. Schrijf dien eens in het net, op uw best en zonder feilen.
Wees niet bevreesd. Daar hebt gij een model voor den vorm des briefs.
Begin maar; ik zal intusschen mijn eigen werk voortzetten."
Er heerschte eene volledige stilte in het bureel, totdat Bavo, door
het hoofd op te heffen en zich om te keeren, teeken gaf, dat de brief
was afgeschreven.
De meester-klerk naderde, hield de oogen eene wijl op het papier
gevestigd en zeide dan met verwondering:
"Ho, jongen, wat schoon geschrift, wat vaste hand ... en geene feilen!
Bravo, dit had ik niet verwacht; het zal M. Raemdonck verblijden, want
hij draagt u eene ware genegenheid toe, omdat gij de zoon zijt van
eenen onzer oudste en beste werklieden. Kunt gij ook goed rekenen?"
"Daarin was ik de sterkste van de geheele school, mijnheer, ten minste
volgens mijne meesters."
"Welnu, ziehier eene kolom cijfers; tel ze eerst op; vermenigvuldig
dan de uitkomst met 365 en deel het geheel met 514."
In eenige minuten had Bavo de rekening gemaakt, en de meester-klerk
bevond met innige tevredenheid, dat hij niet had gemist.
"Blijf nu een oogenblikje hier wachten, mijn vriend," zeide hij; "ik
ga M. Raemdonck van uwe komst verwittigen."
Hij liet Bavo alleen in het bureel, opende eene deur en trad ten einde
van eenen gang in eene zaal, waar de eigenaar der fabriek voor eene
tafel zat en bezig was met eenige papieren te doorbladeren.
"Welnu, Pasmans, hoe staat het met de geleerdheid van den jongen?"
vroeg hij. "Zoudt gij hem kunnen benuttigen?"
"Het is een wonder, mijnheer," antwoordde de meester-klerk; "de jongen
is nauwelijks vijftien jaar, en hij heeft een geschrift zoo vast en
zoo fraai als van eenen ouden klerk; hij kan goed rekenen, heeft een
fijn begrip en is bekwaam tot alles, ten minste voor hetgeen onder
mijn toezicht op het bureel kan te doen zijn."
"Gij wilt toch niet zeggen, dat hij den klerk, dien gij eergisteren
wegzondt, zou kunnen vervangen?"
"Neen, mijnheer, ik durf het niet zeggen, alhoewel ik overtuigd ben,
dat ik uit dezen leerling der gemeenteschool meer nut zal trekken;
maar hij is te jong, en men mag hem in den beginne niet door eene al
te hooge jaarwedde bederven."
"Inderdaad, de andere klerk had duizend franken. Wat zou men den zoon
van Damhout kunnen geven? Gij weet dat ik zijne ouders wil beloonen?"
"Het derde gedeelte, mijnheer; driehonderd franken, bij voorbeeld. Het
ware genoeg om te beginnen. Ik zal den jongen helpen en leeren. Indien
hij vlijtig en getrouw blijft, kunnen wij zijn loon opvolgend
verhoogen."
"Het is wel, Pasmans, ik bedank u om uwe goedwilligheid. Zend mij den
jongen, maar zeg hem niets."
Eenige oogenblikken daarna trad Bavo in de zaal en bleef met de klak
in de hand voor M. Raemdonck staan.
Deze beschouwde hem eene wijl, met het hoofd knikkende, als schepte
hij behagen in de regelmatige wezenstrekken en in de nederige, doch
tevens moedige houding van den jongen.
"Het is een schoone dag voor u geweest, mijn vriend," zeide hij. "Gij
hebt vele beschermers aangewonnen, en indien gij vlijtig en verstandig
blijft, zult gij waarschijnlijk uwen weg in de wereld maken; maar wat
u ook gebeure, vergeet nooit, dat uwe ouders, arme fabriekwerkers,
zich hebben opgeofferd om u te laten leeren."
"Ik zal het niet vergeten, mijnheer," antwoordde Bavo zeer stil, maar
op eenen ontroerden toon en met eenen glim van wilskracht, waarvan de
innigheid den eigenaar der fabriek met verrassing sloeg.
"Ha, dit is wel," zeide hij, "dat gij goed doordrongen zijt van alles,
wat uwe arme ouders voor u hebben gedaan; uw vader bovenal, niet
waar?"
"Ja, mijnheer, mijn vader heeft voor mij gewerkt, mijn vader is voor
mij doodelijk ziek geworden; mijne moeder heeft nachten zonder slapen
doorgebracht om mij naar de school te laten gaan."
"En gij zult ze liefhebben en, is het u mogelijk, ze beloonen in
hunnen ouden dag?"
"Ja, mijnheer, zoolang ik leef."
"Gij zijt nu op de fabriek van M. Verbeeck, en gij zult de naaste week
eerst aan den _duivel_ staan als helper. Het is een goed middel om tot
iets te geraken; maar dit gaat wel langzaam, mijn jongen. Met uwe
geleerdheid kan men misschien eenen korteren weg vinden."
"Ik zal meesterknecht worden, mijnheer!" antwoordde Bavo met
bedwongene kracht.
"En dan?" morde M. Raemdonck.
"Dan, mijnheer, dan zal mijn vader niet meer werken, en mijne moeder
ook niet."
"Gij zijt een brave jongen," sprak M. Raemdonck getroffen. "Wat wint
gij nu? Vier of vijf franken in de week, niet waar? Dit is niet
genoeg. Ik wil u helpen het edele doel bereiken, dat gij uw dankbaar
hart aanwijst, door u eene loopbaan te openen, waarin men, met uwe
geleerdheid en uwen goeden wil, veel spoediger kan vooruitgaan. Ik was
voornemens u een boek te geven; maar al de boeken mijner bibliotheek
zullen tot uwe beschikking staan. Een ander geschenk ga ik u doen.
Wilt gij klerk worden op mijn bureel?--Blijft gij bij uwe goede
gedachten en vlijtig, dan zal ik u voorthelpen met liefde, als waart
gij mijn eigen zoon."
"O, mijnheer, zooveel goedheid!" kreet Bavo, de handen dankend
opheffende. "Hoe blijde zal mijne moeder zijn!"
"Gij aanvaardt dus de plaats?"
"Ik kan schier niet spreken, mijnheer. Ach ja, ja, ik zal zoo mijn
best doen!"
"Maar gij vraagt niet wat gij zult winnen. Indien gij u nuttig maakt
en u vlijtig toont, zal ik uwe jaarwedde al spoedig verhoogen; het
hangt van u af.
Voor alsnu en om te beginnen, zult gij ... zult gij vierhonderd
franken trekken; het is ten minste tweemaal zooveel als uw
tegenwoordig loon."
Bavo borst in tranen los en scheen in zijne ontroering te stikken; hij
stamelde verwarde woorden, zegende zijnen weldoener en sprak van zijne
moeder en van zijnen vader, doch was te zeer ontsteld om een
verstaanbaar woord te uiten.

[Illustratie: Eenen Godspenning wil ik u geven.]

M. Raemdonck opende eene lade van zijnen schrijflessenaar, nam er
iets uit, naderde tot den duizeligen jongen en zeide hem:
"Kom morgen op het groot bureel; de oude meester-klerk is een braaf
man en een edelmoedig hart; hij zal u vriendelijk zijn en u
voorthelpen. Eenen Godspenning wil ik u geven; het zal mijn geschenk
zijn. Daar, neem dit, draag het uwen vader met de goede tijding, en
poog mijner bescherming waardig te blijven; dan zult gij uw eigen
geluk en het geluk uwer goede ouders verzekeren. Vaarwel, mijn jongen,
tot morgen dus."
Het hoofd van Bavo draaide, het was hem duister voor de oogen; hij
bevond zich in de straat zonder het te weten. Vierhonderd franken ging
hij winnen! Welke rijkdom, en hoe zou zijne moeder verbaasd staan en
gelukkig zijn bij dit wonderschoon nieuws! Hij kon het niet gelooven;
hij droomde misschien? Neen, neen, het was waar. Klerk zou hij worden
en vierhonderd franken winnen!
Dan eerst voelde hij iets in zijne hand en opende ze. Daar blonken hem
twee goudstukken van twintig franken in de oogen!
Een luide schreeuw ontvloog hem, en, zonder op de voorbijgangers te
letten, die hem verwonderd nakeken, sprong hij, met de hand in de
hoogte, juichend vooruit en liep uit al zijne kracht, totdat hij zijne
woning bereikte.
"Moeder, vader!" riep hij, "ik word klerk in het groot bureel van M.
Raemdonck; ik win vierhonderd franken; ik zal spoedig meer winnen:
daar, daar is mijn Godspenning! Vader, vader, wij zullen rijk zijn;
gij zult leven zonder werken, gij hebt genoeg gedaan voor mij. Moeder
zal des nachts niet meer moeten naaien; zij zal eene meid hebben. Nu
nog niet, maar het zal komen, ja, ja, mettertijd, of ik zal er onder
bezwijken."
En van ontsteltenis afgemat, liet de opgewonden jongen zich lachend en
juichend op eenen stoel vallen.
De ouders bestaarden met verwondering de twee goudstukken, welke hun
zoon op de tafel had geworpen; zij insgelijks schenen buiten zich
zelven van verbaasdheid.
Damhout sloeg eensklaps de armen om den hals zijner vrouw, drukte haar
op zijn hart en stamelde met tranen in de oogen:
"O, Christina lief, dat God u zegene! Aan u, aan u alleen zijn wij al
dit geluk verschuldigd. Gij zijt meer dan eene moeder voor uwe
kinderen, meer dan eene vrouw voor mij; gij zijt onze goede
engelbewaarder op aarde!"
Bavo stond eensklaps recht en kreet, terwijl hij naar de deur liep:
"O, Lieveken! Lieveken!"
Met eenen angstigen gil sprong zijne moeder hem achterna.
"Hemel, mijn arme zoon, wat geschiedt u?" gilde zij.
Maar Bavo wierp zich in hare armen en zeide met het schaamrood op de
wangen:
"Het is niets moeder lief; ik droom, de blijdschap maakt mij
zinneloos!"


X

Des anderen daags begaf Bavo zich naar zijn bureel; hij was zoo blijde
en zoo vol geestdrift, dat hij geheel door zijnen nieuwen arbeid was
verslonden en aan niets anders meer scheen te denken. Hij bracht des
avonds schrijfwerk mede, bleef met de pen in de hand zitten, totdat
zijne ouders hem herinnerden, dat het tijd was om slapen te gaan, en
sprak zelfs niet meer van Lieveken, noch van zijne treurnis, omdat zij
zijne schoone zegepraal niet had kunnen zien.
Evenwel na eenige dagen van groote overspanning, kwam er een beetje
rust in zijn gemoed. Dan keerde de herinnering aan de afwezige
vriendin even krachtig als te voren in hem weder, en hij spoorde zijne
moeder aan om eenen brief aan Lieveken te schrijven. Het arme meisje
zou zich in hun geluk verblijden, en het zou haar zeker een troost
zijn in haar verdriet.
Een gansche avond werd aan het opstellen en afschrijven van den brief
besteed; want alhoewel Bavo de pen voor zijne moeder hield, stortte
hij er al de vreugde van zijn eigen hart in uit en schilderde breed en
wijd de prijsuitreiking en het bezoek bij M. Raemdonck. Lieveken moest
alles, alles weten, even alsof zij zelve er bij tegenwoordig ware
geweest. Hij vergat insgelijks niet te juichen over de toekomst, die
hem aanlachte, en beroemde zich, dat, indien Gods bescherming hem
bijbleef, hij zijne ouders mettertijd rijk en gelukkig zou maken. Zij
moest seffens antwoorden en laten weten, wanneer haar vader terug naar
Gent zou keeren; de fabrieken waren hier nu weder alle geopend en er
was veel werk; want zij kon wel denken, dat, niettegenstaande hunne
blijdschap, zijne ouders en hij zelf toch veel verdriet hadden, omdat
zij Lieveken niet meer zagen.
De brief werd in de post gestoken, en van dan af wachtte Bavo met
koortsig verlangen op het antwoord.
Er verliepen ééne week, twee weken, eene gansche maand. Elken middag
en elken avond, als Bavo zijn bureel verliet, liep hij met groote
haast naar huis, en zijn eerste woord was telkens:
"Welnu, welnu, moeder, is er niets gekomen?"
"Niets, nog niets, mijn zoon," antwoordde vrouw Damhout met eenen
zucht.
Bavo werd allengs zeer treurig en moedeloos, en soms bleef hij des
avonds uren lang met het hoofd in de hand zitten, of koutte met zijne
moeder over de waarschijnlijke redenen dezer stilzwijgendheid van
Lieveken. Was zij ziek misschien? Was haar een ongeluk overkomen? Had
men zich in het opschrift van den brief misgrepen? Maar dit laatste
was niet mogelijk, vermits Lieveken zelve vóór haar vertrek hun dit
opschrift had gegeven.
Gelukkig dat Bavo in den arbeid eene afleiding voor zijne droeve
gepeinzen vond. Het plichtgevoel was inderdaad zeer machtig in hem.
Zoolang hij op zijn bureel was, overspande hij zijne wilskracht en
worstelde zegevierend tegen het verdriet, dat zijnen geest benevelde,
en men kon niet aan zijn werk raden, dat smartelijke stoornissen hem
onophoudend bestormden.
Zekeren avond toch zeide hem de oude meester-klerk met eene schier
vaderlijke minzaamheid:
"Bavo, mijn jongen, gij moogt met zooveel inspanning niet werken. Gij
zult u zelven ziek maken door uw overdreven ijver. Ik zie sedert
eenige dagen, dat gij zwaarmoedig en treurig zijt. Vrees niet, gij
doet meer en beter dan men van u kan verwachten. M. Raemdonck is zeer
tevreden over u, gij weet het wel. Kom, kom, een mensch, die zijne
plichten gevoelvol vervult, moet licht en vroolijk van harte zijn;
anders wordt hem de arbeid zwaar en geestverdoovend."
De arme jongen ging zeer bedrukt naar huis; hij beschouwde deze
vriendelijke opwekking als een zijdelingsch verwijt; want zij bewees,
dat de meester-klerk zijne duistere gemoedsstemming had opgemerkt, en
misschien had er iets aan zijn schrijfwerk ontbroken. Daarenboven,
Lieveken antwoordde niet; reeds zes lange weken waren er verloopen.
Zou hij ooit nog wel iets van haar vernemen? Was zij gevaarlijk ziek?
Was zij dood misschien?--want aan hare dankbaarheid, aan hare trouwe
herinnering dorst hij na zulke korte afwezigheid niet twijfelen.
Toen hij dus, dubbend en zuchtend, in de stege kwam, ontvloog hem
eensklaps een schreeuw van verrassing en blijdschap. Hij zag van verre
zijne moeder voor de deur van haar huisje staan met een papier in de
hand, dat zij hem scheen te toonen.
De jongen sprong vooruit, trok zijne moeder in huis en riep:
"Een brief van Lieveken?"
"Ja, van Lieveken of van hare ouders; hij komt uit Frankrijk."
"En wat staat er in, moeder?"
"Gij weet, Bavo, dat ik geen geschrift kan lezen."
"Geef, geef, ik zal hem u voorlezen.... Hij is van Lieveken zelve.
Luister, moeder. Ach, ik beef van ongeduld:
"Goede madam Damhout."
"Zie, waarom noemt zij mij nu _madam_?" kreet de verwonderde
Christina.
"Wel, het is uit eerbied, moeder; daarenboven, in Frankijk noemt men
iedere vrouw _madam_; maar laat mij lezen, onderbreek mij niet, ik bid
u:
"Goede madam Damhout,
"Vergeef het mij, dat ik niet eerder op uwen brief heb kunnen
antwoorden. Vader had hem op de fabriek ontvangen en hem in
zijnen zak gestoken en vergeten. Toen moeder zijn vest wilde
vermaken, heeft zij hem gevonden. Ik bedank u en Bavo en M.
Damhout uit het diepste mijns harten voor de vriendschap, die
gij de arme Godelieve blijft toedragen. Uw brief heeft ons
zoo gelukkig gemaakt, dat mijne moeder en ik van blijdschap
hebben geweend en God om zijne goedheid jegens u hebben
gezegend. Wat mij betreft, ik heb veel verdriet; want ik denk
zonder ophouden aan u allen: ik treur, omdat ik u niet meer
zie en zelfs niet weet, of ik nog ooit van mijn leven u zal
wederzien. Mijn vader zegt dikwijls, dat hij nooit meer naar
het land zal wederkeeren; want hier is overvloedig werk en
een hoog dagloon. Mijne moeder heeft nog geenen winkel voor
mij kunnen vinden. Ik werk op eene fabriek en win zes franken
in de week. Mocht mijne moeder toch spoedig eenen winkel voor
mij vinden! De menschen op de fabriek zijn zoo grof en zoo
baldadig; zij schelden en vloeken altijd, en omdat ik eenen
afkeer van die woestheid heb, lachen ze mij uit en plagen
mij. Ik ben er bijna ziek van geworden; maar nu is het wat
beter. Mijn broeder Tist is zijn linker oog kwijtgeraakt in
een gevecht tusschen Vlaamsche en Fransche werklieden; hier
vecht men schier alle dagen. Dat Bavo in de wereld zal
verhoogen, en dat gij altezamen rijk zult worden, daarvan was
ik reeds overtuigd, toen ik nog een klein kind was; maar gij
zult in uw geluk toch somtijds nog eens denken aan het arme
Lieveken, niet waar? Wat ik ook worde, fabriekwerkster of
kleermaakster, ik zal slechts met eerbied en dankbaarheid mij
uwer eindelooze goedheid mogen herinneren, dit weet ik wel;
maar zijt zeker, al leefde Godelieve honderd jaar, dat zij
nog op haar doodbed de namen zal noemen van hem, die het arme
zieke kind leerde lezen, en van haar, die het als eene tweede
moeder naar de school heeft geleid.
"Uwe ootmoedige dienstmeid,
"GODELIEVE WILDENSLAG."
Bavo liet den brief ter tafel vallen en begon te weenen: vrouw Damhout
had insgelijks de tranen in de oogen. Zij poogde echter haren zoon te
doen begrijpen, dat hij ten onrechte zich zoo diep bedroefde. Wat was
er dan zoo ongelukkig in het lot van Lieveken? Zij treurde, omdat zij
verre van hare geboortestad en hare vrienden moest leven. Dit was
immers natuurlijk? Bavo moest daarenboven wel zeker zijn, dat
Wildenslag naar Gent zou terugkeeren.
Maar dit was de reden der smart van den jongen niet. Wat hem
verschrikte, was de tijding, dat Godelieve op eene fabriek werkte, te
You have read 1 text from Dutch literature.
Next - Bavo en Lieveken - 7
  • Parts
  • Bavo en Lieveken - 1
    Total number of words is 4602
    Total number of unique words is 1495
    44.5 of words are in the 2000 most common words
    60.7 of words are in the 5000 most common words
    68.8 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Bavo en Lieveken - 2
    Total number of words is 4656
    Total number of unique words is 1241
    55.5 of words are in the 2000 most common words
    71.3 of words are in the 5000 most common words
    78.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Bavo en Lieveken - 3
    Total number of words is 4614
    Total number of unique words is 1198
    54.9 of words are in the 2000 most common words
    72.9 of words are in the 5000 most common words
    78.9 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Bavo en Lieveken - 4
    Total number of words is 4651
    Total number of unique words is 1360
    49.8 of words are in the 2000 most common words
    68.0 of words are in the 5000 most common words
    75.3 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Bavo en Lieveken - 5
    Total number of words is 4514
    Total number of unique words is 1357
    51.2 of words are in the 2000 most common words
    69.8 of words are in the 5000 most common words
    77.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Bavo en Lieveken - 6
    Total number of words is 4615
    Total number of unique words is 1263
    54.7 of words are in the 2000 most common words
    73.8 of words are in the 5000 most common words
    79.8 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Bavo en Lieveken - 7
    Total number of words is 4622
    Total number of unique words is 1310
    53.0 of words are in the 2000 most common words
    70.9 of words are in the 5000 most common words
    78.2 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Bavo en Lieveken - 8
    Total number of words is 4568
    Total number of unique words is 1333
    50.2 of words are in the 2000 most common words
    70.1 of words are in the 5000 most common words
    78.3 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Bavo en Lieveken - 9
    Total number of words is 4537
    Total number of unique words is 1380
    51.3 of words are in the 2000 most common words
    68.9 of words are in the 5000 most common words
    77.3 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Bavo en Lieveken - 10
    Total number of words is 1501
    Total number of unique words is 610
    61.4 of words are in the 2000 most common words
    75.6 of words are in the 5000 most common words
    83.2 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.