Bavo en Lieveken - 2

Total number of words is 4656
Total number of unique words is 1241
55.5 of words are in the 2000 most common words
71.3 of words are in the 5000 most common words
78.1 of words are in the 8000 most common words
Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
In eenen hoek, op een paar houten bankjes zaten twee kleine meisjes
van drie of vier jaar. Zij speelden met poppen en vermaakten zich in
stilte, nu en dan eens de stem verheffende om de poppen te bekijven,
of zoet lachende onder elkaar.
Sedert eene wijl scheen de jongen in verlegenheid; zijn stokje
verroerde niet meer, hij schudde het hoofd met ongeduld.
"Wat is het, Bavo?" vroeg de vrouw. "Gaat het niet goed, kind?"
"Ach, moeder," zeide hij, "de meester heeft mij eene les te leeren
gegeven, en daar is een woord in, zoo moeilijk, zoo moeilijk! Ik zweet
er van; maar ik kan er toch niet uit. Lees gij het eens, moeder lief!"
Hij naderde dichter, legde haar het boek onder de oogen en wees het
onleesbare woord. Maar de vrouw, na eene lange poging, mompelde met
moedeloosheid:
"Zelf.... Zelfver.... Zelfverloo.... Het overige kan ik niet lezen,
Bavo. Zijn dit ook woorden voor een kind als gij? Kom, sla dit maar
over en vraag het morgen uwen meester."
Het jongsken hield zwijgend den blik op het boek gevestigd; zijne
leden spanden zich, zijne oogen werden starend en hij verzamelde
zichtbaar de kracht zijns geestes.
"Neen, laat af, kind," zeide de vrouw, "breek u de hersens niet
nutteloos: het woord is te moeilijk."
"Te moeilijk?" morde de kleine. "Ik moet het lezen, ik wil.... Ach,
moeder, stil, stil; gij hebt mij geholpen, het zal gaan....
Zelfverloo.... Zelfverlooch.... Zelfverloochening! Zie, zie, moeder
lief, het woord is zelfverloochening!"
Een kreet van bewondering ontsnapte de vrouw; zij greep haar zoontje
in de armen en legde eenen langen kus op zijn voorhoofd. Wat haar dus
ontroerde, was de vroegtijdige gemoedskracht en de schier mannelijke
wil, dien zij in haren zoon meende te ontdekken. Wat droomde zij bij
den liefderijken kus? Zij wist het niet, en evenwel dankte zij God uit
den grond des harten.
Het kind, door de teedere goedkeuring aangemoedigd, had weder zijn
boek gegrepen; maar de vrouw, nog ontroerd, zeide hem:
"Bavo lief, gij moet maar goed leeren, kind; later in het leven zult
gij eerst begrijpen, hoe schoon en hoe nuttig het is, te kunnen lezen
en schrijven. Iemand, die niet lezen kan, is maar een half mensch, en
hij is veroordeeld, al ware hij zelfs met verstand geboren, om altijd
onwetend te blijven. Gij zult meer en beter leeren dan ik, Bavo, en
daarom zult gij gelukkiger zijn in de wereld. Ach, dat mijn Peter zoo
vroeg is gestorven! Anders zou ik goed kunnen lezen en schrijven; maar
er was niemand meer om mij te beschermen; ik moest naar de fabriek.
Nog wel een beetje heb ik mij zelve geleerd; maar wanneer men moede
gewerkt is, gaat dit niet goed. Ja, Bavo, indien iedereen kon lezen,
zouden er zoovele slechte lieden niet zijn; want wie lezen kan,
gevoelt, dat hij mensch is, en hij eerbiedigt zich zelven. Ongelukkig
hebben zoo weinige werkmanskinderen de gelegenheid of de middelen om
te leeren; de ouders, die zelven onwetend zijn, begrijpen niet, hoe
nuttig en hoe schoon het is geleerd te zijn. Gij, mijn kind, indien
God uwen vader de gezondheid blijft gunnen, zult veel kunnen leeren.
Bavo, vergeet nooit, dat gij dit geluk zult verschuldigd zijn aan uwen
vader, die van den morgen tot den avond slaaft en zweet om zijne
kinderen in eere op te brengen, en die zelfs uit de herberg blijft en,
om zoo te zeggen, het brood uit zijnen mond spaart, om u naar de
school te laten gaan. Niet waar, Bavo, gij zult het nooit vergeten?
Wat er ook in uw leven gebeure, gij zult uwen goeden vader altijd
eerbiedigen en beminnen?"
"Altijd, altijd, en u ook, moeder lief!" zei het jongsken, haar de
wangen streelende.
Op dit oogenblik werd de deur geopend, en een man trad binnen. Zijne
kleederen, door katoen en stof bevlekt, waren versleten en schenen
vuil in zulke zindelijke plaats. Er was iets spijtigs in zijne
uitdrukking en hij scheen van slechte luim.
Maar daar klonk het woord "vader! vader!" hem op alle tonen tegen, en
vooraleer hij twee stappen in de kamer had gedaan, waren zijne handen
streelend aangegrepen en fijne kinderstemmen verwelkomden hem met
eenen vloed van zoete liefdewoorden. Bavo liep naar hem toe, een
stukje papier boven zijn hoofd zwaaiende:
"Vader, vader lief!" riep hij, "twintig goede noten! Twee kussen voor
mij en vier centen voor mijnen spaarpot!"
En onder het uitspreken dezer woorden had de jongen eenen machtigen
sprong genomen, en hing nu aan zijns vaders hals, om de belooning
zijner leerzaamheid te ontvangen.
Intusschen was de vrouw bezig met een ammelaken op de tafel te
spreiden en het avondeten op te zetten. Zij lachte haren man
vriendelijk aan en sprak insgelijks menig blij woord tot welkom.
"Zit neer, zit neer, Damhout," zeide zij, "gij moet eetlust hebben, en
de aardappelen zouden welhaast koud geworden zijn. Ik heb een lekker
pladijsje voor u gekocht, goedkoop, voor vijf centen, springende
levend. Komt, kinderen, aan tafel, aan tafel!"
Adriaan Damhout was gevoelig aan de liefdesbetuigingen zijner
kinderen; de rimpels verdwenen van zijn voorhoofd en een stille
glimlach verlichtte zijn gelaat. Hij gaf zijn zoontje de vier
verschuldige centen en reikte zijn weekloon aan zijne vrouw, die,
zonder het te bezien, het geld in haren zak liet glijden.
Dan namen allen plaats aan de tafel, zoo ordelijk, zoo zuiver en zoo
netjes geschikt, alsof die arme menschen gekozene spijzen uit
porseleinen borden en met zilveren lepels zouden gaan eten. Het waren
evenwel slechts gestoofde patatten, grove telloren en ijzeren vorken
die er te zien waren, tenzij misschien het gebakken pladijsje voor
vader, dat wel lekker geurde en te midden der tafel als een pronkstuk
of eerder nog als een liefdesgeschenk prijkte.
Allen te gelijk maakten het teeken des kruises en dankten God in
stilte, waarna zij met waren lust begonnen te eten. Slechts toen de
visch zou worden aangevat, werd de vrede eenigszins gestoord. Damhout
kon het niet over zijn gemoed krijgen, de pladijs, hoe klein zij ook
ware, geheel alleen op te eten; hij wilde het lekker gebak met zijne
vrouw deelen; maar de vrouw bevestigde, dat het voor hem en slechts
voor hem was gekocht. Hij zou haar door langer aandringen bedroeven.
Alhoewel de kleinen, door de moeder geleerd, haar hielpen, eindigde
toch de vriendelijke twist op zulke wijze, dat elk kind, een stukje
van den visch op zijn bord kreeg en de werkman het overige met
onbeneveld vermaak genoot.
Onmiddellijk na het avondmaal werd het ammelaken geplooid, en alles
verdween in een oogslag van de tafel.
De vrouw zette zich nevens haren man en begon met hem over het werk en
over de fabriek te spreken; de twee meisjes kropen op vaders knieën.
Bavo stond aan zijne andere zijde met zijn boek in de hand te wachten,
totdat zijne ouders ophielden samen te kouten.
Het was een eenvoudig, doch roerend tooneel, dien werkman in zijne
slechte en besmette kleederen, te zien zitten met die nette, lachende
engeltjes op de knieën, tusschen eene liefderijke vrouw en eenen
leerzamen zoon, wiens oogen met ontzag en biddend tot hem waren
gericht.
"Vader lief, mag ik eens lezen?" vroeg het jongetje eindelijk. "Wij
hebben vandaag zulke schoone les gekregen! Ik weet niet of ik ze al
goed ken, maar ik zal mijn best doen."
"Ja, Bavo, lees uwe les eens voor vader," zeide de vrouw.
De jongen opende zijn boek en las met zekere moeite en eenige
onderbrekingen, evenwel met genoegzame duidelijkheid om verstaan te
worden:
"Kinderen, wilt gij door God gezegend zijn op aarde, eert uwen vader
en uwe moeder. Zij hebben u lief als het licht hunner oogen; zij
zorgen en werken voor u van den morgen tot den avond; het eenige doel
van al hun streven, van hunnen kommer en van hunne gebeden, is uw
geluk alleen. Bemint hen teederlijk; zijt hun onderdanig en blijft hun
dankbaar; wordt de steun en de blijdschap hunner oude dagen, en
beloont aldus de ouderlijke liefde, die zuivere en schier goddelijke
zelfverloochening."
Deze lezing scheen eenen ongunstigen indruk op het gemoed van Damhout
te doen; zij herinnerde hem wat Wildenslag hem had gezegd, en gaf
nieuwe kracht aan de vrees, welke zijn vriend nu weder voor de
twintigste maal in hem had opgewekt. Zijn gelaat werd zeer ernstig en
hij schudde nadenkend het hoofd.
"Bavo, begrijpt gij wat gij daar hebt gelezen?" vroeg hij na eenige
overweging.
"Ja, vader lief," antwoordde het kind, "er staat, dat gij voor mij
werkt, en ik u en moeder altijd gaarne moet zien."
"Tot in onzen ouden dag, Bavo."
"Ja, vader, tot in uwen ouden dag, zoolang ik leef."
"En zult gij dit doen, kind?"
De jongen zag zijnen vader verbaasd aan, doch zonder spreken, als
begreep hij zijnen twijfel niet.
"Het is wel," zeide Damhout, "gij zijt wijs, Bavo. Blijf zoo, en
vergeet nimmer wat daar in uw boek geschreven staat, anders zal God u
straffen."
Er volgde eene wijl stilte; de vrouw bespiedde het gelaat van haren
man, die nu klaarblijkend in treurige gepeinzen was verzonken.
"Adriaan," murmelde zij, "wat is er toch, man lief? Gij schijnt zoo
denkend? Ik heb het gezien toen gij binnenkwaamt: er hangt u iets in
het hoofd. Hebt gij verdriet?"
"Ik heb wel geen verdriet, Christina," antwoordde hij, "maar er is
toch iets dat mij kwelt. De andere kameraden gaan al eens een pintje
te zamen drinken; zij lachen en kouten en vermaken zich een beetje na
den weeklangen arbeid. Ik zit hier altijd te huis, alsof ik buiten de
wereld was; en de vrienden drijven den spot met mij. Misschien is het
onverstandig, zoo zijn leven geheel op te offeren, zonder te weten,
wat er in het einde nog zal van komen."
Alhoewel deze woorden haar verrasten, haalde de vrouw een zilveren
geldstuk uit haren zak en reikte het met eenen minzamen glimlach haren
man toe.
"Damhout lief," sprak zij, "gij moet het voor mij niet laten; daar is
geld; hebt gij lust om een uur of eenige uren met de kameraden te
zijn, voldoe uwe goesting. Ga, ik zal zelve plezier in mijn hart
hebben, als ik weet, dat gij u vermaakt."
Maar de man, als beschaamd over zijn gemor, dreef zachtjes hare hand
terug.
"Neen, houd het geld," zeide hij,--mijn lust is over.... Nochtans,
Christina, dezen avond vieren de vrienden in de _Blauwe Geit_ het
_jubilé_ van rossen Leo, omdat hij nu vijfentwintig jaren spinner is.
Wildenslag heeft mij aangemaand om er bij tegenwoordig te zijn; ik heb
hem beloofd, dat ik zou komen, indien het mogelijk was."
"Welnu, Damhout, het is mogelijk: gij moet uwe belofte houden."
"Ja, maar ik weet niet, mij dunkt, dat ik nog liever te huis zou
blijven met de kinderen."
"Neen, neen, Damhout; morgen is het Zondag; dan zijn wij van den
morgen tot den avond te zamen. Doe mij plezier en neem dit geldstuk;
ga naar de _Blauwe Geit_ en wees vroolijk met de vrienden. Ik zal
tevreden en welgemoed naar u wachten; maar blijf zoolang, zoolang gij
wilt. Ga, ga, ik bid u."
Zij moest hem nog gedurende eene wijl met vriendelijk geweld aanmanen
om op te staan. Dan vergezelde zij hem tot de deur en wenschte hem
eenen genoeglijken avond. Zij keerde tot de tafel terug en hernam haar
naaiwerk.
Eenige oogenblikken later werd de deur zeer zachtjes geopend, en een
klein meisje trad binnen.
"Bavo, daar is Godelieve," zeide de moeder.
De jongen sprong recht, liep naar het meisje, greep haar de hand en
bracht haar bij de tafel, met groote blijdschap zeggende:
"Ha, Lieveken, dat is goed, dat gij nog terugkomt. Ik ben moede
geleerd; laat ons nog wat spelen. Willen wij winkel houden gelijk
gisteren? Het is zoo vermakelijk."
"O, neen, Bavo, laat ons school spelen!" smeekte het meisje.
"Ja, ja, school spelen!" herhaalden de twee zusterkens, lachend in de
handen kletsende.
Bavo haalde eenige boekjes voor den dag, welke hij van zijne eerste
leermaanden had gespaard; hij zette Lieveken op het eene bankje en
zijne zusterkens op het andere, greep zijns vaders zondagsrietje en
begon, met opgeheven hoofd en koddigen ernst, over en weder te
wandelen, ondertusschen op verzwaarden toon roepende:
"Stil, in de school, of ik zet u in den hoek! Wie zijne les niet kent,
zal noen-overal blijven. Godelieve Wildenslag, let op! Welke letter is
dit?--Goed. En deze? En deze?--Gij kent uwe les; gij zult eene klasse
verhoogen. Keer het blad van uw boek om. Wat staat daar op den tweeden
regel?"
"Da, de, di, do, du, dij!" riep Lieveken.
"Ja, gij kent dit van buiten, ik weet het wel; maar daar, op het
andere blad, daar?"
Het meisje deed een oneindig geweld om de aangewezene lettergreep te
spellen, doch zij geraakte er niet uit.
"Heb moed, let wel op," zei Bavo. "Die dubbele O is lang; en voeg daar
achter nu den klank _ge_ bij, wat hebt ge dan?"
"Oog, oog!" riep Lieveken met zegevierende blijdschap.
"Wel zoo, mijn kind, gij zijt er," juichte de jonge schoolmeester.
"Godelieve Wildenslag krijgt tien goede noten!"
De moeder had dit tooneel glimlachende en met welgevallen afgezien.
Zij scheen eindelijk ontroerd en zeide: "Kinderen lief, gij speelt
daar een schoon en ernstig spel. Zoudt gij gelooven, dat Lieveken
eindelijk nog zou leeren zonder naar de school te gaan?"
De jongen en het meisje bezagen haar met verwondering.
"Het is, zooals ik u zeg," bevestigde zij. "Waarom verwondert het u?
Ziet eens, Lieveken, zonder het te weten, kent al hare letters en zij
begint reeds te spellen. Indien Bavo zich wat moeite wilde geven, wees
zeker, Lieveken, gij zoudt wel spoedig kunnen lezen."
"Gij zegt het om te lachen, niet waar, bazin Damhout?" murmelde het
meisje twijfelend.
"Zou dit inderdaad mogelijk zijn, moeder lief?" vroeg Bavo, in wiens
oog eene vonk van besluit glinsterde.
"Mogelijk? Wel, kind, het is bijna gedaan? gij ziet het immers wel?"
"Ha, ha, Lieveken, wij zullen altijd school spelen! Gij zult leeren
lezen!"
"Ik zal leeren lezen!" herhaalde Lieveken met bedwongen geestdrift.
"Gij zult het leeren!" kreet Bavo. "Och, hemeltje, dat zal vermakelijk
zijn, als wij te zamen in hetzelfde boek zullen kunnen lezen. Nu ga
maar weder op de bank zitten, en geef acht ... of ik doe u twee groote
lessen uit den Catechismus van buiten leeren!"
Bavo speelde zijne rol van schoolmeester met verdubbelde vlijt voort.
Alhoewel hij insgelijks nu en dan zijnen kleinen zusterkens de letters
toonde en met geveinsd ongeduld hen terechtwees, hield hij zich toch
meest met Lieveken bezig Hij sprak zulke diepgevoelde woorden van
aanmoediging tot haar, en poogde met zulke ware inspanning haar te
onderwijzen, dat het eenvoudig kinderspel in een ernstig werk, in
eene edele liefdedaad veranderde.
Het duurde zoolang, dat eindelijk de twee kleine zusterkens, hoofdje
tegen hoofdje, op hunne bank waren in slaap gesukkeld.
Dan was de school uit. De moeder ontkleedde de ingesluimerde wichtjes
en droeg ze naar hun bed. Bavo en Lieveken keerden terug bij de tafel
en keken daar in een klein boek met beeldekens.
Terwijl bazin Damhout haar naaiwerk voortzette, spraken de twee
kinderen in stilte met elkaar over de gelukkige hoop, dat Lieveken zou
leeren lezen, alhoewel zij niet naar de school mocht gaan, dan weder
over andere schoone, vroolijke dingen. Meest altijd zweefde er een
zoete glimlach op hunne lippen; hunne oogen glinsterden van
vriendschap en zielsgenoegen, en soms drukten zij elkander de handen.
Eindelijk hoorde men eene kinderstem van buiten den naam van Godelieve
roepen, en het meisje, na Bavo en zijne moeder eenen goeden nacht te
hebben gewenscht, meende zich naar huis te spoeden; maar bazin Damhout
greep eenen emmer en zeide:
"Kom, Lieveken, ik moet om water naar de pomp; ik zal met u gaan."
Toen zij in de kamer terugkeerde, bevond zij, dat Bavo met het hoofd
op zijne boekjes was ingesluimerd.
Zij zette zich neder, zag haar slapend zoontje eene wijl met zaligen
blik aan, droomde van onbestemde dingen en legde eindelijk eenen
langen, vurigen kus op het gladde voorhoofd, als geloofde de goede,
dat een moederzoen de kiemen des verstands in de hersens van haar kind
kan verwarmen en bevruchten. Nauwelijks had zij weder haar naaiwerk
hernomen, of haar man trad in de kamer.
"Reeds terug? Zoo spoedig?" vroeg zij verwonderd. "Gij doet het toch
niet om mijnentwil, Adriaan? Het zou mij bedroeven."
"Neen, Christina," antwoordde hij, terwijl hij zich bij de tafel
nederzette. "Ik weet niet, ik kan in dat woeste leven geen vermaak
meer vinden. De vrienden zijn brave jongens, dit wil ik niet
ontkennen; maar die baldadige manieren en grove woorden stuiten mij
tegen de borst. Het is hier in huis tusschen u en mijne kinderen toch
beter. Denk eens, daar zijn ze nu in _de Blauwe Geit_ volop aan het
ruziemaken. Zeker, de rosse Leo zal dezen avond nog vechten tegen Kobe
den zandboer. Zij verwijten malkanderen zulke leelijke dingen, dat er
de haren van te berge zouden rijzen op uw hoofd. Ik heb groote spijt,
dat ik vandaag naar de _Blauwe Geit_ gegaan ben."
"Ik geloof het, Adriaan; maar gij kondt niet weten, dat men er zou
schelden en twisten."
"Daarom is het niet: ik ben droef in mijn hart."
"Hoe zoo? Is u iets geschied?"
"Wildenslag heeft mij vervaard gemaakt! hij maakt mij altijd
vervaard.... En misschien heeft hij gelijk; misschien doen wij niet
wel met onzen Bavo boven zijne ouders te willen verheffen."
"Alweder dit kwaad gepeins!"
"Kwaad gepeins, Christina? Wie kan het weten? Laat onze Bavo nu jaren
lang naar de gemeenteschool gaan en geleerd worden. Hij zal ons veel
meer geld kosten dan een ander kind, en daarenboven nooit eenen cent in
het huishouden brengen; en als hij groot is en geld wint, zal hij het
in schoone kleederen steken en zich schamen over den armen
fabriekwerker, die zijn zweet heeft gegeven, om eenen mijnheer van hem
te maken."
"Ach, hoe kunt ge toch zoo spreken, met uwe oogen op uw onnoozel
kind?" zuchtte de moeder. "Bavo zou ondankbaar worden en zijne ouders
miskennen? Nooit, nooit, zijn hart is enkel liefde en dankbaarheid."
"Het is een goed kind, ik weet het," morde Damhout "Ze zijn altemaal
goed, Christina, zoolang ze klein zijn; maar zoohaast ze man worden,
gaan ze hunne eigene gangen en ze bekreunen zich om hunne ouders niet
meer. Ja, wanneer ze een beetje verhoogd zijn in de wereld, zien ze
wel dikwijls met kleinachting neder op degenen, die zich onvoorzichtig
voor hen hebben opgeofferd."
"Dit zal met onzen Bavo niet gebeuren, Damhout," antwoordde de vrouw,
haar verdriet bedwingende. "Zijn hart is zuiver, ik zal hem bewaken.
Gij vreest, dat ons kind later in de wereld een beter lot hebbe dan
wij? Maar geschiedde het aldus, zou uw vaderhart niet van vreugde
kloppen? Zoudt gij niet met hoogmoed zeggen, hij is mijn zoon, voor
hem heb ik met liefde geslaafd; zijn geluk is mijn werk?"
"Schoone dingen Christina; maar indien mijn zoon werkman bleef, gelijk
ik ben, dan zou ik niet vreezen, dat hij zich later over mij zou
kunnen schamen."
"Wie zegt u toch, dat hij geen werkman worden zal? Zijn er dan geene
werklieden, goede, uitmuntende werklieden, die kunnen lezen?"
"Spinners toch niet veel."
"Maar er zijn andere stielen, Adriaan. Mekaniekmakers, timmerlieden,
schrijnwerkers en honderd andere, waarin men met geleerdheid en goed
gedrag het tamelijk verre kan brengen."
"Ziet gij wel, Christina, dat gij besloten hebt, onzen Bavo niet naar
de fabriek te laten gaan?"
"Hij zal gaan waar hij wil of waar hij kan," zeide de vrouw met
klimmende kracht. "Wij mogen daarover niet op voorhand beslissen. Van
zijne leerzaamheid, van onze liefde en van Gods wil hangt het af. Uwe
vrienden verschrikken u, met u te zeggen, dat ik van Bavo eenen
_mijnheer_ wil maken. Wat ik wil, is, dat mijn kind een mensch worde
en niet door onwetendheid tot onmacht en eeuwige slavernij veroordeeld
blijve. Wordt hij _mijnheer_, zooveel te beter!"
"Christina, Christina," zuchtte de werkman, "indien gij wist, hoe uwe
woorden mij bedroeven! De hoogmoed is een slecht raadsman."
"Hoogmoed?" kreet de vrouw verontwaardigd. "Gelooft gij dan, dat het
geluk mijner kinderen mij verschrikt? Ik zou geen moederhart moeten
hebben. Ha, gij zult mij misschien niet begrijpen; maar ik zeg u,
Damhout, dat, indien onze kinderen later van omhoog op mij konden
nederzien, ik God zou danken, omdat Hij hen in de wereld heeft
verheven. Schud het hoofd niet. Kon ik onzen Bavo ten prijze van mijn
leven koning of keizer maken, ik stierve van blijdschap voor den troon
van mijn kind!"
Zij was zeer ontroerd en scheen te beven; er was iets ontzaglijks in
hare houding en in haren blik; het moederlijk gevoel had deze nederige
vrouw indrukwekkend en schoon gemaakt.
Adriaan Damhout onderging den invloed harer geestdriftige woorden: hij
boog het hoofd als overwonnen en bleef eene wijl zwijgend. Dan zeide
hij:
"Misschien hebt gij in den grond gelijk, Christina; maar overweeg toch
eens met bedaardheid. Nu gaat het nog zoo erg niet; er is veel en goed
werk. Onze andere kinderen zijn nog klein. Later zult gij misschien
willen, dat de meisjes insgelijks naar de school gaan?"
De vrouw deed een bevestigend teeken met het hoofd.
"Zullen wij, zonder eenige hulp van onze kinderen, dien last wel
kunnen blijven dragen? Het schijnt mij onmogelijk."
"Ik zal een beetje meer werken, Adriaan."
"Altijd werken als slaven, zich geheel opofferen gedurende gansch zijn
leven!"
"Ha, dan gevoel ik eerst, dat ik moeder ben, wanneer ik weet, dat ik
mij opoffer voor het geluk mijner kinderen."
"Goed; maar indien het werk nu eens voor lang wierd gestaakt? Indien
een onzer ernstig ziek wierd, wat dan?"
"Dan, Adriaan, dan zouden wij het schikken volgens Gods beslissing.
Het onmogelijke kan men niet doen."
"En indien het noodig was, Bavo eenig geld te doen verdienen, zoudt
gij hem naar de fabriek laten gaan?"
"Waarom niet, indien de nood het eischte?"
"En wat zou dan de geleerdheid hem helpen?"

[Illustratie: Adriaan Damhout greep de lamp en lichtte zwijgend zijne
vrouw.]

"Wat zij hem zou helpen? Hoe kunt gij dit vragen, Adriaan? Hij zou ten
minste mensch zijn, een uitmuntend werkman worden, bekwaam tot alles
en, met een beetje geluk, zou hij wel zeker eens tot meesterknecht
worden aangesteld."
"Zie, Christina," zeide de man met zekere tevredenheid, "zoohaast gij
zegt, dat gij er niet tegen zijt, dat Bavo werkman worde, ben ik
gerust."
"Nooit, Adriaan, heb ik een ander inzicht gehad; maar is het zijn lot,
in de wereld vooruit te gaan, ik zal niet uit baatzucht zijn geluk
beletten."
Na een oogenblik stilte zeide zij met zoete minzaamheid:
"Nu, lieve man, laat ons over dit alles niet bekommerd zijn. Waarom
zouden wij door eene voorbarige vrees ons zelven verdriet aandoen,
zoolang het ons wel gaat en wij niets te kort hebben? Komt er
tegenspoed, dan zullen wij ons schikken volgens den nood. In alle
geval, wat er ook gebeure, indien onze kinderen kunnen lezen en
schrijven, zullen wij, alhoewel arme werklieden, hun toch een
kostelijk erfdeel nalaten. Zij, die u berispen, kunnen dit niet
zeggen. Leg de hand op uw hart, Adriaan, en gevoel, of het u niet
hoogmoedig en gelukkig maakt, te weten, dat gij voor God en voor de
menschen uwe vaderlijke plichten met liefde vervult. Wees vergenoegd,
en luister niet meer naar kwaden raad van onwetende lieden. Kom,
vriend, ik zal Bavo in mijne armen nemen. Wij gaan slapen."
En Adriaan Damhout greep de lamp en lichtte zwijgend zijne vrouw, die
achter hem met haar zoontje de trap beklom.


IV

Sedert Bavo de overtuiging had bekomen, dat hij Lieveken zou kunnen
leeren lezen, had hij geenen enkelen dag laten voorbijgaan, zonder
uren lang haar in het spellen te oefenen. Er was iets wonderlijks in
de aanhoudendheid en in de vlijt van den kleinen jongen; ja, dikwijls
vermoeide hij Lieveken zoodanig, dat haar hoofd er duizelig van werd
en zij om verpoozing smeekte.
Buiten de goedheid des harten, die Bavo aandreef om het arme Lieveken
deelachtig te maken aan het onderwijs, dat zijne moeder hem had leeren
aanzien als de hoogste weldaad voor een werkmanskind, bestond er eene
bijzondere reden van zijne drift en haast om zijne speelgenoote te
leeren lezen. Hij wist, dat zij, zoohaast het mogelijk zou worden,
naar de fabriek zou moeten gaan, en dan, vreesde hij, zou zij niet
meer kunnen leeren; misschien zelfs zou hij niet meer of zeer zelden
met haar kunnen spelen.
Inderdaad, vader Wildenslag was een vijand van het onderwijs. Volgens
zijne meening,--die, eilaas, gedeeld wordt door vele onwetende
werklieden--zijn de kinderen slechts op de wereld om hunnen ouders
geldelijk voordeel aan te brengen, en is alle opoffering voor hen eene
domheid, zoohaast er middel bestaat om ze te ontwijken. Alhoewel hij
zijne kleine Godelieve meer dan zijne andere kinderen beminde,
verschrikte het hem, dat zij te huis met een boek op de knieën zat, en
door hare netheid en kiesche manieren tot eene juffrouw scheen op te
groeien. Het was, volgens zijne gedachte, een slecht voorbeeld in een
huisgezin, waar iedereen bestemd was om, van kindsbeen af tot aan het
graf, te werken zonder rust en zonder hoop op verbetering.
Godelieve was te jong en te zwak om nu reeds naar de fabriek te gaan;
maar er bestond in de buurt een huis, waar men den kleinen meisjes
leerde handwerken. Daar zou zij eerlang elken dag eenige centen
verdienen, en dit was toch alweder zooveel in het huishouden gewonnen.
Daarenboven, zij zou gevoelen, dat zij geboren was om te werken
evenals de anderen, en de luiheid, de _juffrouwerij_, zooals hij het
noemde, zou den tijd niet hebben om in haar te groeien.
Meer dan eens reeds had hij met zijne vrouw over zijn inzicht
gesproken; maar moeder Wildenslag had hem telkens tot een uitstel
overgehaald, door hem te doen begrijpen, dat Lieveken nog altijd zwak
en kwijnend was.
Deze reden ontsnapte haar evenwel na eenige maanden; want Lieveken
scheen gezond te worden, en hare leden hadden in korten tijd zeer in
sterkte toegenomen.
Dan werd op zekeren middag het vonnis over haar geveld, en haar werd
bekend gemaakt, dat zij des anderen daags 's morgens, te zes uren,
naar het speldenwerkhuis zou gaan.
Het meisje zou zich zonder het minste verdriet onderworpen hebben,
want zij wist niet, wat haar in dezen nieuwen toestand wachtte; maar
de vader deed haar de ergste zijde van haar lot begrijpen, toen hij
haar zeide:
"En dan, Godelieve, is het voor altijd gedaan met leeren lezen. Gij
kent daarvan al veel te veel voor een arm werkmanskind. Poog het
liever te vergeten, want anders zou het u gedachten kunnen geven, die
u later op den doolweg zouden brengen. Geene boeken meer in huis; denk
aan werken alleen."
Godelieve ging zwijgend het huis uit en bleef bij de deur met gebogen
hoofd staan. Lang overwoog zij. Zij zou niet meer mogen leeren! Dit
gepeins rukte tranen uit hare oogen, en zij ging langzaam en als
dwalend naar de woning van bazin Damhout.
Zij verscheen in de kamer met het voorschoot voor de oogen. Adriaan
Damhout was reeds terug naar zijne fabriek; maar dewijl het Donderdag
en schoolverlof was, zat Bavo nog nevens zijne moeder bij de tafel.
De jongen sprong met eenen gil van zijnen stoel op, greep het meisje
de hand en vroeg:
"Lieveken, gij krijscht? Wie heeft er u kwaad gedaan?"
Maar Lieveken begon luide te snikken en scheen ontroostbaar.
"Nu, Godelieve, spreek, wat is u geschied? Het zal niet erg zijn,"
zeide moeder Damhout.
"Ach, ik mag niet meer leeren lezen!" zuchtte het kind.
"Hoe? Waarom? Het kan niet zijn!" morde Bavo met eene uitdrukking van
ongeloof en tevens van opstand.
"Neen, ik mag niet meer leeren lezen, nooit meer. O, Bavo, ik kan
reeds bijna lezen, en nu moet ik geweld doen om het weder te
vergeten!"
"Wie, wie zegt dit?" kreet de jongen.
"Mijn vader heeft het gezegd, en er is niets aan te doen," antwoordde
het droeve Lieveken.
"Uw vader!" herhaalde Bavo met schrik.
"Ja, en morgen van te zes uren moet ik naar het kantwerkhuis, en ik
You have read 1 text from Dutch literature.
Next - Bavo en Lieveken - 3
  • Parts
  • Bavo en Lieveken - 1
    Total number of words is 4602
    Total number of unique words is 1495
    44.5 of words are in the 2000 most common words
    60.7 of words are in the 5000 most common words
    68.8 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Bavo en Lieveken - 2
    Total number of words is 4656
    Total number of unique words is 1241
    55.5 of words are in the 2000 most common words
    71.3 of words are in the 5000 most common words
    78.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Bavo en Lieveken - 3
    Total number of words is 4614
    Total number of unique words is 1198
    54.9 of words are in the 2000 most common words
    72.9 of words are in the 5000 most common words
    78.9 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Bavo en Lieveken - 4
    Total number of words is 4651
    Total number of unique words is 1360
    49.8 of words are in the 2000 most common words
    68.0 of words are in the 5000 most common words
    75.3 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Bavo en Lieveken - 5
    Total number of words is 4514
    Total number of unique words is 1357
    51.2 of words are in the 2000 most common words
    69.8 of words are in the 5000 most common words
    77.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Bavo en Lieveken - 6
    Total number of words is 4615
    Total number of unique words is 1263
    54.7 of words are in the 2000 most common words
    73.8 of words are in the 5000 most common words
    79.8 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Bavo en Lieveken - 7
    Total number of words is 4622
    Total number of unique words is 1310
    53.0 of words are in the 2000 most common words
    70.9 of words are in the 5000 most common words
    78.2 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Bavo en Lieveken - 8
    Total number of words is 4568
    Total number of unique words is 1333
    50.2 of words are in the 2000 most common words
    70.1 of words are in the 5000 most common words
    78.3 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Bavo en Lieveken - 9
    Total number of words is 4537
    Total number of unique words is 1380
    51.3 of words are in the 2000 most common words
    68.9 of words are in the 5000 most common words
    77.3 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Bavo en Lieveken - 10
    Total number of words is 1501
    Total number of unique words is 610
    61.4 of words are in the 2000 most common words
    75.6 of words are in the 5000 most common words
    83.2 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.