Bavo en Lieveken - 5

Total number of words is 4514
Total number of unique words is 1357
51.2 of words are in the 2000 most common words
69.8 of words are in the 5000 most common words
77.1 of words are in the 8000 most common words
Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.

Vrouw Damhout verliet den winkel; haar hart was verbrijzeld, en zij
moest geweld doen om de tranen te bedwingen, die opweiden uit haren
verkropten boezem. Bavo had sedert zoolang zijne school verlaten,
zonder dat zijne ouders het wisten! Was de arme jongen in slecht
gezelschap geraakt? Bewandelde hij eenen doolweg, die hem tot kwaad en
ondeugd zou leiden? Maar het scheen haar onmogelijk. Welk geheim lag
er dan onder het onuitlegbaar gedrag van haar kind verborgen? Zou een
tweede ongeluk haar treffen? Zou het onderwijs in hem zulke slechte
vruchten hebben voortgebracht? Welke onttoovering! Welke zware
verantwoordelijkheid voor haar jegens haren man!
Terwijl zij dus onder den pijnlijken twijfel morde en zuchtte, kwam
Lieveken binnen.
De moeder gevoelde, dat zij haren zoon niet in tegenwoordigheid van
dit meisje mocht beschuldigen; zij wilde insgelijks haren man niet
verontrusten, vooraleer door Bavo zelf de verklaring van zijn gedrag
te hebben bekomen.
Lieveken bemerkte wel, dat bazin Damhout ontsteld en treurig was; toen
zij echter vernam, dat het met den zieke nog altijd wel ging, wist
zij niet meer wat te denken, en dorst niet verder aandringen.
Hetzelfde gebeurde met Bavo, die, uit de kerk te huis komende, iets
vreemds in den blik zijner moeder vond en van haar wilde weten, wat
haar bedroefde of ontroerde.
De bekommerde en angstvolle vrouw gaf niets dan ontwijkende
antwoorden, totdat Lieveken het huis had verlaten om op hare beurt ter
kerke te gaan. Dan greep zij met plechtigen en strengen oogopslag de
hand haars zoons, leidde hem tot in eenen hoek der kamer, verre van de
trap, en vroeg hem met bevende stem:
"Bavo, is het waar, dat gij sedert veertien dagen niet meer naar
school zijt geweest?"
De jongen werd rood tot achter de ooren en boog het hoofd.
"Spreek, Bavo, laat mij niet in den pijnlijken twijfel. Is het waar?"
"Het is waar, moeder lief," was het antwoord.
"Ongelukkige jongen!" kreet de vrouw. "gij hebt sedert twee weken uwe
school verlaten? Ik beef, ik durf u niet vragen in welk gezelschap gij
dien tijd hebt doorgebracht. Ach, Bavo, ik, die geloofde, dat gij uwe
arme moeder bemindet! Mijn God, ik moet het toch weten, hoe
schrikkelijk het zij. Zeg, zeg, mijn zoon, wat hebt gij gedaan
gedurende al dien tijd?"
Bavo zag haar diep in de oogen en antwoordde met eene soort van stille
fierheid:
"Moeder, ik werk op eene fabriek."
"Gij werkt op eene fabriek!"
"Op eene fabriek van _bougies_, sedert vijftien dagen."
Dan schoot er eene plotselijke klaarheid in den geest van bazin
Damhout: hare oogen begonnen van bedwongen geestdrift te fonkelen. Met
den bevenden vinger op de kas gericht, vroeg zij:
"Dat geld, dat vijffrankstuk, die vier franken?"
"Het is mijn weekloon, moeder lief," stamelde hij.
Met eenen schreeuw van koortsige blijdschap sloeg Christina de armen
om den hals haars zoons, sloot hem op haar hart en bevochtigde zijn
hoofd met hare tranen.
De jongen poogde haar te doen begrijpen, dat hij dien hoogen lof niet
verdiende en niets gedaan had dan zijnen plicht. Wat hij betreurde,
was alleenlijk, dat hij geen middel had weten te vinden om meer te
winnen en zijne arme moeder het nachtelijk werken te sparen.
Toen de ontsteltenis der vrouw een weinig was bedaard, trok zij haren
zoon op eenen stoel nevens zich en vroeg hem de nadere uitlegging van
zijn gedrag.
"Ik zag u en Godelieve altijd, altijd arbeiden," antwoordde hij.
"Wanneer ik, na tot middernacht met u gewaakt te hebben, slapen ging,
bleeft gij nog zitten met het naaiwerk op den schoot. Mijn vader was
ziek; er was nood in huis. Ik alleen deed niets om u te helpen. Mijn
geweten knaagde, mijn hart verweet mij mijne laffe werkeloosheid. Na
eenige dagen van schaamte en wanhoop ging ik tot den hoofdonderwijzer,
mijnen meester, en zeide hem, zonder iets te verzwijgen, wat er in ons
huis geschiedde, en hoe ik besloten had de school te verlaten om eenig
werk te zoeken en zóó ten minste mijnen zieken vader en mijne goede
moeder in hunne ellende bij te staan. Ik zeide hem insgelijks, dat ik
mijn besluit gedurende eenigen tijd voor u zou verborgen houden,
dewijl ik overtuigd was, dat gij mij anders zoudt beletten het uit te
voeren. Ik meende, dat hij mijn voornemen zou afkeuren; maar neen, hij
drukte mij de handen, en prees zeer hoog wat hij mijnen moed en mijn
plichtgevoel noemde. Toen hij verstond, dat ik niet wist waar het
gewenschte werk te vinden, beloofde hij mij, zelf eenigen zijner
bekenden daarover te spreken; en reeds des namiddags had hij mij eene
plaats gevonden op eene fabriek van waskaarsen, die men _bougies_
noemt. Daar had ik niets anders te doen dan de kaarsen in pakjes te
binden en in houten kassen te schikken; en eindelijk eenige letters en
nummers op de kassen te schilderen. Ik won zestig centiemen daags en
kreeg op 't einde der week nog eenig drinkgeld, omdat men tevreden was
over mijn werk. O, moeder, het vijffrankstuk, eerste vrucht van mijnen
arbeid, heeft mij zoo gelukkig gemaakt! Het moest u helpen en u
troosten in uwen nood. Ha, gij hebt het niet bemerkt, maar toen ik
mijnen armen vader de sterke soep lachend zag genieten en hem hoorde
zeggen, dat hij daardoor onfeilbaar zou genezen, dan ben ik beneden
gegaan, en ik ben mij op 't einde der steeg achter den blinden muur
gaan verbergen, om daar door eenen tranenvloed mijn hart van de
overmatige blijdschap te ontlasten. Het eerste geld, dat ik met werken
had gewonnen, zou mijnen vader de gezondheid helpen teruggeven! Ik
bezweek schier van geluk bij die gedachte.... Prijs mij dus niet,
moeder lief, ik ben genoeg beloond geworden...."
Met eenen gil van bewondering sprong de ontstelde vrouw recht en liep
naar boven, zonder acht te geven op de smeeking van haren zoon, die de
handen ophief om haar te wederhouden.
Niet lang daarna klonk de stem van den zieken Damhout met groote
kracht tot beneden de trap:
"Bavo, Bavo!" kreet hij. "Kom, kom!"
De jongen kon den roep zijns vaders niet wederstaan; hij klom
aarzelend naar boven, en dewijl hij daar twee bevende armen tot zich
uitgestrekt zag, omhelsde hij zijnen zieken vader met blijde
uitstortingen des harten.
Damhout dankte en loofde zijnen zoon voor zijne schoone en moedige
daad; uit zijne woorden bleek, dat zijne grootste vreugde daarin
bestond, dat Bavo uit eigene beweging werkman was geworden. Hij drukte
eindelijk toch eenige spijt uit, omdat zijn zoon op eene fabriek van
bougies arbeidde; hem scheen het, dat dit niet juist het beste vak
was.
Op deze bemerking antwoordde de jongen, dat hij door tusschenkomst van
den hoofdonderwijzer werk had gekregen op de katoenspinnerij van M.
Verbeeck. Hij zou daar gedurende eenigen tijd katoen uitpluizen en in
soorten schikken, dan aan den eersten _duivel_ staan, en zoo voorts in
het vak zich oefenen en allengs vervorderen. De fabriek van M.
Verbeeck ging binnen vijf dagen geopend worden.
Dit vervulde vader Damhout met nieuwe en groote blijdschap; want dit
was inderdaad de baan, langs waar men met verstand en vlijt het verste
op eene katoenfabriek kon geraken. Bavo zou eens meesterknecht worden,
daaraan twijfelde de gelukkige vader niet meer.
Toen men genoeg bedaard was geworden om over min ontroerende dingen
te spreken, besliste men, dat van morgen af Godelieve terug naar haren
winkel zou gaan. Inderdaad, Damhout behoefde geene onophoudende
bewaking meer; hij zou dien dag zelven reeds gedurende eenigen tijd
uit zijn bed komen. Met de vier of vijf franken per week, welke Bavo
nu won, werd het mogelijk betere tijden af te wachten.
In den namiddag, toen Bavo beneden bezig was met Lieveken in een boek
iets te wijzen of te leeren, ging vrouw Damhout naar boven, zette zich
nevens het bed van haren man en vroeg hem op zegevierenden toon:
"Welnu, Damhout, gelooft gij nog, dat het onderwijs een werkmanskind
tot hoogmoed en luiaardij verleidt? Welke kinderen, in geheel onze
stege, zijn zoo beminnend, zoo verstandig en zoo deugdzaam als Bavo en
Lieveken? Het is alleenlijk, omdat zij geleerd zijn en weten wat goed
en wat kwaad is."
Onder den slag eener bijzondere ontroering bevochtigden zich de oogen
des werkmans; hij greep de hand zijner vrouw en zeide:
"Neen, neen, Christina, dit alleen is de oorzaak hunner schoone
inborst niet. Het is uw hart, uw goed en edel hart, dat klopt in
hunnen boezem. Eene moeder als gij is de zegen Gods in een
huishouden!..."


VII

Met het begin der volgende week werden er inderdaad een zeker getal
fabrieken geopend; maar, in afwachting van stellige tijdingen
aangaande den Europeeschen vrede, lieten zij slechts een beperkt getal
werklieden toe.
Bavo arbeidde op de spinnerij van M. Verbeeck. Hij droeg nu zijne
slechte kleederen, en, dewijl hij door den aard van zijn werk altijd
met vlokken katoen als met een spinneweb was overdekt, zag hij er op
verre na zoo zindelijk niet meer uit als te voren. Dit gaf Godelieve,
als zij des avonds van haren winkel kwam, dikwijls stof tot lachen, en
zij noemde den jongen schertsend _de katoenvogel_; maar hij, in stede
van daarover spijtig te worden, was altijd ten uiterste blijmoedig en
scheen trotsch door de overtuiging, dat hij nu tot iets nuttig
geworden was en zijne ouders mocht behulpzaam zijn.
Ondanks den nood en de trage herstelling van vader Damhout, was elkeen
in dit huishouden gelukkig. Bovenal was het hart der moeder met een
gevoel van hoogmoed en van zaligheid vervuld. Soms kon zij des avonds
uren lang in stilte haren zoon bestaren, terwijl hij, ofschoon
vermoeid van den arbeid, nog met inspanning het hoofd over zijne
boeken hield gebogen. Dan klopte haar hart, dan glinsterden hare
oogen, en de blik, dien zij dan bij wijlen ten hemel wierp, was wel
zeker een innig gebed van dankbaarheid.
Vader Wildenslag en zijne zonen, alhoewel zij, door den honger
aangejaagd, van de eene fabriek naar de andere liepen om arbeid te
vinden, waren tot dan in hunne pogingen niet gelukt. Zij hadden zich
bij de laatste volksonlusten door hunne hevigheid en hunne woestheid
doen opmerken; en dewijl de fabrikanten nu slechts de beste werklieden
uitkozen, wilde geen hunner de gekende belhamels van den oploop tegen
de fabrieken in zijn gesticht toelaten.
Het schijnt, dat in Frankrijk de nijverheid spoediger en met meer
kracht had hernomen; want er kwamen alsdan te Gent eenige afgezondene
personen, om goede fabriekwerkers aan te werven voor de steden in het
Noorderdepartement.
Wildenslag en zijne zonen aanvaardden met blijdschap deze gunstige
gelegenheid om zich uit den onverdraaglijken nood te redden, en namen
gereedelijk de voorwaarden der wervers aan. Men zou hunne reiskosten
betalen en zij zouden in Frankrijk een veel hooger dagloon dan in
België winnen.
Zeker, in andere omstandigheden zou de gedachte van hare geboortestad
te verlaten, vrouw Wildenslag verschrikt en bedroefd hebben; maar nu
verblijdde haar deze reis als een onverwacht geluk. Inderdaad, het was
de verlossing uit den afgrond der bitterste ellende. Daarenboven,
zoohaast er weder overvloed van werk te Gent zou zijn, zouden zij
terugkeeren. Hunne afwezigheid zou dienvolgens ten hoogste eenige
maanden duren.
Vrouw Wildenslag ging juichend en met groote blijdschap haar vertrek
naar Frankrijk in de gansche buurt aankondigen.
Toen zij in de woning der Damhouts kwam, was zij vergezeld door haren
man, die nu zijne luidruchtige welgemoedheid geheel had teruggevonden
en roemde op het hooge dagloon, dat men in Frankrijk genoot. Dáár,
zeide hij, eet een werkman tweemaal vleesch elken dag en drinkt er
bier en somtijds wijn, evenals een rijk mensch. Dat zou een pleizierig
leven en een eeuwig _smeerken_ zijn!
Bazin Damhout ontving deze tijding met treurnis. Het gepeins, dat
Lieveken, hare ouders zou volgen en zij het goede kind dus in langen
tijd niet meer zou zien, bedroefde haar; maar dewijl zij het vertrek
der Wildenslags niet anders kon beschouwen dan als eene zeer
natuurlijke zaak en als een gelukkig middel voor hen, om uit de lange
ellende te worden verlost, deed zij geene de minste tegenwerping.
Alleenlijk beklaagde zij het, dat Godelieve nu den winkel zou moeten
verlaten, waar zij zoo wel was en op spoedige vervordering mocht
hopen.
Moeder Wildenslag betreurde dit insgelijks; maar zij meende, dat het
niet onmogelijk zou zijn, in Frankrijk eenen anderen goeden winkel
voor Lieveken te vinden.
Hierop antwoordde Wildenslag:
"Ba, ba! met uwen winkel! Godelieve is nu sterk genoeg geworden. Als
zij zal zien, hoe hare broeders en zusters geld in overhoop winnen,
zal zij van zelve op eene fabriek willen werken."
Nadat hare buren waren weggegaan, overpeinsde vrouw Damhout zeer lang
de woorden van Wildenslag. Zij wist niet waarom de vrees, dat Lieveken
op eene fabriek kon gaan, haar ontstelde. Waarlijk, zij had voor het
goede kind eene andere toekomst gedroomd; maar werkte haar eigen zoon
niet op eene fabriek? Het was toch hetzelfde niet: Bavo kon
meesterknecht worden.
Hare treurnis overwinnende, zeide zij zich zelve, dat moeder
Wildenslag waarschijnlijk wel zou zorgen, dat hare Godelieve in
Frankrijk het ambacht van kleermaakster voortleerde; de afwezigheid
hunner buren zou niet langdurig zijn; dewijl alles voorspelde, dat het
werk in Gent ook spoedig zou hernemen. Daarenboven, er was niets aan
te doen. De Wildenslags hadden gelijk, het redmiddel, dat hun
aangeboden werd, met blijdschap te aanvaarden.
Toen Bavo des avonds te huis kwam, zeide zijne moeder hem, dat de
Wildenslags besloten hadden overmorgen, met het krieken van den dag,
naar Frankrijk te vertrekken. Zij zouden dus onmiddellijk uit hunne
bittere armoede gered zijn; want men had hun een buitengewoon hoog
dagloon verzekerd. Lieveken zou natuurlijk hare ouders volgen; maar
zoohaast er weder veel werk in Gent was, zouden zij terugkomen.
Deze tijding trof Bavo op eene zonderlinge wijze; hij boog het hoofd,
zag sprakeloos ten gronde en antwoordde zelfs niet, toen zijne moeder
hem vroeg waarom iets, dat zeker een geluk was voor de ouders van
Lieveken, hem scheen te bedroeven. Eindelijk, als ware er nu eerst een
duidelijk besef der zaak in zijnen geest ontstaan, zeide hij op den
toon van onderwerping:
"Inderdaad, moeder, zij zullen dan toch uit den pijnlijken nood
verlost zijn. Ik was zoo gewend, Lieveken des avonds hier te vinden.
Nu zal ik alleen, altijd alleen met u zijn; maar ik ben geen kind
meer.... Als Lieveken slechts welvaart en gelukkig is in Frankrijk,
zal ik mij over hare afwezigheid niet te veel bedroeven. Gij hebt
gelijk, moeder, de mensch moet zich sterk houden tegen het lot.
Daarenboven, wie weet of onze geburen niet reeds binnen eenige maanden
wederkeeren?"
De moed en de verduldigheid, waarmede haar zoon deze tijding had
ontvangen, verwonderden en verblijdden vrouw Damhout. Zij begreep
niet, dat hare moeite om hem de tijding onder een gunstig daglicht te
doen aanschouwen, voor een oogenblik zijn gevoel en zijne rede had in
twijfel gebracht.
Maar zij moest weldra erkennen, dat zij zich had bedrogen; want Bavo
liet zich bij de tafel op eenen stoel zakken, bleef lang met starende
oogen in diepe overweging verzonken, en slaakte van tijd tot tijd
eenen hollen zucht, als beklemde een zwaar gewicht zijne borst.
Het was reeds laat, toen Lieveken met het voorschoot voor de oogen in
de kamer verscheen, en onder luide snikken over haar vertrek naar
Frankrijk begon te kermen.
Bavo, alhoewel hij zelf geweld deed om niet onder zijn verdriet te
bezwijken, poogde het bedrukte meisje te troosten. Vrouw Damhout en
haar man voegden hunne woorden bij de zijne; maar Godelieve scheen
ontroostbaar in hare diepe smart.
Toen eindelijk het meisje tusschen hare snikken eenige duidelijke
klachten kon voortbrengen, zeide zij, waarom dit vertrek als een wreed
ongeluk haar verschrikte en haar zoo diep bedroefde. Zij herinnerde
zich de eindelooze goedheid van vrouw Damhout voor haar, de
onverdiende vriendschap, die Bavo gedurende geheel haar leven haar had
gegund, en zij sprak van weldaden, van edelmoedigheid en medelijden
voor een arm verstooten kind; zij noemde bazin Damhout hare goede
moeder en Bavo haren leermeester en haren broeder. Dit alles ging zij
verliezen. De wereld zou eene woestijn voor haar worden, al wat zij
meest had bemind, ging zij verlaten, misschien voor altijd.
Het meisje had zulke gevoelige, zulke zoete, teedere woorden; de
liefde haars harten voor hare weldoeners stortte zich zoo onbewimpeld
en zoo vurig uit, dat zij iedereen tot in de ziel ontroerde.
Vrouw Damhout sloot het dankbare kind tegen hare borst, en deed geweld
om door bewijzen van innige dankbaarheid haar te troosten.
Bavo lag met het hoofd op de tafel en weende; zijne droefheid was
stom; geene klacht ontsnapte zijnen boezem; want hij wist wel, dat
hier niet tegen de wreede uitspraak van het lot kon geworsteld worden.
Zoo bleven dien avond in de woning van Damhout bittere, hopelooze
tranen vlieten, totdat moeder Wildenslag hare Godelieve kwam roepen en
ze mede naar huis nam.

[Illustratie: Grepen elkander de handen.]

Den volgenden dag ging het wat beter. Uitgeput van weenen, getroost en
versterkt door de vriendelijke woorden van vrouw Damhout en van Bavo,
had Lieveken de zaak allengs met meer verduldigheid beginnen in te
zien. De vaste hoop, dat zij welhaast met hare ouders naar Gent zou
wederkeeren, had een weldadig licht in hare droefheid geschoten, en
zij insgelijks scheen het vertrek, als zijnde toch een geluk voor hare
ouders, met onderwerping te aanvaarden....
Toen de Wildenslags, ouders en kinderen, elk met een pak aan de hand,
vóór den dageraad de stege verlieten, om de reis naar Frankrijk te
beginnen, waren zij door Bavo vergezeld.
De jongen stapte nevens Lieveken en droeg haar pak. Zij weenden niet
en spraken weinig. Hunne harten waren beklemd. Wat zij zeiden, waren
woorden van wederzijdsche vertroosting; want zij hadden beiden het
gevoel, dat deze scheiding, hoe kort ook, hun pijnlijk zou zijn; en
zij maanden in hunne eenvoudigheid elkander aan, om niet te veel te
denken aan al het zoet vermaak en aan het stil geluk, dat zij
gedurende hunne schoone kindsheid te zamen hadden genoten.
Zoo kwam men buiten de poort, en dewijl het tijd was voor Bavo om naar
zijne fabriek te gaan, kon hij onmogelijk de Wildenslags langer
vergezellen.
Bavo en Lieveken, als door eene zelfde beweging gedreven, grepen
elkander de handen, wisselden eenen diepen blik, waarvan zij zelven de
beteekenis niet begrepen en murmelden met versmachte stemme:
"Vaarwel, Bavo! Vaarwel, Lieveken. Tot wederziens!"
Tranen ontsprongen hunnen oogen; maar het meisje, zich voelende
bezwijken, slaakte eenen grievenden kreet en liep tot hare ouders, die
reeds in de baan vooruit waren.
De jongen bleef roerloos; hij zag hoe het arme Lieveken met hangend
hoofd en wankelende stappen achter moeder voortsukkelde. Hij wenschte
en hoopte, dat zij nog eens het gezicht tot hem zou keeren; maar daar
bereikten zij den draai der baan, en allen verdwenen zij voor de oogen
van Bavo.
Dan werd het hem, als hadde men met geweld iets uit zijn hart gerukt.
Hem verbaasde de akelige ledigheid, die eensklaps in hem en rondom hem
was ontstaan, en hij schudde twijfelend het hoofd, als vroege hij zich
zelven het raadselwoord der duizeligheid zijner zinnen.
Dubbend, morrend en diep bedrukt, keerde hij stedewaarts en begaf zich
naar zijne fabriek. Het beeld van Lieveken vervolgde hem overal; in
het katoen, dat hij uitpluizen en schikken moest, vormde zich de
gedaante der betreurde speelgenoote, nu met den onbegrijpelijken blik
in de oogen, dan met hangend hoofd de droeve rust beginnende. Het
woord "vaarwel!" klonk hem van alle kanten uit de geruchten der
fabriek in de ooren. Maar de arbeid is een machtige trooster des
harten, en hij leent den mensch eene wonderbare sterkte tegen de
denkbeelden, die hem overheerschen. Vóór het einde van den eersten dag
was de smart van Bavo reeds veel verminderd, en alhoewel hij nog
altijd aan Lieveken en aan haar vertrek bleef mijmeren, kwam er meer
verduldigheid en rust in zijn hart.
Des avonds, als hij te huis kwam van zijne fabriek, nam hij als te
voren zijne boeken, maar dan geviel het dikwijls, dat hij, zonder het
te weten, eensklaps het hoofd verhief en rondkeek, als zocht hij
iemand met de oogen; somtijds stond hij op en ging naar de deur bij
het minste gerucht. Er ontbrak hem iets; en alhoewel hij lachte met
zijne eigene verstrooidheid, was zijne moeder bekommerd over deze
zonderlinge ontroeringen haars zoons.
Ook sprak zij weinig met hem over Godelieve; en wanneer hij haar dwong
over de afwezige vriendin te kouten, brak zij de samenspraak zoo kort
mogelijk af. Hare moederlijke liefde zeide haar, dat de diepe treurnis
haars zoons geen voedsel mocht geven, alhoewel zij even veel aan
Lieveken dacht als hij zelf.
Er verliepen op deze wijze een paar weken. Bavo scheen zich in de
afwezigheid van Godelieve te hebben getroost, en, sprak hij nu nog van
haar, het was met bedaardheid en met rede.
Vader Damhout was schier geheel genezen. Hij had zich reeds naar de
fabriek van zijnen ouden meester, M. Raemdonck, begeven, om er te
worden aangenomen. Nog eene week en hij zou zijnen arbeid als spinner
hernemen.
Op eenen middag kwam een onderwijzer der gemeenteschool in hun huis,
om hen allen in naam van den bestierder uit te noodigen tot de
prijsuitdeeling, die op den komenden Maandag was vastgesteld. Wel was
het waar, dat Bavo, omdat hij de school voor het einde der wedstrijden
had verlaten, geen recht kon hebben op de gewone prijzen, maar de
onderwijzers hadden besloten, dat zijne vlijt, zijne vorderingen en
bovenal zijn schoon gedrag eene openbare belooning verdienden. Bavo
zou dienvolgens eenen buitengewonen prijs krijgen. Hij zelf en zijne
ouders mochten niet nalaten de plechtigheid der prijsuitdeeling bij te
wonen. Zij zouden ongetwijfeld altezamen verheugd en fier naar huis
keeren.


VIII

De zaal, waar de prijsuitdeeling der gemeenteschool ging geschieden,
was opgevuld met volk, meest vaders en moeders van leerlingen, en dus
zeer geringe burgers of werklieden. Evenwel, vooraan bemerkte men ook
wel eenige deftige dames en heeren, die, door een edel gevoel
ingesproken, de prijsuitdeeling der kostelooze gemeenteschool door
hunne tegenwoordigheid kwamen verheffen en opluisteren.
Adriaan Damhout met zijne vrouw Christina zat op de vijfde of zesde
bank, te midden van het publiek; hun zoon Bavo bevond zich tusschen de
schoolkinderen op de plaats, hem door de onderwijzers aangeduid.
Alles was gereed en de klokken der kerken hadden reeds sedert eene
wijl het bepaalde uur verkondigd, toen eensklaps de deur der zaal met
eenig gerucht werd geopend. De burgemeester van Gent, vergezeld door
eenige schepenen en gemeenteraadsheeren, trad binnen en stapte tot bij
het tooneel, waar groote leunstoelen voor de overheden waren geschikt.
Met blijde verrassing in de stem murmelde Adriaan Damhout aan het oor
zijner vrouw:
"Hebt gij niet gezien, Christina, dat mijnheer Raemdonck met den
burgemeester is binnengekomen?"
"M. Raemdonck, de meester van uwe fabriek?"
"Ja, kijk, daar voor ons, op den tweeden zetel, naast den
burgemeester, aan zijne linkerzijde. Het is M. Raemdonck zelf."
"Het is te begrijpen, Adriaan, vermits mijnheer Raemdonck sedert een
jaar in den raad van de stad zit."
"Ja, en hij moet daar nog al veel bezigheden hebben; want nu bemoeit
hij zich zooveel niet meer met de fabriek; het is de oude
meester-klerk, die schier alles bestiert. Ha, ik weet niet, Christina,
maar het verblijdt mij grootelijks, dat M. Raemdonck hier tegenwoordig
is."
"En mij verheugt het insgelijks, Adriaan. Nu zal uw meester kunnen
zien, dat gij een goed vader zijt en uwe kinderen hebt laten
leeren...."
Hunne stille samenspraak werd onderbroken door den klank der bel, die
het begin der plechtigheid aankondigde.
Een der raadsheeren had de trede der verhevenheid beklommen en hield
eene openingsrede. Hij sprak over de noodzakelijkheid van het
onderwijs voor alle standen der samenleving, en spoorde bovenal de
werklieden aan om hunne kinderen niet in de onmacht en de slavernij
der onwetendheid te laten. Zijne bondige rede eindigende, zeide hij:
"Luistert, mijne vrienden, hoe een werkman als gij, een werkman van
Brussel [Voetnoot: M. Dauby.], tot zijne medegezellen spreekt.--Het
onderwijs, zegt hij, is heden voor iedereen eene dringende
noodzakelijkheid, tot welke loopbaan of ambacht men ook zij bestemd.
Niet geleerd zijn, wanneer de anderen geleerdheid bezitten, stelt den
mensch in eenen toestand van eeuwige minderheid. De voordeelen van het
onderwijs bestaan niet alleenlijk in te kunnen lezen, schrijven en
rekenen, maar het opent den geest, ontwikkelt het verstand en vormt de
rede; het leert opmerken en vergelijken; het geeft den mensch licht en
sterkte om zijne plichten te vervullen en zijne rechten te verdedigen.
Gij weet het, gezellen, de nijverheid vervormt zich onophoudend: alle
dagen komen nieuwe verbeteringen tot stand. Alles gaat vooruit; de
werkman moet mede vooruitgaan en den stap der anderen volgen, wil hij
niet achterblijven en verpletterd worden. Indien de mekanieken hem
zijnen lichamelijken en enkel stoffelijken arbeid ontnemen, om hem
niets te laten dan het verstandelijk werk, dit is ook een vooruitgang;
maar slechts op voorwaarde dat de werkman zich tot de hoogte zijner
nieuwe taak wete te verheffen. Wie zal hem daartoe helpen? Het
onderwijs, de geleerdheid, die den geest ontwikkelt en den mensch
nieuwe krachten geeft, krachten, wel anders machtig dan die zijner
armen, omdat zij noch de vermoeidheid noch de jaren vreezen;--de
geleerdheid, die hem nieuwe wegen opent, die hem een beter dagloon met
minder lichamelijke vermoeidheid bezorgt;--de geleerdheid, die de
eeuwenlange ongelijkheid tusschen de menschen vermindert en veel meer
kan toebrengen om ze geheel te doen verdwijnen dan de dwaze droom
dergenen, die de rijkdommen onder allen zouden willen verdeeld zien,
en waarvan de zekerste uitslag niets zou zijn dan de gelijkheid der
armoede. Zegenen wij dus als werklieden den vooruitgang der scholen,
de verspreiding van het onderwijs, als de schoonste glorie onzer eeuw.
Wat ons betreft, wij beschouwen elke school als een tempel, opgericht
aan de waardigheid en de welvaart van het arbeidende volk!--Ziedaar,
vrienden, de edele woorden, u door eenen uwer gezellen toegestuurd.
Drukt ze in uw hart en volgt den wijzen raad, die er in ligt besloten;
want zij toonen u het middel om uwe krachten te verdubbelen, uwe
welvaart te vermeerderen en in de toekomst het werk en den werkman te
verheffen en te veredelen."
Deze redevoering, met kracht en overtuiging uitgesproken, had eenen
diepen indruk op het gemoed der aanhoorders gedaan. Eerst na een
oogenblik der volledigste stilte braken de toejuichingen los. Onder
degenen, die met koortsige geestdrift in de handen klapten en bravo
riepen, kon men bovenal vrouw Damhout onderscheiden. De opgetogene
Christina had hare eigene denkwijze zoo welsprekend hooren bevestigen;
en zij gevoelde, dat de woorden van den raadsheer eene lange lofrede
van haar gedrag als moeder waren geweest.
"Welnu, Adriaan," vroeg zij zegevierend, "had ik gelijk of niet? Die
heer weet er meer van dan Jan Wildenslag, niet waar? En gij hoort wel,
dat er verstandige werklieden zijn, die denken als ik over het
onderwijs der kinderen?"
Damhout knikte met het hoofd ten teeken van toestemming; maar hij had
den tijd niet om haar te antwoorden, want de oefeningen der
schoolkinderen begonnen onmiddellijk en werden zonder verpoozing
voortgezet.
Men droeg eenige verzenstukjes en fabelen voor, en men vertoonde zelfs
een geestig blijspel, het alles onder het twintigmaal herhaalde
handgeklap der aanschouwers, die verbaasd waren en zich trotsch
gevoelden over de kunde en de geleerdheid hunner kinderen.
Eindelijk ging men over tot de prijsuitreiking. Een groot getal
You have read 1 text from Dutch literature.
Next - Bavo en Lieveken - 6
  • Parts
  • Bavo en Lieveken - 1
    Total number of words is 4602
    Total number of unique words is 1495
    44.5 of words are in the 2000 most common words
    60.7 of words are in the 5000 most common words
    68.8 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Bavo en Lieveken - 2
    Total number of words is 4656
    Total number of unique words is 1241
    55.5 of words are in the 2000 most common words
    71.3 of words are in the 5000 most common words
    78.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Bavo en Lieveken - 3
    Total number of words is 4614
    Total number of unique words is 1198
    54.9 of words are in the 2000 most common words
    72.9 of words are in the 5000 most common words
    78.9 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Bavo en Lieveken - 4
    Total number of words is 4651
    Total number of unique words is 1360
    49.8 of words are in the 2000 most common words
    68.0 of words are in the 5000 most common words
    75.3 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Bavo en Lieveken - 5
    Total number of words is 4514
    Total number of unique words is 1357
    51.2 of words are in the 2000 most common words
    69.8 of words are in the 5000 most common words
    77.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Bavo en Lieveken - 6
    Total number of words is 4615
    Total number of unique words is 1263
    54.7 of words are in the 2000 most common words
    73.8 of words are in the 5000 most common words
    79.8 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Bavo en Lieveken - 7
    Total number of words is 4622
    Total number of unique words is 1310
    53.0 of words are in the 2000 most common words
    70.9 of words are in the 5000 most common words
    78.2 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Bavo en Lieveken - 8
    Total number of words is 4568
    Total number of unique words is 1333
    50.2 of words are in the 2000 most common words
    70.1 of words are in the 5000 most common words
    78.3 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Bavo en Lieveken - 9
    Total number of words is 4537
    Total number of unique words is 1380
    51.3 of words are in the 2000 most common words
    68.9 of words are in the 5000 most common words
    77.3 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Bavo en Lieveken - 10
    Total number of words is 1501
    Total number of unique words is 610
    61.4 of words are in the 2000 most common words
    75.6 of words are in the 5000 most common words
    83.2 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.