Spaens Heydinnetie - 6

Total number of words is 4066
Total number of unique words is 1718
29.2 of words are in the 2000 most common words
39.7 of words are in the 5000 most common words
45.7 of words are in the 8000 most common words
Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
te weten, of het geoorloft is op de uyt-komste van 5
toekomende dingen ondersouck te doen, en tot dien
eynde aen waerseggers ofte hant-kijcksters raet te
vragen, daer op segh ick rondelick, dat neen. Ick 1830
stae u toe* dat wijse en kloucke mannen, uyt
ervarentheyt met lanckheyt van tijde* verkregen,
door voor-teyckenen ende sonderlinge op-merckinge
yet wes in dese gelegentheyt vermogen. Maer sulcx
by spokers*, toovenaers, waer-seggers, of diergelijcken 1835
slagh van volck te willen gaen onder-vragen,
is beyde by Goddelicke en menschelicke wetten opentlick
verboden. Gods woort spreeckt klaer _Deut._ 18.
De gemeene Rechten* van gelijcke: ende de redenen
zijn, vermits het volck lichtelick door dusdanige 1840
voor-segginge gaende* wert gemaeckt, ende tot nieuwigheyt
genegen zynde tot onruste van de staet wert
gedreven. Doch soo ghy meer hier van begeert te
lesen, soo siet Lips. in Exemplis & Monitis Polit.
cap. 4. _quæst. liceatne in eventus inquirere._ 1845
Phi. Maer het bysonderste dat uyt dese gheschiedenisse
in bedencken behoort te komen, is de vraghe,
of yemant behoort, ofte vermagh een houwelick aen
te gaen met wilde, woeste, ende rauwe menschen, ofte 6
met de gene die buyten het verbont wesende, afghesondert 1850
zijn van het ware Christelick geloove.* Op
dit gewichtigh point u oordeel, weerde man.
Soph. Ick en wil my geensins ontrecken, goede
jongelingh, hier op myn gevoelen rondelick te verklaren,
alsoo het selve onder al dat wy te samen 1855
gesproken hebben als een hooft-stuck* behoort gerekent
te werden. Ick segge daerom, nademael dat
het houwelick is een onverbroken* bant, ende dat
niet alleen de menschen, maer oock God door het
selve kinderen werden verweckt: dat mede selfs de 1860
onderlinge verbintenisse tusschen den Heere Christum
ende de Kercke, mitsgaders alle geloovige zielen,
door het houwelick wert af-gebeelt;* soo moet noodelick*
des Heeren mont in die gelegentheyt niet alleenlick
om raet werden gevraeght, maer behoort oock 1865
de selve raet volkomelick te werden gevolght, ten
eynde Godes vrede ons mochte by-woonen in onse
huyshoudinge. 'T is nu kennelick dat in Godes woort
(1. _Corint._ 7.) klaerlick wert bevonden ons te zijn
bevolen te trouwen in den Heere: dat is, in de vreese 1870
des Heeren, ende volgens desselfs in-settinge: gelijck
by het selve mede geboden wert geen jock te trecken*
met den ongeloovigen, dewijle het licht met de duysternisse
niet gemeens en heeft, noch Christus met Belial
2. _Corint._ 6. 14.15. Maer hoe kan yemant in den 1875
Heere geseyt werden te trouwen, die met syn trouwen
selfs toont dat hy een verachter Gods is, ende als
tot syne vyanden over-gaet? voorwaer indien men
op eenige gelijckheyt in de saken van trouwen behoort
te letten, de gelijckheyt in het stuck van den 1880
Gods-dienst is verre boven al te wegen, sonder eenigheyt
in de welcke geen soetigheyt, ware vreughde,
of vrede tusschen de getroude en is te verhopen*,
geen over-een-komste in 't op-voeden van de kinderen,
maer dagelicx stoffe tot onruste ende oneenigheyt; 1885
alsoo dwalingen en waerheyt met den anderen* als
erf-vyanden zijn, en staegh onderlinge gewoon zijn
te worstelen; (Licet vir non oderit uxorem, error
tamen odit veritatem. Salvianus.)* en in dien gevalle
siet men dat den haet van de sake op de personen 1890
selfs koomt te vallen, dewijle elck het syne pooght
voor te spreken. _Arnis eus de jur. connub cap._ 6.
_sect._ 5. Heeft men niet gesien dat in dusdanige
houwelicken de vrouwen zijn af-geraden geweest van
de houwelickse gemeenschap met haren man te plegen, 1895
als aen de selve onreyn ende niet geoorloft zijnde?
en dat de vrouwen oock sulcx in 't werck hebben
gepooght te stellen? en hoe kan in soodanigen huys-houdinge
een kleyne kercke door gemeene gebeden
en het lesen van Gods woort gehouden werden, gelijck 1900
sulcx onder de Christenen betaemt, en van
Paulus in 't huys van Philemon wert gepresen?* en
hoe kan doch soodanigen houwelick (tot troost van
de gehouden) geseyt werden te wesen een beelt en
gelijckenisse van het verbont met den Salighmaker? 1905
(_Molin au Traicté des Mariages illicites._) sekerlick in
geender manieren. Ick segge daerom, indien yemant
van edelen huyse wesende sigh tot kleynheyt* toerekent,
indien men hem een houwelick soude vergen
beneden de weerdigheyt van syn geslachte, dat des 1910
te meer in desen gevalle behoort in achtinge te
komen, dat men dien geestelicken adel in de gemeenschap
der heyligen niet en verkorte.
Phi. Ick bevinde uwe redenen van gewichte te
wesen, weerde Sophronisçe; maer hoort men niet 1915
sodanigen houwelick goet te vinden, immers* te
lijden, op hope dat een woest* en ongeloovigh mensche,
door syn partuyr* tot sedigheyt* en tot het geloove
sal werden gebracht, en datter alsoo winste
van een ziele sal gedaen mogen werden?* 1920
Soph. Dit wort veel tot verschooninge van dusdanige
houwelicken by gebracht, lieve Philogame:
Maer segh my doch een reys, plagh men wel een
houwelick aen te gaen met yemant die kael en beroyt
is, op hope dat hy wel eens rijck soude mogen 1925
werden?
Phi. Neen sekerlick, weerde Sophronisçe, de lieden
gelooven in dien deele datse sien en tasten, en
anders niet: de hope wert maer waen geacht in dese
gelegentheyt. men moet hier vry al vaster gaen. 1930
Soph. Wel indien men op hope van toekomenden
tijdelicken rijckdom geen houwelick en wil gronden,
naer onse maniere van leven; dient men dan wel
sulcx te doen op hope van dien onwaerdeerlicken
rijckdom in 't geestelicke? 1935
Phi. Ick was daer gevat, weerde Sophronisçe,
eer ick 't recht gewaer wert. En, om de waerheyt
te seggen, my dunckt dat uwe redenen al vry wat
slots hebben.* Maer onderentusschen soude ick misschien
wel by exempelen konnen bewijsen, dat de 1940
man het wijf, ende het wijf den man tot den waren
geloove eyndelick heeft gebracht; het welck dan nootsakelick
een groot vernugen* [60] moet geven ter wederzijden.
Soph. Ick en wil niet ontkennen, weerde Philogame, 1945
sulcx niet somwijlen geschiet te zijn, maer als het
gebeurt soo doet God even het selve dat hy in de
eerste scheppinge* gedaen heeft, treckende het licht
uyt de duysternisse. Maar hier tegen is te bedencken,
dat niet eenige voor-vallende saken, die somwijlen 1950
eens gebeuren, maer Gods gebodt een regel moet
wesen van ons bedrijf. Het quaet en is niet te doen
op datter goet van kome; en wat segen Gods heeft
die te verwachten die Godes raet niet en volght?
Waer by ick dan noch vrage, nademael het quaet 1955
(God betert) soo vruchtbaer is, als de ervarentheyt
leert; of het niet te vreesen en staet, dat de geloovige
van de ongeloovige eer beschadight soude
mogen werden, als dat de ongeloovige door den geloovigen
soude werden gebetert? Is sulcx niet gebeurt 1960
den wijsen ende machtigen koningh Salomon?
(1. _Reg._ 11.) ghy weet dat wel, jongelingh, en wat
sal dan gemeene* ende geringe verstanden niet konnen
over-komen? De eerste eertzvaders die om hare uyt-nementheyts
wille kinderen Gods van* Moyses genaemt 1965
waren, siende de dochteren der menschen datse 84
schoon waren, onderstonden die ten wijve te nemen
(_Genes._ 6. 3) en zijn alsoo vleeselick, ja vleesch geworden,
en hebben na hen getogen den onder-ganck
van den geheelen aert-bodem. En Iacob, die groote 1970
helt en Gods worstelaer, hebbende getrout de dochters
Laban [61], heeft hy niet gewaer geworden dat een
deel van de afgoderije van de selve de syne heeft aengekleeft?
_Gen._ 35. 4.
Phi. Ick vernoughe my uwer [62] redenen, weerde 1975
Sophronisçe, en 'tis (mijns oordeels) onnoodigh hier
toe meer te seggen: het out spreeck-woort is hier en
elders niet dan al te waerachtigh.

'T nachtegaeltjen op de peul
Dat vermagh te bijster veul. 1980
_Efficaces preces mulierum._*

Ick daerom uwe aen-merckinge op mijne gedaene
vrage vast stellende*, sal u des ten hooghsten
bedancken, en de selve in mijn boesem op-schrijven,
ende door Godes genade sien in 't werck te stellen. 1985




AANTEKENINGEN.

3. _schijnen magh_, vgl. 704: schijnen mocht.--En (naer het schijnen
mocht) hij wou niet verder gaen.--En (naer het schijnen magh) haer
ziel die wilder uyt.
= de schijn hebben kan.
5. _Het laet sigh den naem geven_, omschrijving van het passivum
(oorspronkelik causatief-medium), te vergelijken met "doet verlangen"
in het Wilhelmuslied, e. t. q.--Zie Zeitschr. f. Völkerpsych. II,
244/6.--Vgl. peppelhout laat zich gemakkelik bewerken.
_Zigeuners._ Vgl. de Goeye, Memoire sur les migrations des Tsiganes
à travers l' Asie (Leiden 1903), Anz. f. IG. Spr. u. alt., Journal of
the Gipsy Lore Soc. 1907 vv. Wiener, Die geschichte d. Wortes Zig. in
Arch. N Sprachen 1902. Pott, Die Zigeuner in Europa und Asien (2 dln.,
1844-45), Techmers Zeitschr. (Leipzig, 1885.)
7. Vgl. 105 vv., 1774.
9. _Majombe_; schijnt later een algemene naam te zijn voor de
"oude koude grijze, die een motkas hield, en eêr was mijn vriendin"
... Goeree, Mengeldicht. 262.
21. _wiens_, _relatief_ bij _femin._: algemeen, ook Mndl., vgl. Van
Helten, Vondels Taal § 126.
39. _hantgespel_; castagnetten. Vgl. noot van Cats bij vs. 341.
47. _maer en_: negatie bij "maer" (uit "ne ware", het ne ware),
de ontkennende kracht werd nog gevoeld, van daar _en_ er bij gevoegd.
54. Zeer zedig is zij in haar spreken; en zij is gauw gekwetst door
't geen zij hoort en verneemt.
81. Zij wist het vooral aan te leggen, om....--Vgl. hierbij
Ned. Wdb. I, p. 224, 2 c.)--Ons "het", collect. = iemands zaken.
84. _prenten_, drukken, bezig houden? vgl. druk, gepresseerd, bezet
met.--Vgl. Gloss. Lekensp.
89. _uyt den neus_, vgl. I. van Beverwyck's Schat der Ongesontheyt,
ofte Genees-konste van de sieckten, verçiert met Historien.... alsoock
met verssen van de Heer Jac. Cats.... (1651), blz. 86, die niet
gelooft, al beweren 't sommigen, zoals Democritus: "dat de neus eenich
teycken soude konnen gheven (al was hy daer ontrent gheweest) van
't gene hy niet gesien en heeft.... _Democritus_, een Dochter den
eenen dagh ontmoetende, groete haer, _Goeden dagh Maeghdeken_; en
's anderendaegs haar wederom siende, begroeten haar met _Goeden dagh
Vrouken._ En het was soo: want sy had dien nacht een ongheluck gehadt,
gelijckse dat noemen."
94. De consecutio temporum bij Cats en anderen dient nader en
nauwkeuriger onderzocht. Omtrent _plagh_ hier alleen dit:
pleghen, in 't Mnl., "doen", zo ook bij Cats: plegen dwaesheyt,
lusten, gemeenschap van bedde met, enz.--"Wat kooplieden ... plegen
en niet plegen,"--"Wat ze vorder in dit geval meynt te plegen".--
plegen = gewoon zijn: "Wel dunkt u dat het queesten (vrijen) van het
Noorder-quartier schier op dese of gelijcken voet toegaet?--Behalven
dat alle geregelde lieden gestaegh tegens die maniere van doen zijn
geweest, en noch zijn, soo was dat noch een geheel andere sake,
want de jonge lieden en plegen malkanderen soo na niet te komen,
ofte sy en kenden malkanderen al voren door dagelickschen ommegangh:
sulcx dat niet geseyt en kan werden..."
_plagh_ staat vaak waar men _nu_ een praes. zou vinden, "(de jongman)
gaf hem aen den gracht, en sey noch anderwerven, Wel sal ick uwe zijn,
of sal ik heden sterven? Spreeckt nu het leste woort: ick stae hier,
schoone maeght, Wat seghje? Dat ick plagh (roept hier de vrijster
tegen)."
Als _praeteritum_ vindt men in de regel _placht_. "Een kint dat niet
en spreekt gelijck de menschen plachten. Maer dat oock sonder stem
kan uyten syn gedachten."--
"Dat (schoonheyt) veroorsaeckt onmatigheyt van 't houwelicx bedde het
welck veel ongelegentheden aen ziel en lichaem _placht_ in te brengen,
daer van ick hier niet breeder... en ben gesint te spreken." [63]
_Plegen, plach, placht_, komt zo passim voor bij Cats. Ook in: De
Verliefde Fiamette, door Boccacius, Amsterd., 1661, o. m. blz. 84, 93,
161, 233, enz. En Oude Mans Vryagie (1700) 202b.--Vgl. Gloss. Granida;
_plach, praes._ Hooft (Leendertz) I. 38; Warenar 439.--_pleech,
praet._ War. 174; _praes._ War. 310.
Zo _plach_ praes. moet wezen, dan zou _placht_ geen paragogiese _t_
hebben; zie de Grammatica's.
Dat daarnaast ook _pleegt_, = gewoon is, voorkomt, vindt zijn
verklaring in bedeutungsübertragung. "Wat kooplui doen", wordt duratief
"wat zij voortdurend doen", "wat zij gewoon zijn te doen": zo gaat
de infin. _plegen_ bij plach, ook _gewoon zijn_ betekenen. Dit kan
oorzaak zijn dat ook het nieuwe _pleegt_, eerst zeldzaam, later vaker,
= gewoon is, voorkomt.
Nader onderzoek in de geschriften der XVIIe en vroegere eeuwen zal
mischien deze consecutio temporum ophelderen.
Vgl. voor 't vroegere duits Mensing, Z. f. D. Phil., 1903, 229,
en noot. Behaghel, Gebrauch der Zeitformen (1899).
100. _het jaer_, houdt in "de 12 Hemelsche Tekenen" van de diereriem,
of de 12 maanden, welke alle hun biezondere kracht hebben (vgl. Het
grote Planeetboek, 1801, p. 134, 168).--_De hemel_ zijn "die Sterren
die op de 12 Tekenen staen, (en) zyn niet te tellen"; ook deze hebben
elk hun invloed. Toch wijst alles er slechts op "wat den menschen
voor een Natuure uyt den Gesteernten _toegeneigt_ is,..... daarom
niet... dat zulks alzoo moet zijn, gelyck of dat Gesteernte de mensche
daer toe dwonge... Alle... zullen haar eigen aangeboren boosheid ende
begeerten met verstand wederstaan."
101. _Een wie_, relatief _wie_, meest _die_.
105. Vgl. 1773. Zie genoemd boekje p. 187. Die "linie word genaamt
de linie des levens ... in 't Latijn _Linea vite_ of _cordis_, en
dese linie vanget aan bij de middel-linien dwars in de hand; (en)
tusschen de Duyme en de Wijser (wijsvinger) omgaat (zij) den Berg
des Duims ende gaet op dat gelijke der hant" (bij de pols).
121. Het zal wezen--zo gelooft men algemeen--zoals zij 't uit hand
en vingers leest.
122. _haer laegen naem_, de oudere vorm _-en_ bewaard, om de volgende
_n_ van _naem_? Vgl., ook voor de _h-_: ons vryen hals, Vondel,
Eneas Vertaling, III, 80. Vgl. (?) Van Helten, Vondels Taal, § 85,
add. blz. 173.
139. Al wat zij meedeelt is nevelachtig en schemerig, voor dubbele
uitleg vatbaar; nooit spreekt zij ronduit; vgl.: "tyt hier noyt te
werck, als met bedagte reden Spreeck niet als door een wolck, maer
klaer en uyt de mont."
144. _Lucht_, uitspansel, zoals in Saksiese en Friese dialecten;
vgl. Frank-Van Wijck, Etym. Wdb.
151. Met _breyn_ meer gedoeld op het zinnelike; met _geest_ op het
onstoffelike. Vgl.: met hart en ziel--Vgl. nog: (het beelt van de man)
"dat maelt haer in het breyn; en speelt haer om de ziel"--"Een gunstige
inval, die syn geminde eens schielyck in het breyn viel."
_Breyn_ ook de gedachten, vgl. 1578; zie _hersens_. In "De
bekendmakingen" (etc., 1711, p. 77) van K. Najer, leest men: "het
soete en suyvere bloed werd door bewerking van _Hart_ en _Long_, het
alderfijnste, levendigste, en geestigste afgesondert, het welke uyt
zijn eygen doorlugtigheyd, allengskens na boven trekt, en sig op de
beste plaats, in het midden van het Paleys, de _Herssens_ op den Troon
steld... Dese geesten dan, doen allengskens de Herssens vervullen,
totdat eyndlyck deselve door de grote toevloed overlopen en geperst
werden, door het binnenste sponsagtige der senuwen, soetjes sagtjes
heen te wandelen."--Vgl. 1070.
152. _gevat_ (passivum) vgl. vs. 376, activum; vgl. "bevaen
met minnen" in 't Mned. Wdb. Over 'met' = door, Delbrück,
Abl. Loc. Instrum. im... Deutschen, S. 51.
164. _Onverlet_, on + verlet, van _verletten_,
vgl. Kil. verletten, omittere, praetermittere: Et impedire,
interpellare, et differre, procrastinare.--Vgl. "De buerte
spreeckt 'er van; en desen onvermindert. Men weet niet waer het
schort..."--Vgl. unbeschadet, Sanders, Deut. Wörterb.--Zie soortgelijke
in Tijdschr. Nederl. Letterk. II, 196, vv.--V, 207, 213: onghescaet
sire virtuut, Nat. Bl. XII, 224.--Noord & Zuid VIII, 353.
170. _Bekaeyde wegen_, verkeerde; vgl.:
"bekaeyde streken."--

"Geen mensch die menschen kent en syn beroep verstaet,
En wees oyt echte wijf tot soo bekaeyden raet."--
"Wie veel den acker ploeght, wanneer hy is besayt
Die breekt sijn eerste werck, en maeckt 't et al bekayt."--
"Wis soo ghy langer blijft, soo isset al bekaeyt."

Over dit woord: Van Wijk-Frank, Etym. Wdb;--Gallée,
D. Literaturz. 1884, kol. 1340.--de Vries, Warenar,
190.--Mag. Ned. Taalk. III, 286.--Halbertsma, Letterk. Naoogst I,
64; ook van Helten, Woordafl.-proeven 9 noot.--de Woordenbkn.
185. Voor deze zin vgl. men de XVIIe-eeuwse constructie b. v.

"Daer vingh het geestigh dier de vrijster aen te cussen."--

_Spreken c. acc._ = ons: aanspreken, spreken met, tot iemand. Vgl.:

"Sy roept 'et door het bosch, sy klaeght 'et alle man
Sy spreeckt de wachters zelfs, maer niemant weet 'er van".--
Maer waer toe langh ghekermt, ick ga de bueren spreken,
En zie noch yet te doen, om dit gheweldt te wreken.

en ons: iemand gaan spreken.
Een schijn van onjuiste constructie in deze zin ontstaat doordat
"aen" naar ons begrip bij spreken wordt gevoegd, en het "aen" bij
vangen dan ontbreken zou.
Doch ook in plaats van 2 maal hetzelfde woord werd dit ook wel eenmaal
gezet. Vgl.: Tijdsch. Ned. Lett. VI, 69; N. & Z. XII, 526; Stoett,
Syntax., § 159.
188. _ten_, 't + de negatie bij _niet_.
189. Constançe = Pretiose, 173; vgl. vs. 1238.
195. _u swacke maegh met suycker overlast._ De suiker, die nu vaak
overdreven aangeprezen wordt, stond vroeger minder goed bekend;
vgl. I. van Beverwyck, Schat der Gesontheyt, met veersen verçiert door
de Heer Jacob Cats... (1651), blz. 116; "Als het grof bruyn Suycker
door de scherpe Looghe van Kalck ghemaeckt, ghesuyvert wort, ende de
vuyle en swarte Syroop, daer uyt-gedreven is, soo krijght het eenen
vreemden scherpen smaeck, waer af het bloedt verbrandt wert, ende
het hooft beswaert.... Soo dat het ongesuyvert ofte _Grof-Suycker_
somtijdts beter is, dan 't ghene dat de scherpigheyt van de Looge,
in het suyveren behouden heeft. Daerom sal men eer het bruynachtigh
en tamelijcken wit verkiesen."
200. _maeghde-krans._ Vgl. o. v.:

Ick was ontijdigh groen, en hy begon te mallen.
Dies is de maeghde-krans my van het hooft gevallen.

De vrijer spreekt tot de vrijster "met een ghebroken maeghdekrans."

"De nieu-gepluckte bloem, niet lange na de dagen,
Dat sy den maeghdekrans niet meer vermocht te dragen."
"Een snelle schicht op my gevallen....
Die trof mijn teere maeghde-krans."

Vgl. het lied bij Willems, Ovla. Lied nº. 135; Verwijs,
Mnederl. Bloeml., p. 128.--Kalff, Lied i. d. ME., 153, 277, 381,
521.--"Verloren hab ich mein Rosenkranz," Böhme, Altd, Liederb. 152.
201. of erger, is om u welbekende reden, de menstruatie opgehouden?
214. _door een gunstigh oogh tot in het hert_, vgl. 377. Zie Martijn
(ed. Verwijs), Str. 53 v.v. En

"....een soet en aerdich beelt
Dat stracx hem door het oogh tot in het herte speelt".--
"Het oogh, alleen het oogh, kan gantsch den mensen ontrusten,
Het is een open deur, een inganck van de lusten."--
"Hier gaet de regel los, die ons heeft wijs gemaeckt,
Dat niet als door het _oogh_ het herte wert geraeckt."--
"Myn verstant.... moet syn ghetogen,
In haer lieve in-gewant (binnenste) door heur ghebenedijde
oogen."
Nosemans, Hans.

223. Haar bloed is machtiger dan haar wil: zij kan niet verhinderen
dat zij bloost.
230. _geest_, een persoon van geest, iemand met voortreffelike
hoedanigheden, vgl. Ned. Wdb. IV dl. kol. 728/9.--en 't fra. _esprit_.
242. _jaren_, in de praegnante zin van jonge jaren, jeugd: van nature
de vrolike tijd.
243. _genieten_, vgl.:

Wie ist die oyt met eene schoot
Een schans of ander slot genoot?

vgl. Gloss. Granida; Mned. Wdb.
245. _spruyt_, van bomen; _kruyt_, kruiden; _sap_, drank, en pappen.
255. De moeder, hiertoe (door Constance) verzocht, komt met de dokter,
die te hulp geroepen is, binnen; Constance gaat op hun toe en neemt
hun alleen.--Vgl.:

De vrijster wel geçiert, na datse was gebeden;
Quam uyt haer stil vertreck, en in de kamer treden,
Haer vader ginger by, en nam haer metter hant,
En seyde.....

262. _gaf hem dese reden_, sprak hem zo aan.--Rose, 8833: "(de
man) _geeft_ hare menichge quade hoere."--Vgl. Diefenbach, _dare_,
o. a. sprechen--_rede_, Kil. spraecke, sermo, verbum.--_redenen_,
verba facere.--Vgl. Gloss. Bern.: edere, seegen. = sprechen, reden
(Dief).--Vgl. ook 936.
270. _d. heb i. w. t. w._, moet in het verband betekenen: dat weet
ik maar al te goed.--Vgl. ook:

"Wat is er menig wijf, dat liever heeft te praten
Die liever heeft te gaen laveyen achter straten
Als met een stillen geest haer kint te wysen aen
Wat nu, wat naderhant is nut te zijn gedaen."--
"Ick sitte meest den ganschen dagh
En hebbe liever wat te staen."

Vgl.? Dit heb ik je te zeggen dat je dat doet; en: Dat heb ik te weten,
dat dit gebeurt.
288. _koorts._ Vgl.:

"dat een soete coorts haer in het herte quam,
Ghecropen meer en meer, die haer den sin benam",
Vermaeck der Ieucht, (1616).--

En 't Koortsigh Liedje, van Bredero.
291. _heydens volck_, gen. vóór 't bepaalde woord, vgl. 752, 1351,
1522; vgl. Vondels Taal, § 72, i. f. Of _adj._ ? vgl. Spaens, heus.
298. Imperat. = toon-jij; vgl. 299: kleed-jij.
311. _Ké_, Kil.: ah. Interiectio varios affectus explicans.--Passim
in de XVIIe eeuw. 't Zou ontstaan zijn uit _wetecree_, _wetekey_ =
wete kerst, sciat Christus: vgl. de Vries, Taalzuivering, 166.
316. prees het goede meisje, maar zo dat er niets of niet veel van
geven kwam.
321. Gyralde echter, nu ondertrouwd, gaf aan het aardig meisje 100
pistoletten, als bruidsgeschenk. Gawoonlik was dit het geschenk aan de
meid, die onder de beide speelmakkers en beide speelmeisjes de bruid in
't biezonder diende. Schotel, Oud-Holl. Huisgezin, 258. Vgl. Warenar,
389, 1318.
324. in dit te verhalen een aangename tijdkorting, of
genoegen.--Vgl. Kil. tijdverdrijf, oblectamentum, delectamentum,
dilitiae.
335. _een openbare feest_, vgl. een drofelike cleet, een coude bat,
etc. bij Van Helten, Vondels Taal, § 85c (slot).
338/9. Die met schoon gezang en vlug dansen (vgl. saltare) alles zou
overtreffen.--_sweven boven al_, vgl. Mned. Wdb. i. v. bovensweven.
341. Houten of ivoren kleppers, die de vorm hadden van twee grote op
elkaar passende notedoppen, waren door een band aaneengebonden, die
men om de vingers wond. Door de andere vingers snel langs de randen
van de kleppers te laten strijken, ontstaat een klikkend geluid,
dat de dansrythmus aangeeft. Castagnetten: kastanjes n. d. vorm.
358. _was aftekomen_ = moest afkomen, vgl. 1949, 1952. Zie de variant.
365. _van syner hant_, oude datiefvorm na sommige praeposities;
vgl. van der straten 1094; bij der hant 1104;--op den velde, 1020.
370. _het maegderot_. Vgl.:

"en tot een soet besluyt,
Soo vlocht het maeghde-rot een kransje voor de bruyt."

_quam_, waar velen nu een plusquamperf. zouden zeggen; vgl. bleef 696;
waer 1383; gingh 1398; zie Vondels Taal § 173; of: "quam geleyden"
= geleidde, zie 462: koomt vougen.--Vgl. Vondels Lucifer, vs. 1778.
379. Staat te weifelen, vgl. 136: stont en keeck; 1119: sit op haer
en sagh.--zie Warenar 258; Taalk. Bijdr. I, 125.
384. _wort_, praesens? ook 726, 727, 731, 732; maar _wort_ praet. bij
_werden_, _wert_ 972, 1093, 1126, 1576, 1801.
407. _die_, naast _dien_; passim, vgl. Van Helten, Vondels Taal,
§ 124; Mndl. Spr., § 352, 364_e_; Cosijn, Taal en Letterb., VI,
276; _die men... koos, En_ (die)... _behaeght_. Als in 't Mndl.:
in gecoördineerde zinnen blijft het pronomen weg, vooral als 't in
_niet_-dezelfde betrekking (casus) staat; vgl. Van Helten, Vondels
Taal, § 206, en Add.
420. om dan te zijn vernield, verpletterd; maar (en hier volgt het
6e coupl.); vgl. lat. opprimere.
442. Maar al te veel bloemen staan dag aan dag te pronken; een frisse
stengel hebben ze, maar niemand heeft er lust in. Daar gaan dan haar
bladeren met de wind en vergaan, zoals alle stof.
449. Bij de ouden wordt _Pan_, de Bosgod, voorgesteld met bokspoten,
horens en ruig haar; als de Satyrs, vervolgt hij de nimfen met
verliefde zinnen en bedoelingen.
459. _wachte_, oude vorm; vgl. "zegge", op kwitanties; ik herzegge
(van de voorzanger).
461. Terwijl de ridder naar dit gezang met groot genot luistert,
begint de nachtegaal de vrijster te accompagneren.
467. _heydens_, vgl. 291, A.
485/6. Haar rede is geregeld en dudelik; vgl. bene compositus;
oratio bene composita.--Wat zij zegt, is geestig, aardig bedacht;
_soete vonden_, zijn aangename denkbeelden, invallen;

"Men sagher sneegh beleit, men sagher vonden in,
Vry teikens van verstant, en van een diepe min."

Misschien zijn de toen zo in trek zijnde "concetti" bedoeld.
489. _vonck_, vgl. Kil. voncke, fomes, etc.; bij Diefenbach o. a.:
to neghinge, naturliche neigunge.
509. raven, _sing._, zw. subst. rave, vgl. Vondels Taal, I,
p. 75.--Fabel van de vos en de raaf. Vgl. Phaedr. I, 13. Romulus I,
14. De laatste redactie luidt: "Qui se laudari gaudent--verbis subdolis
decepti penitent--de quibus similis est fabula.
Cum de fenestra corvus caseum raperet--alta consedit in arbore--Vulpis
ut hec vidit e contra sic ait corvo--O corvus quis similis tibi? et
pennarum tuarum quam magnus est nitor? Qualis decor tuus esset--si
vocem habuisses claram--nulla prior avis esset--At ille dum vult
placere et vocem suam ostendere--validius sursum clamavit--et ore
patefacto oblitus--caseum deiecit--Quem celeriter vulpis dolosa
avidis rapuit dentibus--Tunc corvus ingemuit--et stupore detentus
deceptum se poenituit--Sed post inrecuparabile factum damnum quid
iuvat poenitere?" Vgl. 760, A.
_met vollen mont_, vgl.:

De vrucht die is te raken,
En met een vollen mont op haren tijt te smaken.

535. wat ik wezen mag, toch ben ick (etc.)--_magh_, vgl. Vondels Taal,
II, § 188. Vgl. 1304.
542. _streelt de sijde rocken_, vleit de vrouwen, die aan het hof zijn;
vgl. m. m. de _bouwen_, _wijlen_ (nonnen);

"Dus gaetet vast dat aen den _broeck_
Hanght al de vreughde van den _doeck_";

vgl. plaet, platen, (soldaten).
_sijde_, hollands, nu nog, voor _sijden_. Vgl. Van Helten, Vondels
taal I, blz. 106.
544. edel pant = reine jeugd; _genit. epexegeticus_: de stad van
Amsterdam, de prijzenswaarde deugd van zelfbeheersching.
606. Oude gewoonte, om alle gerechten tegelijk optezetten.
614. lage plaats, vgl. locus, afkomst, geboorte, stand.
625. _mijnen_ = jegens mij, pron. poss. = gen. object; vgl. Granida,
1529_b_, A.
628. _nam_, = zou nemen, vgl. 1304.
639. Indien je gediend ben van schoonheid, kom slechts, wanneer je ook
wilt, je huis uit, daar (in deze grote stad) wonen vele mooie meisjes.
642. Indien je vermaak vindt in verstandige, geestige kout, welnu,
dat behoef je evenmin te missen.
655/6. Al worstel ik tegen mijne jeugdige lusten, ik word meegesleept
zelfs waar ik niet wil.--Vgl. voor _jeught_: "een maeght die onmachtigh
You have read 1 text from Dutch literature.
Next - Spaens Heydinnetie - 7
  • Parts
  • Spaens Heydinnetie - 1
    Total number of words is 4066
    Total number of unique words is 1520
    27.9 of words are in the 2000 most common words
    37.8 of words are in the 5000 most common words
    43.4 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Spaens Heydinnetie - 2
    Total number of words is 4434
    Total number of unique words is 1557
    31.1 of words are in the 2000 most common words
    41.9 of words are in the 5000 most common words
    48.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Spaens Heydinnetie - 3
    Total number of words is 4587
    Total number of unique words is 1284
    29.8 of words are in the 2000 most common words
    39.6 of words are in the 5000 most common words
    47.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Spaens Heydinnetie - 4
    Total number of words is 4649
    Total number of unique words is 1308
    28.9 of words are in the 2000 most common words
    41.0 of words are in the 5000 most common words
    48.3 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Spaens Heydinnetie - 5
    Total number of words is 4341
    Total number of unique words is 1276
    26.8 of words are in the 2000 most common words
    36.1 of words are in the 5000 most common words
    43.0 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Spaens Heydinnetie - 6
    Total number of words is 4066
    Total number of unique words is 1718
    29.2 of words are in the 2000 most common words
    39.7 of words are in the 5000 most common words
    45.7 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Spaens Heydinnetie - 7
    Total number of words is 3924
    Total number of unique words is 1805
    27.1 of words are in the 2000 most common words
    39.1 of words are in the 5000 most common words
    44.8 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Spaens Heydinnetie - 8
    Total number of words is 2324
    Total number of unique words is 1423
    26.9 of words are in the 2000 most common words
    41.6 of words are in the 5000 most common words
    48.5 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Spaens Heydinnetie - 9
    Total number of words is 1535
    Total number of unique words is 969
    25.3 of words are in the 2000 most common words
    36.9 of words are in the 5000 most common words
    42.0 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.