Spaens Heydinnetie - 7

Total number of words is 3924
Total number of unique words is 1805
27.1 of words are in the 2000 most common words
39.1 of words are in the 5000 most common words
44.8 of words are in the 8000 most common words
Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
is haer jeught te wederhouwen".--

"syn herte soo bevanght,
Dat hy tot in het mergh na hare jeught verlanght."
"een jongh en rustigh man,
Die, na den rechten eysch, u jeught vernugen kan."

Een gehuwde vrouw moet in sommige omstandigheden "alle hare
jeughdigheden dempen en doen versterven."
659. _deftigh_. Vgl. "Of het een deftigh man, die syn geheele werck
van wijsheyt en geleertheyt heeft voorgenomen te maken, geraden is
sigh ten houwelicke te begeven."--
"Daer is een deftigh man (Barlaeus) die leert u Roomsche
spraeck."--Ongehoorzaam zijn om zichzelven het leven te benemen op
bevel van de Mohammedaanse vorst, is een boze

"daet,
Maer 't is een deftigh helt, die hier in willigh gaet."--
"..... hiet my lieve man,
In dat soet-deftigh woort, daer in soo ligt verholen
Wat u en my gelyck de Schepper heeft bevolen."--
"Het is geen deftigh man,
Die met gebogen hals geen dwasen lijden kan."--
"Datje niet en nut, of met den monde smaeckt,
Dat uyt een innigh vyer de lusten gaende maeckt
.....maer breeckt de lange nachten
Door vlyt tot deftigh werck."--
"o deftigh werck dat ick op heden doe... een wreede moort."--
"Zijn deftige (ernstige) taal stelden my ook gerust."
Haagsche Vondeling.

Vgl. _Taal en Letteren_, 1903, blz. 473.
672. mijn onervaren jeugd nu bij te minne en geringe schepsels
bevrediging zoekt.--Vgl. 614.
673. Indien men de oude tijd nagaat, bemerkt men ....
679. ter wille van Europa, dochter van een Phoeniciese koning.
680. om Leda, de echtgenote van de Spartaanse koning te bezoeken.
682. Hercules was verliefd op Omphale, koningin van de Lydiërs,
en vernederde zich daar een tijd lang om als slaaf haar te dienen,
om haar gunsten te genieten. De negen-koppige slang, de Hydra, een
monsterleeuw bij Nemea, het Erymantiese zwijn, de Cretensiese stier
versloeg hij.
684. _duyden_ = strekken, vgl. de 2e betekenis van het intransitief
_dieden_ in het Mned. Woordenb., welke die van "strekken" nadert,
b.v. Hoe luttel hare (_des aventuren_) helpen (_znw. mv._)
dieden. Vgl. baten, dienen:

"Indien men recht gebruyckt den luyster der agathen,
Het sal het jonge paar tot vrede konnen baten."--
"En trout oock op het ooge niet,
Want 'et dient u beyde tot verdriet."

688. ik weet niet (door) hoe een sloor, (hoe) een herderin.
692. _Gode_, dat., zonder meer, slaat op Jupijn (677). Andreas
is Christen, en Heiden tegelijk: gewoon verschijnsel in de
Renaissance-literatuur.
693. _het groote licht_, de zon, nog in gewestelike taal, in bepaalde
frases ("gaat ons verlaten, is weg") de gewone aanduiding.
706. _En_ (zij) _scheen_, vgl. Vondels Taal, II, § 227, d.
708. Zo gauw zag hij ze niet weer, of zijn smeulende liefde ontvlamde
dadelik.
721. _began_, praes.? (vgl. plagh, 94, A.) Mnederl. begonnen, [64]
begonde (begonste) naast beginnen, began (begon). Beide vormen
lopen door een. Mogelik is dat _begonnen_ later is beschouwd als
een verbum gelijk _connen_ (praes. _can_) [65] en derhalve _began_,
praes.; _begonste_, praet.--Naast inf. _begonnen_ bleef _beginnen_
(vgl. de dooréenmenging in de spreektaal van kennen (kent) en kunnen
(kan). Ook bij de voorgestelde etymologie (Kluge, Franck-Van Wijck,
Etym. Wrdbn.) is een praes. _began_ wel te verklaren.
733. _quam_, perf., vgl. 1020; zie Vondels Taal, II, § 171.
752. _Wij stellen_, ons stelsel is dat overal het goed aan
allen behoort; wij nemen dus van de overvloed van rijken wat wij
behoeven. Gen. vóór 't bep. woord, vgl. 291.
757. Moeielik kan men stellen bij die zelf hierin ervaren is: hij
kent de kunstjes.
760. Zinspelend op de fabel _Phaedr._ IV, 8. In de ME. en later nog,
bekend in de redaksies van de Romulus [66], III, 12: "De duobus malis
auctor talem subiecit fabulam--Malus peiorem non ledit nec iniquus
iniquum superat.
In officina cuiusdam fabri introisse dicitur vipera--Dum quereret
aliquid ciborum--rodere coepit limam--Tunc lima ridens--ait ad
viperam--Quid vis improba tuos ledere dentes? Ipsa sum--quae consuevi
omne ferrum rodere--sed et si quid forte est asperum--fricando facio
lene-quae si angulum tersero--si quid ibidem est ipsa precido--Ideo
eum acriore mihi certandum est." Romulus, Die paraphrasen des Phaedrus,
(IXe eeuw) ed. Oesterley.
Latere redakties en omwerkingen uit de XIIIe--XVe eeuwen, aldaar
opgenoemd p. 71, noot. Vgl. ook fabel XVI van La Fontaine, lib. V:
Le serpent et la lime.
762. hoe weinig kleding en deksel de mens nodig heeft. Vgl.:

... "dat een keel
derven moet een deel
Om de rug en borst te decken."

785. _sure vlagen_. Vgl.: "De Mey (1685) bleef in Nederlant dit Iaer
noch vry suer", Holl. Mercur. IX, 53.
793. _vrougher op om eenigh heer te groeten_, zinspeelt dit op het
"lever" van vorsten, en hoge personages?
822. _Ghy let_, imperat., vgl. 298.
843. Te verklaren als: Indien je het hof wil maken in alle eerbaarheid,
zonder bedrieglike voornemens. Vgl. in alle eer en deugd.--Vgl. "Die
sonder achterdencken leven, staen als open, en zijn onderhevigh om
gehoint te worden."--
Of als: zonder dat dit haar ten schande kan strekken? Vgl. Kiliaen
i. v. hoin.
852. _uwe_, de uwe, vgl. 920; zie Vondels Taal I, blz. 124.
872. _bij hem alleen_: zonder dat de anderen er bij waren en het
bemerkten.
899. met verstand en beleid te handelen.
918. _in u vermaeck, u_ als gen. object, vgl. 10: haer diensten; 625:
mijnen haet; 1088: in haer gesichte (in haar te zien)--_besteden_,
vgl.:

"waer de beste sinnen
Besteden haren tyt ontrent een heyligh minnen."

919. Vgl. 1407.
936. _gaf_; vgl. Lat. dare, geven, uitstorten.
937. _heb ... gaen beginnen_, passim bij schrijvers in de XVIIe eeuw.
Het hulpwerkw. hoort bij de volgende infinitief, een transitivum,
dat met "hebben" vervoegd wordt.
Schijnt een Noordhollands eigenaardigheid.
Vgl. Kern, De met het Participium Praeteriti omschreven
Werkwoordsvormen in 't Nederlands (Verhand. Kon. Acad. 1912) § 226,
blz. 200/1 en § 77, blz. 64/65.
939. _uithangen_, c. dat. pers. "Hoe is mijn uiterlik voorkomen? Zoo
zeggen wij nog van iemand, die zich uiterlik als vroom voordoet,
dat hij _den vrome uithangt_, en van een leelijk, wanstaltig mensch,
dat hij _een slecht uithangbord heeft_", Cats, ed. de Vries de Jager,
Deventer, V, 68 noot.--Vgl.:

"Maer segh hoe wort doch Faes van u soo gansch versteken?
Wat hanght de Jonghman uyt? Wat heeft hy voor gebreken?"

947. Wat beduiden deze regels? Men zou kunnen denken aan: volle
maagdelike rijpheid; toen zij op haar middaghoogte was. Daartegen
strijdt echter "terstont" (945).--Of maakt de juffer tweemaal 's
daags toilet? Met den noen (voor zij tafelt) en 's middags (voor zij
uitgaat)?--Of zijn eenvoudig "noen" en "midden op den dagh" synoniem,
op de middag, in 't volle licht?
950. _vougen tot_ = vereenigen met; vgl. vervoegen = vereenigen,
bij Huyghens (Panth. 79, 9) en Pastor Fido van Bloemaert, 1650, p. 130:

En wilt met d'uwe toch vervoegen ons' gebeden.

_syn leden_ = zich; vgl. ick schenck u dese leden, 714; als ick
... myn leden overslough, 948. Vgl. nog het passieve in:

"Gij dan, van eersten aen dat _uwe_ teere _leden_
Syn tot den man gedaen, soe voeg u naer den reden."

Vgl. ook: syn saken aanleggen = het aanleggen, 81 A.--
952. zelfs van daag nog getrouwd. _Versegelt in de trou_, vgl. de
aanhaling by 1252.--en: "Des Heeren goeden segen

Verkondight in de kerck, en opentlick gekregen
Versegelt echte trou; soo dat men even dan
Bekoomt een vollen naem van wijf en echte man."

968. Hij is een zonderling, een ruwe klant, die noch om schoonheid,
noch om rijkdom geeft.
973. eigenaardige herhaling, vgl. 1175. En vooral Reynaert, Inleiding
(Zw. Herdr. 1909) blz. LVIII, n. en blz. XXII.
981. _syn hert is niet aen haer_. "syn aen" kan, evenals het Lat. _esse
alicui_, betekenen: bezitten; vgl. het Mndl. Doch ook kan _aen_ hier
de betekenis van _bij_ hebben. De eerste opvatting heeft voor, dat
"esse alicui" gebruikt wordt, wanneer de nadruk op de zaak valt, gelijk
hier "hert", vgl. de volgende tegenstelling; _haer_, pron. reflex.,
waarvan het vrouwelik hert antecedent is.--Zijn hart is niet vrij.
1004. Er is climax in de tekst: verrader, spoken, boose
geesten. Verrader is een booswicht vol duivelse list, die niets
menseliks meer heeft en tot alles in staat is; er is niet alleen aan
eigenlik verraad te denken.
1007. _suysebolt_, vgl. "drink datje suizebolt", Rabelais, Vertaalde
Werken.
1022. Andreas, wel wetende hoe de vrouwen razen, wanneer men haar
lusten weigert te bevredigen.
1032. De schout zendt op het vreemd verdacht gerucht de strenge
rechters af.
De editie van 1700 (zie 't Voorbericht) heeft _troep_.
1034. _in de broecken_. Zelfs in de onderbroeken verstopte men de
beurs, of kostbaarheden: vgl. Holl. Trouwgevallen, blz. 186. Koopman,
blz. 146. Kind van Weelde II, 108.
De studie van Jonkvr. Dr. de Jonge over De kleederdracht in de
Nederlanden in de XVIe eeuw, in Oud-Holland 1919, geeft voor deze
materie niets.
1044. Relat. zin; het verbum wegens 't rythme verplaatst.
1048. _niet en let_ = niets mankeert; vgl. "een peert dat schurrift
is, en wil den roskam niet."
1066. Hij dient naar de galeien veroordeeld.
1070. _geesten_, vgl. het laatste gedeelte der aanhaling bij 151.
Ook _dierlijke geesten_, animal spirits, esprits animaux,
vgl. Ned. Woordenb.: "de fijne vluchtige vloeistoffen, die, naar men
onderstelde, in het bloed aanwezig zijn en het eigenlijke beginsel
uitmaken van gevoel en beweging. Door sommigen onderscheiden van de
_levensgeesten_, die als de oorzaak van het leven golden."--"Vele
malen bij C. deze geesten in betrekking tot de werking van die fijne
zenuwvloeistoffen op het gevoel, de begeerten, hartstochten," enz.
1072. Alleen zijn edele afkomst trekt hem voor de geest.--_spelen
ontrent_ = zich bewegen om. Vgl.: "maer alle mijne sinnen spelen noch
ontrent uwe laetste redenen."
1119. _vast sit op haer en sagh_, zit op haar te zien; vgl.:

"Sy leyt er op en maelt als met de gantsche kracht
Oock midden in den droom, en in den middernacht."--
"Hy sit op haer en loer bijnaest den ganschen dagh."

Vgl. nog Noord en Zuid II, 138/9.
1124. _landdrost_, waardigheid hoger dan schout; landdrost oefende
in naam van de heer de lijfstraffelike rechtspleging uit.
1127. _Al is de krijghsman doot_, Is de krijgsman gedood, dood.--_Al_,
versterkend partikel = wel??--_doot_, oud part. tot adj. geworden,
vgl. van Helten, Tijdschr. Ned. Lett. III, 109.--Verdam,
Middelned. Woordenboek, 297.--Alexander, ed. Franck, p. 421.
1131. Ooit van zijn leven, een adverbiale accus. Vgl. "heb ik mijn
leven!"--Vgl. Warenar 1053, var.
1152. Aen (de ontroerde) vrou Giomaer schijnt het zelfs een stage
vloet; aldus op te vatten?
1160. (verwondert) _dat_, vgl. Mned. Woordenb. II, 86/7.
1169. _opgetogen_, gespannen, ingespannen. Vgl.: opgespanne, Vondels
Lucifer 145; ook: "die (geleerde) zijn dickwijls te veel opgetogen
om een jonge vrouwe wat goets te doen"?--
1170. Maiombe wikte ernstig haar droevige toestand.
1194. Vgl. 739, 751.
1226. _die_, relat. zin bij "slimme gangen" (vergif, coll. = slimme
ganghen): constructio ad intellectum.
1236. was (_het_) inderdaed; vgl.:

"Maer d'eerste is die my best behaeght."--
"Hy is die ware liefde plant:
Als vader van den echten bant."

Vgl. van Helten, Vondels Taal II, § 212. Voor het duitsch:
E. Bernhardt, Zs. f. D. Phil., 1903, 145.
1252. _op de zaal_, zaal meestal het grote ontvangvertrek, hier echter
vertrek in 't algemeen, vgl. vs. 1266.--Vgl. o. m.

"Soo haest als dit besluyt is by de wet (rechtbank) genomen,
Soo siet men op de zael terstond een priester komen,
Die heeft het jonge paer versegelt in de trou."

En Trouringh, 4º., Ongel. Houwel., 197.--Antonius-Cleopatra, 595
m.; etc.
1285. _grijpt haer in den arm_, omarmen, vgl.:

"'t Sa grijpt my in den arm en neemt den lesten soen
Ick wil ook even soo myn laetste plichten doen.
Na spraeck en wederspraeck de jonge luyden grepen
Malkander in den arm, en vast aen een genepen
Gaen rollen van den rots....."

1299, 1328. _ons_, vgl. van Helten, Vondels Taal I, § 99;
Mndl. Spraakl., blz. 444.
1300. _in dese venster_.
Vensters in de oude kastelen waren diepe nissen, met banken aan de
zijden. Vgl. vooral Schulz, Höfisches Leben in MA.
1304. _nam_ = zou nemen; vgl. 628.
1312. Vgl. 1327.
1322. _doot_ = ongeluk, vgl. Verdam, Mned. Woordenb. II, 296: "Bi aldus
ghedaenre dinc so brinct hi sinen here ter doot", zie ook aldaar 297 g.
1326. _op een nieu_, vgl. van Helten, Vondels Taal I, 154.
1331. werkelik, innerlik, en voor de mensen, _schijn_, uiterlik
voorkomen.
1351. _vertrout syn aen_, vgl. verloven; Mnederl. sekeren, versekeren,
Taal- en Letterbode, II, 18.
1356. Daarvan kon ik behoorlik van avond niet alles mededelen.
1366. Vgl. 842, vv.--_tergen_, vgl.:

"De juffers van het hof die met geçierde rocken,
Die met een dertel oogh ons kriele sinnen locken,
Verdienen 't ongeluck dat ons haer wesen verght,
Maer dit onnoosel dier en heeft my noyt geterght."

Vgl. ons: mondterging; en Gloss. Granida.
1382. Op alle vragen geeft zij..... zo vriendelik en zo ten volle
antwoord, dat.....
_in volle leden_, volledig, ten volle, vgl.: (het onderzoek) "is by
my niet overal in volle leden ghedaen konnen werden."
1384. _strecken over_, vgl.: (zijn gedachten) laten gaan over,
maar hier sterker: zo had hij op haar zijn hart gezet.--_Sinnen_,
vgl. gemoet, 702: hart, "'t beginsel van zijn neigingen, hartstochten",
tegenover verstand, rede, vgl. 703.
1388. _hertsen_, dubbelvormig uit hert_s_, en
hert_en_. Vgl. o.a. Kolthoff, Het Subst. in 't Nederl. der 16e
eeuw, 27.
1393/4. _noemen: afgekomen_, rijm van _oe: o._ dat vaak voorkomt, zie
Reynaert, (Zw. Herdr.) Inleiding blz. XLIV, vv., XLVI, en XXXIX. Met
de daar aangehaalde litteratuur.
1411. A. was haar voorspraak, pleitte verzachtende omstandigheden;
de lant-vooght nam dit (wat hij bijbracht) aan; vgl. ons: iemand
voorspreken. Kiliaen veur-spreken, fide iubere, stipulari et defendere
verbis. Diefenbach: prolocutor vorspreke, vorsprecke. advocare
vorsprechen, fideirbere, vorheyssen, borghe werden.
1415. In ouden tijd kon manslag en moord met geld afgekocht.
1450. Beeldspraak aan 't klein schippersbedrijf ontleend. Zeilt men
met volle zeil, dan is de boegspriet vooruitgestoken; deze wordt
echter opgetrokken of ingehaald, nadat de kluiver gestreken is,
zodra men de haven en wal nadert, en vaart mindert.
1457. _de_ man, naast _den_ man: passim; vgl. _die_ 407 _a_.
1473. Ghy siet, Imperatief vgl. 298.
_Pasquier_, vgl. 1792; beroemd Frans jurist en overheidspersoon van
Parijs, 1529-1615. Onder meer: Les Recherches de la France (1560).
1497. _mogen_ = moeten, vgl. Van Helten, Mndl. Spr. § 232; Verdam,
Mndl. Wdbk., i.v. Nog in Zeeland.
1500. _kruys-dragende_. Het kruis, dat gewoonlik aan een ketting om
de hals werd gedragen, is het gewone onderscheidingsteken van alle
bischoppen, en van die abten, aan wie de bischoppelike insignia
zijn toegestaan. Men zal een, moeten inlassen na _kruys-dragende_,
waarbij als appositie dan B. ofte A. staat. Eigenlik hier een min
juiste vertaling van: "le Pape.... ordonna, comme on disait: que
tout Evesque, et Abbé portant crosse, leur donneroit pour une fois
dix livres tournois."
1502. _Tournois_. In de ME. had bijna elke stad het muntrecht:
daardoor ontstond allerlei muntwaarde, vandaar de bijvoeging (een pond)
doorniksch, e.a. Vgl. nog pond sterling.
1521. de mans wijs makende dat hun vrouwen verkeerde zaken bij de hand
hadden, hun ontrouw waren.--Vgl.: "een vrouwe heeft ons een spinrocken
gerockt daermen nu nacht en dach met besich is om quaet garen af
te spinnen twelck wel int afhaspelen vuyl quaet wergaren mochte
worden." Sermoenen-Broer Cornelis.--Vgl. Harrebomée, Spreekwoorden, I,
202_b_: "Zoo 't wijf met de oogen gluurt, en met haar gangen draait,
Is 't wonder dat ze niet met andrer garen naait."--ook: Stijntje
en Trijntje, laat varen: Zij spinnen quaet garen (ald. L. S. I,
XXXVIII) daar aangehaald: Gheurtz, 10, 76--_grof garen spinnen_,
vgl. ook Zw. Herdr. 12/13 (Asselijn's Jan Klaaz) Aant. bij 152.
1522. _uyt de lieden beurse_, vgl. ook Van Helten, Vondels Taal,
Synt. blz. 141; mndl. de weeskinderen goeden;--die arme luden lijken,
etc. in Mndl. Spr. blz. 450.--Ook?... "naar rijkelui gewoonte",
Potgieter, Proza 394.
1531. _Sebastiaen Munsterus_, Duits mathematicus en Hebraïcus, 1489
(Ingelheim)--1552 (Basel). Zijn hoofdwerk: Cosmographia universa,
een van de oudste aardrijkskundige werken.
1535. _Philippe Camerarius_, 1537 (Tubingen)--1624, zoon van
de beroemde Joachim (I) C, broeder van Joachim (II) C, schreef
o. a. Orationes.
1536. _Konrad von Gesner_, 1516-1565, polyhistor, gaf een nieuwe
richting in de Litteratuurgeschiedenis door zijn Bibliotheca
universalis sive Catalogus omnium scriptorum locupletissimus in 3
linguis Gracca, Latina et Hebraica extantium, (Zurich, 1545-55); gaf
verscheidene oude auteurs uit met commentaren, o. a.: Mithridates,
sive de differentiis linguarum etc, Zürich, 1555. Vgl. Hanhart,
K. v. G. 1824.
1548. Volgens de wetenschap van medici en natuurvorsers.
_Naturen_, subst. zw. genitief; vgl. zelfs _naturens_. Vondels Taal,
I, § 68 i.f.
1568. _Avicenna_, de beroemdste Arabiese Filosoof en arts, 980-1037;
zijn beroemd werk "Kanun" grondt zich op Galenus. _Franciscus
Valesius_, Spaans geneesheer XVIe eeuw, lijfarts van Philips II.
1569. _Jacques Ferrand_, Frans medicus, te Agen geboren in het einde
der XVIe eeuw. Traité de la maladie de l'Amour ou mélancholie érotique,
Paris, 1623.
1572. _geleerste_, _plur_. zonder _n_;, vgl. eenige, ervarenste 1566,
voorlede 1592, geleerde 1606, groote 1628, e. a. Zie Vondels Taal I,
§ 100, 105, p. 110. Mned. Spraakl. § 308, 309, 311.
1582. _slagh-ader die uyt het herte haer beweginge heeft_: hier is
Cats zeer "up to date" (in 1633 was hij al met het Sp. H. bezig);
evenals van Beverwijck (deze in 1638?) nam C. de circulatie-theorie
van Hervey aan (1628 gepubliceerd). Vgl. vooral _E. D. Baumann_, Van
Beverwijck in leven en werken geschetst (1910) blz. 134 vv. De meeste
gezaghebbende medici bleven tegenspartelen; en zelfs heftig bestrijden.
1594. Ovidius, Heroïdes XI, 33, 34:
Prima malum nutrix animo praesentit anili:
Prima mihi nutrix, Aeoli, dixit, amas.

1616. Vgl. Antwerper Lietboeck No. 215, p. 334:

Sotten, wat mach v gebreken?
Sottinnen, hebt goeden moet,
Als v die wespen steken,
Loopt inden haselaer metter spoet;
Die gaeren metten lenden wercken,
Compt doch metten hoop,
Papen ende clercken,
Die nooten zijn goeden coop.

(Vgl. voor haselaer en noten, Kalff, Lied in de ME. 349, en Verwijs
St. Nicolaas, 41/42, en Wolf s Zeitschr. f. D. Myth. III, 68.)
1617. _Soranus van Ephese_. Sommigen spreken van twee, waarschijnlik is
er maar éen geweest, die leefde tot 138 na Chr.? Aan deze toegeschreven
een Leven van Hippocrates. Zijn hoofdwerk: Per'i gunaike'iwn paj=wn.
Vgl. Ilberg, in de Abhandl. Sachs. Acad. XXVIII (1910).
1623. _Valerius Maximus_, ± 30 na Chr., schreef De dictis factisque
memorabilibus libri IX; met vele historiese anecdotes.
1625. _den sieckaert maken_; Kil. Den sieckaert maecken, Aegrotum
simulare, simulare morbem. Vgl. als of hij (God) den vrijer quame
maken aen de menschen (Osea 3. 1) en daer na.... stelt sigh eerst als
bruydegom, en daerna als echte man; ook: den duvel maken, I Martijn
(ed. Verwijs), 149.
1629. _Galenus_, naast Hippocrates de beroemdste Griekse geneesheer,
in Pergamum, Alexandrië en in 164 na Chr. te Rome. Tal van werken.
1665. _Paulus Aegineta_, beroemd Grieks chirurg, in Aegina geboren,
volgens sommigen in de IVe, Ve, VIe, volgens anderen zelfs in de VIIe
eeuw na Chr. Schreef een beroemd Compendium van de Medicijnen. Pauli
Aeginetae de re medica libri septem, (gedrukt Venetië 1528, verbeterd
Bazel 1538.)
1671. Bij een ander verhaal zal daar over wel, is gesproken
worden. Over de compositie van de Trouringh, zie Inleiding blz. VIII,
vv.
1689. _Erasistratus_, beroemde arts in Ceos, ± 300, lijfarts van
Seleucus Nicator. Vgl. vs. 1621. Stichter van een eigen mediese school.
1705. _uytmuntende_, vgl.: "dat de selve geen uytmuntende gebreken
aen haer lichaem was hebbende" (bedoeld zijn "verlemtheyt, bultigheyt
of diergelijcke")--"Of yemant, hebbende een uytmuntende lichamelick
gebreck dient getrout."--"Yemant soude willen aanraden tot sodanige
uyt-muntende gebreken (d. i. een openbaer sienlijck of tastelick
gebreck), immers niet om des rijckdoms wille."
1724. _meloenen_. Vgl.: "Het en beurt niet selden dat de menschen
haer met Meloenen een sieckte op het lijf eten. Want sy bederven
lichtelijck, en in den buyck bedorven sijnde, nemenze byna de nature
van vergif aen, ende veroorsaken een sieckte, die wy Boorts noemen,
ofte eenighe quaedtaerdighe koortsen..." I. van Beverwyck, Schat der
Gesontheyt, (enz. 1651) blz. 104.
1740. Verschillende leuke voorbeelden van handige "Doctoren" bij I
van Beverwyck, Schat der Ongesontheyt, (1651), blz. 5.
1762. _dat jae_, meermalen bij Cats, ook: "ick meyne dat neen", naast:
"ick meyne ja".--zie 1830; vgl. Frans: que oui, que non.
1772. _het vogeltjen onder de steert sien_. Harrebomée, Spreekw. "dat
beteekent: ik moet eerst de zaak navorschen, 'zoo als de vogelaars',
zegt van Eijk, 'om te onderzoeken, of het dier geen gebrek heeft'". Zie
ook van Eijk, Nederlandsche Spreekwoorden (1838), 92; Bogaert,
Toegepaste Spreekwoorden (1852), 91.
_dagh en raet_, komt er tijd, komt er raad. Ook
Harrebomée. Spreekwoordenboek 3 dln., 1858-1870, die verwijst naar
Servilius, Adagiorum epitome (enz.), Antwerpen 1545, blz. 253; Gemeene
Duytsche Spreekw. gedrukt tot Campen, bij Peter Warnersen, in den
Witten Valck, _s. a._, blz. 12; Sartorius Adagiorum (enz.) 1556,
blz. 128; Tuinman, Oorsprong en uitlegging (enz.) 1726/7, I, 331.
1773. Vgl. 105 vv.
1781. _Martin-Antoine Delrio_, geleerde Nederl. Jezuiet, 1551
(Antwerpen)--1608 (Leuven). Van hem: Disquitionum magicorum libri
sex. Leuven, 1599.
1790. Oversettinge van Hieronymus; in de Vulgata: door verschillende
synoden (laatstelijk Trente) geauthoriseerde Lat. Bijbelvertaling.
1791. _dient daerom na-gesien_: "te worden" door vele grammatici
geëist, ontbreekt hier. Vgl. Van Helten, Vondels Taal, Synt. § 248
en Tijdschr. XI, 180.
1839. Het gemene recht, het recht dat algemeen geldt in een landstreek,
Ned. Woordenb.--De Gemene rechten zullen doelen op het Rom. Recht;
naast de landrechten, elk in hun biezondere streek.
1841. _gaende maecken_, vgl.:

"Waer gelt en schoonheyt is, daer zijn gewenschte zaken,
Die met een stille kracht de menschen gaende maken."

"die hem de sinnen gaende maken."--"de jeught, de min, de nacht,
die als een stille wint de lusten gaende maken."
1844. _Justus Lipsius_, de beroemde humanist. 18 Oct. 1547-24 Maart
1606, prof. in Leiden en Leuven; o.a.: Monita & Exempla politica,
Leiden, 1601. Vgl. verder het Leven en Werken in Bibliographie
Liptienne (Gand 1886).
1851. De Joden, het uitverkoren bondsvolk, vgl. Genesis XVII. Daarna
onder de Nieuwe Bedeling: het Genadeverbond, ook over andere volken
zich uitstrekkend; vgl. Hebr. VII, 22; VIII, 6, 13; I Kor. XI, 25;
II Kor. III, 6, 14, ook Matth. XXVI, 28. Teken: de doop, vgl. 624;
vgl. het Belijdenisformulier, Art. XXXIV.
Calvinisties betoog.
1863. Oud-christelike voorstelling die berust op allegoriese
verklaring van het Hooglied bij de Joden: Sulamith, de geliefde, =
Joodse volk; de minnaar, Jehova; vgl. o. a. ook Ezech. XVI; later
pasten de kerkvaders (Origenes, Hieronymus) dit op de gemeente van
Christus toe; vgl. Chr. de Bruidegom in het N. T.; toen niet meer
allegories maar in mystiese zin verklaard. Ook aldus in de Protestantse
Kerk. Vgl. het Trouwformulier.
1887. de een met de ander: met elk-anderen. Vgl. o. m.: "gehoude
lieden met onderlinge bewilginge sigh van den anderen wel mogen
onthouden."--"twee, die geen vryheyt hebben van verkiesinge, krijgen
dickmael een af-keer van den anderen."
1889. Wel zou de man zijn vrouw niet haten, toch haat de dwaling
de waarheid.
_Hypolite Salviani_, Italiaans medicus en natuurkundige, 1514-1572,
pauselik lijfarts, o. a. van Julius III. Is hier bedoeld De crisibus
ad Galeni censuram liber (1558)?
1892. _Henniagus Arnisoeus_, Duits geneesheer (1580, Halberstadt-1626);
lijfarts van Christiaan IV van Denemarken; schreef vele mediese en
juridiese werken, o. a. De jure connubii.
1902. De brief van Paulus aan Philemon.
1906. _Molin_, Petrus Molinaeus (du Molin) 1568-1658, Frans
Hugenoten-prediker, na 1620 prof. theol. in Sedan. Ging 1615 naar
Engeland op verzoek van Jakobus I. Zie G. Gory, P. d. M., Paris
1888.--Is bedoeld "Conseil fidèle et salutaire sur les mariages des
personnes de Religion contraire"?--Zie Jöcher, Gelehrten Lexicon.
1916. _immers_ = altans, vgl.:

"Het maeckt een groot gherucht,
Het schijnt of dat 'et krijst, of immers dat 'et sucht."

Vgl. een andere plaats 1705 A.
1918. _sedigheyt_, vgl. woest; _geloove_, ongeloovigh, 1907, zie
1848, vv.
1920. Vgl. Paulus aan de Korint. I, 16, welk vers in Cats-z'n tijd op
vs. 12, 13, 14 slaat.--Vgl. Grotius, Annotationes in N. T.: "Magnam
enim vim habeat in animos sancta viri aut mulieris conversatio".
1939. _Vrij wat slots hebben_, slot hebben = zin hebben, sluiten, vgl.

"'t Is beyde sonder maet, en tegen goede zeden,
't Is beyde sonder slot, en buyten alle reden."--
"Als er iemand boecken schrijft
De leser lacht, de leser kijft
De leser prijst, de leser spot
En beyde dickmaal sonder slot."--
"Wat gaet de slimme gast alhier te voorschijn halen
Of fabels sonder slot en oude leugen-talen,
O, regter! achtet niet al wat de bouve seyt
Ten heeft geen ander slot, als slegts een loos beleyt."

1972. Dochters Laban; vele Hebr. eigennamen in de Septuagint en in
't N. T. onverbuigbaar; vgl. vooral Matth. I; Luc. III, 23, 30, 32; X,
30; XVIII, 35; Joh. XVIII, 1; vgl. Robertson (Louïsville, Ky U. S.), A
Grammar of the Greek New Testament in the light of historical research3
(1919).--Thackeray, a Grammar of the O. T. in Greek I (1909).
1979. _nachtegael_. Vgl.:

"O nachtegael die op de peluw sit
Ghy kond voorwaer te wonder krachtigh singen."--

vgl. ook? Ver nachtegael, Kalff, 360, 355.--Nachtegaal op de peluw:
vrouw, die in bed knort! Van Dale-Manhave.
Harrebomée, Spreekw. kent nog: Het is een nachtegaeltje op de peluw:
dat is: moeder zingt 's nachts haar kind in slaap.--Een kwaad wijf,
is een kwade nachtegaal.--Dat is maar om kennis te maken, zei losse
Filip, en hij lichtte zijne vrouw met een houten lantaarn naar bed,
daar de nachtegaal zeven jaren op gezongen had.
1981. Veel vermag de smeektaal van de vrouw.



GLOSSARIUM

A. verwijst naar de aanteekeningen.



A

ader, 260: slagaar, pols? zie slagh-ader.
ader-slagh, 1691.
aen-doen, 679: aannemen.
aengaen, overkomen, 613.
-- op, 1726.
aengevochten met droefheyt, 10 A.
You have read 1 text from Dutch literature.
Next - Spaens Heydinnetie - 8
  • Parts
  • Spaens Heydinnetie - 1
    Total number of words is 4066
    Total number of unique words is 1520
    27.9 of words are in the 2000 most common words
    37.8 of words are in the 5000 most common words
    43.4 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Spaens Heydinnetie - 2
    Total number of words is 4434
    Total number of unique words is 1557
    31.1 of words are in the 2000 most common words
    41.9 of words are in the 5000 most common words
    48.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Spaens Heydinnetie - 3
    Total number of words is 4587
    Total number of unique words is 1284
    29.8 of words are in the 2000 most common words
    39.6 of words are in the 5000 most common words
    47.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Spaens Heydinnetie - 4
    Total number of words is 4649
    Total number of unique words is 1308
    28.9 of words are in the 2000 most common words
    41.0 of words are in the 5000 most common words
    48.3 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Spaens Heydinnetie - 5
    Total number of words is 4341
    Total number of unique words is 1276
    26.8 of words are in the 2000 most common words
    36.1 of words are in the 5000 most common words
    43.0 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Spaens Heydinnetie - 6
    Total number of words is 4066
    Total number of unique words is 1718
    29.2 of words are in the 2000 most common words
    39.7 of words are in the 5000 most common words
    45.7 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Spaens Heydinnetie - 7
    Total number of words is 3924
    Total number of unique words is 1805
    27.1 of words are in the 2000 most common words
    39.1 of words are in the 5000 most common words
    44.8 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Spaens Heydinnetie - 8
    Total number of words is 2324
    Total number of unique words is 1423
    26.9 of words are in the 2000 most common words
    41.6 of words are in the 5000 most common words
    48.5 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Spaens Heydinnetie - 9
    Total number of words is 1535
    Total number of unique words is 969
    25.3 of words are in the 2000 most common words
    36.9 of words are in the 5000 most common words
    42.0 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.