Kort verhaal van eene aanmerkelijke luchtreis en nieuwe planeetontdekking - 5

Total number of words is 891
Total number of unique words is 420
51.1 of words are in the 2000 most common words
64.7 of words are in the 5000 most common words
71.1 of words are in the 8000 most common words
Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
trechters van verschillende grootte in gereedheid gehad, om de
invloeiing des damps die zich ontwikkelde door de buis te besturen; een
van die was in 't schuitjen gebleven en diende my weêr. Ik voorzag wel
dat de bol door mijn pinnen niet genoegzaam vastgehouden zou worden om
niet op te gaan eer hy rond uitgespannen zou zijn, maar ik begreep hem
in 't opgaan-zelf nog te kunnen blijven vullen, om daardoor een meerder
drift aan de vaart der oprijzing te geven. Eindelijk ik beval my den
Hemel, sloot mijne oogen voor alle gevaar, maakte mijn dozen of bussen
open, verlengde de zuren en begon de dampvorming en vulling.--Weldra
ging ik op; ik hield aan te vullen, tot het gezicht my verging. Toen
wierp ik mijn uitgediende metaalschorien uit. Ik gaf nu wederom bloed
op, had geweldige pijn in de borst en ingewanden, en het was my of
ribben en buik my openberstten. Ik had geenerlei voedsel noch
versterking meê, werd geheel buiten besef; en, hoe lang dit duurde, dit
gevoelt ieder dat my onmooglijk was na te gaan.
Toen ik my wedergevoelde was het met een verward maar ontzettend besef
van klaterend of klapperend geluid en een pijnlijke gewaarwording van
kwetsing die my aan mijn kalkoenbeten herinnerde. Ik bloedde werklijk en
het scheen of my dit de bedwelming waar ik in was verlichtte. Maar daar
zweefde ook iets geweldigs om my heen, dat my daar ik oprijzen wilde
om verr' sloeg, en zonder dat ik 't zoo dra herkende, na eenige
allergezwindste in 't ronddraaiingen, woedende aanviel. Het was erger
dan een kalkoen: 't was een arend, en dit overtuigde my eensklaps dat ik
in den dampkring der aarde zweefde. Ik had Abaris bijl by my, en dien
lang gesteeld; ik hieuw mijnen vijand een wond in de hals, en hy
verdween. Ik waagde 't nu uit en naar beneden te schouwen, maar geen
grond was voor my te zien. Ik had een wonde in de borst door mijn kleed
heen ontfangen, en zoo vleesch als huid waren my weggescheurd, en de
wond hol en diep. Eenige schrappen van minder belang deden my 't
aangezicht bloeden; en de linker arm was my doof en als lam. Ik verbond
mijn borstwonde met een lap van mijn kleed, na haar met verlengde
vitrioolgeest die by my stond gebaad te hebben, doch de pijn die zy my
deed was hevig, en tot stuiptrekking toe. Ik zag wederom uit, maar het
zij dat ik nog werklijk te hoog was, om met mijn verzwakt gezicht den
bodem waarboven ik zweefde te kunnen bereiken, het zij de bedwelming van
geest my verblindde, ik herkende geen grond onder my, zelfs geen wolken,
en scheen steeds op gelijke hoogte te blijven. Te vergeefs zag ik weder
en weder uit. Eindelijk werd ik radeloos van een angst, die steeds
aangroeide, en my docht, dat ik uit- en inwendig verstijfde. In
vertwijfeling en zonder te weten wat ik deed greep ik den bijl en sloeg
eene opening in den bol waar hy wijdst was. Nu zonk ik welhaast, maar de
beweging naar benedenwaart versnelde verbazend en ik stelde een
verpletterend nederkomen onvermijdelijk. Ik gaf 't op, lei my plat neder
op den rug, en neep mijne oogleden toe. Behoud viel niet meer in den
kring van mijn denkbeelden.
Het was echter bestemd, dat ik nog bij het leven bewaard moest blijven.
Ik was, als by de uitkomst gebleken is, boven den grooten oceaan. Een
Russisch schip dat zich op 12° breedte bevond, zag mijn voertuig op
kleinen afstand van zich, met geweldige snelheid in zee storten, doch na
eenigen tijd boven komen, omgekeerd, en ledig, mij-zelven eenige vademen
verr' daar van daan. De boot was juist uitgezet, en men redde my, schoon
ik in dat oogenblik en nog een geruimen poos lang voor dood werd
gehouden. De omstandigheden die hier by plaats hadden en de gevolgen van
deze behoudenis beware ik voor mijn reeds meermaal gemeld uitvoeriger
Reisverhaal. Zy behooren niet tot dit verhaal.--Ik wilde hier alleen de
door my gedane ontdekking der ondermanen beschrijven; waarvan ik de
verdere nasporing aan de Starrekundigen onzes tijds aanbevele. Ik laat
daarby aan de Natuurkundigen over, de noodige proeven en waarnemingen in
het werk te stellen, hoe het mogelijk zijn of gemaakt worden mag, de
snelheid der vaart van den luchtbol zoodanigerwijs te regelen en te
bestieren, dat men veilig van de overwegende werkingskreits der
aantrekkingskracht van den aardbol in die van eene der ondermanen
gerake; en daar den koers naar toezette, en aan- en weêr van te rug
kome, waar ik zoo onwillig aanlandde en op een zoo hachlijke wijze
van wederkeerde. De eerste reis te water, en daarby toevallige
kustontdekking, was by eenen veel onwetender staat van het menschdom
toch niet verloren; en ik verbeeld my niet, dat deze luchtreis en
planeetaandoening het zou moeten zijn. Ten minste heb ik haar, voor zoo
veel het van my afhing, niet onnut willen maken, en dit is al wat ik
vermag. Om haar te herhalen, gevoel ik my in mijn tegenwoordigen
toestand en na al het geen ik daarop geleden heb, even weinig de lust
als de krachten. Maar ik steun op den moed, op de inspanningskracht des
verstands van mijn tijdgenooten; en dit doet my, van nu aan, de
hemelbollen niet slechts als bereikbaar, maar als reeds met onze aarde
vereenigd beschouwen.
You have read 1 text from Dutch literature.