Johannes Bogerman Willem Baudartius Gerson Bucerus Jacobus Rolandus Hermannus Faukelius Petrus Cornelisz Festus Hommius Antonius Walaeus
Statenvertaling - 1
Statenvertaling - 1 - 45
Süzlärneñ gomumi sanı 3037
Unikal süzlärneñ gomumi sanı 657
57.6 süzlär 2000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
74.8 süzlär 5000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
80.4 süzlär 8000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
aangezicht bestaan, totdat gij hen zult hebben verdelgd.
25. De gesneden beelden van hun goden zult gij met vuur
verbranden; het zilver en goud, dat daaraan is, zult gij niet
601
begeren, noch voor u nemen, opdat gij daardoor niet verstrikt
wordt; want dat is den HEERE, uw God, een gruwel.
26. Gij zult dan den gruwel in uw huis niet brengen, dat gij een ban
zoudt worden, gelijk datzelve is; gij zult het ganselijk verfoeien,
en ten enenmaal een gruwel daarvan hebben, want het is een
ban.
602
Deuteronomium
Hoofdstuk 8
1. Alle geboden, die ik u heden gebiede, zult gij waarnemen om te
doen, opdat gij leeft, en vermenigvuldigt, en inkomt, en het land
erft, dat de HEERE aan uw vaderen gezworen heeft.
2. En gij zult gedenken aan al den weg, dien u den HEERE, uw
God, deze veertig jaren in de woestijn geleid heeft; opdat Hij u
verootmoedige, om u te verzoeken, om te weten, wat in uw hart
was, of gij Zijn geboden zoudt houden, of niet.
3. En Hij verootmoedigde u, en liet u hongeren, en spijsde u met
het Man, dat gij niet kendet, noch uw vaderen gekend hadden;
opdat Hij u bekend maakte, dat de mens niet alleen van het
brood leeft, maar dat de mens leeft van alles, wat uit des
HEEREN mond uitgaat.
4. Uw kleding is aan u niet verouderd, en uw voet is niet
gezwollen, deze veertig jaren.
5. Bekent dan in uw hart, dat de HEERE, uw God, u kastijdt, gelijk
als een man zijn zoon kastijdt.
6. En houdt de geboden des HEEREN, uws Gods, om in Zijn
wegen te wandelen, en om Hem te vrezen.
7. Want de HEERE, uw God, brengt u in een goed land, een land
van waterbeken, fonteinen en diepten, die in dalen en in bergen
uitvlieten;
8. Een land van tarwe en gerst, en wijnstokken, en vijgebomen, en
granaatappelen; een land van olierijke olijfbomen, en van honig;
603
9. Een land, waarin gij brood zonder schaarsheid eten zult, waarin
u niets ontbreken zal; een land, welks stenen ijzer zijn, en uit
welks bergen gij koper uithouwen zult.
10. Als gij dan zult gegeten hebben, en verzadigd zijn, zo zult gij
den HEERE, uw God, loven over dat goede land, dat Hij u zal
hebben gegeven.
11. Wacht u, dat gij den HEERE, uw God, niet vergeet, dat gij niet
zoudt houden Zijn geboden, en Zijn rechten, en Zijn inzettingen,
die ik u heden gebiede;
12. Opdat niet misschien, als gij zult gegeten hebben, en verzadigd
zijn, en goede huizen gebouwd hebben, en die bewonen,
13. En uw runderen en uw schapen zullen vermeerderd zijn, ook
zilver en goud u zal vermeerderd zijn, ja, al wat gij hebt
vermeerderd zal zijn;
14. Uw hart zich alsdan verheffe, dat gij vergeet den HEERE, uw
God, Die u uit Egypteland, uit het diensthuis, uitgevoerd heeft;
15. Die u geleid heeft in die grote en vreselijke woestijn, [waar]
vurige slangen, en schorpioenen, en dorheid, waar geen water
was; Die u water uit de keiachtige rots voortbracht;
16. Die u in de woestijn spijsde met Man, dat uw vaderen niet
gekend hadden; om u te verootmoedigen, en om u te verzoeken,
opdat Hij u ten laatste weldeed;
17. En gij in uw hart zegt: Mijn kracht, en de sterkte mijner hand
heeft mij dit vermogen verkregen.
18. Maar gij zult gedenken den HEERE, uw God, dat Hij het is, die
u kracht geeft om vermogen te verkrijgen; opdat Hij Zijn
verbond bevestige, dat Hij aan uw vaderen gezworen heeft,
gelijk het te dezen dage is.
604
19. Maar indien het geschiedt, dat gij den HEERE, uw God,
ganselijk vergeet, en andere goden navolgt, en hen dient, en u
voor dezelve buigt, zo betuig ik heden tegen u, dat gij voorzeker
zult vergaan.
20. Gelijk de heidenen, die de HEERE voor uw aangezicht verdaan
heeft, alzo zult gij vergaan, omdat gij de stem des HEEREN,
uws Gods, niet gehoorzaam zult geweest zijn.
605
Deuteronomium
Hoofdstuk 9
1. Hoor, Israel! gij zult heden over de Jordaan gaan, dat gij inkomt,
om volken te erven, die groter en sterker zijn dan gij; steden, die
groot en tot in den hemel gesterkt zijn;
2. Een groot en lang volk, kinderen der Enakieten; die gij kent, en
[van] [welke] gij gehoord hebt: Wie zou bestaan voor het
aangezicht der kinderen van Enak?
3. Zo zult gij heden weten, dat de HEERE, uw God, Degene is, die
voor uw aangezicht doorgaat, een verterend vuur: Die zal hen
verdelgen, en Die zal hen voor uw aangezicht nederwerpen; en
gij zult ze uit de bezitting verdrijven, en zult hen haastelijk te
niet doen, gelijk als de HEERE tot u gesproken heeft.
4. Wanneer hen nu de HEERE, uw God, voor uw aangezicht zal
hebben uitgestoten, zo spreek niet in uw hart, zeggende: De
HEERE heeft mij om mijn gerechtigheid ingebracht, om dit land
te erven; want, om de goddeloosheid dezer volken, verdrijft hen
de HEERE voor uw aangezicht uit de bezitting.
5. Niet om uw gerechtigheid, noch om de oprechtheid uws harten,
komt gij er henen in, om hun land te erven; maar om de
goddeloosheid dezer volken, verdrijft hen de HEERE, uw God,
voor uw aangezicht uit de bezitting: en om het woord te
bevestigen, dat de HEERE, uw God, aan uw vaderen, Abraham,
Izak en Jakob, gezworen heeft.
6. Weet dan, dat u de HEERE, uw God, niet om uw gerechtigheid,
606
ditzelve goede land geeft, om dat te erven; want gij zijt een
hardnekkig volk.
7. Gedenk, vergeet niet, dat gij den HEERE, uw God, in de
woestijn, zeer vertoornd hebt; van dien dag af, dat gij uit
Egypteland uitgegaan zijt, totdat gij kwaamt aan deze plaats, zijt
gijlieden wederspannig geweest tegen den HEERE.
8. Want aan Horeb vertoorndet gij den HEERE zeer, dat Hij Zich
tegen u vertoornde, om u te verdelgen.
9. Als ik op den berg geklommen was, om te ontvangen de stenen
tafelen, de tafelen des verbonds, dat de HEERE met ulieden
gemaakt had, toen bleef ik veertig dagen en veertig nachten op
den berg, at geen brood, en dronk geen water.
10. En de HEERE gaf mij de twee stenen tafelen, met Gods vinger
beschreven; en op dezelve, naar al de woorden, die de HEERE
op den berg, uit het midden des vuurs, ten dage der verzameling,
met ulieden gesproken had.
11. Zo geschiedde het, ten einde van veertig dagen en veertig
nachten, [als] mij de HEERE de twee stenen tafelen, de tafelen
des verbonds, gaf,
12. Dat de HEERE tot mij zeide: Sta op, ga haastelijk af van hier;
want uw volk, dat gij uit Egypte hebt uitgevoerd, heeft het
verdorven; zij zijn haastelijk afgeweken van den weg, dien Ik
hun geboden had; zij hebben zich een gegoten beeld gemaakt.
13. Voorts sprak de HEERE tot mij, zeggende: Ik heb dit volk
aangemerkt, en zie, het is een hardnekkig volk.
14. Laat van Mij af, dat Ik hen verdelge, en hun naam van onder den
hemel uitdoe; en Ik zal u tot een machtiger en meerder volk
maken, dan dit is.
607
15. Toen keerde ik mij, en ging van den berg af; de berg nu brandde
van vuur, en de twee tafelen des verbonds waren op beide mijn
handen.
16. En ik zag toe, en ziet, gij hadt tegen den HEERE, uw God,
gezondigd; gij hadt u een gegoten kalf gemaakt; gij waart
haastelijk afgeweken van den weg, dien u de HEERE geboden
had.
17. Toen vatte ik de twee tafelen, en wierp ze heen uit beide mijn
handen, en brak ze voor uw ogen.
18. En ik wierp mij neder voor het aangezicht des HEEREN, als in
het eerst, veertig dagen en veertig nachten; ik at geen brood, en
dronk geen water; om al uw zonde, die gij hadt gezondigd,
doende dat kwaad is in des HEEREN ogen, om Hem tot toorn te
verwekken.
19. Want ik vreesde vanwege den toorn en de grimmigheid
waarmede de HEERE zeer op ulieden vertoornd was, om u te
verdelgen; doch de HEERE verhoorde mij ook op dat maal.
20. Ook vertoornde Zich de HEERE zeer tegen Aaron, om hem te
verdelgen; doch ik bad ook ter zelver tijd voor Aaron.
21. Maar uw zonde, het kalf, dat gij hadt gemaakt, nam ik, en
verbrandde het met vuur, en stampte het, malende het wel, totdat
het verdund werd tot stof; en zijn stof wierp ik in de beek, die
van den berg afvliet.
22. Ook vertoorndet gij den HEERE zeer te Thab-era en te Massa,
en te Kibroththaava.
23. Voorts als de HEERE ulieden zond uit Kades-barnea, zeggende:
Gaat op en erft dat land, dat Ik u gegeven heb; zo waart gij den
mond des HEEREN, uws Gods, wederspannig, en geloofdet
608
Hem niet, en waart Zijn stem niet gehoorzaam.
24. Wederspannig zijt gij geweest tegen den HEERE, van den dag
af, dat ik u gekend heb.
25. En ik wierp mij neder voor des HEEREN aangezicht, die veertig
dagen en veertig nachten, in welke ik mij nederwierp, dewijl de
HEERE gezegd had, dat Hij u verdelgen zou.
26. En ik bad tot den HEERE, en zeide: Heere, HEERE, verderf Uw
volk en Uw erfdeel niet, dat Gij door Uw grootheid verlost hebt;
dat Gij uit Egypte door een sterke hand hebt uitgevoerd.
27. Gedenk aan Uw knechten, Abraham, Izak en Jakob; zie niet op
de hardigheid dezes volks, noch op zijn goddeloosheid, noch op
zijn zonde;
28. Opdat het land, van waar Gij ons hebt uitgevoerd, niet zegge:
Omdat ze de HEERE niet kon brengen in het land, waarvan Hij
hun gesproken had, en omdat Hij hen haatte, heeft Hij ze
uitgevoerd, om hen te doden in de woestijn.
29. Zij zijn toch Uw volk, en Uw erfdeel, dat Gij door Uw grote
kracht, en door Uw uitgestrekten arm hebt uitgevoerd!
609
Deuteronomium
Hoofdstuk 10
1. Ter zelver tijd zeide de HEERE tot mij: Houw u twee stenen
tafelen, als de eerste, en klim tot Mij op dezen berg; daarna zult
gij u een kist van hout maken.
2. En Ik zal op die tafelen schrijven de woorden, die geweest zijn
op de eerste tafelen, die gij gebroken hebt; en gij zult ze leggen
in die kist.
3. Alzo maakte ik een kist van sittimhout, en hieuw twee stenen
tafelen als de eerste; en ik klom op den berg, en de twee tafelen
waren in mijn hand.
4. Toen schreef Hij op de tafelen, naar het eerste schrift, de tien
woorden, die de HEERE, ten dage der verzameling, op den berg,
uit het midden des vuurs, tot ulieden gesproken had; en de
HEERE gaf ze mij.
5. En ik keerde mij, en ging af van den berg, en leide de tafelen in
de kist, die ik gemaakt had; en aldaar zijn zij, gelijk als de
HEERE mij geboden heeft.
6. (En de kinderen Israels reisden van Beeroth-bene-jaakan [en]
Mosera. Aldaar stierf Aaron, en werd aldaar begraven; en zijn
zoon Eleazar bediende het priesterambt in zijn plaats.
7. Van daar reisden zij naar Gudgod, en van Gudgod naar Jotbath,
een land van waterbeken.)
8. Ter zelver tijd scheidde de HEERE den stam Levi uit, om de ark
des verbonds des HEEREN te dragen, om voor het aangezicht
610
des HEEREN te staan, om Hem te dienen, en om in Zijn Naam
te zegenen, tot op dezen dag.
9. Daarom heeft Levi geen deel noch erve met zijn broederen; de
HEERE is zijn Erfdeel, gelijk als de HEERE, uw God, tot hem
gesproken heeft.
10. En ik stond op den berg, als de vorige dagen, veertig dagen en
veertig nachten; en de HEERE verhoorde mij ook op datzelve
maal; de HEERE heeft u niet willen verderven.
11. Maar de HEERE zeide tot mij: Sta op, ga op de reize, voor het
aangezicht des volks, dat zij inkomen, en erven het land, dat Ik
hun vaderen gezworen heb, hun te geven.
12. Nu dan, Israel! wat eist de HEERE, uw God van u dan den
HEERE, uw God, te vrezen, in al Zijn wegen te wandelen, en
Hem lief te hebben, en den HEERE, uw God, te dienen, met uw
ganse hart en met uw ganse ziel;
13. Om te houden de geboden des HEEREN, en Zijn inzettingen, die
ik u heden gebiede, u ten goede.
14. Ziet, des HEEREN, uws Gods, is de hemel, en de hemel der
hemelen, de aarde, en al wat daarin is.
15. Alleenlijk heeft de HEERE lust gehad aan uw vaderen, om die
lief te hebben, en heeft hun zaad na hen, ulieden, uit al de
volken verkoren, gelijk het te dezen dage is.
16. Besnijdt dan de voorhuid uws harten, en verhardt uw nek niet
meer.
17. Want de HEERE, uw God, is een God der goden, en een Heere
der heren; die grote, die machtige, en die vreselijke God, Die
geen aangezicht aanneemt, noch geschenk ontvangt;
18. Die het recht van den wees en van de weduwe doet; en den
611
vreemdeling liefheeft, dat Hij hem brood en kleding geve.
19. Daarom zult gijlieden den vreemdeling liefhebben, want gij zijt
vreemdelingen geweest in Egypteland.
20. Den HEERE, uw God, zult gij vrezen; Hem zult gij dienen, en
Hem zult gij aanhangen, en bij Zijn Naam zweren.
21. Hij is uw Lof, en Hij is uw God. Die bij u gedaan heeft deze
grote en vreselijke dingen, die uw ogen gezien hebben.
22. Uw vaderen togen af naar Egypte met zeventig zielen; en nu
heeft u de HEERE, uw God, gesteld als de sterren des hemels in
menigte.
612
Deuteronomium
Hoofdstuk 11
1. Daarom zult gij den HEERE, uw God, liefhebben, en gij zult te
allen dage onderhouden Zijn bevel, en Zijn inzettingen, en Zijn
rechten, en Zijn geboden.
2. En gijlieden zult heden weten, dat ik niet [spreek] met uw
kinderen, die het niet weten, en de onderwijzing des HEEREN,
uws Gods, niet gezien hebben. Zijn grootheid, Zijn sterke hand
en Zijn uitgestrekten arm;
3. Daartoe Zijn tekenen en Zijn daden, die Hij in het midden van
Egypte gedaan heeft, aan Farao, den koning van Egypte, en aan
zijn ganse land;
4. En wat Hij gedaan heeft aan het heir der Egyptenaren, aan
deszelfs paarden en aan deszelfs wagenen; dat Hij de wateren
van de Schelfzee boven hun aangezicht deed overzwemmen, als
zij ulieden van achteren vervolgden; en de HEERE verdeed hen,
tot op dezen dag.
5. En wat Hij ulieden gedaan heeft in de woestijn, totdat gij
gekomen zijt aan deze plaats.
6. Daarboven, wat Hij gedaan heeft aan Dathan, en aan Abiram,
zonen van Eliab, den zoon van Ruben; hoe de aarde haar mond
opendeed, en hen verslond met hun huisgezinnen, en hun tenten,
ja, al wat bestond, dat hun aanging, in het midden van gans
Israel.
7. Want het zijn uw ogen, die gezien hebben al dit grote werk des
613
HEEREN, dat Hij gedaan heeft.
8. Houdt dan alle geboden, die ik u heden gebiede; opdat gij
gesterkt wordt en inkomt, en erft het land, waarheen gij
overtrekt, om dat te erven;
9. En opdat gij de dagen verlengt in het land, dat de HEERE uw
vaderen gezworen heeft, aan hen en aan hun zaad te geven; een
land, vloeiende van melk en honig.
10. Want het land, waar gij naar toe gaat, om dat te erven, is niet als
Egypteland, van waar gij uitgegaan zijt, hetwelk gij bezaaidet
met uw zaad, en bewaterdet met uw gang, als een kruidhof.
11. Maar het land, waarheen gij overtrekt, om dat te erven, is een
land van bergen en van dalen; het drinkt water bij den regen des
hemels;
12. Een land, dat de HEERE, uw God, bezorgt; de ogen des
HEEREN, uws Gods, zijn gedurig daarop, van het begin des
jaars tot het einde des jaars.
13. En het zal geschieden, zo gij naarstiglijk zult horen naar Mijn
geboden, die Ik u heden gebiede, om den HEERE, uw God, lief
te hebben, en Hem te dienen, met uw ganse hart en met uw
ganse ziel;
14. Zo zal Ik den regen uws lands geven te zijner tijd, vroegen regen
en spaden regen, opdat gij uw koren, en uw most, en uw olie
inzamelt.
15. En Ik zal kruid geven op uw veld voor uw beesten; en gij zult
eten en verzadigd worden.
16. Wacht uzelven, dat ulieder hart niet verleid worde, dat gij
afwijkt, en andere goden dient, en u voor die buigt;
17. Dat de toorn des HEEREN tegen ulieden ontsteke, en Hij den
614
hemel toesluite, dat er geen regen zij, en het aardrijk zijn gewas
niet geve; en gij haastelijk omkomt van het goede land, dat u de
HEERE geeft.
18. Legt dan deze mijn woorden in uw hart, en in uw ziel, en bindt
ze tot een teken op uw hand, dat zij tot voorhoofdspanselen zijn
tussen uw ogen;
19. En leert die uw kinderen, sprekende daarvan, als gij in uw huis
zit, en als gij op den weg gaat, en als gij nederligt, en als gij
opstaat;
20. En schrijft ze op de posten van uw huis, en aan uw poorten;
21. Opdat uw dagen, en de dagen uwer kinderen, in het land, dat de
HEERE uw vaderen gezworen heeft hun te geven,
vermenigvuldigen, gelijk de dagen des hemels op de aarde.
22. Want zo gij naarstiglijk houdt al deze geboden, die ik u gebiede
om die te doen, den HEERE, uw God, liefhebbende, wandelende
in al Zijn wegen, en Hem aanhangende;
23. Zo zal de HEERE al deze volken voor uw aangezicht uit de
bezitting verdrijven, en gij zult erfelijk bezitten groter en
machtiger volken, dan gij zijt.
24. Alle plaats, waar uw voetzool op treedt, zal de uwe zijn; van de
woestijn en den Libanon, van de rivier, de rivier Frath, tot aan
de achterste zee, zal uw landpale zijn.
25. Niemand zal voor uw aangezicht bestaan; de HEERE, uw God,
zal uw schrik en uw vreze geven over al het land, waarop gij
treden zult, gelijk als Hij tot u gesproken heeft.
26. Ziet, ik stel ulieden heden voor, zegen en vloek:
27. Den zegen, wanneer gij horen zult naar de geboden des
HEEREN, uws Gods, die ik u heden gebiede;
615
28. Maar den vloek, zo gij niet horen zult naar de geboden des
HEEREN, uws Gods, en afwijkt van den weg, dien ik u heden
gebiede, om andere goden na te wandelen, die gij niet gekend
hebt.
29. En het zal geschieden, als u de HEERE, uw God, zal hebben
ingebracht in het land, waar gij naar toe gaat, om dat te erven;
dan zult gij den zegen uitspreken op den berg Gerizim, en den
vloek op den berg Ebal.
30. Zijn zij niet aan gene zijde van de Jordaan, achter den weg van
den ondergang der zon, in het land der Kanaanieten, die in het
vlakke veld wonen, tegenover Gilgal, bij de eikenbossen van
More?
25. De gesneden beelden van hun goden zult gij met vuur
verbranden; het zilver en goud, dat daaraan is, zult gij niet
601
begeren, noch voor u nemen, opdat gij daardoor niet verstrikt
wordt; want dat is den HEERE, uw God, een gruwel.
26. Gij zult dan den gruwel in uw huis niet brengen, dat gij een ban
zoudt worden, gelijk datzelve is; gij zult het ganselijk verfoeien,
en ten enenmaal een gruwel daarvan hebben, want het is een
ban.
602
Deuteronomium
Hoofdstuk 8
1. Alle geboden, die ik u heden gebiede, zult gij waarnemen om te
doen, opdat gij leeft, en vermenigvuldigt, en inkomt, en het land
erft, dat de HEERE aan uw vaderen gezworen heeft.
2. En gij zult gedenken aan al den weg, dien u den HEERE, uw
God, deze veertig jaren in de woestijn geleid heeft; opdat Hij u
verootmoedige, om u te verzoeken, om te weten, wat in uw hart
was, of gij Zijn geboden zoudt houden, of niet.
3. En Hij verootmoedigde u, en liet u hongeren, en spijsde u met
het Man, dat gij niet kendet, noch uw vaderen gekend hadden;
opdat Hij u bekend maakte, dat de mens niet alleen van het
brood leeft, maar dat de mens leeft van alles, wat uit des
HEEREN mond uitgaat.
4. Uw kleding is aan u niet verouderd, en uw voet is niet
gezwollen, deze veertig jaren.
5. Bekent dan in uw hart, dat de HEERE, uw God, u kastijdt, gelijk
als een man zijn zoon kastijdt.
6. En houdt de geboden des HEEREN, uws Gods, om in Zijn
wegen te wandelen, en om Hem te vrezen.
7. Want de HEERE, uw God, brengt u in een goed land, een land
van waterbeken, fonteinen en diepten, die in dalen en in bergen
uitvlieten;
8. Een land van tarwe en gerst, en wijnstokken, en vijgebomen, en
granaatappelen; een land van olierijke olijfbomen, en van honig;
603
9. Een land, waarin gij brood zonder schaarsheid eten zult, waarin
u niets ontbreken zal; een land, welks stenen ijzer zijn, en uit
welks bergen gij koper uithouwen zult.
10. Als gij dan zult gegeten hebben, en verzadigd zijn, zo zult gij
den HEERE, uw God, loven over dat goede land, dat Hij u zal
hebben gegeven.
11. Wacht u, dat gij den HEERE, uw God, niet vergeet, dat gij niet
zoudt houden Zijn geboden, en Zijn rechten, en Zijn inzettingen,
die ik u heden gebiede;
12. Opdat niet misschien, als gij zult gegeten hebben, en verzadigd
zijn, en goede huizen gebouwd hebben, en die bewonen,
13. En uw runderen en uw schapen zullen vermeerderd zijn, ook
zilver en goud u zal vermeerderd zijn, ja, al wat gij hebt
vermeerderd zal zijn;
14. Uw hart zich alsdan verheffe, dat gij vergeet den HEERE, uw
God, Die u uit Egypteland, uit het diensthuis, uitgevoerd heeft;
15. Die u geleid heeft in die grote en vreselijke woestijn, [waar]
vurige slangen, en schorpioenen, en dorheid, waar geen water
was; Die u water uit de keiachtige rots voortbracht;
16. Die u in de woestijn spijsde met Man, dat uw vaderen niet
gekend hadden; om u te verootmoedigen, en om u te verzoeken,
opdat Hij u ten laatste weldeed;
17. En gij in uw hart zegt: Mijn kracht, en de sterkte mijner hand
heeft mij dit vermogen verkregen.
18. Maar gij zult gedenken den HEERE, uw God, dat Hij het is, die
u kracht geeft om vermogen te verkrijgen; opdat Hij Zijn
verbond bevestige, dat Hij aan uw vaderen gezworen heeft,
gelijk het te dezen dage is.
604
19. Maar indien het geschiedt, dat gij den HEERE, uw God,
ganselijk vergeet, en andere goden navolgt, en hen dient, en u
voor dezelve buigt, zo betuig ik heden tegen u, dat gij voorzeker
zult vergaan.
20. Gelijk de heidenen, die de HEERE voor uw aangezicht verdaan
heeft, alzo zult gij vergaan, omdat gij de stem des HEEREN,
uws Gods, niet gehoorzaam zult geweest zijn.
605
Deuteronomium
Hoofdstuk 9
1. Hoor, Israel! gij zult heden over de Jordaan gaan, dat gij inkomt,
om volken te erven, die groter en sterker zijn dan gij; steden, die
groot en tot in den hemel gesterkt zijn;
2. Een groot en lang volk, kinderen der Enakieten; die gij kent, en
[van] [welke] gij gehoord hebt: Wie zou bestaan voor het
aangezicht der kinderen van Enak?
3. Zo zult gij heden weten, dat de HEERE, uw God, Degene is, die
voor uw aangezicht doorgaat, een verterend vuur: Die zal hen
verdelgen, en Die zal hen voor uw aangezicht nederwerpen; en
gij zult ze uit de bezitting verdrijven, en zult hen haastelijk te
niet doen, gelijk als de HEERE tot u gesproken heeft.
4. Wanneer hen nu de HEERE, uw God, voor uw aangezicht zal
hebben uitgestoten, zo spreek niet in uw hart, zeggende: De
HEERE heeft mij om mijn gerechtigheid ingebracht, om dit land
te erven; want, om de goddeloosheid dezer volken, verdrijft hen
de HEERE voor uw aangezicht uit de bezitting.
5. Niet om uw gerechtigheid, noch om de oprechtheid uws harten,
komt gij er henen in, om hun land te erven; maar om de
goddeloosheid dezer volken, verdrijft hen de HEERE, uw God,
voor uw aangezicht uit de bezitting: en om het woord te
bevestigen, dat de HEERE, uw God, aan uw vaderen, Abraham,
Izak en Jakob, gezworen heeft.
6. Weet dan, dat u de HEERE, uw God, niet om uw gerechtigheid,
606
ditzelve goede land geeft, om dat te erven; want gij zijt een
hardnekkig volk.
7. Gedenk, vergeet niet, dat gij den HEERE, uw God, in de
woestijn, zeer vertoornd hebt; van dien dag af, dat gij uit
Egypteland uitgegaan zijt, totdat gij kwaamt aan deze plaats, zijt
gijlieden wederspannig geweest tegen den HEERE.
8. Want aan Horeb vertoorndet gij den HEERE zeer, dat Hij Zich
tegen u vertoornde, om u te verdelgen.
9. Als ik op den berg geklommen was, om te ontvangen de stenen
tafelen, de tafelen des verbonds, dat de HEERE met ulieden
gemaakt had, toen bleef ik veertig dagen en veertig nachten op
den berg, at geen brood, en dronk geen water.
10. En de HEERE gaf mij de twee stenen tafelen, met Gods vinger
beschreven; en op dezelve, naar al de woorden, die de HEERE
op den berg, uit het midden des vuurs, ten dage der verzameling,
met ulieden gesproken had.
11. Zo geschiedde het, ten einde van veertig dagen en veertig
nachten, [als] mij de HEERE de twee stenen tafelen, de tafelen
des verbonds, gaf,
12. Dat de HEERE tot mij zeide: Sta op, ga haastelijk af van hier;
want uw volk, dat gij uit Egypte hebt uitgevoerd, heeft het
verdorven; zij zijn haastelijk afgeweken van den weg, dien Ik
hun geboden had; zij hebben zich een gegoten beeld gemaakt.
13. Voorts sprak de HEERE tot mij, zeggende: Ik heb dit volk
aangemerkt, en zie, het is een hardnekkig volk.
14. Laat van Mij af, dat Ik hen verdelge, en hun naam van onder den
hemel uitdoe; en Ik zal u tot een machtiger en meerder volk
maken, dan dit is.
607
15. Toen keerde ik mij, en ging van den berg af; de berg nu brandde
van vuur, en de twee tafelen des verbonds waren op beide mijn
handen.
16. En ik zag toe, en ziet, gij hadt tegen den HEERE, uw God,
gezondigd; gij hadt u een gegoten kalf gemaakt; gij waart
haastelijk afgeweken van den weg, dien u de HEERE geboden
had.
17. Toen vatte ik de twee tafelen, en wierp ze heen uit beide mijn
handen, en brak ze voor uw ogen.
18. En ik wierp mij neder voor het aangezicht des HEEREN, als in
het eerst, veertig dagen en veertig nachten; ik at geen brood, en
dronk geen water; om al uw zonde, die gij hadt gezondigd,
doende dat kwaad is in des HEEREN ogen, om Hem tot toorn te
verwekken.
19. Want ik vreesde vanwege den toorn en de grimmigheid
waarmede de HEERE zeer op ulieden vertoornd was, om u te
verdelgen; doch de HEERE verhoorde mij ook op dat maal.
20. Ook vertoornde Zich de HEERE zeer tegen Aaron, om hem te
verdelgen; doch ik bad ook ter zelver tijd voor Aaron.
21. Maar uw zonde, het kalf, dat gij hadt gemaakt, nam ik, en
verbrandde het met vuur, en stampte het, malende het wel, totdat
het verdund werd tot stof; en zijn stof wierp ik in de beek, die
van den berg afvliet.
22. Ook vertoorndet gij den HEERE zeer te Thab-era en te Massa,
en te Kibroththaava.
23. Voorts als de HEERE ulieden zond uit Kades-barnea, zeggende:
Gaat op en erft dat land, dat Ik u gegeven heb; zo waart gij den
mond des HEEREN, uws Gods, wederspannig, en geloofdet
608
Hem niet, en waart Zijn stem niet gehoorzaam.
24. Wederspannig zijt gij geweest tegen den HEERE, van den dag
af, dat ik u gekend heb.
25. En ik wierp mij neder voor des HEEREN aangezicht, die veertig
dagen en veertig nachten, in welke ik mij nederwierp, dewijl de
HEERE gezegd had, dat Hij u verdelgen zou.
26. En ik bad tot den HEERE, en zeide: Heere, HEERE, verderf Uw
volk en Uw erfdeel niet, dat Gij door Uw grootheid verlost hebt;
dat Gij uit Egypte door een sterke hand hebt uitgevoerd.
27. Gedenk aan Uw knechten, Abraham, Izak en Jakob; zie niet op
de hardigheid dezes volks, noch op zijn goddeloosheid, noch op
zijn zonde;
28. Opdat het land, van waar Gij ons hebt uitgevoerd, niet zegge:
Omdat ze de HEERE niet kon brengen in het land, waarvan Hij
hun gesproken had, en omdat Hij hen haatte, heeft Hij ze
uitgevoerd, om hen te doden in de woestijn.
29. Zij zijn toch Uw volk, en Uw erfdeel, dat Gij door Uw grote
kracht, en door Uw uitgestrekten arm hebt uitgevoerd!
609
Deuteronomium
Hoofdstuk 10
1. Ter zelver tijd zeide de HEERE tot mij: Houw u twee stenen
tafelen, als de eerste, en klim tot Mij op dezen berg; daarna zult
gij u een kist van hout maken.
2. En Ik zal op die tafelen schrijven de woorden, die geweest zijn
op de eerste tafelen, die gij gebroken hebt; en gij zult ze leggen
in die kist.
3. Alzo maakte ik een kist van sittimhout, en hieuw twee stenen
tafelen als de eerste; en ik klom op den berg, en de twee tafelen
waren in mijn hand.
4. Toen schreef Hij op de tafelen, naar het eerste schrift, de tien
woorden, die de HEERE, ten dage der verzameling, op den berg,
uit het midden des vuurs, tot ulieden gesproken had; en de
HEERE gaf ze mij.
5. En ik keerde mij, en ging af van den berg, en leide de tafelen in
de kist, die ik gemaakt had; en aldaar zijn zij, gelijk als de
HEERE mij geboden heeft.
6. (En de kinderen Israels reisden van Beeroth-bene-jaakan [en]
Mosera. Aldaar stierf Aaron, en werd aldaar begraven; en zijn
zoon Eleazar bediende het priesterambt in zijn plaats.
7. Van daar reisden zij naar Gudgod, en van Gudgod naar Jotbath,
een land van waterbeken.)
8. Ter zelver tijd scheidde de HEERE den stam Levi uit, om de ark
des verbonds des HEEREN te dragen, om voor het aangezicht
610
des HEEREN te staan, om Hem te dienen, en om in Zijn Naam
te zegenen, tot op dezen dag.
9. Daarom heeft Levi geen deel noch erve met zijn broederen; de
HEERE is zijn Erfdeel, gelijk als de HEERE, uw God, tot hem
gesproken heeft.
10. En ik stond op den berg, als de vorige dagen, veertig dagen en
veertig nachten; en de HEERE verhoorde mij ook op datzelve
maal; de HEERE heeft u niet willen verderven.
11. Maar de HEERE zeide tot mij: Sta op, ga op de reize, voor het
aangezicht des volks, dat zij inkomen, en erven het land, dat Ik
hun vaderen gezworen heb, hun te geven.
12. Nu dan, Israel! wat eist de HEERE, uw God van u dan den
HEERE, uw God, te vrezen, in al Zijn wegen te wandelen, en
Hem lief te hebben, en den HEERE, uw God, te dienen, met uw
ganse hart en met uw ganse ziel;
13. Om te houden de geboden des HEEREN, en Zijn inzettingen, die
ik u heden gebiede, u ten goede.
14. Ziet, des HEEREN, uws Gods, is de hemel, en de hemel der
hemelen, de aarde, en al wat daarin is.
15. Alleenlijk heeft de HEERE lust gehad aan uw vaderen, om die
lief te hebben, en heeft hun zaad na hen, ulieden, uit al de
volken verkoren, gelijk het te dezen dage is.
16. Besnijdt dan de voorhuid uws harten, en verhardt uw nek niet
meer.
17. Want de HEERE, uw God, is een God der goden, en een Heere
der heren; die grote, die machtige, en die vreselijke God, Die
geen aangezicht aanneemt, noch geschenk ontvangt;
18. Die het recht van den wees en van de weduwe doet; en den
611
vreemdeling liefheeft, dat Hij hem brood en kleding geve.
19. Daarom zult gijlieden den vreemdeling liefhebben, want gij zijt
vreemdelingen geweest in Egypteland.
20. Den HEERE, uw God, zult gij vrezen; Hem zult gij dienen, en
Hem zult gij aanhangen, en bij Zijn Naam zweren.
21. Hij is uw Lof, en Hij is uw God. Die bij u gedaan heeft deze
grote en vreselijke dingen, die uw ogen gezien hebben.
22. Uw vaderen togen af naar Egypte met zeventig zielen; en nu
heeft u de HEERE, uw God, gesteld als de sterren des hemels in
menigte.
612
Deuteronomium
Hoofdstuk 11
1. Daarom zult gij den HEERE, uw God, liefhebben, en gij zult te
allen dage onderhouden Zijn bevel, en Zijn inzettingen, en Zijn
rechten, en Zijn geboden.
2. En gijlieden zult heden weten, dat ik niet [spreek] met uw
kinderen, die het niet weten, en de onderwijzing des HEEREN,
uws Gods, niet gezien hebben. Zijn grootheid, Zijn sterke hand
en Zijn uitgestrekten arm;
3. Daartoe Zijn tekenen en Zijn daden, die Hij in het midden van
Egypte gedaan heeft, aan Farao, den koning van Egypte, en aan
zijn ganse land;
4. En wat Hij gedaan heeft aan het heir der Egyptenaren, aan
deszelfs paarden en aan deszelfs wagenen; dat Hij de wateren
van de Schelfzee boven hun aangezicht deed overzwemmen, als
zij ulieden van achteren vervolgden; en de HEERE verdeed hen,
tot op dezen dag.
5. En wat Hij ulieden gedaan heeft in de woestijn, totdat gij
gekomen zijt aan deze plaats.
6. Daarboven, wat Hij gedaan heeft aan Dathan, en aan Abiram,
zonen van Eliab, den zoon van Ruben; hoe de aarde haar mond
opendeed, en hen verslond met hun huisgezinnen, en hun tenten,
ja, al wat bestond, dat hun aanging, in het midden van gans
Israel.
7. Want het zijn uw ogen, die gezien hebben al dit grote werk des
613
HEEREN, dat Hij gedaan heeft.
8. Houdt dan alle geboden, die ik u heden gebiede; opdat gij
gesterkt wordt en inkomt, en erft het land, waarheen gij
overtrekt, om dat te erven;
9. En opdat gij de dagen verlengt in het land, dat de HEERE uw
vaderen gezworen heeft, aan hen en aan hun zaad te geven; een
land, vloeiende van melk en honig.
10. Want het land, waar gij naar toe gaat, om dat te erven, is niet als
Egypteland, van waar gij uitgegaan zijt, hetwelk gij bezaaidet
met uw zaad, en bewaterdet met uw gang, als een kruidhof.
11. Maar het land, waarheen gij overtrekt, om dat te erven, is een
land van bergen en van dalen; het drinkt water bij den regen des
hemels;
12. Een land, dat de HEERE, uw God, bezorgt; de ogen des
HEEREN, uws Gods, zijn gedurig daarop, van het begin des
jaars tot het einde des jaars.
13. En het zal geschieden, zo gij naarstiglijk zult horen naar Mijn
geboden, die Ik u heden gebiede, om den HEERE, uw God, lief
te hebben, en Hem te dienen, met uw ganse hart en met uw
ganse ziel;
14. Zo zal Ik den regen uws lands geven te zijner tijd, vroegen regen
en spaden regen, opdat gij uw koren, en uw most, en uw olie
inzamelt.
15. En Ik zal kruid geven op uw veld voor uw beesten; en gij zult
eten en verzadigd worden.
16. Wacht uzelven, dat ulieder hart niet verleid worde, dat gij
afwijkt, en andere goden dient, en u voor die buigt;
17. Dat de toorn des HEEREN tegen ulieden ontsteke, en Hij den
614
hemel toesluite, dat er geen regen zij, en het aardrijk zijn gewas
niet geve; en gij haastelijk omkomt van het goede land, dat u de
HEERE geeft.
18. Legt dan deze mijn woorden in uw hart, en in uw ziel, en bindt
ze tot een teken op uw hand, dat zij tot voorhoofdspanselen zijn
tussen uw ogen;
19. En leert die uw kinderen, sprekende daarvan, als gij in uw huis
zit, en als gij op den weg gaat, en als gij nederligt, en als gij
opstaat;
20. En schrijft ze op de posten van uw huis, en aan uw poorten;
21. Opdat uw dagen, en de dagen uwer kinderen, in het land, dat de
HEERE uw vaderen gezworen heeft hun te geven,
vermenigvuldigen, gelijk de dagen des hemels op de aarde.
22. Want zo gij naarstiglijk houdt al deze geboden, die ik u gebiede
om die te doen, den HEERE, uw God, liefhebbende, wandelende
in al Zijn wegen, en Hem aanhangende;
23. Zo zal de HEERE al deze volken voor uw aangezicht uit de
bezitting verdrijven, en gij zult erfelijk bezitten groter en
machtiger volken, dan gij zijt.
24. Alle plaats, waar uw voetzool op treedt, zal de uwe zijn; van de
woestijn en den Libanon, van de rivier, de rivier Frath, tot aan
de achterste zee, zal uw landpale zijn.
25. Niemand zal voor uw aangezicht bestaan; de HEERE, uw God,
zal uw schrik en uw vreze geven over al het land, waarop gij
treden zult, gelijk als Hij tot u gesproken heeft.
26. Ziet, ik stel ulieden heden voor, zegen en vloek:
27. Den zegen, wanneer gij horen zult naar de geboden des
HEEREN, uws Gods, die ik u heden gebiede;
615
28. Maar den vloek, zo gij niet horen zult naar de geboden des
HEEREN, uws Gods, en afwijkt van den weg, dien ik u heden
gebiede, om andere goden na te wandelen, die gij niet gekend
hebt.
29. En het zal geschieden, als u de HEERE, uw God, zal hebben
ingebracht in het land, waar gij naar toe gaat, om dat te erven;
dan zult gij den zegen uitspreken op den berg Gerizim, en den
vloek op den berg Ebal.
30. Zijn zij niet aan gene zijde van de Jordaan, achter den weg van
den ondergang der zon, in het land der Kanaanieten, die in het
vlakke veld wonen, tegenover Gilgal, bij de eikenbossen van
More?
Sez Golland ädäbiyättän 1 tekst ukıdıgız.
Çirattagı - Statenvertaling - 1 - 46
- Büleklär
- Statenvertaling - 1 - 01Härber sızık iñ yış oçrıy torgan 1000 süzlärneñ protsentnı kürsätä.Süzlärneñ gomumi sanı 3032Unikal süzlärneñ gomumi sanı 57858.0 süzlär 2000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.73.0 süzlär 5000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.78.6 süzlär 8000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
- Statenvertaling - 1 - 02Härber sızık iñ yış oçrıy torgan 1000 süzlärneñ protsentnı kürsätä.Süzlärneñ gomumi sanı 3009Unikal süzlärneñ gomumi sanı 62652.7 süzlär 2000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.68.0 süzlär 5000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.73.8 süzlär 8000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
- Statenvertaling - 1 - 03Härber sızık iñ yış oçrıy torgan 1000 süzlärneñ protsentnı kürsätä.Süzlärneñ gomumi sanı 3004Unikal süzlärneñ gomumi sanı 66756.0 süzlär 2000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.70.4 süzlär 5000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.76.6 süzlär 8000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
- Statenvertaling - 1 - 04Härber sızık iñ yış oçrıy torgan 1000 süzlärneñ protsentnı kürsätä.Süzlärneñ gomumi sanı 3063Unikal süzlärneñ gomumi sanı 63365.3 süzlär 2000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.79.6 süzlär 5000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.85.9 süzlär 8000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
- Statenvertaling - 1 - 05Härber sızık iñ yış oçrıy torgan 1000 süzlärneñ protsentnı kürsätä.Süzlärneñ gomumi sanı 3003Unikal süzlärneñ gomumi sanı 61860.9 süzlär 2000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.75.8 süzlär 5000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.81.2 süzlär 8000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
- Statenvertaling - 1 - 06Härber sızık iñ yış oçrıy torgan 1000 süzlärneñ protsentnı kürsätä.Süzlärneñ gomumi sanı 3068Unikal süzlärneñ gomumi sanı 69159.7 süzlär 2000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.73.6 süzlär 5000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.79.2 süzlär 8000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
- Statenvertaling - 1 - 07Härber sızık iñ yış oçrıy torgan 1000 süzlärneñ protsentnı kürsätä.Süzlärneñ gomumi sanı 3040Unikal süzlärneñ gomumi sanı 64058.5 süzlär 2000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.73.4 süzlär 5000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.80.5 süzlär 8000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
- Statenvertaling - 1 - 08Härber sızık iñ yış oçrıy torgan 1000 süzlärneñ protsentnı kürsätä.Süzlärneñ gomumi sanı 3035Unikal süzlärneñ gomumi sanı 66960.1 süzlär 2000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.74.3 süzlär 5000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.81.1 süzlär 8000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
- Statenvertaling - 1 - 09Härber sızık iñ yış oçrıy torgan 1000 süzlärneñ protsentnı kürsätä.Süzlärneñ gomumi sanı 3006Unikal süzlärneñ gomumi sanı 66950.6 süzlär 2000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.65.7 süzlär 5000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.72.8 süzlär 8000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
- Statenvertaling - 1 - 10Härber sızık iñ yış oçrıy torgan 1000 süzlärneñ protsentnı kürsätä.Süzlärneñ gomumi sanı 3076Unikal süzlärneñ gomumi sanı 61258.6 süzlär 2000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.75.5 süzlär 5000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.81.8 süzlär 8000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
- Statenvertaling - 1 - 11Härber sızık iñ yış oçrıy torgan 1000 süzlärneñ protsentnı kürsätä.Süzlärneñ gomumi sanı 3040Unikal süzlärneñ gomumi sanı 62063.1 süzlär 2000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.79.0 süzlär 5000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.85.8 süzlär 8000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
- Statenvertaling - 1 - 12Härber sızık iñ yış oçrıy torgan 1000 süzlärneñ protsentnı kürsätä.Süzlärneñ gomumi sanı 3064Unikal süzlärneñ gomumi sanı 64559.5 süzlär 2000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.74.9 süzlär 5000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.80.5 süzlär 8000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
- Statenvertaling - 1 - 13Härber sızık iñ yış oçrıy torgan 1000 süzlärneñ protsentnı kürsätä.Süzlärneñ gomumi sanı 2931Unikal süzlärneñ gomumi sanı 77356.3 süzlär 2000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.72.2 süzlär 5000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.78.8 süzlär 8000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
- Statenvertaling - 1 - 14Härber sızık iñ yış oçrıy torgan 1000 süzlärneñ protsentnı kürsätä.Süzlärneñ gomumi sanı 3021Unikal süzlärneñ gomumi sanı 58860.7 süzlär 2000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.74.7 süzlär 5000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.79.7 süzlär 8000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
- Statenvertaling - 1 - 15Härber sızık iñ yış oçrıy torgan 1000 süzlärneñ protsentnı kürsätä.Süzlärneñ gomumi sanı 3060Unikal süzlärneñ gomumi sanı 54466.4 süzlär 2000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.79.1 süzlär 5000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.84.7 süzlär 8000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
- Statenvertaling - 1 - 16Härber sızık iñ yış oçrıy torgan 1000 süzlärneñ protsentnı kürsätä.Süzlärneñ gomumi sanı 2953Unikal süzlärneñ gomumi sanı 62760.4 süzlär 2000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.74.4 süzlär 5000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.81.0 süzlär 8000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
- Statenvertaling - 1 - 17Härber sızık iñ yış oçrıy torgan 1000 süzlärneñ protsentnı kürsätä.Süzlärneñ gomumi sanı 2970Unikal süzlärneñ gomumi sanı 70159.9 süzlär 2000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.73.8 süzlär 5000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.81.6 süzlär 8000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
- Statenvertaling - 1 - 18Härber sızık iñ yış oçrıy torgan 1000 süzlärneñ protsentnı kürsätä.Süzlärneñ gomumi sanı 2986Unikal süzlärneñ gomumi sanı 69956.3 süzlär 2000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.74.9 süzlär 5000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.82.3 süzlär 8000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
- Statenvertaling - 1 - 19Härber sızık iñ yış oçrıy torgan 1000 süzlärneñ protsentnı kürsätä.Süzlärneñ gomumi sanı 2904Unikal süzlärneñ gomumi sanı 61155.5 süzlär 2000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.70.9 süzlär 5000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.77.6 süzlär 8000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
- Statenvertaling - 1 - 20Härber sızık iñ yış oçrıy torgan 1000 süzlärneñ protsentnı kürsätä.Süzlärneñ gomumi sanı 2971Unikal süzlärneñ gomumi sanı 52848.8 süzlär 2000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.64.2 süzlär 5000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.71.5 süzlär 8000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
- Statenvertaling - 1 - 21Härber sızık iñ yış oçrıy torgan 1000 süzlärneñ protsentnı kürsätä.Süzlärneñ gomumi sanı 2982Unikal süzlärneñ gomumi sanı 65860.1 süzlär 2000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.74.9 süzlär 5000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.81.5 süzlär 8000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
- Statenvertaling - 1 - 22Härber sızık iñ yış oçrıy torgan 1000 süzlärneñ protsentnı kürsätä.Süzlärneñ gomumi sanı 2848Unikal süzlärneñ gomumi sanı 64857.7 süzlär 2000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.72.5 süzlär 5000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.78.4 süzlär 8000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
- Statenvertaling - 1 - 23Härber sızık iñ yış oçrıy torgan 1000 süzlärneñ protsentnı kürsätä.Süzlärneñ gomumi sanı 2829Unikal süzlärneñ gomumi sanı 48948.1 süzlär 2000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.63.5 süzlär 5000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.71.1 süzlär 8000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
- Statenvertaling - 1 - 24Härber sızık iñ yış oçrıy torgan 1000 süzlärneñ protsentnı kürsätä.Süzlärneñ gomumi sanı 2964Unikal süzlärneñ gomumi sanı 40656.8 süzlär 2000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.73.4 süzlär 5000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.81.0 süzlär 8000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
- Statenvertaling - 1 - 25Härber sızık iñ yış oçrıy torgan 1000 süzlärneñ protsentnı kürsätä.Süzlärneñ gomumi sanı 2922Unikal süzlärneñ gomumi sanı 49950.5 süzlär 2000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.67.9 süzlär 5000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.78.5 süzlär 8000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
- Statenvertaling - 1 - 26Härber sızık iñ yış oçrıy torgan 1000 süzlärneñ protsentnı kürsätä.Süzlärneñ gomumi sanı 2977Unikal süzlärneñ gomumi sanı 54958.0 süzlär 2000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.71.9 süzlär 5000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.78.2 süzlär 8000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
- Statenvertaling - 1 - 27Härber sızık iñ yış oçrıy torgan 1000 süzlärneñ protsentnı kürsätä.Süzlärneñ gomumi sanı 3034Unikal süzlärneñ gomumi sanı 39356.7 süzlär 2000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.72.8 süzlär 5000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.79.0 süzlär 8000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
- Statenvertaling - 1 - 28Härber sızık iñ yış oçrıy torgan 1000 süzlärneñ protsentnı kürsätä.Süzlärneñ gomumi sanı 2963Unikal süzlärneñ gomumi sanı 48357.9 süzlär 2000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.73.7 süzlär 5000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.83.7 süzlär 8000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
- Statenvertaling - 1 - 29Härber sızık iñ yış oçrıy torgan 1000 süzlärneñ protsentnı kürsätä.Süzlärneñ gomumi sanı 2889Unikal süzlärneñ gomumi sanı 53953.9 süzlär 2000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.71.7 süzlär 5000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.77.5 süzlär 8000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
- Statenvertaling - 1 - 30Härber sızık iñ yış oçrıy torgan 1000 süzlärneñ protsentnı kürsätä.Süzlärneñ gomumi sanı 2891Unikal süzlärneñ gomumi sanı 54752.9 süzlär 2000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.70.3 süzlär 5000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.78.0 süzlär 8000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
- Statenvertaling - 1 - 31Härber sızık iñ yış oçrıy torgan 1000 süzlärneñ protsentnı kürsätä.Süzlärneñ gomumi sanı 3023Unikal süzlärneñ gomumi sanı 54556.0 süzlär 2000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.75.3 süzlär 5000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.83.6 süzlär 8000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
- Statenvertaling - 1 - 32Härber sızık iñ yış oçrıy torgan 1000 süzlärneñ protsentnı kürsätä.Süzlärneñ gomumi sanı 2837Unikal süzlärneñ gomumi sanı 40156.3 süzlär 2000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.72.6 süzlär 5000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.79.9 süzlär 8000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
- Statenvertaling - 1 - 33Härber sızık iñ yış oçrıy torgan 1000 süzlärneñ protsentnı kürsätä.Süzlärneñ gomumi sanı 2873Unikal süzlärneñ gomumi sanı 53053.7 süzlär 2000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.69.9 süzlär 5000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.76.1 süzlär 8000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
- Statenvertaling - 1 - 34Härber sızık iñ yış oçrıy torgan 1000 süzlärneñ protsentnı kürsätä.Süzlärneñ gomumi sanı 2707Unikal süzlärneñ gomumi sanı 41255.7 süzlär 2000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.71.0 süzlär 5000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.78.4 süzlär 8000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
- Statenvertaling - 1 - 35Härber sızık iñ yış oçrıy torgan 1000 süzlärneñ protsentnı kürsätä.Süzlärneñ gomumi sanı 3013Unikal süzlärneñ gomumi sanı 65656.1 süzlär 2000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.69.8 süzlär 5000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.78.4 süzlär 8000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
- Statenvertaling - 1 - 36Härber sızık iñ yış oçrıy torgan 1000 süzlärneñ protsentnı kürsätä.Süzlärneñ gomumi sanı 2927Unikal süzlärneñ gomumi sanı 62256.0 süzlär 2000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.75.0 süzlär 5000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.82.2 süzlär 8000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
- Statenvertaling - 1 - 37Härber sızık iñ yış oçrıy torgan 1000 süzlärneñ protsentnı kürsätä.Süzlärneñ gomumi sanı 2965Unikal süzlärneñ gomumi sanı 58058.7 süzlär 2000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.75.1 süzlär 5000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.84.5 süzlär 8000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
- Statenvertaling - 1 - 38Härber sızık iñ yış oçrıy torgan 1000 süzlärneñ protsentnı kürsätä.Süzlärneñ gomumi sanı 3019Unikal süzlärneñ gomumi sanı 64459.6 süzlär 2000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.73.3 süzlär 5000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.81.2 süzlär 8000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
- Statenvertaling - 1 - 39Härber sızık iñ yış oçrıy torgan 1000 süzlärneñ protsentnı kürsätä.Süzlärneñ gomumi sanı 2895Unikal süzlärneñ gomumi sanı 70248.3 süzlär 2000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.62.3 süzlär 5000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.68.7 süzlär 8000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
- Statenvertaling - 1 - 40Härber sızık iñ yış oçrıy torgan 1000 süzlärneñ protsentnı kürsätä.Süzlärneñ gomumi sanı 2763Unikal süzlärneñ gomumi sanı 47060.1 süzlär 2000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.76.3 süzlär 5000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.81.6 süzlär 8000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
- Statenvertaling - 1 - 41Härber sızık iñ yış oçrıy torgan 1000 süzlärneñ protsentnı kürsätä.Süzlärneñ gomumi sanı 2874Unikal süzlärneñ gomumi sanı 60452.6 süzlär 2000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.67.4 süzlär 5000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.74.7 süzlär 8000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
- Statenvertaling - 1 - 42Härber sızık iñ yış oçrıy torgan 1000 süzlärneñ protsentnı kürsätä.Süzlärneñ gomumi sanı 2908Unikal süzlärneñ gomumi sanı 59057.5 süzlär 2000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.69.9 süzlär 5000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.77.0 süzlär 8000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
- Statenvertaling - 1 - 43Härber sızık iñ yış oçrıy torgan 1000 süzlärneñ protsentnı kürsätä.Süzlärneñ gomumi sanı 3045Unikal süzlärneñ gomumi sanı 64355.8 süzlär 2000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.70.9 süzlär 5000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.76.0 süzlär 8000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
- Statenvertaling - 1 - 44Härber sızık iñ yış oçrıy torgan 1000 süzlärneñ protsentnı kürsätä.Süzlärneñ gomumi sanı 3075Unikal süzlärneñ gomumi sanı 63259.0 süzlär 2000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.77.0 süzlär 5000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.83.2 süzlär 8000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
- Statenvertaling - 1 - 45Härber sızık iñ yış oçrıy torgan 1000 süzlärneñ protsentnı kürsätä.Süzlärneñ gomumi sanı 3037Unikal süzlärneñ gomumi sanı 65757.6 süzlär 2000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.74.8 süzlär 5000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.80.4 süzlär 8000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
- Statenvertaling - 1 - 46Härber sızık iñ yış oçrıy torgan 1000 süzlärneñ protsentnı kürsätä.Süzlärneñ gomumi sanı 3093Unikal süzlärneñ gomumi sanı 57655.4 süzlär 2000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.71.2 süzlär 5000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.77.1 süzlär 8000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
- Statenvertaling - 1 - 47Härber sızık iñ yış oçrıy torgan 1000 süzlärneñ protsentnı kürsätä.Süzlärneñ gomumi sanı 3061Unikal süzlärneñ gomumi sanı 61458.7 süzlär 2000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.76.0 süzlär 5000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.82.5 süzlär 8000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
- Statenvertaling - 1 - 48Härber sızık iñ yış oçrıy torgan 1000 süzlärneñ protsentnı kürsätä.Süzlärneñ gomumi sanı 3027Unikal süzlärneñ gomumi sanı 62654.3 süzlär 2000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.70.8 süzlär 5000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.77.4 süzlär 8000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
- Statenvertaling - 1 - 49Härber sızık iñ yış oçrıy torgan 1000 süzlärneñ protsentnı kürsätä.Süzlärneñ gomumi sanı 3017Unikal süzlärneñ gomumi sanı 63956.5 süzlär 2000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.74.7 süzlär 5000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.82.9 süzlär 8000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
- Statenvertaling - 1 - 50Härber sızık iñ yış oçrıy torgan 1000 süzlärneñ protsentnı kürsätä.Süzlärneñ gomumi sanı 3082Unikal süzlärneñ gomumi sanı 66258.5 süzlär 2000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.77.2 süzlär 5000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.82.8 süzlär 8000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
- Statenvertaling - 1 - 51Härber sızık iñ yış oçrıy torgan 1000 süzlärneñ protsentnı kürsätä.Süzlärneñ gomumi sanı 2621Unikal süzlärneñ gomumi sanı 76753.9 süzlär 2000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.73.0 süzlär 5000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.81.7 süzlär 8000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.