Statenvertaling - 2 - 32

Süzlärneñ gomumi sanı 4376
Unikal süzlärneñ gomumi sanı 1045
45.9 süzlär 2000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
59.7 süzlär 5000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
67.8 süzlär 8000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
Härber sızık iñ yış oçrıy torgan 1000 süzlärneñ protsentnı kürsätä.
15. En drie uit de dertig hoofden togen af naar den rotssteen tot
David in de spelonk van Adullam; en het leger der Filistijnen
had zich gelegerd in het dal Refaim.
16. En David was toen in de vesting en de bezetting der Filistijnen
was toen te Bethlehem.
17. En David kreeg lust, en zeide: Wie zal mij water te drinken
geven uit Bethlehems bornput, die onder de poort is?
18. Toen braken die drie door het leger der Filistijnen, en putten
water uit Bethlehems bornput, die onder de poort is, en zij
droegen het en brachten het tot David. Doch David wilde het
niet drinken, maar hij goot het uit voor den HEERE;
1328
19. En hij zeide: Dat late mijn God verre van mij zijn, van zulks te
doen! Zou ik het bloed dezer mannen drinken? Met gevaar huns
levens, ja, met gevaar huns levens hebben zij dat gebracht. En
hij wilde het niet drinken. Dit deden de drie helden.
20. Abisai nu, de broeder van Joab, was ook het hoofd van drie; en
hij, verheffende zijn spies tegen driehonderd, versloeg hen; alzo
had hij een naam onder die drie.
21. Uit die drie was hij geeerd boven de twee; daarom werd hij hun
tot een overste; maar hij kwam tot aan de [eerste] drie niet.
22. Benaja, de zoon van Jojada, de zoon eens dapperen mans van
Kabzeel, was groot van daden; hij versloeg twee sterke leeuwen
van Moab; ook ging hij af, en versloeg een leeuw in het midden
des kuils, in den sneeuwtijd.
23. Hij versloeg ook een Egyptischen man, een man van grote
lengte, van vijf ellen; en die Egyptenaar had een spies in de
hand, als een weversboom; maar hij ging tot hem af met een
staf, en rukte de spies uit de hand des Egyptenaars, en hij
doodde hem met zijn [eigen] spies.
24. Deze dingen deed Benaja, de zoon van Jojada; dies had hij een
naam onder die drie helden.
25. Ziet, hij was de heerlijkste van die dertig; nochtans kwam hij tot
aan de drie niet. En David stelde hem over zijn trawanten.
26. De helden nu der heiren waren: Asahel, de broeder van Joab;
Elhanan, de zoon van Dodo, van Bethlehem;
27. Sammoth, de Harodiet; Helez, de Peloniet;
28. Ira, de zoon van Ikkes, de Thekoiet; Abiezer, de Anathothiet;
29. Sibbechai, de Husathiet; Ilai, de Ahohiet;
30. Maharai, de Netofathiet; Heled, de zoon van Baana, de
1329
Netofathiet;
31. Ithai, de zoon van Ribai, van Gibea der kinderen Benjamins;
Benaja, de Pirhathoniet;
32. Hurai, van de beken van Gaas; Abiel; de Arbathiet;
33. Azmaveth, de Baharumiet; Eljahba, de Saalboniet;
34. [Van] de kinderen van Hasem, den Gizoniet, was Jonathan, de
zoon van Sage, de Harariet;
35. Ahiam, de zoon van Sachar, de Harariet; Elifal, de zoon van Ur;
36. Hefer, de Mecherathiet; Ahia, de Peloniet;
37. Hezro, de Karmeliet; Naari, de zoon van Ezbai;
38. Joel, de broeder van Nathan; Mibhar, de zoon van Geri;
39. Zelek, de Ammoniet; Nahrai, de Berothiet, wapendrager van
Joab, den zoon van Zeruja;
40. Ira, de Jithriet; Gareb, de Jithriet;
41. Uria, de Hethiet; Zabad, de zoon van Ahlai;
42. Adina, de zoon van Siza, de Rubeniet, was het hoofd der
Rubenieten; nochtans waren er dertig boven hem;
43. Hanan, de zoon van Maacha, en Josafat, de Mithniet;
44. Uzzia, de Asterathiet; Sama, en Jeiel, de zoon van Hotham, den
Aroeriet;
45. Jediael, de zoon van Simri, en Joha, zijn broeder, de Tiziet;
46. Eliel, Hammahavim en Jeribai, en Josavia, de zonen van
Elnaam; en Jithma, de Moabiet;
47. Eliel en Obed, en Jaaziel van Mezobaja.


1330
1. Kronieken
Hoofdstuk 12
1. Dezen nu zijn het, die tot David kwamen naar Ziklag, toen hij
nog besloten was voor het aangezicht van Saul, den zoon van
Kis; zij waren ook onder de helden, die tot dien krijg hielpen.
2. Gewapend met bogen, rechts en links met stenen werpende, en
met pijlen schietende uit den boog; zij waren van de broederen
van Saul, uit Benjamin.
3. Het hoofd was Ahiezer, en Joas, zonen van Semaa, den
Gibeathiet; daarna Jeziel en Pelet, zonen van Azmaveth, en
Beracha, en Jehu, de Anathothiet.
4. En Jismaja, de Gibeoniet, was een held onder de dertig, en over
dertig [gesteld]; en Jirmeja, en Jahaziel, en Johanan, en Jozabad,
de Gederathiet;
5. Eluzai, en Jerimoth, en Bealja, en Semarja, en Sefatja, de
Harufiet;
6. Elkana, en Jissia, en Azareel, en Joezer, en Jasobam, de
Korahieten;
7. En Joela en Zebadja, de zonen van Jeroham, van Gedor.
8. Ook scheidden zich van de Gadieten af tot David, in die vesting
naar de woestijn, kloeke helden, krijgslieden ten oorlog,
toegerust met rondas en schild; en hun aangezichten waren
aangezichten der leeuwen; en zij waren als de reeen op de
bergen in snelheid.
9. Ezer was het hoofd; Obadja de tweede; Eliab de derde;
1331
10. Mismanna de vierde; Jirmeja de vijfde;
11. Attai de zesde; Eliel de zevende;
12. Johanan de achtste; Elzabad de negende;
13. Jormeja de tiende; Machbannai de elfde.
14. Dezen waren van de kinderen van Gad, hoofden des heirs; een
van de kleinsten was over honderd, en de grootste over duizend.
15. Deze zelfden zijn het, die over de Jordaan gingen in de eerste
maand, toen dezelve vol was aan al haar oevers; en zij verdreven
al [de] [inwoners] der laagten, tegen het oosten en tegen het
westen.
16. Er kwamen ook van de kinderen van Benjamin en Juda op de
vesting tot David.
17. En David ging uit hun tegemoet, en antwoordde, en zeide tot
hen: Indien gijlieden ten vrede tot mij gekomen zijt, om mij te
helpen, zo zal mijn hart tegelijk over ulieden zijn; maar indien
het is, om mij aan mijn vijanden bedriegelijk over te leveren,
daar toch geen wrevel in mijn handen is, de God onzer vaderen
zie het, en straffe het!
18. En de Geest toog Amasai aan, den overste der hoofdlieden, [en]
[hij] [zeide]: Wij zijn uw, o David, en met u zijn wij, gij, zoon
van Isai. Vrede, vrede zij u, en vrede uw helperen; want uw God
helpt u. Toen nam David hen aan, en stelde hen tot hoofden der
benden.
19. Er vielen ook van Manasse tot David, toen hij met de Filistijnen
kwam, om tegen Saul te strijden, alhoewel zij hen niet hielpen;
want de vorsten der Filistijnen verlieten hem met raad,
zeggende: Met [gevaar] [van] onze hoofden zou hij tot Saul, zijn
heer, vallen.
1332
20. Toen hij naar Ziklag toog, vielen tot hem uit Manasse: Adnah,
en Jozabad, en Jediael, en Michael, en Jozabad, en Elihu, en
Zillethai; hoofden der duizenden, die in Manasse waren.
21. En dezen hielpen David mede tegen die benden; want alle dezen
waren kloeke helden; en zij waren oversten in het heir.
22. Want er kwamen er te [dier] tijd dag bij dag tot David, om hem
te helpen, tot een groot leger toe, als een leger Gods.
23. En dit zijn de getallen der hoofden dergenen, die toegerust
waren ten heire, die tot David te Hebron kwamen, om het
koninkrijk van Saul tot hem te wenden, naar den mond des
HEEREN:
24. Van de kinderen van Juda, die rondassen en spiesen droegen,
waren zes duizend en achthonderd toegerust ten heire;
25. Van de kinderen van Simeon, kloeke helden ten heire, zeven
duizend en honderd;
26. Van de kinderen van Levi, vier duizend en zeshonderd;
27. En Jehojada was overste der Aaronieten; en met hem waren er
drie duizend en zevenhonderd.
28. En Zadok was een jongeling, een kloek held; en uit zijns vaders
huis waren twee en twintig oversten;
29. En van de kinderen van Benjamin, de broederen van Saul, drie
duizend; want tot nog toe waren er velen van hen, die het met
het huis van Saul hielden;
30. En van de kinderen van Efraim, twintig duizend en achthonderd,
kloeke helden, mannen van naam in het huis hunner vaderen;
31. En van den halven stam van Manasse achttien duizend, die met
namen uitgedrukt zijn, dat zij kwamen, om David koning te
maken;
1333
32. En van de kinderen van Issaschar, die ervaren waren in het
verstand van de tijden, om te weten wat Israel doen moest; hun
hoofden waren tweehonderd, en alle hun broeders [pasten] op
hun woord;
33. Uit Zebulon, uitgaande in het heir, toegerust ten strijde met alle
krijgswapenen, vijftig duizend; en om een slagorde te houden
met een onwankelbaar hart;
34. En uit Nafthali, duizend oversten, en bij hen met rondas en spies,
zeven en dertig duizend.
35. En uit de Danieten, ten strijde toegerust, acht en twintig duizend
en zeshonderd;
36. En uit Aser, uitgaande in het heir, om krijgsorde te houden,
waren veertig duizend;
37. En van gene zijde van de Jordaan, van de Rubenieten, en
Gadieten, en den halven stam van Manasse, met allerlei
krijgsgereedschap ten oorlog, honderd en twintigduizend.
38. Al deze krijgslieden, die zich in slagorde konden houden,
kwamen met een volkomen hart te Hebron, om David koning te
maken over gans Israel. En ook was al het overige van Israel een
hart, om David tot koning te maken.
39. En zij waren daar bij David drie dagen lang, etende en
drinkende; want hun broeders hadden voor hen [wat] toebereid.
40. En ook de naasten aan hen, tot aan Issaschar, en Zebulon, en
Nafthali, brachten brood op ezelen, en op kemelen, en op
muildieren, en op runderen, meelspijs, stukken vijgen, en
stukken rozijnen, en wijn, en olie, en runderen, en klein vee in
menigte; want er was blijdschap in Israel.

1334
1. Kronieken
Hoofdstuk 13
1. En David hield raad met de oversten der duizenden en der
honderden, [en] met alle vorsten.
2. En David zeide tot de ganse gemeente van Israel: Indien het
ulieden goeddunkt, en van den HEERE, onzen God, te zijn, laat
ons ons uitbreiden, laat ons zenden aan onze overige broeders,
in alle landen van Israel, en de priesters en Levieten, [die] met
hen zijn in de steden, met haar voorsteden, opdat zij tot ons
vergaderd worden.
3. En laat ons de ark onzes Gods tot ons wederhalen, want wij
hebben ze in de dagen van Saul niet gezocht.
4. Toen zeide de ganse gemeente, dat men alzo doen zou; want die
zaak was recht in de ogen des gansen volks.
5. David dan vergaderde gans Israel van het Egyptische Sichor af,
tot daar men komt te Hamath, om de ark Gods te brengen van
Kirjath-jearim.
6. Toen toog David op met het ganse Israel naar Baala, dat is,
Kirjath-jearim, hetwelk in Juda is, dat hij van daar ophaalde de
ark Gods, des HEEREN, Die tussen de cherubim woont, waar de
Naam wordt aangeroepen.
7. En zij voerden de ark Gods op een nieuwen wagen uit het huis
van Abinadab. Uza nu en Ahio leidden den wagen.
8. En David en gans Israel speelden voor het aangezicht Gods met
alle macht, zo met liederen, als met harpen, en met luiten, en
1335
met trommelen, en met cimbalen, en met trompetten.
9. Toen zij aan den dorsvloer van Chidon gekomen waren, zo
strekte Uza zijn hand uit, om de ark te houden, want de runderen
struikelden.
10. Toen ontstak de toorn des HEEREN over Uza, en Hij sloeg hem,
omdat hij zijn hand had uitgestrekt aan de ark; en hij stierf
aldaar voor het aangezicht Gods.
11. En David ontstak, dat de HEERE een scheur gescheurd had aan
Uza; daarom noemde hij diezelve plaats Perez-uza, tot op dezen
dag.
12. En David vreesde den HEERE te dien dage, zeggende: Hoe zal
ik de ark Gods tot mij brengen?
13. Daarom liet David de ark niet tot zich brengen in de stad Davids,
maar deed ze afwijken in het huis van Obed-edom, den Gethiet.
14. Alzo bleef de ark Gods bij het huisgezin van Obed-edom, in zijn
huis, drie maanden; en de HEERE zegende het huis van Obed-
edom, en alles, wat hij had.


1336
1. Kronieken
Hoofdstuk 14
1. Toen zond Hiram, de koning van Tyrus, boden tot David, en
cederenhout, en metselaars, en timmerlieden, dat zij hem een
huis bouwden.
2. En David merkte, dat hem de HEERE tot koning bevestigd had
over Israel; want zijn koninkrijk werd ten hoogste verheven, om
Zijns volks Israels wil.
3. En David nam meer vrouwen te Jeruzalem, en David gewon
meer zonen en dochteren.
4. Dit nu zijn de namen der kinderen, die hij te Jeruzalem had:
Sammua, en Sobab, Nathan en Salomo,
5. En Jibchar, en Elisua, en Elpelet,
6. En Nogah, en Nefeg, en Jafia,
7. En Elisama, en Beeljada, en Elifelet.
8. Toen de Filistijnen hoorden, dat David tot koning gezalfd was
over het ganse Israel, zo togen al de Filistijnen op om David te
zoeken. Toen David dat hoorde zo toog hij uit tegen hen.
9. Toen de Filistijnen kwamen, zo spreidden zij zich uit in de
laagte van Refaim.
10. Toen vraagde David God, zeggende: Zal ik optrekken tegen de
Filistijnen, en zult Gij hen in mijn hand geven? En de HEERE
zeide tot hem: Trek op, want Ik zal hen in uw hand geven.
11. Toen zij nu optogen naar Baal-perazim, zo sloeg hen David
daar; en David zeide: God heeft mijn vijanden door mijn hand
1337
gescheurd, als een scheur der wateren; daarom noemden zij den
naam derzelver plaats Baal-perazim.
12. En daar lieten zij hun goden; en David gebood, en zij werden
met vuur verbrand.
13. Doch de Filistijnen voeren nog voort, en zij verspreidden zich in
dat dal.
14. En David vraagde God nog eens; en God zeide tot hem: Gij zult
niet optrekken achter hen heen; [maar] omsingel hen van boven,
en kom tot hen tegenover de moerbezienbomen.
15. En het zal geschieden, als gij hoort het geruis van een gang in de
toppen der moerbezienbomen, kom dan uit ten strijde; want God
zal voor uw aangezicht uitgegaan zijn, om het leger der
Filistijnen te slaan.
16. David nu deed, gelijk als hem God geboden had; en zij sloegen
het heir der Filistijnen van Gibeon af tot aan Gezer.
17. Alzo ging Davids naam uit in al die landen; en de HEERE gaf
Zijn verschrikking over al die heidenen.


1338
1. Kronieken
Hoofdstuk 15
1. En David maakte zich huizen in zijn stad; en hij bereidde der ark
Gods een plaats, en spande een tent voor haar.
2. Toen zeide David: Niemand mag de ark Gods dragen, dan de
Levieten; want die heeft de HEERE verkoren, om de ark Gods
te dragen, en om Hem te dienen tot in der eeuwigheid.
3. Ook vergaderde David gans Israel te Jeruzalem, om de ark des
HEEREN op te halen aan haar plaats, die hij haar bereid had.
4. En David verzamelde de kinderen van Aaron en de Levieten.
5. Van de kinderen van Kehath was Uriel overste, en van zijn
broederen waren honderd en twintig.
6. Van de kinderen van Merari was Asaja overste, en van zijn
broederen waren tweehonderd en twintig.
7. Van de kinderen van Gersom was Joel overste, en van zijn
broederen waren honderd en dertig.
8. Uit de kinderen van Elizafan was overste Semaja, en van zijn
broederen waren tweehonderd.
9. Uit de kinderen van Hebron was Eliel overste, en zijn broederen
waren tachtig.
10. Uit de kinderen van Uzziel was Amminadab overste, en zijn
broederen waren honderd en twaalf.
11. En David riep de priesters Zadok en Abjathar, en de Levieten
Uriel, Asaja en Joel, Semaja, en Eliel, en Amminadab.
12. En hij zeide tot hen: Gijlieden zijt hoofden der vaderen onder de
1339
Levieten; heiligt u, gij en uw broeders, dat gij de ark des
HEEREN, des Gods van Israel, opbrengt, ter [plaatse], [die] ik
voor haar bereid heb.
13. Want omdat gijlieden ten eerste [dit] niet [deedt], heeft de
HEERE, onze God, onder ons een scheur gedaan, omdat wij
Hem niet gezocht hebben naar het recht.
14. Zo heiligden zich dan de priesters en Levieten, om de ark des
HEEREN, des Gods van Israel, op te brengen.
15. En de kinderen der Levieten droegen de ark Gods op hun
schouderen, met de draagbomen, die op hen waren, gelijk als
Mozes geboden had naar het woord des HEEREN.
16. En David zeide tot de oversten der Levieten, dat zij hun
broeders, de zangers, stellen zouden met muziekinstrumenten,
met luiten, en harpen, en cimbalen, dat zij zich zouden doen
horen, verheffende de stem met blijdschap.
17. Zo stelden dan de Levieten Heman, den zoon van Joel, en uit
zijn broederen Asaf, den zoon van Berechja; en uit de zonen van
Merari, hun broederen, Ethan, den zoon van Kusaja;
18. En met hen hun broeders van de tweede orde: Zecharja, Ben en
Jaaziel, en Semiramoth, en Jehiel, en Unni, Eliab, en Benaja, en
Maaseja, en Mattithja, en Elifele, en Mikneja, en Obed-edom, en
Jeiel, de poortiers.
19. De zangers nu, Heman, Asaf en Ethan, lieten zich horen met
koperen cimbalen;
20. En Zecharja, en Aziel, en Semiramoth, en Jehiel, en Unni, en
Eliab, en Maaseja, en Benaja, met luiten op Alamoth.
21. En Mattithja, en Elifele, en Mikneja, en Obed-edom, en Jeiel, en
Azazja, met harpen op de Scheminith, om den toon te
1340
versterken.
22. En Chenanja, de overste der Levieten, was over het opheffen; hij
onderwees hen in het opheffen; want hij was verstandig.
23. En Berechja en Elkana waren poortiers der ark.
24. En Sebanja, en Josafat, en Nethaneel, en Amasai, en Zecharja,
en Benaja, en Eliezer, de priesters, trompetten met trompetten
voor de ark Gods; en Obed-edom en Jehia waren poortiers der
ark.
25. Het geschiedde nu, dat David en de oudsten van Israel, en de
oversten der duizenden, henengingen, om de ark des verbonds
des HEEREN op te halen, uit het huis van Obed-edom, met
vreugde;
26. Zo geschiedde het, doordien dat God de Levieten hielp, die de
ark des verbonds des HEEREN droegen, dat zij zeven varren en
zeven rammen offerden.
27. David nu was gekleed met een mantel van fijn linnen; ook al de
Levieten, die de ark droegen, en de zangers, en Chenanja, de
overste van het opheffen der zangers; ook had David een lijfrok
aan van linnen.
28. Alzo bracht gans Israel de ark des verbonds des HEEREN op,
met gejuich, en met geluid der bazuin, en met trompetten, en
met cimbalen, makende geluid met luiten en met harpen.
29. Het geschiedde nu, toen de ark des verbonds des HEEREN tot
aan de stad Davids gekomen was, dat Michal, de dochter van
Saul, door een venster keek, en den koning David zag,
springende en spelende; zo verachtte zij hem in haar hart.


1341
1. Kronieken
Hoofdstuk 16
1. Toen zij de ark Gods inbrachten, zo stelden zij ze in het midden
der tent, welke David voor haar gespannen had; en zij offerden
brandofferen en dankofferen voor het aangezicht Gods.
2. Als David het brandoffer en de dankofferen geeindigd had te
offeren, zo zegende hij het volk in den Naam des HEEREN.
3. En hij deelde een iegelijk in Israel, van den man tot de vrouw,
een iegelijk een bol broods, en een schoon stuk [vlees], en een
fles [wijn].
4. En hij stelde voor de ark des HEEREN [sommigen] uit de
Levieten tot dienaars, en dat, om den HEERE, den God Israels,
te vermelden, en te loven, en te prijzen.
5. Asaf was het hoofd, en Zecharja de tweede na hem; Jeiel, en
Semiramoth, en Jehiel, en Mattithja, en Eliab, en Benaja, en
Obed-edom, en Jeiel, met instrumenten der luiten en met harpen;
en Asaf liet zich horen met cimbalen;
6. Maar Benaja en Jahaziel, de priesters, steeds met trompetten
voor de ark des verbonds van God.
7. Te dienzelven dage gaf David ten eerste [dezen] [psalm], om
den HEERE te loven, door den dienst van Asaf, en zijn
broederen.
8. Looft den HEERE, roept Zijn Naam aan, maakt Zijn daden
bekend onder de volken.
9. Zingt Hem, psalmzingt Hem, spreekt aandachtelijk van al Zijn
1342
wonderwerken.
10. Roemt u in den Naam Zijner heiligheid; dat zich het hart
dergenen, die den HEERE zoeken, verblijde.
11. Vraagt naar den HEERE en Zijn sterkte, zoekt Zijn aangezicht
geduriglijk.
12. Gedenkt Zijner wonderwerken, die Hij gedaan heeft, Zijner
wondertekenen, en de oordelen Zijns monds;
13. Gij, zaad van Israel, Zijn dienaar, gij, kinderen van Jakob, Zijn
uitverkorenen!
14. Hij is de HEERE, onze God; Zijn oordelen zijn over de gehele
aarde.
15. Gedenkt tot in der eeuwigheid Zijns verbonds, des woords, [dat]
Hij ingesteld heeft tot in het duizendste geslacht;
16. [Des] [verbonds], dat Hij met Abraham heeft gemaakt, en Zijns
eeds aan Izak;
17. Welken Hij ook aan Jakob heeft gesteld tot een inzetting, [aan]
Israel tot een eeuwig verbond;
18. Zeggende: Ik zal u het land Kanaan geven, een snoer van ulieder
erfdeel;
19. Als gij weinige mensen in getal waart; ja, weinigen en
vreemdelingen daarin.
20. En zij wandelden van volk tot volk, en van het ene koninkrijk tot
een ander volk.
21. Hij liet niemand toe hen te onderdrukken; ook bestrafte Hij
koningen om hunnentwil, [zeggende]:
22. Tast Mijn gezalfden niet aan, en doet Mijn profeten geen kwaad.
23. Zingt den HEERE, gij, ganse aarde, boodschapt Zijn heil van
dag tot dag.
1343
24. Vertelt Zijn eer onder de heidenen, Zijn wonderwerken onder
alle volken.
25. Want de HEERE is groot, en zeer te prijzen, en Hij is vreselijk
boven alle goden.
26. Want al de goden der volken zijn afgoden; maar de HEERE
heeft de hemelen gemaakt.
27. Majesteit en heerlijkheid zijn voor Zijn aangezicht, sterkte en
vrolijkheid zijn in Zijn plaats.
28. Geeft den HEERE, gij, geslachten der volken, geeft den HEERE
eer en sterkte.
29. Geeft den HEERE de eer Zijns Naams, brengt offer, en komt
voor Zijn aangezicht; aanbidt den HEERE in de heerlijkheid des
heiligdoms.
30. Schrikt voor Zijn aangezicht, gij, gehele aarde! Ook zal de
wereld bevestigd worden, dat zij niet bewogen worde.
31. Dat de hemelen zich verblijden, en de aarde verheuge zich, en
dat men onder de heidenen zegge: De HEERE regeert.
32. Dat de zee bruise met haar volheid, dat het veld huppele van
vreugde, met al wat daarin is.
33. Dan zullen de bomen des wouds juichen voor het aangezicht des
HEEREN, omdat Hij komt, om de aarde te richten.
34. Looft den HEERE, want Hij is goed, want Zijn goedertierenheid
is tot in eeuwigheid.
35. En zegt: Verlos ons, o God onzes heils, en verzamel ons, en red
ons van de heidenen, dat wij Uw heiligen Naam loven, en dat
wij ons Uws lofs roemen.
36. Geloofd zij de HEERE, de God Israels, van eeuwigheid tot
eeuwigheid! En al het volk zeide: Amen! en het loofde den
1344
HEERE.
37. Alzo liet hij daar, voor de ark des verbonds des HEEREN, Asaf
en zijn broederen, om geduriglijk te dienen voor de ark, naardat
op elken dag besteld was.
38. Obed-edom nu, met hunlieder broederen, waren acht en zestig;
en [hij] [stelde] Obed-edom, den zoon van Jeduthun, en Hosa,
tot poortiers;
39. En den priester Zadok, en zijn broederen, de priesters, voor den
tabernakel des HEEREN op de hoogte, welke te Gibeon is;
40. Om den HEERE de brandofferen geduriglijk te offeren op het
brandofferaltaar, des morgens en des avonds; en zulks naar alles,
wat er geschreven staat in de wet des HEEREN, die Hij Israel
geboden had.
41. En met hen Heman en Jeduthun, en de overige uitgelezenen, die
met namen uitgedrukt zijn om den HEERE te loven; want Zijn
goedertierenheid is tot in der eeuwigheid.
42. Met hen dan waren Heman en Jeduthun, [met] trompetten en
cimbalen voor degenen, die zich lieten horen, en [met]
instrumenten der muziek Gods; maar de zonen van Jeduthun
waren aan de poort.
43. Alzo toog het ganse volk henen, een iegelijk in zijn huis; en
David keerde zich, om zijn huis te gaan zegenen.


1345
1. Kronieken
Hoofdstuk 17
1. Het geschiedde nu, als David in zijn huis woonde, dat David tot
Nathan, den profeet, zeide: Zie, ik woon in een cederen huis,
maar de ark des verbonds des HEEREN onder gordijnen.
2. Toen zeide Nathan tot David: Doe alles, wat in uw hart is, want
God is met u.
3. Maar het geschiedde in denzelven nacht, dat het woord Gods tot
Nathan kwam, zeggende:
4. Ga heen en zeg tot David, Mijn knecht: Alzo zegt de HEERE:
Gij zult Mij geen huis bouwen, om in te wonen.
5. Want Ik heb in geen huis gewoond van dien dag af, dat Ik Israel
heb opgevoerd tot dezen dag toe; maar Ik ben gegaan van tent
tot tent, en van tabernakel [tot] [tabernakel].
6. Overal, waar Ik gewandeld heb met geheel Israel, heb Ik wel een
woord gesproken tot een van de richters van Israel, denwelken
Ik gebood Mijn volk te weiden, zeggende: Waarom bouwt
gijlieden Mij geen cederen huis?
7. Nu dan, alzo zult gij zeggen tot Mijn knecht, tot David: Zo zegt
de HEERE der heirscharen: Ik heb u van de schaapskooi
genomen, van achter de schapen, opdat gij een voorganger over
Mijn volk Israel zoudt zijn;
8. En Ik ben met u geweest overal, waar gij heengegaan zijt, en Ik
heb al uw vijanden uitgeroeid van voor uw aangezicht; en Ik heb
u een naam gemaakt, gelijk de naam is der groten, die op de
1346
aarde zijn.
9. En Ik heb voor Mijn volk Israel een plaats besteld, en hem
geplant, dat hij aan zijn plaats wone, en niet meer heen en weder
gedreven worde; en de kinderen der verkeerdheid zullen hem
niet meer krenken, gelijk als in het eerst.
10. En van die dagen af, dat Ik geboden heb richters te wezen over
Mijn volk Israel; en heb al uw vijanden vernederd; ook heb Ik u
te kennen gegeven, dat u de HEERE een huis bouwen zal.
11. En het zal geschieden, als uw dagen zullen vervuld zijn, dat gij
heengaat tot uw vaderen, zo zal Ik uw zaad na u doen opstaan,
hetwelk uit uw zonen zijn zal, en Ik zal zijn koninkrijk
bevestigen.
12. Die zal Mij een huis bouwen, en Ik zal zijn stoel bevestigen tot
in der eeuwigheid.
13. Ik zal hem tot een Vader zijn, en hij zal Mij tot een zoon zijn; en
Mijn goedertierenheid zal Ik van hem niet wenden, gelijk als Ik
[die] weggenomen heb van dien, die voor u geweest is;
14. Maar Ik zal hem in Mijn huis bestendig maken, en in Mijn
Koninkrijk tot in eeuwigheid; en zijn stoel zal vast zijn tot in
eeuwigheid.
15. Naar al deze woorden, en naar dit ganse gezicht, alzo sprak
Nathan tot David.
16. Toen kwam de koning David in, en bleef voor het aangezicht des
HEEREN, en hij zeide: Wie ben ik, HEERE God, en wat is mijn
huis, dat Gij mij tot hiertoe gebracht hebt?
17. En dit is klein in Uw ogen geweest, o God! daarom hebt Gij van
het huis Uws knechts tot van verre heen gesproken, en Gij hebt
mij naar menselijke wijze voorzien met deze verhoging, o
1347
HEERE God!
18. Wat zal David meer bij U daartoe voegen, vanwege de eer aan
Uw knecht? Doch Gij kent Uw knecht wel.
19. HEERE, om Uws knechts wil, en naar Uw hart, hebt Gij al deze
grote dingen gedaan, om al deze grote dingen bekend te maken.
20. HEERE, er is niemand gelijk Gij, en er is geen God behalve Gij,
naar alles, wat wij met onze oren gehoord hebben.
21. En wie is als Uw volk Israel, een enig volk op de aarde, hetwelk
God heengegaan is Zich tot een volk te verlossen, dat Gij U een
Naam maaktet van grote en verschrikkelijke dingen, met de
Sez Golland ädäbiyättän 1 tekst ukıdıgız.
Çirattagı - Statenvertaling - 2 - 33
  • Büleklär
  • Statenvertaling - 2 - 01
    Süzlärneñ gomumi sanı 4418
    Unikal süzlärneñ gomumi sanı 802
    58.3 süzlär 2000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    75.1 süzlär 5000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    82.2 süzlär 8000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    Härber sızık iñ yış oçrıy torgan 1000 süzlärneñ protsentnı kürsätä.
  • Statenvertaling - 2 - 02
    Süzlärneñ gomumi sanı 4559
    Unikal süzlärneñ gomumi sanı 787
    56.5 süzlär 2000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    71.7 süzlär 5000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    78.3 süzlär 8000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    Härber sızık iñ yış oçrıy torgan 1000 süzlärneñ protsentnı kürsätä.
  • Statenvertaling - 2 - 03
    Süzlärneñ gomumi sanı 4395
    Unikal süzlärneñ gomumi sanı 806
    41.7 süzlär 2000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    52.5 süzlär 5000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    57.3 süzlär 8000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    Härber sızık iñ yış oçrıy torgan 1000 süzlärneñ protsentnı kürsätä.
  • Statenvertaling - 2 - 04
    Süzlärneñ gomumi sanı 4378
    Unikal süzlärneñ gomumi sanı 808
    46.0 süzlär 2000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    60.3 süzlär 5000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    65.8 süzlär 8000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    Härber sızık iñ yış oçrıy torgan 1000 süzlärneñ protsentnı kürsätä.
  • Statenvertaling - 2 - 05
    Süzlärneñ gomumi sanı 4503
    Unikal süzlärneñ gomumi sanı 910
    51.2 süzlär 2000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    67.6 süzlär 5000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    76.1 süzlär 8000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    Härber sızık iñ yış oçrıy torgan 1000 süzlärneñ protsentnı kürsätä.
  • Statenvertaling - 2 - 06
    Süzlärneñ gomumi sanı 4519
    Unikal süzlärneñ gomumi sanı 936
    49.8 süzlär 2000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    65.8 süzlär 5000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    73.2 süzlär 8000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    Härber sızık iñ yış oçrıy torgan 1000 süzlärneñ protsentnı kürsätä.
  • Statenvertaling - 2 - 07
    Süzlärneñ gomumi sanı 4551
    Unikal süzlärneñ gomumi sanı 820
    54.4 süzlär 2000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    70.4 süzlär 5000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    76.0 süzlär 8000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    Härber sızık iñ yış oçrıy torgan 1000 süzlärneñ protsentnı kürsätä.
  • Statenvertaling - 2 - 08
    Süzlärneñ gomumi sanı 4580
    Unikal süzlärneñ gomumi sanı 847
    57.4 süzlär 2000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    72.0 süzlär 5000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    79.8 süzlär 8000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    Härber sızık iñ yış oçrıy torgan 1000 süzlärneñ protsentnı kürsätä.
  • Statenvertaling - 2 - 09
    Süzlärneñ gomumi sanı 4521
    Unikal süzlärneñ gomumi sanı 877
    57.0 süzlär 2000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    72.5 süzlär 5000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    79.3 süzlär 8000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    Härber sızık iñ yış oçrıy torgan 1000 süzlärneñ protsentnı kürsätä.
  • Statenvertaling - 2 - 10
    Süzlärneñ gomumi sanı 4527
    Unikal süzlärneñ gomumi sanı 900
    55.9 süzlär 2000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    73.1 süzlär 5000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    79.3 süzlär 8000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    Härber sızık iñ yış oçrıy torgan 1000 süzlärneñ protsentnı kürsätä.
  • Statenvertaling - 2 - 11
    Süzlärneñ gomumi sanı 4590
    Unikal süzlärneñ gomumi sanı 866
    54.8 süzlär 2000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    70.3 süzlär 5000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    76.7 süzlär 8000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    Härber sızık iñ yış oçrıy torgan 1000 süzlärneñ protsentnı kürsätä.
  • Statenvertaling - 2 - 12
    Süzlärneñ gomumi sanı 4586
    Unikal süzlärneñ gomumi sanı 877
    53.8 süzlär 2000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    69.6 süzlär 5000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    75.2 süzlär 8000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    Härber sızık iñ yış oçrıy torgan 1000 süzlärneñ protsentnı kürsätä.
  • Statenvertaling - 2 - 13
    Süzlärneñ gomumi sanı 4601
    Unikal süzlärneñ gomumi sanı 784
    59.4 süzlär 2000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    76.3 süzlär 5000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    83.8 süzlär 8000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    Härber sızık iñ yış oçrıy torgan 1000 süzlärneñ protsentnı kürsätä.
  • Statenvertaling - 2 - 14
    Süzlärneñ gomumi sanı 4605
    Unikal süzlärneñ gomumi sanı 809
    55.9 süzlär 2000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    71.6 süzlär 5000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    77.1 süzlär 8000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    Härber sızık iñ yış oçrıy torgan 1000 süzlärneñ protsentnı kürsätä.
  • Statenvertaling - 2 - 15
    Süzlärneñ gomumi sanı 4538
    Unikal süzlärneñ gomumi sanı 877
    53.7 süzlär 2000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    72.7 süzlär 5000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    79.1 süzlär 8000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    Härber sızık iñ yış oçrıy torgan 1000 süzlärneñ protsentnı kürsätä.
  • Statenvertaling - 2 - 16
    Süzlärneñ gomumi sanı 4474
    Unikal süzlärneñ gomumi sanı 876
    55.6 süzlär 2000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    69.8 süzlär 5000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    76.3 süzlär 8000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    Härber sızık iñ yış oçrıy torgan 1000 süzlärneñ protsentnı kürsätä.
  • Statenvertaling - 2 - 17
    Süzlärneñ gomumi sanı 4639
    Unikal süzlärneñ gomumi sanı 871
    57.8 süzlär 2000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    74.8 süzlär 5000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    80.2 süzlär 8000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    Härber sızık iñ yış oçrıy torgan 1000 süzlärneñ protsentnı kürsätä.
  • Statenvertaling - 2 - 18
    Süzlärneñ gomumi sanı 4679
    Unikal süzlärneñ gomumi sanı 859
    57.3 süzlär 2000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    73.2 süzlär 5000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    79.9 süzlär 8000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    Härber sızık iñ yış oçrıy torgan 1000 süzlärneñ protsentnı kürsätä.
  • Statenvertaling - 2 - 19
    Süzlärneñ gomumi sanı 4485
    Unikal süzlärneñ gomumi sanı 1024
    49.3 süzlär 2000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    64.6 süzlär 5000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    71.0 süzlär 8000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    Härber sızık iñ yış oçrıy torgan 1000 süzlärneñ protsentnı kürsätä.
  • Statenvertaling - 2 - 20
    Süzlärneñ gomumi sanı 4545
    Unikal süzlärneñ gomumi sanı 866
    54.2 süzlär 2000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    69.6 süzlär 5000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    76.6 süzlär 8000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    Härber sızık iñ yış oçrıy torgan 1000 süzlärneñ protsentnı kürsätä.
  • Statenvertaling - 2 - 21
    Süzlärneñ gomumi sanı 4484
    Unikal süzlärneñ gomumi sanı 791
    55.1 süzlär 2000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    70.9 süzlär 5000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    78.1 süzlär 8000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    Härber sızık iñ yış oçrıy torgan 1000 süzlärneñ protsentnı kürsätä.
  • Statenvertaling - 2 - 22
    Süzlärneñ gomumi sanı 4467
    Unikal süzlärneñ gomumi sanı 852
    56.6 süzlär 2000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    72.4 süzlär 5000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    78.7 süzlär 8000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    Härber sızık iñ yış oçrıy torgan 1000 süzlärneñ protsentnı kürsätä.
  • Statenvertaling - 2 - 23
    Süzlärneñ gomumi sanı 4589
    Unikal süzlärneñ gomumi sanı 769
    59.7 süzlär 2000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    72.6 süzlär 5000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    79.6 süzlär 8000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    Härber sızık iñ yış oçrıy torgan 1000 süzlärneñ protsentnı kürsätä.
  • Statenvertaling - 2 - 24
    Süzlärneñ gomumi sanı 4658
    Unikal süzlärneñ gomumi sanı 835
    58.9 süzlär 2000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    73.3 süzlär 5000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    80.3 süzlär 8000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    Härber sızık iñ yış oçrıy torgan 1000 süzlärneñ protsentnı kürsätä.
  • Statenvertaling - 2 - 25
    Süzlärneñ gomumi sanı 4695
    Unikal süzlärneñ gomumi sanı 834
    58.8 süzlär 2000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    74.5 süzlär 5000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    81.1 süzlär 8000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    Härber sızık iñ yış oçrıy torgan 1000 süzlärneñ protsentnı kürsätä.
  • Statenvertaling - 2 - 26
    Süzlärneñ gomumi sanı 4671
    Unikal süzlärneñ gomumi sanı 822
    59.4 süzlär 2000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    73.7 süzlär 5000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    80.7 süzlär 8000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    Härber sızık iñ yış oçrıy torgan 1000 süzlärneñ protsentnı kürsätä.
  • Statenvertaling - 2 - 27
    Süzlärneñ gomumi sanı 4554
    Unikal süzlärneñ gomumi sanı 767
    55.2 süzlär 2000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    70.9 süzlär 5000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    78.1 süzlär 8000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    Härber sızık iñ yış oçrıy torgan 1000 süzlärneñ protsentnı kürsätä.
  • Statenvertaling - 2 - 28
    Süzlärneñ gomumi sanı 4510
    Unikal süzlärneñ gomumi sanı 845
    55.2 süzlär 2000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    71.3 süzlär 5000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    78.2 süzlär 8000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    Härber sızık iñ yış oçrıy torgan 1000 süzlärneñ protsentnı kürsätä.
  • Statenvertaling - 2 - 29
    Süzlärneñ gomumi sanı 4472
    Unikal süzlärneñ gomumi sanı 838
    53.5 süzlär 2000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    69.2 süzlär 5000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    76.2 süzlär 8000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    Härber sızık iñ yış oçrıy torgan 1000 süzlärneñ protsentnı kürsätä.
  • Statenvertaling - 2 - 30
    Süzlärneñ gomumi sanı 4281
    Unikal süzlärneñ gomumi sanı 1088
    29.3 süzlär 2000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    38.6 süzlär 5000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    44.1 süzlär 8000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    Härber sızık iñ yış oçrıy torgan 1000 süzlärneñ protsentnı kürsätä.
  • Statenvertaling - 2 - 31
    Süzlärneñ gomumi sanı 4308
    Unikal süzlärneñ gomumi sanı 934
    35.0 süzlär 2000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    45.0 süzlär 5000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    52.2 süzlär 8000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    Härber sızık iñ yış oçrıy torgan 1000 süzlärneñ protsentnı kürsätä.
  • Statenvertaling - 2 - 32
    Süzlärneñ gomumi sanı 4376
    Unikal süzlärneñ gomumi sanı 1045
    45.9 süzlär 2000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    59.7 süzlär 5000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    67.8 süzlär 8000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    Härber sızık iñ yış oçrıy torgan 1000 süzlärneñ protsentnı kürsätä.
  • Statenvertaling - 2 - 33
    Süzlärneñ gomumi sanı 4376
    Unikal süzlärneñ gomumi sanı 906
    48.0 süzlär 2000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    63.2 süzlär 5000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    71.0 süzlär 8000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    Härber sızık iñ yış oçrıy torgan 1000 süzlärneñ protsentnı kürsätä.
  • Statenvertaling - 2 - 34
    Süzlärneñ gomumi sanı 4352
    Unikal süzlärneñ gomumi sanı 883
    46.5 süzlär 2000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    60.9 süzlär 5000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    68.4 süzlär 8000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    Härber sızık iñ yış oçrıy torgan 1000 süzlärneñ protsentnı kürsätä.
  • Statenvertaling - 2 - 35
    Süzlärneñ gomumi sanı 4441
    Unikal süzlärneñ gomumi sanı 845
    53.0 süzlär 2000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    69.3 süzlär 5000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    75.9 süzlär 8000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    Härber sızık iñ yış oçrıy torgan 1000 süzlärneñ protsentnı kürsätä.
  • Statenvertaling - 2 - 36
    Süzlärneñ gomumi sanı 4367
    Unikal süzlärneñ gomumi sanı 893
    51.8 süzlär 2000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    68.5 süzlär 5000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    76.2 süzlär 8000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    Härber sızık iñ yış oçrıy torgan 1000 süzlärneñ protsentnı kürsätä.
  • Statenvertaling - 2 - 37
    Süzlärneñ gomumi sanı 4494
    Unikal süzlärneñ gomumi sanı 886
    53.1 süzlär 2000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    70.2 süzlär 5000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    77.4 süzlär 8000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    Härber sızık iñ yış oçrıy torgan 1000 süzlärneñ protsentnı kürsätä.
  • Statenvertaling - 2 - 38
    Süzlärneñ gomumi sanı 4483
    Unikal süzlärneñ gomumi sanı 853
    50.2 süzlär 2000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    66.8 süzlär 5000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    74.6 süzlär 8000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    Härber sızık iñ yış oçrıy torgan 1000 süzlärneñ protsentnı kürsätä.
  • Statenvertaling - 2 - 39
    Süzlärneñ gomumi sanı 4387
    Unikal süzlärneñ gomumi sanı 872
    51.6 süzlär 2000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    67.9 süzlär 5000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    76.7 süzlär 8000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    Härber sızık iñ yış oçrıy torgan 1000 süzlärneñ protsentnı kürsätä.
  • Statenvertaling - 2 - 40
    Süzlärneñ gomumi sanı 4285
    Unikal süzlärneñ gomumi sanı 881
    46.6 süzlär 2000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    60.8 süzlär 5000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    67.6 süzlär 8000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    Härber sızık iñ yış oçrıy torgan 1000 süzlärneñ protsentnı kürsätä.
  • Statenvertaling - 2 - 41
    Süzlärneñ gomumi sanı 4334
    Unikal süzlärneñ gomumi sanı 879
    49.4 süzlär 2000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    64.6 süzlär 5000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    73.1 süzlär 8000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    Härber sızık iñ yış oçrıy torgan 1000 süzlärneñ protsentnı kürsätä.
  • Statenvertaling - 2 - 42
    Süzlärneñ gomumi sanı 4381
    Unikal süzlärneñ gomumi sanı 973
    50.4 süzlär 2000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    64.1 süzlär 5000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    69.4 süzlär 8000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    Härber sızık iñ yış oçrıy torgan 1000 süzlärneñ protsentnı kürsätä.
  • Statenvertaling - 2 - 43
    Süzlärneñ gomumi sanı 4265
    Unikal süzlärneñ gomumi sanı 1012
    47.5 süzlär 2000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    60.6 süzlär 5000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    66.1 süzlär 8000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    Härber sızık iñ yış oçrıy torgan 1000 süzlärneñ protsentnı kürsätä.
  • Statenvertaling - 2 - 44
    Süzlärneñ gomumi sanı 4313
    Unikal süzlärneñ gomumi sanı 953
    43.7 süzlär 2000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    57.4 süzlär 5000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    63.8 süzlär 8000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    Härber sızık iñ yış oçrıy torgan 1000 süzlärneñ protsentnı kürsätä.
  • Statenvertaling - 2 - 45
    Süzlärneñ gomumi sanı 3955
    Unikal süzlärneñ gomumi sanı 718
    60.0 süzlär 2000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    76.0 süzlär 5000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    81.5 süzlär 8000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    Härber sızık iñ yış oçrıy torgan 1000 süzlärneñ protsentnı kürsätä.