Statenvertaling - 2 - 03

Süzlärneñ gomumi sanı 4395
Unikal süzlärneñ gomumi sanı 806
41.7 süzlär 2000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
52.5 süzlär 5000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
57.3 süzlär 8000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
Härber sızık iñ yış oçrıy torgan 1000 süzlärneñ protsentnı kürsätä.


739
Jozua
Hoofdstuk 12
1. Dit nu zijn de koningen des lands, die de kinderen Israels
geslagen hebben, en hun land erfelijk bezaten, aan gene zijde
van de Jordaan, tegen den opgang der zon; van de beek Arnon af
tot den berg Hermon, en het ganse vlakke veld tegen het oosten:
2. Sihon, de koning der Amorieten, die te Hesbon woonde; die van
Aroer af heerste, welke aan den oever der beek Arnon is, en
[over] het midden der beek en de helft van Gilead, en tot aan de
beek Jabbok, de landpale der kinderen Ammons;
3. En [over] het vlakke veld tot aan de zee van Cinneroth tegen het
oosten, en tot aan de zee des vlakken velds, de Zoutzee, tegen
het oosten, op den weg naar Bethjesimoth; en van het zuiden
beneden Asdoth-pisga.
4. Daartoe de landpale van Og, den koning van Bazan, die van het
overblijfsel der reuzen was, wonende te Astharoth en te Edrei.
5. En heerste over den berg Hermon, en over Salcha, en over
geheel Bazan, tot aan de landpale der Gezurieten, en der
Maachathieten; en de helft van Gilead, de landpale van Sihon,
den koning van Hesbon.
6. Mozes, de knecht des HEEREN, en de kinderen Israels sloegen
hen, en Mozes, de knecht des HEEREN, gaf aan de Rubenieten
en aan de Gadieten, en aan den halven stam van Manasse, dat
[land] tot een erfelijke bezitting.
7. Dit nu zijn de koningen des lands, die Jozua sloeg, en de
740
kinderen Israels, aan deze zijde van de Jordaan tegen het westen,
van Baal-gad aan, in het dal van den Libanon, en tot aan den
kalen berg, die naar Seir opgaat; en Jozua gaf het aan de
stammen Israels tot een erfelijke bezitting, naar hun afdelingen.
8. Wat op het gebergte, en in de laagte, en in het vlakke veld, en in
de aflopingen der wateren, en in de woestijn, en tegen het zuiden
was: de Hethieten, de Amorieten, en Kanaanieten, de Ferezieten,
de Hevieten, en de Jebusieten.
9. De koning van Jericho, een; de koning van Ai, die ter zijde van
Beth-el is, een;
10. De koning van Jeruzalem, een; de koning van Hebron, een;
11. De koning van Jarmuth, een; de koning van Lachis, een;
12. De koning van Eglon, een; de koning van Gezer, een;
13. De koning van Debir, een; de koning van Geder, een;
14. De koning van Horma, een; de koning van Harad, een;
15. De koning van Libna, een; de koning van Adullam, een;
16. De koning van Makkeda, een; de koning van Beth-el, een;
17. De koning van Tappuah, een; de koning van Hefer, een;
18. De koning van Afek, een; de koning van Lassaron, een;
19. De koning van Madon, een; de koning van Hazor, een;
20. De koning van Simron-meron, een; de koning van Achsaf, een;
21. De koning van Taanach, een; de koning van Megiddo, een;
22. De koning van Kedes, een, de koning van Jokneam, aan den
Karmel, een;
23. De koning van Dor, tot Nafath-dor, een; de koning der heidenen
te Gilgal, een;
24. De koning van Thirza, een. Al deze koningen zijn een en dertig.

741
Jozua
Hoofdstuk 13
1. Jozua nu was oud, wel bedaagd; en de HEERE zeide tot hem:
Gij zijt oud geworden, welbedaagd, en er is zeer veel lands
overgebleven, om dat erfelijk te bezitten.
2. Dit is het land, dat overgebleven is; al de grenzen der Filistijnen
en het ganse Gesuri.
3. Van de Sichor, die voor aan Egypte is, tot aan de landpale van
Ekron tegen het noorden, dat den Kanaanieten toegerekend
wordt; vijf vorsten der Filistijnen, de Gazatiet en Asdodiet, de
Askeloniet, de Gathiet en Ekroniet, en de Avvieten.
4. Van het zuiden, het ganse land der Kanaanieten, en Meara, die
van de Sidoniers is, tot Afek toe, tot aan de landpale der
Amorieten.
5. Daartoe het land der Giblieten, en de ganse Libanon tegen den
opgang der zon, van Baal-gad, onder aan den berg Hermon, tot
aan den ingang van Hamath.
6. Allen, die op het gebergte wonen van den Libanon aan tot
Misrefoth-maim toe, al de Sidoniers; Ik zal hen verdrijven van
het aangezicht der kinderen Israels; alleenlijk maak, dat het
Israel ten erfdeel valle, gelijk als Ik u geboden heb.
7. En nu, deel dit land tot een erfdeel aan de negen stammen, en
aan den halven stam van Manasse,
8. Met denwelken de Rubenieten en Gadieten hun erfenis
ontvangen hebben; dewelke Mozes hunlieden gaf aan gene zijde
742
van de Jordaan tegen het oosten, gelijk als Mozes, de knecht des
HEEREN, hun gegeven had:
9. Van Aroer aan, die aan den oever der beek Arnon is, en de stad,
die in het midden der beek is, en al het vlakke land van Medeba
tot Dibon toe;
10. En al de steden van Sihon, den koning der Amorieten, die te
Hesbon geregeerd heeft, tot aan de landpale der kinderen
Ammons;
11. En Gilead, en de landpale der Gezurieten, en der Maachathieten,
en den gansen berg Hermon, en gans Bazan, tot Salcha toe;
12. Het ganse koninkrijk van Og, in Bazan, die geregeerd heeft te
Astharoth, en te Edrei; deze is overig gebleven uit het
overblijfsel der reuzen, dewelke Mozes heeft verslagen, en heeft
ze verdreven.
13. Doch de kinderen Israels verdreven de Gezurieten en de
Maachathieten niet; maar Gezur en Maachath woonden in het
midden van Israel tot op dezen dag.
14. Alleenlijk gaf hij den stam Levi geen erfenis. De vuurofferen
Gods, des HEEREN van Israel, zijn zijne erfenis, gelijk als Hij
tot hem gesproken had.
15. Alzo gaf Mozes aan den stam der kinderen van Ruben, naar hun
huisgezinnen,
16. Dat hun landpale was van Aroer af, dat aan den oever der beek
Arnon is, en de stad, die in het midden der beek is, en al het
vlakke land tot Medeba toe;
17. Hesbon en al haar steden, die in het vlakke land zijn, Dibon, en
Bamoth-baal, en Beth-baal-meon,
18. En Jahza, en Kedemoth, en Mefaath,
743
19. En Kirjathaim, en Sibma, en Zeret-hassahar op den berg des
dals,
20. En Beth-peor, en Asdoth-pisga, en Beth-jesimoth;
21. En alle steden des vlakken lands, en het ganse koninkrijk van
Sihon, den koning der Amorieten, die te Hesbon regeerde,
denwelke Mozes geslagen heeft, mitsgaders de vorsten van
Midian, Evi, en Rekem, en Zur, en Hur, en Reba, geweldigen
van Sihon, inwoners des lands.
22. Daartoe hebben de kinderen Israels met het zwaard gedood
Bileam, den zoon van Beor, den voorzegger, nevens degenen,
die van hen verslagen zijn.
23. De landpale nu der kinderen van Ruben was de Jordaan, en
[derzelver] landpale; dat is het erfdeel der kinderen van Ruben,
naar hun huisgezinnen, de steden en haar dorpen.
24. En aan den stam van Gad, aan de kinderen van Gad, naar hun
huisgezinnen, gaf Mozes,
25. Dat hun landpale was Jaezer, en al de steden van Gilead, en het
halve land der kinderen Ammons, tot Aroer toe, die voor aan
Rabba is;
26. En van Hesbon af tot Ramath-mizpa en Betonim; en van
Mahanaim tot aan de landpale van Debir;
27. En in het dal, Beth-haram, en Beth-nimra, en Sukkoth, en Zefon,
wat over was van het koninkrijk van Sihon, den koning te
Hesbon, de Jordaan en [haar] landpale, tot aan het einde der zee
van Cinnereth, over de Jordaan, tegen het oosten.
28. Dit is het erfdeel der kinderen van Gad, naar hun huisgezinnen:
de steden en haar dorpen.
29. Verder had Mozes aan den halven stam van Manasse [een]
744
[erfenis] gegeven, die aan den halven stam der kinderen van
Manasse bleef, naar hun huisgezinnen;
30. Zodat hun landpale was van Mahanaim af, het ganse Bazan, het
ganse koninkrijk van Og, den koning van Bazan, en al de
vlekken van Jair, die in Bazan zijn, zestig steden.
31. En het halve Gilead, en Astharoth, en Edrei, steden des
koninkrijks van Og in Bazan, waren van de kinderen van
Machir, den zoon van Manasse, [namelijk] de helft der kinderen
van Machir, naar hun huisgezinnen.
32. Dat is het, wat Mozes ten erve uitgedeeld had in de velden van
Moab, op gene zijde der Jordaan van Jericho, tegen het oosten.
33. Maar aan den stam van Levi gaf Mozes geen erfdeel; de
HEERE, de God Israels, is Zelf hunlieder Erfdeel, gelijk als Hij
tot hen gesproken heeft.


745
Jozua
Hoofdstuk 14
1. Dit is nu hetgeen de kinderen Israels geerfd hebben in het land
Kanaan; hetwelk de priester Eleazar, en Jozua, de zoon van Nun,
en de hoofden der vaderen van de stammen der kinderen Israels,
hun hebben doen erven;
2. Door het lot hunner erfenis, gelijk als de HEERE door den dienst
van Mozes geboden had, aangaande de negen stammen en den
halven stam.
3. Want aan de twee stammen en den halven stam had Mozes een
erfdeel gegeven op gene zijde van de Jordaan; maar aan de
Levieten had hij geen erfdeel onder hen gegeven.
4. Want de kinderen van Jozef waren twee stammen, Manasse en
Efraim; en aan de Levieten gaven zij geen deel in het land, maar
steden om te bewonen, en derzelver voorsteden voor hun vee en
voor hun bezitting.
5. Gelijk als de HEERE Mozes geboden had, alzo deden de
kinderen Israels, en zij deelden het land.
6. Toen naderden de kinderen van Juda tot Jozua, te Gilgal, en
Kaleb, de zoon van Jefunne, de Keneziet, zeide tot hem: Gij
weet het woord, dat de HEERE tot Mozes, den man Gods,
gesproken heeft te Kades-barnea, ter oorzake van mij, en ter
oorzake van u.
7. Ik was veertig jaren oud, toen Mozes, de knecht des HEEREN,
mij uitgezonden heeft van Kades-barnea, om het land te
746
verspieden, en ik hem antwoord bracht, gelijk als het in mijn
hart was.
8. Maar mijn broeders, die met mij opgegaan waren, deden het hart
des volks smelten; doch ik volhardde den HEERE, mijn God, na
te volgen.
9. Toen zwoer Mozes te dien zelven dage, zeggende: Indien niet
het land, waarop uw voet getreden heeft, u en uw kinderen ten
erfdeel zal zijn in eeuwigheid, dewijl gij volhard hebt den
HEERE, mijn God, na te volgen.
10. En nu, zie, de HEERE heeft mij in het leven behouden, gelijk als
Hij gesproken heeft; het zijn nu vijf en veertig jaren, sedert dat
de HEERE dit woord tot Mozes gesproken heeft, toen Israel in
de woestijn wandelde; en nu, zie, ik ben heden vijf en tachtig
jaren oud.
11. Ik ben nog heden zo sterk, gelijk als ik was ten dage, toen Mozes
mij uitzond; gelijk mijn kracht toen was, alzo is nu mijn kracht,
tot den oorlog, en om uit te gaan, en om in te gaan.
12. En nu, geef mij dit gebergte, waarvan de HEERE te dien dage
gesproken heeft; want gij hebt het te dienzelven dage gehoord,
dat de Enakieten aldaar waren, en dat er grote vaste steden
waren; of de HEERE met mij ware, dat ik hen verdreef, gelijk
als de HEERE gesproken heeft.
13. Toen zegende hem Jozua, en hij gaf Kaleb, den zoon van
Jefunne, Hebron ten erfdeel.
14. Daarom werd Hebron aan Kaleb, den zoon van Jefunne, den
Keneziet, ten erfdeel tot op dezen dag; omdat hij volhard had
den HEERE, den God Israels, na te volgen.
15. De naam nu van Hebron was eertijds Kirjath-arba, die een groot
747
mens geweest is onder de Enakieten. En het land rustte van den
krijg.


748
Jozua
Hoofdstuk 15
1. En het lot voor den stam der kinderen van Juda, naar hun
huisgezinnen, was: aan de landpale van Edom, de woestijn Zin,
zuidwaarts, was het uiterste tegen het zuiden;
2. Zodat hun landpale, tegen het zuiden, het uiterste van de Zoutzee
was; van de tong af, die tegen het zuiden ziet;
3. En zij gaat uit naar het zuiden tot den opgang van Akrabbim, en
gaat door naar Zin, en gaat op van het zuiden naar Kades-
barnea, en gaat door Hezron, en gaat op naar Adar, en gaat om
Karkaa;
4. En gaat door naar Azmon, en komt uit aan de beek van Egypte;
en de uitgangen dezer landpale zullen naar de zee zijn. Dit zal
uw landpale tegen het zuiden zijn.
5. De landpale nu tegen het oosten zal de Zoutzee zijn, tot aan het
uiterste van de Jordaan; en de landpale, aan de zijde tegen het
noorden, zal zijn van de tong der zee, van het uiterste van de
Jordaan.
6. En deze landpale zal opgaan tot Beth-hogla, en zal doorgaan van
het noorden naar Beth-araba; en deze landpale zal opgaan tot
den steen van Bohan, den zoon van Ruben.
7. Verder zal deze landpale opgaan naar Debir, van het dal van
Achor, en zal noordwaarts zien naar Gilgal, hetwelk tegen den
opgang van Adummim is, die aan het zuiden der beek is. Daarna
zal deze landpale doorgaan tot het water van Ensemes, en haar
749
uitgangen zullen wezen te En-rogel.
8. En deze landpale zal opgaan door het dal van den zoon van
Hinnom, aan de zijde van den Jebusiet van het zuiden, dezelve is
Jeruzalem; en deze landpale zal opwaarts gaan tot de spits van
den berg, die voor aan het dal van Hinnom is, westwaarts,
hetwelk in het uiterste van het dal der Refaieten is, tegen het
noorden.
9. Daarna zal deze landpale strekken van de hoogte des bergs tot
aan de waterfontein Nefthoah, en uitgaan tot de steden van het
gebergte Efron. Verder zal deze landpale strekken naar Baala;
deze is Kirjath-jearim.
10. Daarna zal deze landpale zich omkeren van Baala tegen het
westen, naar het gebergte Seir, en zal doorgaan aan de zijde van
den berg Jearim van het noorden; deze is Chesalon; en zij zal
afkomen naar Beth-semes, en door Timna gaan.
11. Verder zal deze landpale uitgaan aan de zijde van Ekron,
noordwaarts, en deze landpale zal strekken naar Sichron aan, en
over den berg Baala gaan, en uitgaan te Jabneel; en de uitgangen
dezer landpale zullen zijn naar de zee.
12. De landpale nu tegen het westen zal zijn tot de grote zee en
[derzelver] landpale. Dit is de landpale der kinderen van Juda
rondom heen, naar hun huisgezinnen.
13. Doch Kaleb, den zoon van Jefunne, had hij een deel gegeven in
het midden der kinderen van Juda, naar den mond des HEEREN
tot Jozua, de stad van Arba, vader van Enak, dat is Hebron.
14. En Kaleb verdreef van daar de drie zonen van Enak, Sesai, en
Ahiman, en Talmai, geboren van Enak.
15. En vandaar toog hij opwaarts tot de inwoners van Debir (de
750
naam van Debir nu was te voren Kirjath-sefer).
16. En Kaleb zeide: Wie Kirjath-sefer zal slaan, en nemen haar in,
dien zal ik ook mijn dochter Achsa tot een vrouw geven.
17. Othniel nu, de zoon van Kenaz, den broeder van Kaleb, nam
haar in; en hij gaf hem Achsa, zijn dochter, tot een vrouw.
18. En het geschiedde, als zij [tot] [hem] kwam, zo porde zij hem
aan, om een veld van haar vader te begeren; en zij sprong van
den ezel af; toen sprak Kaleb tot haar: Wat is u?
19. En zij zeide: Geef mij een zegen; dewijl gij mij een dor land
gegeven hebt, geef mij ook waterwellingen. Toen gaf hij haar
hoge waterwellingen en lage waterwellingen.
20. Dit is het erfdeel van den stam der kinderen van Juda, naar hun
huisgezinnen.
21. De steden nu, van het uiterste van den stam der kinderen van
Juda tot de landpale van Edom, tegen het zuiden, zijn: Kabzeel,
en Eder, en Jagur,
22. En Kina, en Dimona, en Adada,
23. En Kedes, en Hazor, en Jithnan,
24. Zif, en Telem, en Bealoth,
25. En Hazor-hadattha, en Kerioth-hezron, (dat is Hazor).
26. Amam, en Sema, en Molada,
27. En Hazar-gadda, en Hesmon, en Beth-palet,
28. En Hazar-sual, en Beer-seba, en Biz-jotheja,
29. Baala, en Ijim, en Azem,
30. En Eltholad, en Chesil, en Horma,
31. En Ziklag, en Madmanna, en Sanzanna,
32. En Lebaoth, en Silhim, en Ain, en Rimmon. Al deze steden zijn
negen en twintig en haar dorpen.
751
33. In de laagte zijn: Esthaol, en Zora, en Asna,
34. En Zanoah, en En-gannim, Tappuah, en Enam,
35. Jarmuth, en Adullam, Socho en Azeka,
36. En Saaraim, en Adithaim, en Gedera, en Gederothaim; veertien
steden en haar dorpen.
37. Zenan, en Hadasa, en Migdal-gad,
38. En Dilan, en Mizpa, en Jokteel,
39. Lachis, en Bozkath, en Eglon,
40. En Chabbon, en Lahmas, en Chitlis,
41. En Gederoth, Beth-dagon, en Naama, en Makkeda; zestien
steden en haar dorpen.
42. Libna, en Ether, en Asan,
43. En Jiftah, en Asna, en Nezib,
44. En Kehila, en Achzib, en Mareza; negen steden en haar dorpen;
45. Ekron, en haar onderhorige plaatsen, en haar dorpen.
46. Van Ekron, en naar de zee toe; alle, die aan de zijde van Asdod
zijn, en haar dorpen;
47. Asdod, haar onderhorige plaatsen en haar dorpen; Gaza, haar
onderhorige plaatsen en haar dorpen, tot aan de rivier van
Egypte; en de grote zee, en [haar] landpale.
48. Op het gebergte nu: Samir, en Jatthir, en Socho,
49. En Danna, en Kirjath-sanna, die is Debir,
50. En Anab, en Estemo, en Anim,
51. En Gosen, en Holon, en Gilo; elf steden en haar dorpen.
52. Arab, en Duma, en Esan,
53. En Janum, en Beth-tappuah, en Afeka,
54. En Humta, en Kirjath-arba, die is Hebron, en Zior; negen steden
en haar dorpen.
752
55. Maon, Karmel, en Zif, en Juta,
56. En Jizreel, en Jokdeam, en Zanoah,
57. Kain, Gibea, en Timna; tien steden en haar dorpen.
58. Halhul, Beth-zur, en Gedor,
59. En Maarath, en Beth-anoth, en Eltekon; zes steden en haar
dorpen.
60. Kirjath-baal, die is Kirjath-jearim, en Rabba; twee steden en
haar dorpen.
61. In de woestijn: Beth-araba, Middin en Sechacha,
62. En Nibsan, en de Zoutstad, en Engedi; zes steden en haar
dorpen.
63. Maar de kinderen van Juda konden de Jebusieten, inwoners van
Jeruzalem, niet verdrijven; alzo woonden de Jebusieten bij de
kinderen van Juda te Jeruzalem, tot dezen dag toe.


753
Jozua
Hoofdstuk 16
1. Daarna kwam het lot der kinderen van Jozef uit: van de Jordaan
bij Jericho, aan het water van Jericho, oostwaarts, de woestijn
opgaande van Jericho, door het gebergte Beth-el;
2. En het komt van Beth-el uit naar Luz; en het gaat door tot de
landpale des Archiets, tot Ataroth toe;
3. En het gaat af tegen het westen naar de landpale Jafleti, tot aan
de landpale van het benedenste Beth-horon, en tot Gezer; en
haar uitgangen zijn aan de zee.
4. Alzo hebben hun erfdeel bekomen de kinderen van Jozef,
Manasse en Efraim.
5. De landpale nu der kinderen van Efraim, naar hun huisgezinnen,
is deze: te weten, de landpale huns erfdeels was oostwaarts
Atroth-addar tot aan het bovenste Bethhoron.
6. En deze landpale gaat uit tegen het westen bij Michmetath, van
het noorden, en deze landpale keert zich om tegen het oosten
naar Thaanath-silo, en gaat door dezelve van het oosten naar
Janoah;
7. En komt af van Janoah naar Ataroth en Naharoth, en stoot aan
Jericho, en gaat uit aan de Jordaan.
8. Van Tappuah gaat deze landpale westwaarts naar de beek Kana,
en haar uitgangen zijn aan de zee. Dit is het erfdeel van den
stam der kinderen van Efraim, naar hun huisgezinnen.
9. En de steden, die afgezonderd waren voor de kinderen van
754
Efraim, waren in het midden van het erfdeel der kinderen van
Manasse, al die steden en haar dorpen.
10. En zij verdreven de Kanaanieten niet, die te Gezer woonden;
alzo woonden die Kanaanieten in het midden der Efraimieten tot
op dezen dag; maar zij waren onder schatting dienende.


755
Jozua
Hoofdstuk 17
1. De stam van Manasse had ook een lot, omdat hij de
eerstgeborene van Jozef was: [te] [weten] Machir, de
eerstgeborene van Manasse, de vader van Gilead; omdat hij een
krijgsman was, zo had hij Gilead en Bazan.
2. Ook hadden de overgebleven kinderen van Manasse [een] [lot],
naar hun huisgezinnen; [te] [weten] de kinderen van Abiezer, en
de kinderen van Helek, en de kinderen van Asriel, en de
kinderen van Sechem, en de kinderen van Hefer, en de kinderen
van Semida. Dit zijn de mannelijke kinderen van Manasse, den
zoon van Jozef, naar hun huisgezinnen.
3. Zelafead nu, de zoon van Hefer, den zoon van Gilead, den zoon
van Machir, den zoon van Manasse, had geen zonen, maar
dochters; en dit zijn de namen zijner dochteren: Machla en Noa,
Hogla, Milka en Tirza.
4. Dezen dan traden toe voor het aangezicht van Eleazar, den
priester, en voor het aangezicht van Jozua, den zoon van Nun,
en voor het aangezicht der oversten, zeggende: De HEERE heeft
Mozes geboden, dat men ons een erfdeel geven zou in het
midden onzer broederen. Daarom gaf hij haar, naar den mond
des HEEREN, een erfdeel in het midden der broederen van haar
vader.
5. En aan Manasse vielen tien snoeren toe, behalve het land Gilead
en Bazan, dat op gene zijde van de Jordaan is.
756
6. Want de dochteren van Manasse erfden een erfdeel in het
midden zijner zonen; en het land Gilead hadden de overgebleven
kinderen van Manasse.
7. Zodat de landpale van Manasse was van Aser af tot Michmetath,
die voor aan Sichem is; en deze landpale gaat ter rechterhand tot
aan de inwoners van Entappuah.
8. Manasse had wel het land van Tappuah, maar Tappuah zelve,
aan de landpale van Manasse, hadden de kinderen van Efraim.
9. Daarna komt de landpale af naar de beek Kana tegen het zuiden
der beek. Deze steden zijn van Efraim in het midden der steden
van Manasse; en de landpale van Manasse is aan het noorden
der beek, en haar uitgangen zijn aan de zee.
10. Het was van Efraim tegen het zuiden, en tegen het noorden was
het van Manasse, en de zee was zijn landpale; en aan het
noorden stieten zij aan Aser, en aan het oosten aan Issaschar.
11. Want Manasse had, in Issaschar en in Aser, Beth-sean en haar
onderhorige plaatsen, en Jibleam en haar onderhorige plaatsen,
en de inwoners te Dor en haar onderhorige plaatsen, en de
inwoners te En-dor en haar onderhorige plaatsen, en de
inwoners te Thaanach en haar onderhorige plaatsen, en de
inwoners te Megiddo en haar onderhorige plaatsen: drie
landstreken.
12. En de kinderen van Manasse konden [de] [inwoners] [van] die
steden niet verdrijven; want de Kanaanieten wilden in hetzelve
land wonen.
13. En het geschiedde, als de kinderen Israels sterk werden, zo
maakten zij de Kanaanieten cijnsbaar; maar zij verdreven hen
niet ganselijk.
757
14. Toen spraken de kinderen van Jozef tot Jozua, zeggende:
Waarom hebt gij mij ten erfdeel maar een lot en een snoer
gegeven, daar ik toch een groot volk ben, voor zoveel de
HEERE mij dus verre gezegend heeft?
15. Jozua nu zeide tot henlieden: Dewijl gij een groot volk zijt, zo
ga op naar het woud, en houw daar voor u af in het land der
Ferezieten en der Refaieten, dewijl u het gebergte van Efraim te
eng is.
16. Toen zeiden de kinderen van Jozef: Dat gebergte zou ons niet
genoegzaam zijn; er zijn ook ijzeren wagens bij alle
Kanaanieten, die in het land des dals wonen, bij die te Beth-sean
en haar onderhorige plaatsen, en die in het dal van Jizreel zijn.
17. Verder sprak Jozua tot het huis van Jozef, tot Efraim en tot
Manasse, zeggende: Gij zijt een groot volk, en gij hebt grote
kracht, gij zult geen een lot hebben;
18. Maar het gebergte zal het uwe zijn; [en] dewijl het een woud is,
zo houw het af, zo zullen zijn uitgangen de uwe zijn; want gij
zult de Kanaanieten verdrijven, al hebben zij ijzeren wagens, al
zijn zij sterk.


758
Jozua
Hoofdstuk 18
1. En de ganse vergadering van de kinderen Israels verzamelde
zich te Silo, en zij richtten aldaar op de tent der samenkomst,
nadat het land voor hen onderworpen was.
2. En er bleven over onder de kinderen Israels, aan dewelken zij
hun erfdeel niet uitgedeeld hadden, zeven stammen.
3. En Jozua zeide tot de kinderen Israels: Hoe lang houdt gij u zo
slap, om voort te gaan, om het land te beerven, hetwelk de
HEERE, de God uwer vaderen, u gegeven heeft?
4. Geeft voor ulieden drie mannen van elken stam, dat ik ze
heenzende, en zij zich opmaken, en het land doorwandelen, en
beschrijven hetzelve naar hun erven, en [weder] tot mij komen.
5. Zij nu zullen het delen in zeven delen; Juda zal blijven op zijn
landpale van het zuiden, en het huis van Jozef zal blijven op zijn
landpale van het noorden.
6. En gijlieden zult het land beschrijven in zeven delen, en tot mij
herwaarts brengen, dat ik voor ulieden het lot hier werpe voor
het aangezicht des HEEREN, onzes Gods.
7. Want de Levieten hebben geen deel in het midden van ulieden;
maar het priesterdom des HEEREN is hun erfdeel. Gad nu, en
Ruben, en de halve stam van Manasse, hebben hun erfdeel
genomen op gene zijde van de Jordaan, oostwaarts, hetwelk hun
Mozes, de knecht des HEEREN, gegeven heeft.
8. Toen maakten zich die mannen op, en gingen heen. En Jozua
759
gebood hun, die heengingen om het land te beschrijven,
zeggende: Gaat, en doorwandelt het land, en beschrijft het; komt
dan weder tot mij, zo zal ik ulieden hier het lot werpen, voor het
aangezicht des HEEREN, te Silo.
9. De mannen dan gingen heen, en togen het land door en
beschreven het, naar de steden, in zeven delen, in een boek; en
kwamen [weder] tot Jozua in het leger te Silo.
10. Toen wierp Jozua het lot voor hen te Silo, voor het aangezicht
des HEEREN. En Jozua, hoofdstuk deelde aldaar den kinderen
Israels het land, naar hun afdelingen.
11. En het lot van den stam der kinderen van Benjamin kwam op,
naar hun huisgezinnen; en de landpale van hun lot ging uit
tussen de kinderen van Juda, en tussen de kinderen van Jozef.
12. En hun landpale was naar den hoek noordwaarts van de Jordaan;
en deze landpale gaat opwaarts aan de zijde van Jericho van het
noorden, en gaat op door het gebergte westwaarts, en haar
uitgangen zijn aan de woestijn van Beth-aven.
13. En van daar gaat de landpale door naar Luz, aan de zijde van
Luz (welke is Bethel), zuidwaarts; en deze landpale gaat af naar
Atroth-addar, aan den berg, die aan de zuidzijde van het
benedenste Beth-horon is.
14. En die landpale strekt en keert zich om, naar den westhoek
zuidwaarts van den berg, die tegenover Beth-horon zuidwaarts
is, en haar uitgangen zijn aan Kirjath-baal (welke is Kirjath-
jearim), een stad der kinderen van Juda. Dit is de hoek ten
westen.
15. De hoek nu ten zuiden is aan het uiterste van Kirjath-jearim; en
deze landpale gaat uit ten westen, en zij komt uit aan de fontein
760
der wateren van Neftoah.
16. En deze landpale gaat af tot aan het uiterste des bergs, die
tegenover het dal van den zoon van Hinnom is, die in het dal der
Refaieten is tegen het noorden; en gaat af door het dal van
Hinnom, aan de zijde der Jebusieten zuidwaarts, en gaat af aan
de fontein van Rogel;
17. En strekt zich van het noorden, en gaat uit te En-semes; van daar
gaat zij uit naar Geliloth, welke is tegenover den opgang naar
Adummim, en zij gaat af aan den steen van Bohan, den zoon
van Ruben;
18. En gaat door ter zijde tegenover Araba naar het noorden, en gaat
af te Araba.
19. Verder gaat deze landpale door aan de zijde van Beth-hogla
Sez Golland ädäbiyättän 1 tekst ukıdıgız.
Çirattagı - Statenvertaling - 2 - 04
  • Büleklär
  • Statenvertaling - 2 - 01
    Süzlärneñ gomumi sanı 4418
    Unikal süzlärneñ gomumi sanı 802
    58.3 süzlär 2000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    75.1 süzlär 5000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    82.2 süzlär 8000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    Härber sızık iñ yış oçrıy torgan 1000 süzlärneñ protsentnı kürsätä.
  • Statenvertaling - 2 - 02
    Süzlärneñ gomumi sanı 4559
    Unikal süzlärneñ gomumi sanı 787
    56.5 süzlär 2000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    71.7 süzlär 5000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    78.3 süzlär 8000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    Härber sızık iñ yış oçrıy torgan 1000 süzlärneñ protsentnı kürsätä.
  • Statenvertaling - 2 - 03
    Süzlärneñ gomumi sanı 4395
    Unikal süzlärneñ gomumi sanı 806
    41.7 süzlär 2000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    52.5 süzlär 5000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    57.3 süzlär 8000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    Härber sızık iñ yış oçrıy torgan 1000 süzlärneñ protsentnı kürsätä.
  • Statenvertaling - 2 - 04
    Süzlärneñ gomumi sanı 4378
    Unikal süzlärneñ gomumi sanı 808
    46.0 süzlär 2000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    60.3 süzlär 5000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    65.8 süzlär 8000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    Härber sızık iñ yış oçrıy torgan 1000 süzlärneñ protsentnı kürsätä.
  • Statenvertaling - 2 - 05
    Süzlärneñ gomumi sanı 4503
    Unikal süzlärneñ gomumi sanı 910
    51.2 süzlär 2000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    67.6 süzlär 5000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    76.1 süzlär 8000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    Härber sızık iñ yış oçrıy torgan 1000 süzlärneñ protsentnı kürsätä.
  • Statenvertaling - 2 - 06
    Süzlärneñ gomumi sanı 4519
    Unikal süzlärneñ gomumi sanı 936
    49.8 süzlär 2000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    65.8 süzlär 5000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    73.2 süzlär 8000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    Härber sızık iñ yış oçrıy torgan 1000 süzlärneñ protsentnı kürsätä.
  • Statenvertaling - 2 - 07
    Süzlärneñ gomumi sanı 4551
    Unikal süzlärneñ gomumi sanı 820
    54.4 süzlär 2000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    70.4 süzlär 5000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    76.0 süzlär 8000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    Härber sızık iñ yış oçrıy torgan 1000 süzlärneñ protsentnı kürsätä.
  • Statenvertaling - 2 - 08
    Süzlärneñ gomumi sanı 4580
    Unikal süzlärneñ gomumi sanı 847
    57.4 süzlär 2000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    72.0 süzlär 5000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    79.8 süzlär 8000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    Härber sızık iñ yış oçrıy torgan 1000 süzlärneñ protsentnı kürsätä.
  • Statenvertaling - 2 - 09
    Süzlärneñ gomumi sanı 4521
    Unikal süzlärneñ gomumi sanı 877
    57.0 süzlär 2000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    72.5 süzlär 5000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    79.3 süzlär 8000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    Härber sızık iñ yış oçrıy torgan 1000 süzlärneñ protsentnı kürsätä.
  • Statenvertaling - 2 - 10
    Süzlärneñ gomumi sanı 4527
    Unikal süzlärneñ gomumi sanı 900
    55.9 süzlär 2000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    73.1 süzlär 5000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    79.3 süzlär 8000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    Härber sızık iñ yış oçrıy torgan 1000 süzlärneñ protsentnı kürsätä.
  • Statenvertaling - 2 - 11
    Süzlärneñ gomumi sanı 4590
    Unikal süzlärneñ gomumi sanı 866
    54.8 süzlär 2000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    70.3 süzlär 5000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    76.7 süzlär 8000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    Härber sızık iñ yış oçrıy torgan 1000 süzlärneñ protsentnı kürsätä.
  • Statenvertaling - 2 - 12
    Süzlärneñ gomumi sanı 4586
    Unikal süzlärneñ gomumi sanı 877
    53.8 süzlär 2000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    69.6 süzlär 5000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    75.2 süzlär 8000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    Härber sızık iñ yış oçrıy torgan 1000 süzlärneñ protsentnı kürsätä.
  • Statenvertaling - 2 - 13
    Süzlärneñ gomumi sanı 4601
    Unikal süzlärneñ gomumi sanı 784
    59.4 süzlär 2000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    76.3 süzlär 5000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    83.8 süzlär 8000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    Härber sızık iñ yış oçrıy torgan 1000 süzlärneñ protsentnı kürsätä.
  • Statenvertaling - 2 - 14
    Süzlärneñ gomumi sanı 4605
    Unikal süzlärneñ gomumi sanı 809
    55.9 süzlär 2000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    71.6 süzlär 5000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    77.1 süzlär 8000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    Härber sızık iñ yış oçrıy torgan 1000 süzlärneñ protsentnı kürsätä.
  • Statenvertaling - 2 - 15
    Süzlärneñ gomumi sanı 4538
    Unikal süzlärneñ gomumi sanı 877
    53.7 süzlär 2000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    72.7 süzlär 5000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    79.1 süzlär 8000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    Härber sızık iñ yış oçrıy torgan 1000 süzlärneñ protsentnı kürsätä.
  • Statenvertaling - 2 - 16
    Süzlärneñ gomumi sanı 4474
    Unikal süzlärneñ gomumi sanı 876
    55.6 süzlär 2000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    69.8 süzlär 5000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    76.3 süzlär 8000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    Härber sızık iñ yış oçrıy torgan 1000 süzlärneñ protsentnı kürsätä.
  • Statenvertaling - 2 - 17
    Süzlärneñ gomumi sanı 4639
    Unikal süzlärneñ gomumi sanı 871
    57.8 süzlär 2000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    74.8 süzlär 5000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    80.2 süzlär 8000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    Härber sızık iñ yış oçrıy torgan 1000 süzlärneñ protsentnı kürsätä.
  • Statenvertaling - 2 - 18
    Süzlärneñ gomumi sanı 4679
    Unikal süzlärneñ gomumi sanı 859
    57.3 süzlär 2000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    73.2 süzlär 5000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    79.9 süzlär 8000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    Härber sızık iñ yış oçrıy torgan 1000 süzlärneñ protsentnı kürsätä.
  • Statenvertaling - 2 - 19
    Süzlärneñ gomumi sanı 4485
    Unikal süzlärneñ gomumi sanı 1024
    49.3 süzlär 2000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    64.6 süzlär 5000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    71.0 süzlär 8000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    Härber sızık iñ yış oçrıy torgan 1000 süzlärneñ protsentnı kürsätä.
  • Statenvertaling - 2 - 20
    Süzlärneñ gomumi sanı 4545
    Unikal süzlärneñ gomumi sanı 866
    54.2 süzlär 2000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    69.6 süzlär 5000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    76.6 süzlär 8000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    Härber sızık iñ yış oçrıy torgan 1000 süzlärneñ protsentnı kürsätä.
  • Statenvertaling - 2 - 21
    Süzlärneñ gomumi sanı 4484
    Unikal süzlärneñ gomumi sanı 791
    55.1 süzlär 2000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    70.9 süzlär 5000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    78.1 süzlär 8000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    Härber sızık iñ yış oçrıy torgan 1000 süzlärneñ protsentnı kürsätä.
  • Statenvertaling - 2 - 22
    Süzlärneñ gomumi sanı 4467
    Unikal süzlärneñ gomumi sanı 852
    56.6 süzlär 2000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    72.4 süzlär 5000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    78.7 süzlär 8000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    Härber sızık iñ yış oçrıy torgan 1000 süzlärneñ protsentnı kürsätä.
  • Statenvertaling - 2 - 23
    Süzlärneñ gomumi sanı 4589
    Unikal süzlärneñ gomumi sanı 769
    59.7 süzlär 2000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    72.6 süzlär 5000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    79.6 süzlär 8000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    Härber sızık iñ yış oçrıy torgan 1000 süzlärneñ protsentnı kürsätä.
  • Statenvertaling - 2 - 24
    Süzlärneñ gomumi sanı 4658
    Unikal süzlärneñ gomumi sanı 835
    58.9 süzlär 2000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    73.3 süzlär 5000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    80.3 süzlär 8000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    Härber sızık iñ yış oçrıy torgan 1000 süzlärneñ protsentnı kürsätä.
  • Statenvertaling - 2 - 25
    Süzlärneñ gomumi sanı 4695
    Unikal süzlärneñ gomumi sanı 834
    58.8 süzlär 2000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    74.5 süzlär 5000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    81.1 süzlär 8000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    Härber sızık iñ yış oçrıy torgan 1000 süzlärneñ protsentnı kürsätä.
  • Statenvertaling - 2 - 26
    Süzlärneñ gomumi sanı 4671
    Unikal süzlärneñ gomumi sanı 822
    59.4 süzlär 2000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    73.7 süzlär 5000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    80.7 süzlär 8000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    Härber sızık iñ yış oçrıy torgan 1000 süzlärneñ protsentnı kürsätä.
  • Statenvertaling - 2 - 27
    Süzlärneñ gomumi sanı 4554
    Unikal süzlärneñ gomumi sanı 767
    55.2 süzlär 2000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    70.9 süzlär 5000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    78.1 süzlär 8000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    Härber sızık iñ yış oçrıy torgan 1000 süzlärneñ protsentnı kürsätä.
  • Statenvertaling - 2 - 28
    Süzlärneñ gomumi sanı 4510
    Unikal süzlärneñ gomumi sanı 845
    55.2 süzlär 2000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    71.3 süzlär 5000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    78.2 süzlär 8000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    Härber sızık iñ yış oçrıy torgan 1000 süzlärneñ protsentnı kürsätä.
  • Statenvertaling - 2 - 29
    Süzlärneñ gomumi sanı 4472
    Unikal süzlärneñ gomumi sanı 838
    53.5 süzlär 2000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    69.2 süzlär 5000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    76.2 süzlär 8000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    Härber sızık iñ yış oçrıy torgan 1000 süzlärneñ protsentnı kürsätä.
  • Statenvertaling - 2 - 30
    Süzlärneñ gomumi sanı 4281
    Unikal süzlärneñ gomumi sanı 1088
    29.3 süzlär 2000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    38.6 süzlär 5000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    44.1 süzlär 8000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    Härber sızık iñ yış oçrıy torgan 1000 süzlärneñ protsentnı kürsätä.
  • Statenvertaling - 2 - 31
    Süzlärneñ gomumi sanı 4308
    Unikal süzlärneñ gomumi sanı 934
    35.0 süzlär 2000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    45.0 süzlär 5000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    52.2 süzlär 8000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    Härber sızık iñ yış oçrıy torgan 1000 süzlärneñ protsentnı kürsätä.
  • Statenvertaling - 2 - 32
    Süzlärneñ gomumi sanı 4376
    Unikal süzlärneñ gomumi sanı 1045
    45.9 süzlär 2000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    59.7 süzlär 5000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    67.8 süzlär 8000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    Härber sızık iñ yış oçrıy torgan 1000 süzlärneñ protsentnı kürsätä.
  • Statenvertaling - 2 - 33
    Süzlärneñ gomumi sanı 4376
    Unikal süzlärneñ gomumi sanı 906
    48.0 süzlär 2000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    63.2 süzlär 5000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    71.0 süzlär 8000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    Härber sızık iñ yış oçrıy torgan 1000 süzlärneñ protsentnı kürsätä.
  • Statenvertaling - 2 - 34
    Süzlärneñ gomumi sanı 4352
    Unikal süzlärneñ gomumi sanı 883
    46.5 süzlär 2000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    60.9 süzlär 5000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    68.4 süzlär 8000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    Härber sızık iñ yış oçrıy torgan 1000 süzlärneñ protsentnı kürsätä.
  • Statenvertaling - 2 - 35
    Süzlärneñ gomumi sanı 4441
    Unikal süzlärneñ gomumi sanı 845
    53.0 süzlär 2000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    69.3 süzlär 5000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    75.9 süzlär 8000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    Härber sızık iñ yış oçrıy torgan 1000 süzlärneñ protsentnı kürsätä.
  • Statenvertaling - 2 - 36
    Süzlärneñ gomumi sanı 4367
    Unikal süzlärneñ gomumi sanı 893
    51.8 süzlär 2000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    68.5 süzlär 5000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    76.2 süzlär 8000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    Härber sızık iñ yış oçrıy torgan 1000 süzlärneñ protsentnı kürsätä.
  • Statenvertaling - 2 - 37
    Süzlärneñ gomumi sanı 4494
    Unikal süzlärneñ gomumi sanı 886
    53.1 süzlär 2000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    70.2 süzlär 5000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    77.4 süzlär 8000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    Härber sızık iñ yış oçrıy torgan 1000 süzlärneñ protsentnı kürsätä.
  • Statenvertaling - 2 - 38
    Süzlärneñ gomumi sanı 4483
    Unikal süzlärneñ gomumi sanı 853
    50.2 süzlär 2000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    66.8 süzlär 5000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    74.6 süzlär 8000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    Härber sızık iñ yış oçrıy torgan 1000 süzlärneñ protsentnı kürsätä.
  • Statenvertaling - 2 - 39
    Süzlärneñ gomumi sanı 4387
    Unikal süzlärneñ gomumi sanı 872
    51.6 süzlär 2000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    67.9 süzlär 5000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    76.7 süzlär 8000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    Härber sızık iñ yış oçrıy torgan 1000 süzlärneñ protsentnı kürsätä.
  • Statenvertaling - 2 - 40
    Süzlärneñ gomumi sanı 4285
    Unikal süzlärneñ gomumi sanı 881
    46.6 süzlär 2000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    60.8 süzlär 5000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    67.6 süzlär 8000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    Härber sızık iñ yış oçrıy torgan 1000 süzlärneñ protsentnı kürsätä.
  • Statenvertaling - 2 - 41
    Süzlärneñ gomumi sanı 4334
    Unikal süzlärneñ gomumi sanı 879
    49.4 süzlär 2000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    64.6 süzlär 5000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    73.1 süzlär 8000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    Härber sızık iñ yış oçrıy torgan 1000 süzlärneñ protsentnı kürsätä.
  • Statenvertaling - 2 - 42
    Süzlärneñ gomumi sanı 4381
    Unikal süzlärneñ gomumi sanı 973
    50.4 süzlär 2000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    64.1 süzlär 5000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    69.4 süzlär 8000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    Härber sızık iñ yış oçrıy torgan 1000 süzlärneñ protsentnı kürsätä.
  • Statenvertaling - 2 - 43
    Süzlärneñ gomumi sanı 4265
    Unikal süzlärneñ gomumi sanı 1012
    47.5 süzlär 2000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    60.6 süzlär 5000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    66.1 süzlär 8000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    Härber sızık iñ yış oçrıy torgan 1000 süzlärneñ protsentnı kürsätä.
  • Statenvertaling - 2 - 44
    Süzlärneñ gomumi sanı 4313
    Unikal süzlärneñ gomumi sanı 953
    43.7 süzlär 2000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    57.4 süzlär 5000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    63.8 süzlär 8000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    Härber sızık iñ yış oçrıy torgan 1000 süzlärneñ protsentnı kürsätä.
  • Statenvertaling - 2 - 45
    Süzlärneñ gomumi sanı 3955
    Unikal süzlärneñ gomumi sanı 718
    60.0 süzlär 2000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    76.0 süzlär 5000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    81.5 süzlär 8000 iñ yış oçrıy torgan süzlärgä kerä.
    Härber sızık iñ yış oçrıy torgan 1000 süzlärneñ protsentnı kürsätä.