De Uitvreter, Titaantjes, Dichtertje, Mene Tekel - 8

Sanojen kokonaismäärä on 1405
Yksilöllisten sanojen kokonaismäärä on 591
58.6 sanoista on 2000 yleisimmän sanan joukossa
72.3 sanoista on 5 000 yleisimmän sanan joukossa
77.9 sanoista on 8 000 yleisimmän sanan joukossa
Jokainen rivi edustaa sanojen prosenttiosuutta 1000 yleisintä sanaa kohti.
hoofd. De kamer was half donker. Hij bewoog niet. Ik stak 't gas op. De
prullemand stond achter 'm en daarin lag al z'n post van drie dagen,
ongeopend. Met z'n elleboog hat-i de heele rommel erin geschoven,
opzettelijk, zonder er naar te kijken. Z'n bediende hat-i maanden
geleden gedaan gegeven, de telefoon hadden ze weggenomen. Daar
zat-i. Aan de muur hing een lijst met afvaarten van stoombooten,
waarvan de laatste al weer lang was binnengekomen en na dien tijd weer
uitgevaren, herhaalde malen. En op den schoorsteen stond een dik boek,
een prachtuitgave van de Divina Commedia.
Buiten stonden de lantaarns te branden, bleek en vreemd in 't laatste
daglicht, als een wonderlijke vergissing, zooals ze zoo dikwijls
gestaan hadden. Een wonderlijke vergissing leek alles.
Nu zit Bekker weer ergens op een kantoortje. Hij heeft een goeie baas,
die hem respecteert, omdat hij Dante vertaald heeft. Op mooie dagen
stuurt-i Bekker 's middags weg, dan mag-i een beetje in 't zonnetje
wandelen.
Aan den drank is Bekker niet gegaan. Hij lost schaakproblemen op of
slaapt. Een voorstelling van de toekomst heeft-i niet. Hij verlangt
zelfs niet naar zes uur. Dat geeft toch niets. Z'n tractement beurt-i
met een weemoedig welbehagen, met weemoedig welbehagen koopt-i er
dassen en schoenen voor. Z'n kleeren zijn netjes geborsteld. Bij
tijden is hij een weinig ingenomen met zichzelf, om dat-i vroeger
"een geestelijk leven geleid heeft."
Hij ziet nog weleens een schilderijtje. Onlangs kwam ik hem nog
eens tegen. Toen had-i 't over de intocht van de koningin, dat
schilderijtje van Eerelman, waar 't woord "Odol" zoo natuurlijk op
geschilderd staat. Hij vroeg of 't niet een mooi schilderij was om
in een deftige apotheek op te hangen.
Kees loopt nog altijd voor de gasfabriek en verkeert in de benauwde
luchten, waar ik 't zoo even ook over gehad heb. Hij weet niet waar
't volgende kind zal moeten slapen. De kinderen zijn nu nog klein,
maar over een jaar of wat kibbelen ze 's morgens bij die ééne kraan
en dat ééne privaat, zooals dat altijd in district III gegaan is. Hij
tobt met wat Hoyer noemt: "'t Chronische tekort in 't huishouden van
den werkman," en koopt alleen 's Zaterdagsavonds sigaren. 's Zondags
moet-i de kinderen verbieden. Hij moppert dat-i 't zooveel beter had
kunnen hebben, als-i eerder naar z'n vader geluisterd had.
Z'n vrouw is goed voor 'm. Midden in de week heeft-i een schoone
zakdoek. Maar ze zal de lusten niet opwekken van iemand, die niet
aan haar gewend is, zooals Kees. Zes jaar geleden was dat anders.
En op zolder bij z'n vader, waar vroeger z'n hok was, daar hangen nu
de onderlijfjes van z'n zusters te droogen.


XIII.

En Bavink?
Bavink heeft 't tegen die "Godverdomde dingen" afgelegd. Die dingen die
geschilderd wilden wezen en als je dan dacht: "dan moet 't ook maar
gebeuren," dan wilden ze weer niet. Hij begon wat opgang te maken,
toen de strijd al op 't eind liep.
Twee maanden na mijn terugkomst kwam-i me heel kalm vertellen,
dat-i zijn gezicht op Rhenen in stukken had gesneden. En zoo was
't. De rivier, den berg, den Cuneratoren, de bloeiende appelboomen, de
roode daken van Rhenen, de kastanjes met hun witte en roode bloemen,
de bruine beuken en 't molentje ergens in de hoogte, 64 gelijke,
rechthoekige brokken van 15 bij 12-1/2 centimeter hat-i er van
gesneden, met een bot knipmes. Een heel werk was 't geweest.
't Ding had 'm geërgerd. 't Was niks, totaal niks, vodden. Hij wou van
mij weten, waarom iemand schilderde. Hij begreep zelf niets meer. Hij
stak z'n arm uit en wees in de ruimte. Dààr waren de dingen. Hij sloeg
met z'n vuist tegen z'n voorhoofd. En daar waren ze. Er uit wilden ze,
maar ze deden 't niet. Stapelgek werd je ervan.
Bijna een jaar daarna vond ik hem aan 't Centraalstation aan de
Parijzer trein van 8 uur. Hij bracht een of anderen kennis weg, een
haarboer met lange zwarte lokken en heel veel baard, meer haar dan
mensch, en een hoog voorhoofd met niets er achter. De ondergaande zon
stond te schijnen, groot en rood, aan 't eind van de kap stond-i,
er was een rossig schijnsel in de ruiten en 't vernis van de
spoorwagens. Bavink was dronken. De trein vertrok, schoof onder de
kap vandaan en boog even om naar links. Bij 't ombuigen flikkerde
't licht fel op de wagens.
Wij wandelden naar 't eind van 't perron. Een man met een seinlicht
kwamen wij tegen, ik zag, dat hij in 't voorbijloopen naar een
conducteur keek, die daar stond bij een anderen trein en een beweging
maakte van drinken met de hand aan den mond.
Wij stonden stil buiten de kap en keken naar de zon. "Zie je die
zon, Koekebakker?" De zon was bijzonder duidelijk, hij stond recht
voor ons uit en dicht bij, zoo groot en zoo rood was-i nog nooit
geweest. Hij raakte bijna de rails van den spoorweg, hij maakte geen
flikkeringen meer op de dingen, en alleen in de matglazen ruiten van
den locomotievenstal, rechts van den spoorweg, was een dof schijnsel.
"Je denkt dat ik dronken ben?" Dat dacht ik inderdaad. "Het maakt
geen verschil, Koekebakker, als ik nuchter ben, begrijp ik er toch
ook niks van."
"Begrijp jij wat die zon van mij wil? Vier en dertig ondergaande
zonnen heb ik tegen de muur staan, achter elkaar, omgekeerd. En toch
staat-i daar weer iederen avond."
"Als er geen wolken zijn," zei ik. Maar hij liet zich niet afleiden.
"Koekebakker jij bent altijd mijn beste vrind geweest. Ik ken jou
al--hoe lang al?"
"Omtrent dertien jaar Bavink." "Dertien jaar. Dat is lang. Weet je
wat jij doen moet? Doe me een lol. Heb je een hoedendoos?"
Ik zweeg.
"Doe 'm in een hoedendoos, Koekebakker. In een hoedendoos. Ik wil
met vrede gelaten worden. Doe 'm in een hoedendoos, in een ordinaire
hoedendoos. Hij verdient niet beter."
Bavink griende dronkemanstranen. Ik keek hulpeloos rond. Een heer in
een uniformjas en met gele biezen om z'n pet kwam op ons af en sprak
mij aan.
"Ik geloof mijnheer, dat u beter doet, als u dezen heer naar huis
brengt."
Ik salueerde en gaf Bavink een arm. Hij ging gewillig mee. In de
huurauto viel-i in slaap. Op de Nieuwe Zijds-Voorburgwal werd-i even
wakker toen wij door een kuil reden en wilde weer over die hoedendoos
beginnen. Maar meteen viel-i weer in slaap.
Op een morgen zat-i wezenloos te staren voor z'n laatste
zonsondergang. Ik kwam op z'n hok met Hoyer. Hij herkende ons
niet. Hij keek maar naar die zon, een groote, koude, roode zon,
die in wolken onderging.
"Hij kijkt me maar aan, wij begrijpen geen van beiden wat we van
elkaar moeten." Verder kwam-i niet.
Hij is nu in een gesticht voor zenuwpatienten. Hij is heel rustig. Hij
kijkt maar naar boven, naar de lucht of tuurt naar den horizon of
zit in de zon te staren tot z'n oogen pijn doen. Dat mag-i niet,
maar ze kunnen niets met 'm beginnen. Aan 't praten kunnen ze 'm niet
krijgen. Z'n schilderijen doen tegenwoordig aardige prijzen.
En Koekebakkertje is een wijs en bedaard man geworden. Hij schrijft
maar, ontvangt z'n schamel loon en geeft geen ergernis.
Gods troon is nog ongeschokt. Zijn wereld gaat haar gang maar. Af
en toe glimlacht God even om de gewichtige heeren, die denken dat
ze heel wat beteekenen. Nieuwe Titaantjes zijn al weer bezig kleine
rotsblokjes op te stapelen om 'm van z'n verhevenheid te storten en dan
de wereld eens naar hun zin in te richten. Hij lacht maar en denkt:
"Goed zoo jongens, zoo mal als je bent, ben je me toch liever dan
die mooie wijze heeren. 't Spijt me dat je je nek moet breken en dat
ik die heeren moet laten gedijen, maar ik ben ook God maar." En zoo
gaat alles z'n gangetje en wee hem die vraagt: Waarom?



EEN WOORD NA.

Voor hen die gaarne weten hoe het met de liefde gesteld is, wil ik
nog mededeelen, dat Dichtertje's Dora ontstaan is uit de idealisatie
van een jong meisje, waarvoor ik uit de verte de genegenheid van een
oud man voelde.
Toen zij het manuscript gelezen had, vertelde ik haar dat, en haar
antwoord was: "Ik heb toch nooit diabolo gespeeld." Ze zei dit niet
uit coquetterie of uit verlegenheid, ze had er niets van begrepen.

NESCIO.
5 Jan. 1918.
Olet lukenut 1 tekstiä osoitteesta Hollanti kirjallisuutta.
  • Osat
  • De Uitvreter, Titaantjes, Dichtertje, Mene Tekel - 1
    Sanojen kokonaismäärä on 4918
    Yksilöllisten sanojen kokonaismäärä on 1317
    48.7 sanoista on 2000 yleisimmän sanan joukossa
    62.6 sanoista on 5 000 yleisimmän sanan joukossa
    69.0 sanoista on 8 000 yleisimmän sanan joukossa
    Jokainen rivi edustaa sanojen prosenttiosuutta 1000 yleisintä sanaa kohti.
  • De Uitvreter, Titaantjes, Dichtertje, Mene Tekel - 2
    Sanojen kokonaismäärä on 5119
    Yksilöllisten sanojen kokonaismäärä on 1444
    45.0 sanoista on 2000 yleisimmän sanan joukossa
    59.6 sanoista on 5 000 yleisimmän sanan joukossa
    68.3 sanoista on 8 000 yleisimmän sanan joukossa
    Jokainen rivi edustaa sanojen prosenttiosuutta 1000 yleisintä sanaa kohti.
  • De Uitvreter, Titaantjes, Dichtertje, Mene Tekel - 3
    Sanojen kokonaismäärä on 5025
    Yksilöllisten sanojen kokonaismäärä on 1421
    47.0 sanoista on 2000 yleisimmän sanan joukossa
    63.1 sanoista on 5 000 yleisimmän sanan joukossa
    71.0 sanoista on 8 000 yleisimmän sanan joukossa
    Jokainen rivi edustaa sanojen prosenttiosuutta 1000 yleisintä sanaa kohti.
  • De Uitvreter, Titaantjes, Dichtertje, Mene Tekel - 4
    Sanojen kokonaismäärä on 5205
    Yksilöllisten sanojen kokonaismäärä on 1319
    47.0 sanoista on 2000 yleisimmän sanan joukossa
    61.1 sanoista on 5 000 yleisimmän sanan joukossa
    67.0 sanoista on 8 000 yleisimmän sanan joukossa
    Jokainen rivi edustaa sanojen prosenttiosuutta 1000 yleisintä sanaa kohti.
  • De Uitvreter, Titaantjes, Dichtertje, Mene Tekel - 5
    Sanojen kokonaismäärä on 5211
    Yksilöllisten sanojen kokonaismäärä on 1314
    48.3 sanoista on 2000 yleisimmän sanan joukossa
    63.7 sanoista on 5 000 yleisimmän sanan joukossa
    70.0 sanoista on 8 000 yleisimmän sanan joukossa
    Jokainen rivi edustaa sanojen prosenttiosuutta 1000 yleisintä sanaa kohti.
  • De Uitvreter, Titaantjes, Dichtertje, Mene Tekel - 6
    Sanojen kokonaismäärä on 5047
    Yksilöllisten sanojen kokonaismäärä on 1353
    49.8 sanoista on 2000 yleisimmän sanan joukossa
    65.0 sanoista on 5 000 yleisimmän sanan joukossa
    71.6 sanoista on 8 000 yleisimmän sanan joukossa
    Jokainen rivi edustaa sanojen prosenttiosuutta 1000 yleisintä sanaa kohti.
  • De Uitvreter, Titaantjes, Dichtertje, Mene Tekel - 7
    Sanojen kokonaismäärä on 5002
    Yksilöllisten sanojen kokonaismäärä on 1368
    48.0 sanoista on 2000 yleisimmän sanan joukossa
    63.4 sanoista on 5 000 yleisimmän sanan joukossa
    71.3 sanoista on 8 000 yleisimmän sanan joukossa
    Jokainen rivi edustaa sanojen prosenttiosuutta 1000 yleisintä sanaa kohti.
  • De Uitvreter, Titaantjes, Dichtertje, Mene Tekel - 8
    Sanojen kokonaismäärä on 1405
    Yksilöllisten sanojen kokonaismäärä on 591
    58.6 sanoista on 2000 yleisimmän sanan joukossa
    72.3 sanoista on 5 000 yleisimmän sanan joukossa
    77.9 sanoista on 8 000 yleisimmän sanan joukossa
    Jokainen rivi edustaa sanojen prosenttiosuutta 1000 yleisintä sanaa kohti.