Willem Mertens' levensspiegel - 9

Total number of words is 1903
Total number of unique words is 702
53.5 of words are in the 2000 most common words
66.4 of words are in the 5000 most common words
74.2 of words are in the 8000 most common words
Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
een vreemde splitsing in zich waarnam van den immer hoop gevenden verpleger en de goedgeloovige zieke. Ook had het koude water en de beweging tijdens het kleeden den bloedaandrang naar het hoofd doen afnemen, zoodat hij zich weer onzeker wist in zijn voornemen om een dokter te raadplegen. Wanneer het nog een gewone ziekte gold. Wat moest hij antwoorden op de vraag van den ander wat hem scheelde? Meneer, ik ben bang om gek te worden? Belachelijk en wat wist men er eigenlijk van? Maar hij voelde zich wezenlijk beter en kon beginnen met op straat te gaan. Het was bijna schemer en binnen een half uur zou de meid de tafel komen dekken. Zou hij nog wachten? De gedachte te moeten eten bezorgde hem weer een aanval van onpasselijkheid. Ook schaamde hij zich voor de wanorde en vernieling in zijn kamer. Wat moest hij zeggen? Wat had hem toch bezield? Plots flitste iets blind-vijandigs, iets moordadigs uit de dompe schemerhoeken, als bevond hij zich hier in een hinderlaag van het opperste gevaar, zoodat hij instinctmatig gewaarschuwd de kamerdeur woest openrukte. Toen stak hij overhaast wat geld bij zich en verliet de kamer, die hij, om de vernieling nog te verheimelijken, achter zich afsloot.
Eenmaal op straat bleef er ten slotte nog slechts
[p. 191]
zijn ziekelijk-overspannen verlangen naar Helene. Somwijlen had hij in zijn koortsige verbeelding haar zoo duidelijk levend naast zich, dat zijn tot het uiterste gespannen denken de regeling van zijn stappen in den steek liet. Dan stond hij een wijle tot het verband met haar uitéén woei en weer verder loopend dreef haar beeld bereids ergens schuin omhoog opzij, als de maanschijf die den vermoeiden laten wandelaar lokkend vooruit gaat. Zijn denken aan haar stremde ten laatste woordloos en werd tot iets stoffelijks dat puntig naar haar reikte als een vangarm. Probeerde hij haar voor een oogenblik te vergeten, dan vond hij zich blind en weerloos over de grenzen verbannen. Het gewone leven en de eerst-gegeven conceptie ervan vielen voor hem weg, maar zoodra zijn denken zich opnieuw aan Helene bond, werd alles weer dood-gewoon.
Hij moest eenige uren geloopen hebben toen hij vermoeid en hongerig in een onaanzienlijke kroeg in de buurt van het steegje binnensloop. Terwijl hij met dierlijke graagte een broodje met vleesch at, kwam hij voor een oogenblik tot bezinning en bekende zich zijn denken aan Helene overdreven en ziekelijk. Zijn verlangen naar haar was een leugen, want een verder samenleven was onmogelijk zonder een belofte voor de toekomst en dat wilde hij niet. En dan, gesteld ze
[p. 192]
zat nu werkelijk naast hem, zou zij hem wezen wat zijn ononderbroken verbeeldingswerk uit haar gemaakt had. Het was alles egoïsme, want hij had haar in werkelijkheid niet lief. Zijn verlangen naar haar was een leugen en zijn denken gold een ander. Toch was hij niet in staat zijne eigenzinnige gedachten op iets anders te dwingen. Hij wilde ten slotte ook niet want zoodra zij hem ontviel, bevond hij zich sidderend van angst en voor immer van zich vervreemd in de ontmenschde leegte.
Hij bestelde nog een broodje met vleesch en tijdens het snijden, terwijl hij mosterd nam, terwijl hij dronk en zijn denken eenvoudig die kleine bewegingen begeleidde, hield het tegelijkertijd toch nog haar wezen woordeloos omvangen.
Ze was er en zoolang zij met hun tweeën bleven dreigde er geen gevaar. Hij maakte het zich gemakkelijk voor het raam en een sterke weldoende rust duurde in hem voort. Er gebeurde niets meer en de gedachtenlooze spanning in zijn brein werd Helene zelve. Zij was reeds bij hem en hij gevoelde, dat zoodra zij zich zouden hebben verzoend, alles weder dood-gewoon zou zijn. Hij kon niet meer buiten haar en hun scheiding alleen was oorzaak van de verandering in zijn wezen. De eenheid van zijn leven was van haar afhankelijk, want wanneer hij haar ook
[p. 193]
slechts in gedachten voor één enkel oogenblik vergeten wilde, dan bemerkte hij hoe het in zijn binnenste plots zinlooze verwarring werd. Ja, hij moest de minste zijn, beloven haar te trouwen en zich desnoods nog dienzelfden avond voor de tante vernederen.
Maar hij schrok terug voor de platte onuitvoerbaarheid van zijn ziekelijk verbeeldingswerk. Waarom ook? Was het niet voldoende haar zoo bij zich te hebben? Hij wilde haar niet terugzien, want zoo dierbaar als zij hem in herinnering was, kende zij zich zelve niet. Zoo was er geen leugen meer in zijn omgang met haar, want zijn verlangen was eindelijk zonder naar haar te verlangen....
Zijn zitten werd nu met de woordlooze spanning van haar zekere aanwezigheid tot een doffe verveling. Probeerde hij soms zijn aandacht voor een oogenblik op het klein gebeuren in het kroegje of de voorbijgangers langs het raam te dwingen, dan bemerkte hij dat het hem onmogelijk was zich er weder in te denken. De oude werkelijkheid ontweek hem eigenzinnig en het dood gewone van voor enkele dagen was jaren lang geleden en verbleekt. Hij kon zich niet meer voorstellen straks als de anderen kalm en gewoon over straat te loopen. Hij werd weer onrustig. Zou de enkele herinnering aan Helene
[p. 194]
sterk genoeg blijken om hem in de volstrekte verandering van zijn wezen onschendbaar te handhaven. Hij werd plots angstig dat hij in staat was zich zelf hare aanwezigheid zoo ontzettend duidelijk op te dwingen. Zij was er en hij behoefde zijn hand slechts uit te strekken om onder tafel de hare te vinden. Maar dit heette waanzin en het mocht niet zijn. Ze moest werkelijk hier zijn, in levenden lijve zichtbaar en zijn woest verlangen deed hem weder besluiten naar het kroegje te gaan. Hij moest nu een daad verrichten waarvan zij de drijfveer was, menschen spreken die haar kenden en het vertrek zien waar zij zich nog kort te voren opgehouden had. Want wanneer hij thans werkeloos bleef, zou zijn overspannen verbeelding steeds heviger dicht de werkelijkheid nabij komen, zoodat hij eenmaal zonder afleiding in zijn stille kamer haar werkelijk zien zou, hetgeen waanzin was.
Eenmaal in het bezonnen buiten met den koelen nachtwind, woeien zijn geweldige voornemens als kaf uiteen. Weldra zat hij weer in een andere sombere kroeg onbewegelijk voor het venster en nam in zijn licht ruischende roes genoegen met de zekerheid het oude wijf den volgenden middag het adres van Helene af te dwingen.
Toen begon een afzichtelijke grauwe verveling, uren lang. Hij dacht steeds in een stomp-
[p. 195]
zinnige gelatenheid aan dat ééne en zag niets meer van de omgeving. Toen de kellner, die zich ook verveelde, een gesprek met hem begon, werd hij reeds na de eerste woorden dermate door zijn overspannen op één punt denken in beslag genomen, dat hij niets meer begreep. Hij bezocht nog verschillende kroegen, maar zelfs vergetelheid door drinken was hem niet vergund. Het eenige wat nog gebeurde, was dat hem bij het voorbijgaan van een donker slop een droom van een der vorige nachten te binnen schoot.
Dit gaf hem eenige afleiding. Het zonderlinge was, dat een doordringende lucht als van pulp hem het gedroomde in herinnering bracht. Dezelfde lucht had hem ook in zijn slaap tot bezinning doen komen en hij ging ook in zijn droom eenzaam door de stille buitenwijken. De buurten werden steeds leeger en donkerder en ten slotte kwam hij voor een doodloopend slop te staan. Hij wilde reeds omkeeren, toen zijn aandacht nog werd getrokken door iets wits achter een ruit en hij tot zijn ontzetting een man met een witte slaapmuts op en in een wit hemd roerloos aan het raam zag zitten. Terwijl het hem nog door het brein ging, dat het toch waanzin was om als aan het einde der wereld midden in den nacht alleen in het gebeurtenlooze zwarte buiten te zitten staren, sloeg de eenzame huisman zijn
[p. 196]
groote glanzend bruine oogen op en werd hij met een geweldige kracht naar het raam gesleurd, waar hij bewustloos neerviel.
Een zonderlinge droom, nog vreemder, omdat hij zeker wist den geweldige vroeger als gewoon mensch te hebben gekend. Hij bleef daarover tobben en herinnerde zich ten slotte, in een kroeg in de buurt van zijn kamer, den eenzamen huisman als de lange jongen, die hem als kind in het schemere park de geheime zonde had geopenbaard. Dat was lang geleden. Hij bloosde plots in het vernederend besef zelfs heden den gluipling nog niet onbevangen te kunnen aanzien. Alles binnen hem kwam voor het allerlaatst in woesten opstand. Over een half uur waren alle kroegen gesloten en dreigde hem star-helder ongelukkig alleen-zijn in zijn stille kamer. Toen had hij een inval, liet zich een groote kruik genever inpakken en bleef rustig, als in het bezit van een zeker wapen, zitten drinken tot de kroeg gesloten werd.
Terwijl hij in het donkere portaal de kruik neerzette om de kamerdeur te kunnen openen, zag hij door een kier dat er binnen licht was. Een alles verstommende schrik deed hem een oogenblik ademloos gebukt staan. Er brandde licht. Natuurlijk de meid, die na het bed opmaken de lamp had laten branden. Niets anders.
[p. 197]
Hij sloop op de teenen van de kamer weg. Wanneer hij luid om hulp riep zou de broeder van de juffrouw hem ter zijde snellen. Toen herinnerde hij zich bij het heengaan zelf de kamer afgesloten te hebben. Hij snikte in het duister van radeloozen angst en de oogen puilden hem uit het verwrongen gelaat toen hij bemerkte met onweerstaanbare kracht en zonder geluid te kunnen geven, naar de ellendige deur gedwongen te worden. De zilte tranen biggelden hem in de mondspleet, terwijl hij, zoo zachtjes als hem dat met sidderende hand mogelijk was, het slot omdraaide.
Aan tafel zat een heer en in plaats te gillen van angst, ging hij tot zijn verwondering rustig binnen en sloot uit eigen beweging de kamerdeur van binnen. Het ging tusschen hen beiden en niemand van de buitenwereld kon begrijpen. Er was geen redding mogelijk, want hij herkende den ander onmiddellijk als den geweldige uit zijn droom. Zoo stond hij een oogenblik, onderworpen als een slaaf, met de kruik in de hand; maar de zittende wachtte, het hoofd bewegingloos afgewend, tot hij zou spreken. De bezoeker was in rok en witte das, met parelknoopen in het overhemd en verlakte schoenen. Hij droeg van alles het fijnste en een met zware zijde gevoerde jas lag bij zijn claquehoed op de sofa.
[p. 198]
Toch was het de gore lange uit het park. Hoe was het mogelijk, dat de ellendeling het tot zoo iets gebracht had?
‘Nou, Willem,’ vroeg de late gast, zonder op te zien.
‘Kijk me niet aan,’ smeekte hij met trillende stem, ‘waarom ben je hier?’
‘Je bent toch onverbeterlijk,’ antwoordde de gluipling lijzig, starend op zijn glimmende schoenen, ‘en ik ben gekomen om je nog eenmaal een les te geven.’
Toen begreep hij plots den kostbaren staat en een gillende afschuw van het helsch sujet gaf hem den moed der vertwijfeling, zoodat hij met de kruik als doodelijk wapen op hem toesprong.
Hij zag alleen nog maar de groote witte handen aan de staalgespierde polsen, waarmede het rokmensch hem opving als de eene acrobaat den ander en hem sissend van woede voor zich uit naar het venster droeg. Een gerinkel van glas bracht hem tot bezinning, één oogenblik zag hij de maan-belichte wanordelijk-leege kamer, trachtte zich nog vast te klampen aan de gladde besponningen, toen stortte hij ruggelings, tot na een donderende stilte, de doelbewuste zweving naar het Andere begon.

einde.
You have read 1 text from Dutch literature.
  • Parts
  • Willem Mertens' levensspiegel - 1
    Total number of words is 4754
    Total number of unique words is 1635
    37.9 of words are in the 2000 most common words
    53.2 of words are in the 5000 most common words
    60.7 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Willem Mertens' levensspiegel - 2
    Total number of words is 4754
    Total number of unique words is 1671
    38.0 of words are in the 2000 most common words
    53.8 of words are in the 5000 most common words
    63.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Willem Mertens' levensspiegel - 3
    Total number of words is 4784
    Total number of unique words is 1632
    38.8 of words are in the 2000 most common words
    54.2 of words are in the 5000 most common words
    62.9 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Willem Mertens' levensspiegel - 4
    Total number of words is 4683
    Total number of unique words is 1615
    37.8 of words are in the 2000 most common words
    54.8 of words are in the 5000 most common words
    63.7 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Willem Mertens' levensspiegel - 5
    Total number of words is 4856
    Total number of unique words is 1560
    41.4 of words are in the 2000 most common words
    56.8 of words are in the 5000 most common words
    66.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Willem Mertens' levensspiegel - 6
    Total number of words is 4835
    Total number of unique words is 1477
    44.2 of words are in the 2000 most common words
    60.0 of words are in the 5000 most common words
    68.7 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Willem Mertens' levensspiegel - 7
    Total number of words is 4860
    Total number of unique words is 1514
    41.2 of words are in the 2000 most common words
    56.9 of words are in the 5000 most common words
    65.3 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Willem Mertens' levensspiegel - 8
    Total number of words is 4735
    Total number of unique words is 1480
    43.4 of words are in the 2000 most common words
    59.8 of words are in the 5000 most common words
    68.4 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Willem Mertens' levensspiegel - 9
    Total number of words is 1903
    Total number of unique words is 702
    53.5 of words are in the 2000 most common words
    66.4 of words are in the 5000 most common words
    74.2 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.