Proza - 12

Total number of words is 4514
Total number of unique words is 1638
34.5 of words are in the 2000 most common words
45.7 of words are in the 5000 most common words
53.2 of words are in the 8000 most common words
Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
doesde een klein rond neusje lodderig weg, tusschen een paar prikkelende
oogjes die er steenkoolzwart uit boorden en boven een breed bloeienden
mond, een paar slurpende lippen, omgeschulpt in hun geplooi, krullend
tot twee donkere groefjes naar de hoeken, vaag onder het donsje van een
teêr knapenkneveltje.
Doch in haar kissebissige haast drentelde ze gauw weêr rond en snauwde
ze tegen haar dochter Consuela die haar opgejaagd en verward in de
voeten liep; van alle kanten te gelijk kwebde haar mond en zwermden en
zwatelden haar hooge woorden; ze schold de oude dienstmeid die werkeloos
stond te schemeren in het donker van de gangdeur, voor animala[56], maar
de meid bleef staan, de handen onder het blauwe keukenschort, eventjes
geniepig lachend om haar dunne, ingevallen lippen.
[56] Beest.
En al maar pruttelend had de senora toen de zware pootige mesa[57]
dichtgeklapt, haar met een til naar achterover aangepakt en in haar
armgespan genomen, het houten gevaarte tegen haar geweldigen buik
opgebeurd, en zoo, met den bobbel op het tafelblad en de handen er
stevig omgekromd, zeulde zij voetje voor voetje vooruit, stenend boven
haar buik, schommelend met de tafel waarvan de vracht een donkeren
spierslinger trok onder in haar arm. De tafel plompte neêr met een
harden bonk, en de senora, doodaf, viel als een zwaar pak neêrgesmeten
op den stoel die 't dichtst bij was.
[57] Tafel.
Consuela stond met de lamp in de hand niet wetend wat te doen. 't Licht
door de wit-steenen lampekap omlaag gestuurd, viel op de onderhelft van
haar bakvischachtig meisjesgezicht, liet de oogen in schaduw, maar gleed
afstroomend langs den sluiken rok van haar daagsch japonnetje. Doch de
moeder schreeuwde haar toe de lamp op het buffet te zetten. Por Dios, ze
kon daar toch niet eeuwig als een kerkkandelaar blijven staan; er moest
nog zooveel gedaan worden. Zij was alweêr overeind; de brasero[58] moest
nog weg; was 't niet al warm genoeg na al dat eten. En met hetzelfde
aangepak van haar machtige armen bukte ze naar den vloer, ze beurde den
wichtigen houten ring met koperen bak vol gloênde asch den grond af en
dribbelde er meê vooruit en gaf aan de kat, die er zich bij te koesteren
zat, een schopje met haar zwart-gepantoffelden voet; schrikspringend en
met den staart in de lucht, hoepte het beestje voor zijn sjouwende en
blazende meesteres de gangdeur uit en de keuken in.
[58] Verwarmingstoestel.
De senora bleef toen in de keuken, de comedor was in orde. De matte
stoelen, alle vóor aan de zittingen vochtig donker geworden van het veel
bezeten zijn en glimmend door het lange gerij der beenen, stonden langs
de muren gedrongen, stijf, sportig en leêg, zielloos de gasten wachtend.
Op het buffet, hoog zooals Consuela haar gezet had, in den hoek 't
dichtst bij de deur, stond de lamp groengoud schitterend op het oude
brons der fijn gefigureerde oliepeer; eenzaam brandde de vlam boven het
stortbad van haar eigen licht. En 't was er omheen op de buffetplanken
en waterglazen een stil en innig geglans, beweêrlicht door het snel
opgeflikker der karaffen en waterglazen, die ondersteboven gekeerd om
het stof, de planken vulden met het waterachtig donker van hun
glaslichamen.
Aan den anderen kant doesde de lichtcirkel der lamp over het deurgat
heen tot in de gang en daar verschemerend, kwam dan terugkrommend op de
eerste stoelen, maar liet het groote kale veld van den witten kalkmuur
in de dun uitgespreide schaduw van het goudene lampgeschijn. Zoo was de
comedor weggevaagd achter het weinige licht. In een hoek tegenover het
buffet aan den wand geschoven, schuilde de tafel, en daar stonden nog
meer stoelen onder de geluikte ramen, die overdag uitzicht gaven in het
patio[59]; twee schuine ijzeren bouten kruisten daar den wand, de luiken
klemmend in het binnenzicht der kozijnen. De meid was even naar binnen
komen sloffen; ze zette een karaf met glazen op een rood gelakt
presenteerblad klaar op de tafel en slofte toen weêr heen, de handen
dadelijk onder de schort. En in den wachtenden comedor was daar de klok
het eenige levende ding, zooals zij zwart midden op den muur haar
slinger heen en weêr stuurde, die dof-gloeiend glansde in zijn eeuwig
gaan.
[59] Binnenplaats.
* * * * *
Van uit de keuken kwam in een wadem van warm water en lauwe
etens-geuren, een door-elkander-slaan van vrouwenstemmen, tegen elkaâr
oppratend, een holderdebolderachtig gekijf, verbrijzeld door het
geklikklak van steen slaande tegen steen, kwaad bewogen borden in een
vaatwerk, het onverschillig gedoe der meid die almaar krieuwende met
de senora en Consuela, den etensboel wegwaschte. Dan klepten er deuren
in de gang, voeten stapten er, en stemmen zeiën: «buen paseo, buenas
noches."[60] Twee mannen gingen het deurgat voorbij, een er van pakte
het licht op den witten handboord van zijn bewegenden arm. Ze bleven wat
lachen in de keuken, kwamen weêr terug, zacht met elkaar pratend. En
even daarna kwam de stem der padrona hun weggaan nagalmen: «Non llegad
esta noche tanto tarde, caballeros, vienen muchas gentes."[61] Een
jongensstem met den baard nog in zijn keel praatlachte wat terug; toen
kwam de witgejakte padrona voor het deurgat staan; ze had de armen
opgestoken als een wanhopende en almaar lachend riep ze: «Si, si....
o, estos perfidos muchachos, o. o.. o... o!"[62] Ze deed een paar
stappen vooruit om beter verstaan te worden: «Si... si.... mujures
tambien, puedo asegurar a Ustedes!"...[63] «Si.. si!" herhaalde ze
met de hand als een roeper aan den mond. «Volved pronto Senor Juan y
Frasquetito"[64] toen met een: «Toma!"[65] smeet ze haar laatste woorden
hun achterna: «Carmela va bailar!"...[66]
[60] Prettige wandeling, goeden avond.
[61] Komt van avond niet zoo laat thuis, heeren, er komen veel luidjes.
[62] O, wat een slechte jongens!
[63] «Ja, ja, vrouwen ook... ik kan het u verzekeren."
[64] Kom gauw terug.
[65] «Pak aan."
[66] «Carmen gaat dansen."
* * * * *
Laat in den avond kwam Frasquetito binnenstappen in het gebabbel dat uit
de open deur van den schemerenden comedor feestelijk hem te gemoet kwam.
De lamp was voor mogelijke ongelukken blijven staan in de hoogte op het
buffet. Er waren nog niet veel menschen en er moesten er zooveel komen:
el caballero de abajo[67] nog en zijn vrouw, en de dokter, maar die
zou wel laat komen, en dan Carmen nog die dansen zou, zeker, o, ademas
muchos[68]. Zoo snoefde de padrona. Ze was nu deftig in het zwart.
Prettig en zelfvoldaan blonk haar vet gezichtje in haar neêrgezegen
zwart zijdene voornaamheid. Ze had al haar gouden ringen aan haar
vingers en boven op den knoedel van het hoog opgekamde haar, met een
rijkdom van krulletjes als een vlechtwerkje op haar voorhoofd geplakt,
was de speldeknop voor de mantilla pronkend als een gouden knikkerbal.
Ze zat achterover, met de hand steun zoekend aan de zitting van den
stoel, om meteen zoo haar ongemakkelijk lichaam een beetje te helpen
verzetten. Zoo keuvelde ze met een ouden, deftig uitzienden mijnheer,
een rijken wijnkooper, die voorover gebogen, deed of hij erg luisterde,
op haar knieën keek, speelde met zijn zwaar gouden horlogeketting,
aldoor gewichtig knikkend met zijn kaal en glimmend hoofd.
[67] Mijnheer van beneden.
[68] «O, een heele boel nog."
--Mire[69] daar was Frasquetito al... Caspita, hij had zijn guitarra bij
zich,... en olé!... «musica y alegria!"[70] jubelde de meisjesstem van
Consuela uit een anderen hoek van den comedor.
[69] Kijk.
[70] Muziek en vroolijkheid.
't Was een lange slungel met een schonkigen jongenskop, een boersche
verschijning, die met sloome beenen naar binnen kwam. Hij was geboortig
uit Huelva en beproefde hier in Madrid zich bekwaam te maken voor
Toledo, voor de militaire akademie; want hij zou eenmaal officier zijn.
Omdat hij nog zoo jong was en al zoo veel praats had, werd hij door zijn
tafelgenooten, plagend, Fransje genoemd in plaats van Frans. Maar wat
zou dat? Zou je dan denken dat Napoleon geen praatsmaker geweest was?
Hoe wou je anders in tijd van oorlog de soldaten aanvuren? Geen beter
dan hij kon uren schetteren over de Carolinakwestie, en stokstijf hield
hij vol dat geen Pruisisch soldaat het uithield tegen een Spaansch, die,
matig, uren kon marcheeren met pak en zak, op water en brood, en die
bovendien allen valiente[71] waren. Hij zat bij 't comida[72] naast Dr.
Avilar, die echt Castiliaan, deftig, bijna nooit iets zei, geen wijn
dronk--Frasquito beweerde uit armoe--een donker ernstig man, overtuigd
revolutionair, die dadelijk na den eten zijn diario[73] uit den zak
haalde en begon te lezen.
[71] Dapper.
[72] Middagmaal.
[73] Dagblad.
Aan zijn andere zij zat 's middags een vreemdeling, een schilder, die in
't museum van het Prado copieën maakte naar Velasquez; hij noemde dien
zijn amigo[74] en probeerde zijn weinigje Fransch aan hem te luchten.
[74] Vriend.
Overdag zat hij in zijn kamertje studentikoos sigaretten te rooken,
waarvan hij er altijd een als een pennenhouder had zitten achter zijn
oor en die 't vel van zijn rechterhandsduim hadden bruin gebrand, en
tokkelde dan, lui met het hoofd tegen den muur, op zijn guitarra, de
stores van het patio-venstertje neêr, zoo de uren doorlevend in het
lommer der binnenkamer, soezerig in het gemurmel van zijn zwaarmoedige
landsliederen. Maar soms leerde hij, en dan kon ieder in de gang van het
kosthuis hem hooren leeren: «el padre.. le père. en... de las madres...
des mères... à la hya... à la fille.. las hermanas... les soeurs"... of
wel hij begon voor de zooveelste maal het begin van den «Télémaque" op
te dreunen: «Calypso ne pouvait se consoler du départ d'Ulysse" omdat
hij dat kennen moest voor zijn admissie.
In huis deed hij altijd zijn guttapercha-boord af, dat was luchtiger, en
dien lei hij dan om weêr wit te weeken in zijn waschwaterkom.
Nu ook had hij het zich gemakkelijk gemaakt, thuis, zonder stijfheid
aan zijn jongenshals kwam hij binnen, overdreven buigend met een gewilde
snaakschheid. De senora vroeg hem of Don Juan nog niet kwam, hij bracht
haar, «o, este perfido muchacho," met een aardigheidje over vrouwen aan
het lachen. Vervolgens maakte hij zijn compliment voor de dame die naast
de padrona zat. Met zijn guitarra achteruit gestoken, langs de beenen
strak gestrekt, stond hij, een troubadour op een oud prentje gelijk,
zijn grimassen te maken voor de knieën der terugknikkende schoone.
't Was een mooie Andaluze, een jongere zuster der padrona, met de
feestdagen over. Achteruit geleund zat ze op haar stoel, vol komend
zoo met haar zwart glimmend corsage uit het mat-glanzende plooien- en
krookengeschik der zwaar zijden japon, die overal over den stoel hing en
bij elke beweging kraakte. Achter van haar hoofd, omdalend langs haar
gave ronde wangen, vielen de plooien der uit de mode rakende mantilla;
een gespin van kantrag omwolkte het ovaal van haar gezicht en een
strooisel van fijne gaasbloempjes borduurde in de plooien en brokkelde
over haar schouders. Ze bewoog de handen zacht in den schoot, wolkjes
frischheid zoo opjagend naar boven met haar rooden, zacht wiegenden
waaier, en kleintjes lachte haar mooie mond, terwijl ze verwonderd keek
onder de loome oogleden vandaan naar den grappig doenden Frasquetito.
Allen hadden schik in hem; de dentiste die op de tweede piso[75] woonde,
een luidpratende, zich veel bewegende man, een blonde Arragonees met
roode wijnwangen, een goede vent al zag hij er wat bar uit, vertelde
Frasquetito, met een gezicht dat bijna enkel snor was (twee dikke
wreedharige snorbossen van een koperdraadkleur had hij als een valsche
karnevalsknevel geplakt zitten onder zijn neus) bulderde bravo en deed
zijn lippenvlaggen wapperen en trillen en sprong en reed op zijn stoel
alsof de zitting ervan betooverd was. Consuela giegelde en riep den
geestigen Frasquito bij haar te komen, maar juist had de dentiste hem
bij den knoop van zijn jasje vastgekregen, dus knikte hij maar even naar
haar om, koddig, met de hand op de plaats waar zijn hart zat.
[75] Verdieping.
--«Buenas noches!" zei Arturo, de man der senora en kwam witgevest in
het lamplicht binnen. Hij zag bleek en lijdend, vermoeid en schuw school
het blauw van zijn oogen in den belangstelling-vragenden kop. Hij hield
zijn zoontje aan de hand, een mooi aangedrild kereltje, vier jaar
ongeveer, gestoken in een wit uitstaand gestreken jongenspakje, met een
brandroode sjerp er over heen. Het ventje stond er stijf in, naast de
knieën van zijn vader, heelemaal in de schaduw van een buitensporigen
wandelhoed, die als een kolossaal boomblad schuttend zich omboog over
zijn kleinheid. Hij werd bewonderd. Consuela sprong op en begon haar
broertje te zoenen en te knuffelen, zoodat de vader riep: «Hombre! je
verkneukelt hem heelemaal!" De kleine plakte zijn handje in het gezicht
van zijn zuster, de gasten lachten om den bijdehanden Arturito.
Pruttelend ging Consuela naar haar plaats, de hand aan de wang, kijkend
met zwarte oogen, donkerder nog van den toorn, haar broertje na, die in
de laagte van stoel tot stoel ging op aanraden van zijn dikke mama. De
vader was in zijn mooie houding bij de deur blijven staan, leunend op
zijn wandelstok, wachtend om zijn jongen zelf naar bed te brengen.
Maar Frasquetito was naast den extrangero[76] gaan zitten die ook
gevraagd was. Hij vond dezen met zijn rug tegen de tafel, zeker in zijn
hoek. 't Was een klein persoon, een beetje stevig, een beetje rossig,
een bril op zijn neus, een man die zich blijkbaar vreemd voelde en stil
in zich zelven voortleefde. De eerste dagen dat hij in de Casa was,
hadden de studenten getracht een loopje met hem te nemen; 't scheen dat
hij er niets van gemerkt had. Frasquetito voorop, deed zijn best; zij
spraken vrijuit over hem, in de zekerheid dat hij 't wel niet verstaan
zou. Hij gaf zich dan ook al heel weinig moeite; meestal bracht hij aan
tafel een boek meê, lei het naast zijn bord en las er uit tusschen het
kauwen door. De eenige met wien hij soms wat praatte, was Arturo, die
wel Fransch sprak, maar die at meestal niet meê of kwam pas bij het
dessert.
[76] Vreemdeling.
Arturo was telegrafist; hij was vroeger, evenals de studenten, slechts
kostganger geweest, maar nu sinds eenige jaren leefde hij met de padrona
die weduwe was. De kleine Arturo was uit hen geboren. Maar men nam in
't huis niet veel notitie van hem. Frasquito had den schilder al gauw
verteld dat hij onder de plak zat, en dat hij een zwakke man was en dat
die vrouw zijn geheele gestel had ondermijnd. Maar zonder die inlichting
had de vreemdeling zelf veel kunnen zien; alle dagen hoorde hij het
paar twisten en het stemmetje van den telegrafist ondergaan in het
forsch-ademend gepraat der padrona. De heeren aan tafel maakten onder
elkaâr gekheid om 't geval. Don Juan wist zeker dat zij van Arturo
genoeg had, Doctor Avilar goed aankeek, maar die zou zich wel niet zoo
gauw laten inpalmen... och wat, een vrouw was altijd sterker dan een
man... en Consuela, haar dochter.... maar die was ook niet zoo onnoozel
als ze er uitzag.... had Don Rafaël niet gezien dat ze zich door den
brievenbesteller op den mond liet kussen, achter de deur. En ze vonden
dien altijd lezenden schilder «demasiado franco,"[77] niet beleefd
genoeg, vervelend, en «bruto como todos los temperamentos del
Norte."[78]
[77] Te vrij.
[78] Grof als alle Noordsche temperamenten.
Doch op een goeien dag had de vreemdeling zich in eens met een kort
gezegde in hun spreken gemengd; ze waren er beteuterd een oogenblik van,
verlegen dat hij hun gesprek begreep, verbaasd, waar hij toch, caramba,
que cabeza[79] dat Spaansch vandaan gehaald had. Dr. Avilar had plots
opgekeken toen boven zijn krant vandaan en geschaterd had hij van uit
zijn zwarten snorbaard met een ongewoon kort harden lach. Na dien tijd
werd de schilder ontzien en was het ijs gebroken; Frasquetito vooral,
beschaamd geworden, noemde hem nu zijn «amigo", vroeg de uitspraak van
moeielijke Fransche woorden, deed zijn best te bevallen, was niet zoo
snaaksch meer jegens den vreemdeling.
[79] Wat een hoofd.
De gezelligheid in den comedor werd telkens grooter, er kwamen immer
nog gasten bij. Zoo pas was het de mijnheer van beneden geweest, een
nietige man, die achter zijn statige vrouw aanging, een bleeke
Madrilena. Omdat ze toch de straat niet over behoefde te gaan, kwam ze
zonder hoed, ongekleed in een havanabruin huiskostuum met een groote
poef van achteren. Nu was het de huisgenoot Don Juan, die staakrecht
door de deur kwam, in de puntjes verzorgd, zoo hij kwam van de paseo;
't was een Aranjuees, doctor in de rechten, die in Madrid zijn carrière
zocht, royalist als Frasquetito en een politiek twistzoeker met Dr.
Avilar. Maar zijn groote passie, dat waren de toros. Zondags aan tafel,
na elke corrida, overstroomde hij de eters met zijn verrukt-zijn om een
mooie overwinning of met zijn luidruchtige kwaadheid over het mislukken
van zijn geliefd genot.
Hij groette beleefd, maakte zijn compliment voor de Andaluze, en, mooie
man, praalde hij voor haar met zijn witte tanden, die aaneengesloten
blonken als het gebit van een neger tusschen uit zijn zwarte en zuiver
geknipte knevel en puntbaard. Frasquetito vertelde dat hij een
vrouwengek was, die allerlei buitenkansjes had. Juan bleef bij de
Andaluze zitten praten, almaar bevallig, spitsend aan het puntje van
zijn baardje, of onder het causeeren dóor knipte hij met den langen
nagel aan den pink van zijn witte rechterhand.
Bij den stoel van den dentiste was een kleine opschudding, de mijnheer
van beneden weigerde met «muchisimas gracias"[80] de hem aangeboden
plaats, maar de senora gaf van uit haar hoek hard lachend raad; de
dentiste liep weg, drentelend ging zijn rustelooze vroolijkheid van den
eenen hoek naar den anderen.
[80] Veel bedankjes.
Langzamerhand geraakten de gasten op hun gemak, de comedor begon te
gonzen van gezelligheid. Frasquetito had herhaaldelijk willen praten
met den extrangero, maar 't kon niet vlotten. Zijn buurman, afgezonderd
in zijn hoek, bleef of hij iemand wachtte, stiller en stiller geworden
in dat rondgezwerm van vreemde spraakgeluiden, van veel woorden, niet
tot hem gezegd, aanspoelend in zijn ooren, veel woorden die hij niet
verstond. Hij hoorde het lispelen om zich, rustloos als het gezwatel
van bladeren in een boom, een gegons als een ruimtewind van geheimen
vol, een loom lippengebabbel als van water dat eeuwig loopt,
vertrouwelijk gezeur en geleuter, gaande van mond tot oor; maar
opschietend als vinnige visschen uit 't vlakke water van 't gefluister,
kwamen tot zijn bevatting de hooger gezegde woorden in het gehinnik van
het gelach en het geklank der taal, wanneer een bedoeling natrilde in
het levende geluid; hij hoorde het uitsissen en uitzeggen, hij zag de
woorden aankomen van achter de gesloten tanden, het optillen van het
lippenvleesch en buitjes van spathagelend geluid den mond uitgaan,
scherp als een gezegden hoon uitgestooten, dan als met een beet
afgeknapt, nijdig. En stemmengegrom kwam overal vandaan, klanken
opdoemend als uit de diepte van den buik, een kelderachtig geknor
gorgelend door de keel, wanneer uit een wijd opengeganen mond een woord
kwam met de zware Arabische jota[81], die als een stuk Noordsche ernst
gromt door het gesuizel van de zuiderspraak.
[81] De Spaansche j wordt uitgesproken als een zware g, als onze ch.
Stil zat de vreemdeling, verloren in dat wonder van een gesproken spraak
en meêdrijven liet hij zich op dat groote mysteriënmeer, dat hij om zich
hoorde ebben en spoelen al breeder en zwoeler, een geluiddrang die de
wanden zou uitzetten, te groot geworden voor den comedor. Een waas van
vocht begon te nevelen in zijn dichte oogleden, als een vlies cirkelde
het zich voor den oogbal; hij voelde de saâmdrukking der pupil en
de rimpeling boven de brauw, als wanneer hij zich tot kijken moest
inspannen, tot turen zijn oogen vernauwde. Toen was 't een oogenblik of
alles wat hij om zich wist, schijnen kwam binnen in de luiken van zijn
oogen, verinnigd en vereenvoudigd.
Maar Frasquetito begon zijn snaren aan te slaan en «musica, musica,"
joolde de meisjesstem van Consuela uit een hoek van den comedor.
Hij keek op. Een valscherm van licht gelijk, sloeg de lamp in zijn
oogenzien, hoog, als zwevend boven den vloer; en langs den witten
schemerwand zag hij de donkere menschen zitten, zwarte spoken,
vaal-lampzwart, met handen en koppen begloeid van een doovig rood; in
het natte oogwit spritste het licht en er was naglimmend gefonk in hun
gouden sieradiën.
Ze zaten allen stil, leunend naar elkaâr nog, half pratend naar elkaâr
nog, in onbewuste spreekbewegingen gebleven, onderbroken in hun gesprek
door de eerste akkoorden der guitarra.
Over den vloer, tusschen de stoelen vandaan, zag hij de poes sluipen,
stil-donker levend op het strak wachtende plankenveld, dat tusschen hem
en de menschenrij kaal en leêg lag, doorploegd met stijve naden en met
de bloemen van het nervige hout.
Maar bij den ingang der deur was de lichtcirkel van de lamp rossig op
den grond en daar midden-in stond op de voeten wijd vaneen geplant,
maar hoogerop leunend tegen het buffet vol glazen, de dentiste in
zijn leverkleurig pak, lachend uit zijn wijnrooien kop, met het licht
brandend in zijn geel haar en in zijn vlamkleurige snorren.
--«Cantemos, cantemos!"[82] daverde zijn stem.
[82] Laat ons zingen, laat ons zingen.
--«Olé, olé," schreeuwde Consuela dadelijk klaar; ze begon in de handen
te slaan.
--«Quien sabe cantar el flamengo?"[83]
[83] Wie kan er flamengo zingen?
--«La senorita."[84]
[84] De juffrouw.
--«Don Juan."[85]
[85] Mijnheer Jan.
--«Excusame Usted."[86]
[86] Verontschuldig me.
--«Si, si."
--«Toca, toca, Frasquetito."[87]
[87] Speel, speel, Fransje.
Allen riepen tegelijk. In het gehaspel der stemmen stemde Frasquito zijn
guitarra die hij als een kind op zijn schoot had, de hals stak hem hoog
boven den schouder uit.
Arturo, die zijn zoontje had naar bed gebracht, kwam weêr binnen en nam
den stoel naast Frasquetito.
--«Venga par aqui, caballero!"[88] stoorde bevelend bijna de
soldatenstem der padrona; «aqui, par aqui," riep ze met de hand op de
zitting van den stoel kloppend, die nu ledig was aan haar zij.
[88] Kom hier, mijnheer.
Boven het klankgat van zijn guitarra gebogen loopend, den jukbeenigen
kop schuin, den jongensmond open, verstrooid door aandacht, luisterend
naar het timbre van het geluid dat zijn hand uit de snaren tokkelde, zoo
liep Frasquito over naar den stoel aan den anderen wand.
En de comedor was geheel stil geworden van menschengepraat; de klok
tikketakte met klein droog geratel boven den jongen, die het zich
gemakkelijk maakte, zoo hij dat in zijn kamertje gewoon was. Hij
schuurde met zijn hoofd langs den muur om een goed plaatsje te vinden.
De Andaluze, die zingen zou, kwam op uit haar behagelijke keuvelhouding
met Don Juan, leunde naar den kant van den speler om beter met hem samen
te gaan.
--«Un momento,"[89] vroeg deze.
[89] Een oogenblik.
Hij wrong een paar der schroeven boven in het schopje aan den zwarten
hals van zijn guitarra nog wat vaster, ze knerpten onder het
weêrgestreef der snaren die wit voorbij het donkere klankgat zich
spanden, vervolgens beproefde hij nog even met zijn duim, de toon
zoemde, toen lei hij het hoofd achterover.
--«Pronto, que tocar?"[90]
[90] Klaar, wat spelen?
--«Un tango, un tango!" riepen drie, vier stemmen.
--«Bueno, un tango."[91]
[91] Goed, een tango.
En als het geluid van een gong in een oostersch huis begon het. Zijn
hand, slap in het polsgewricht, flapte heen en weêr, met slierende
vingers sloeg hij de snaren over. Het klaagklankte en trilde uit den
hollen buik van zijn instrument, ernstig en zwaar, den toon van een
violoncel nabijkomend was het snaargeluid, en het weende en zoemde na
als het sterven van een gongslag in een oostersch huis.
En meteen daarop, hoogkeelde de Andaluze een aanroependen tweeklank uit,
den verren kreet van een dwaler in de bergen geleek het, toen ze zong:
[Muzieknotatie: Ja- - -a Ja- - -a.]
--«Olé, olé!" blèrde Consuela weêr, ze sloeg de handen holklappend op
elkaâr, hard bij de guitarra-tonenreeks beginnend, die dadelijk volgde
op den aanroep. Joedelend neuriede de Andaluze er bij meê:
[Muzieknotatie: _Ad libitum._]
De uitpsalmende klank zieltoogde, zwoel, veel geluid in zich dragend,
donker, en ging toen dood.
't Was even stil, toen begon de guitarra opnieuw. Frasquetito's hand
ging streelend nu over de snarenbaan, met loomen greep, gedachteloos,
zooals een mannenhand streelt over vrouwenhaar. En onder het liefkoozen
van zijn dwalende vingers, zwol weg een zwerm van week tonengebruis,
soms met een klein waterhelder opgetokkel van de duimsnaar aan het
einde; een groot rumoer van veel ver trillende peessnaren was het, vaag
als vliegende insecten in heiren gonzend, treurig als het zwaarmoedig
gestem van oosterlingen klaagzingend door hun neus. 't Was of de speler
met zijn dichte oogen zichzelven er mede sussen wilde tot den slaap, zoo
gedoofd was 't geluid en de rust die eruit op zich drong.
En voor dat achtergeluid van dommel en droomen, geluidjes aan elkaâr,
zooals de gebronsde kleurtonen gebonden zijn in een oud wandbehang
van arabesken vol, tjingde het hooge nootje van den duim als een goud
zonvonkje op een hoogsel van het ornament en stemde het levende liedje
dat de Andaluze met een zachte altstem zong:
[Muzieknotatie:
Un mar de pe-nil-las ten-go, -- -- -- -- --
Un mar de pe-nil-las ten-go,
In el fon-do de mi al-ma,
Cu-an-do su-be la ma-re-a,
Ni-no de mi co-ra-zon.
Cu-an-do su-be la ma-re-a
De los o- -jos sa-le el a-gua
Cu-an-do su-be la ma-re- -a
De-los o- - -jos sa-le el a-gua.[92]
]
[92] De vertaling van het liedje is:
Een zee van smarten heb ik
In de diepte van mijn ziel
Wanneer de vloed stijgt,
--Jongen van mijn hart--
Springt uit mijn oogen het water.
Het gezang zweeg, uitsuizend in het geschemer van den comedor. De
Andaluze zakte gemakziek in de plooien van haar japon terug, terwijl
Frasquetito voorovergekomen, met grootere aandacht nog in de snaren
greep, als een echo de laatste maten naämend van het gezongen lied.
Stil stierf onder zijn handen het akkoord, sober als vaak het gebaar
is waarmeê een mensch een droefheid besluit.
--«Brava, muy bien, bonita,"[93] schreeuwden de gasten.
[93] Zeer goed, mooi!
De dentiste draafde naar de tafel, schonk zich een glas water, draaide
lollig de punten van zijn snor met het vocht op en ging naar den hoek
waar de senora troonde.
Daar werd het druk. Don Juan maakte er complimentjes aan de senorita
over haar mooie stem. De wijnkooper praatte bedaard en fatsoenlijk met
de madrilena, terwijl haar man nietig en wezenloos op zijn stoel zat.
Met halven toon tokkelde Frasquetito voor zichzelven.
--«Il joue très bien le flamengo[94] ce garçon," zei Arturo tot den
schilder.
[94] Flamengo = Vlaamsch = distingué. Men beweert dat Karel V wanneer in
zijn hofomgeving, hem iets trof door zijn mooiheid, gewoon was zijn
tevredenheid te betuigen: «het is of 't Vlaamsch is." _Nu_ is 't woord
populair.
--«Si, si, ça sonne bien."
--«Et ça vous plaît?"
--«Beaucoup."
--«Savez-vous," hernam Arturo in zijn nationaliteitsijdelheid
geprikkeld, hij draaide op zijn stoel bij «savez-vouz, c'est absolument
espagnole....e." (Hij hield ervan, wanneer hij Fransch sprak, de woorden
wat te liefkoozen.) «Ce sont des airs très antiques... d'origine
arabe... ça nous est venu des Maures."
--«Aha!"
--«Oui," ging hij voort, met een fijn mondje, een weinig doceerend,
een beetje van uit de hoogte pochend: «Oui, de chanter et de jouer
le flamengo, c'est bien difficile... Ça ne s'apprend pas á l'école,
comprenez-vous, cette musique est toute de tradition vocale.... C'est
You have read 1 text from Dutch literature.
Next - Proza - 13
  • Parts
  • Proza - 01
    Total number of words is 4350
    Total number of unique words is 1648
    32.7 of words are in the 2000 most common words
    45.6 of words are in the 5000 most common words
    53.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Proza - 02
    Total number of words is 4556
    Total number of unique words is 1466
    36.1 of words are in the 2000 most common words
    51.9 of words are in the 5000 most common words
    59.5 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Proza - 03
    Total number of words is 4525
    Total number of unique words is 1608
    32.3 of words are in the 2000 most common words
    46.3 of words are in the 5000 most common words
    54.3 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Proza - 04
    Total number of words is 4688
    Total number of unique words is 1390
    33.7 of words are in the 2000 most common words
    47.9 of words are in the 5000 most common words
    55.9 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Proza - 05
    Total number of words is 4567
    Total number of unique words is 1620
    32.1 of words are in the 2000 most common words
    46.0 of words are in the 5000 most common words
    55.3 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Proza - 06
    Total number of words is 4690
    Total number of unique words is 1582
    36.4 of words are in the 2000 most common words
    52.1 of words are in the 5000 most common words
    60.6 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Proza - 07
    Total number of words is 4764
    Total number of unique words is 1562
    38.4 of words are in the 2000 most common words
    51.9 of words are in the 5000 most common words
    58.7 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Proza - 08
    Total number of words is 4645
    Total number of unique words is 1533
    32.5 of words are in the 2000 most common words
    45.4 of words are in the 5000 most common words
    53.2 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Proza - 09
    Total number of words is 4786
    Total number of unique words is 1683
    35.0 of words are in the 2000 most common words
    49.5 of words are in the 5000 most common words
    57.6 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Proza - 10
    Total number of words is 4837
    Total number of unique words is 1606
    34.6 of words are in the 2000 most common words
    47.9 of words are in the 5000 most common words
    54.3 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Proza - 11
    Total number of words is 4880
    Total number of unique words is 1544
    38.2 of words are in the 2000 most common words
    51.8 of words are in the 5000 most common words
    58.0 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Proza - 12
    Total number of words is 4514
    Total number of unique words is 1638
    34.5 of words are in the 2000 most common words
    45.7 of words are in the 5000 most common words
    53.2 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Proza - 13
    Total number of words is 4515
    Total number of unique words is 1626
    32.7 of words are in the 2000 most common words
    45.3 of words are in the 5000 most common words
    52.3 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Proza - 14
    Total number of words is 4572
    Total number of unique words is 1720
    30.0 of words are in the 2000 most common words
    42.5 of words are in the 5000 most common words
    48.9 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Proza - 15
    Total number of words is 3953
    Total number of unique words is 1602
    31.8 of words are in the 2000 most common words
    42.3 of words are in the 5000 most common words
    48.8 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.